Toelichting bij COM(2008)95 - Beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (Uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0095


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 22.2.2008


COM(2008) 95 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (Uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (Uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad)

Dit beoordelingsverslag wordt door de Commissie uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad van 16 juli 2003 betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten i.

Volgens artikel 1 van die beschikking wordt de betrokken steun, die erin bestaat dat de Italiaanse Republiek het bedrag aan extra heffing op melk dat melkproducenten de Gemeenschap voor de periode van 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn, zelf aan de Gemeenschap betaalt en die producenten dan toestaat hun schuld gespreid over een aantal jaren in termijnen renteloos af te lossen, bij uitzondering als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd op voorwaarde dat:

- de producenten hun schuld volledig aflossen in jaarlijkse termijnen van gelijke omvang en

- de aflossingsperiode niet langer duurt dan 14 jaar vanaf 1 januari 2004.

In artikel 2 van de beschikking is bepaald dat de steun slechts mag worden verleend als Italië het totale bedrag aan extra heffing voor de betrokken tijdvakken bij het EOGFL declareert en bovendien de nog openstaande schuld in drie gelijke jaarlijkse termijnen aftrekt van de uitgaven die door het EOGFL worden gefinancierd voor respectievelijk november 2003, november 2004 en november 2005.

Italië heeft het totale bedrag aan extra heffing voor de betrokken tijdvakken naar behoren gedeclareerd in een bijlage bij een brief van 26 augustus 2003.

De nog openstaande schuld is naar behoren afgetrokken van de uitgaven die het EOGFL heeft gefinancierd voor november 2003, november 2004 en november 2005.

Op grond van artikel 3 van de beschikking moeten de bevoegde Italiaanse autoriteiten elk jaar aan de Raad en de Commissie verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij hebben geboekt bij de invordering van het bedrag aan extra heffing dat producenten verschuldigd zijn voor de periode van 1995/1996 tot en met 2001/2002.

De Italiaanse autoriteiten hebben hun derde verslag als bedoeld in dat artikel bij de Raad en de Commissie ingediend als bijlage bij een brief van het AGEA van 31 oktober 2007; het betreft de termijnbetaling van 2006.

2.

BETALING VAN DE HEFFING IN HET KADER VAN DE TERMIJNREGELING


Van de in totaal 25.000 producenten die heffing verschuldigd waren voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, maar die van een nationale rechtbank opschorting van betaling hadden verkregen in afwachting van een definitieve uitspraak, hebben er circa 15.200 gekozen voor betaling in het kader van de termijnregeling. Deze keuze hield in dat alle hangende rechtszaken werden ingetrokken. Voorts heeft het niet voldoen van een jaarlijkse termijn uitsluiting uit de regeling tot gevolg, zodat de producent zich in dat geval blootstelt aan opeising van het hele verschuldigde bedrag inclusief rente.

De 15.200 deelnemende producenten waren circa 345 miljoen euro verschuldigd, wat ongeveer een derde was van het totale bedrag aan openstaande heffingen op het niveau van de producenten. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelneming aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum in sterkere mate hadden overschreden (10.000 producenten aan wie voor de zeven tijdvakken circa 695 miljoen euro aan heffingen in rekening is gebracht), de voorkeur gegeven aan voortzetting van hun rechtszaak voor een Italiaanse rechter.

De derde termijn moest door 12.426 producenten uiterlijk op 31 december 2006 worden betaald en daarmee was in totaal 25.110.128 euro gemoeid. De geringe stijging van het bedrag van de derde termijn vergeleken met de ramingen in de eerdere verslagen is toe te schrijven aan het feit dat de deelneming aan de regeling in 2006 iets is toegenomen doordat een nieuwe mogelijkheid werd geboden om zich uiterlijk op een bepaalde datum alsnog voor de regeling op te geven op voorwaarde dat de eerste drie termijnen onmiddellijk werden betaald en dat alle lopende rechtszaken werden ingetrokken. Dat minder producenten de derde termijn hebben betaald dan de 15.200 producenten die oorspronkelijk aan de regeling deelnamen, is dan weer te verklaren uit het feit dat ongeveer 2.500 producenten hebben besloten om hun hele openstaande heffingenschuld af te lossen in het kader van de eerste en de tweede termijn.

Van het totale bedrag dat in het kader van de derde termijn verschuldigd was, is 99,5% geregistreerd als tijdig betaald door 99,4% van de betrokken producenten.

Eerder was voor de eerste en de tweede termijn respectievelijk 99,6% en 97,9% van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd. In het kader van de eerste drie termijnen is in totaal ongeveer 78,6 miljoen euro aan heffingen geïnd.

Deze percentages duiden beslist op een bereidheid bij de deelnemende producenten om hun verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van de mate van inzet bij de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen uiteindelijk volledig worden geïnd.

In dit verband wijst de Commissie erop dat het derde verslag geen enkele informatie bevat over de bedragen aan heffing die dankzij de controles en handhavingsprocedures voor de eerste twee termijnen daadwerkelijk werden geïnd bij het betrekkelijk geringe aantal producenten die deze termijnen niet hadden voldaan. Gezien het feit dat deze producenten daardoor zijn uitgesloten van verdere deelneming aan de over 14 jaar lopende regeling en dat bijgevolg alle heffingen die zij nog verschuldigd zijn voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, onmiddellijk opeisbaar zijn met rente, moet dergelijke informatie als een noodzakelijk onderdeel van de jaarverslagen worden beschouwd.

3.

VOOR DE TIJDVAKKEN 1995/1996 TOT EN MET 2001/2002 VERSCHULDIGDE HEFFINGEN DIE NIET IN DE TERMIJNBETALINGSREGELING ZIJN OPGENOMEN EN NOG STEEDS VOOR EEN ITALIAANSE RECHTBANK WORDEN BETWIST


In het voorgaande is reeds gezegd dat betrekkelijk weinig gebruik van de termijnbetalingsregeling is gemaakt bezien uit het oogpunt van het in die regeling opgenomen bedrag aan heffingen. Zo is de belemmering voor een onmiddellijke inning die is opgeworpen door de opschorting van betaling die Italiaanse rechtbanken hebben toegestaan in afwachting van een definitieve uitspraak, blijven bestaan voor ongeveer 10.000 producenten aan wie heffingen ten bedrage van ongeveer 695 miljoen euro in rekening zijn gebracht en die ervoor hebben gekozen hun rechtszaak voort te zetten. De mogelijkheid om in 2006 alsnog tot de regeling toe te treden heeft niet veel verbetering in deze situatie gebracht, aangezien slechts betrekkelijk weinig producenten er gebruik van hebben gemaakt.

De Commissie heeft in het beoordelingsverslag dat zij in februari 2006 bij de Raad heeft ingediend, gesteld dat in de toekomstige jaarverslagen van Italië specifieke aandacht dient te worden besteed aan de rechtszaken die de betrokken zeven tijdvakken betreffen, en nadere gegevens dienen te worden verstrekt over de invordering bij de producenten die hun rechtszaak hebben verloren. Zonder dergelijke informatie is het voor de Commissie niet mogelijk om op correcte wijze de vooruitgang te volgen die wordt geboekt bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen.

In antwoord op dit verzoek is in het Italiaanse verslag een lijst opgenomen van de betwiste bedragen aan heffing over de betrokken zeven tijdvakken ten aanzien waarvan de Italiaanse rechtbanken in de loop van 2005 en 2006 een voor de overheid gunstige uitspraak hebben gedaan. In totaal gaat het om 1.681.000 euro, waarvan bij de afsluiting van dat verslag kennelijk slechts 231.700 euro als betaald was geregistreerd. Vermeld werd dat voor het grootste deel van de bedragen waarover in 2005 uitspraak is gedaan, procedures voor een afgedwongen betaling zijn ingeleid.

De Commissie vindt deze informatie te beperkt om het haar mogelijk te maken te beoordelen of optimale vooruitgang is geboekt bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen en waarvoor de gerechtelijke procedures zijn beëindigd. Wat de in de loop van 2005 gedane rechterlijke uitspraken betreft, lijkt het abnormaal dat het grootste deel van de bevestigde vorderingen in oktober 2007 nog niet was geïnd. In het licht daarvan dient de algemene bewering dat procedures voor een afgedwongen betaling zijn ingeleid, te worden onderbouwd met bijzonderheden over de huidige stand van de betrokken zaken.

4.

CONCLUSIE


De Commissie is van mening dat de vooruitgang die de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de invordering van de bedragen die waren verschuldigd door de producenten die hebben gekozen voor deelneming aan de termijnregeling voor de betaling van de extra heffing over de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002, aantoont dat die invordering op adequate wijze wordt beheerd. De Commissie wijst er echter op dat, nu er geen gegevens zijn over de bedragen die daadwerkelijk zijn geïnd bij de weinige deelnemende producenten die niet aan hun termijnverplichtingen hebben voldaan en daardoor van verdere deelneming zijn uitgesloten, het haar niet mogelijk is een oordeel te geven over de voortvarendheid die aan de dag is gelegd, of de vooruitgang die is geboekt, bij de inning van de betrokken heffingen.

Wat de bedragen aan heffing betreft die niet zijn opgenomen in de termijnregeling en ten aanzien waarvan een definitieve rechterlijke uitspraak is gedaan die gunstig is voor de overheid, is de Commissie van mening dat de verstrekte informatie te beperkt is om het haar mogelijk te maken te beoordelen of optimale vooruitgang is geboekt bij de inning. Daarom vraagt zij dat in de toekomstige jaarverslagen de nodige bijzonderheden over dergelijke zaken worden verstrekt.