Toelichting bij COM(2008)502 - Tweede monitoring en evaluatieverslag over de werking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB van de Raad

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0502

Verslag van de Commissie aan de Raad - Tweede monitoring en evaluatieverslag over de werking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB van de Raad /* COM/2008/0502 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 1.8.2008


COM(2008) 502 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

tweede monitoring en evaluatieverslag over de werking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB van de Raad

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

tweede monitoring en evaluatieverslag over de werking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB van de Raad

Inleiding



Eén van de centrale doelstellingen van de Europese Unie is de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van veiligheid te verschaffen. Om deze doelstelling te verwezenlijken, moeten de lidstaten nauwer samenwerken, vooral wat betreft de uitwisseling van informatie tussen hun bevoegde wetshandhavingsinstanties en tussen deze instanties en die van instanties van derde landen.

Afgegeven en blanco paspoorten die zijn gestolen, verloren of verduisterd, worden gebruikt om strafvervolging te ontlopen en strafbare feiten te plegen die de veiligheid van de Unie en van elke lidstaat in gevaar kunnen brengen. Doeltreffende maatregelen kunnen wegens de aard van de bedreiging alleen op het niveau van de Unie worden genomen.

Alle lidstaten zijn aangesloten bij de Internationale Politieorganisatie (Interpol). Om haar opdracht uit te voeren heeft Interpol een gegevensbank over gestolen reisdocumenten opgezet (SLTD) waarmee de leden van Interpol onderling gegevens over verloren en gestolen paspoorten kunnen uitwisselen.

Volgens Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun bevoegde wetshandhavingsautoriteiten met het oog op opname in een specifiek informatiesysteem geformatteerde gegevens uitwisselen over afgegeven en blanco paspoorten die zijn gestolen, verloren of verduisterd, er daarbij op toeziend dat de grondrechten van de betrokkenen worden geëerbiedigd.

3.

1. BELANGRIJKSTE UIT HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VOORTVLOEIENDE VERPLICHTINGEN


Het gemeenschappelijk standpunt legt de lidstaten 5 verplichtingen op:

- alle bestaande en toekomstige paspoortgegevens (zie definitie) met Interpol uitwisselen;

- ervoor zorgen dat onmiddellijk na de opname van gegevens in de nationale gegevensbank of in het SIS, deze gegevens ook worden uitgewisseld met Interpol;

- gegevens uitsluitend meedelen aan leden van Interpol die een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens kennen en die de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens naleven;

- ervoor zorgen dat de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten de Interpolgegevensbank raadplegen wanneer dit voor de uitvoering van hun taak passend is, en de infrastructuren opzetten die nodig zijn om de raadpleging te vergemakkelijken;

- ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten doen wat nodig is in geval van een positieve identificatie ("hit").

1.

Doel


4.

VAN HET VERSLAG EN EVALUATIEMETHODE


In 2006 heeft de Europese Commissie bij de Raad een verslag ingediend over de werking van het gemeenschappelijk standpunt in de lidstaten i. In het verslag van 2006 werd geconcludeerd dat het gemeenschappelijk standpunt nog niet volledig ten uitvoer werd gelegd door de lidstaten; daarnaast werden bepaalde aanbevelingen gedaan. De Raad heeft de Commissie opgedragen een tweede verslag in te dienen, om na te gaan in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen i.

Daarop heeft de Commissie op 1 juni 2007 de lidstaten een vragenlijst gestuurd om vast te stellen in hoeverre en op welke wijze in de praktijk gevolg is gegeven aan het gemeenschappelijk standpunt en welke verbeteringen er eventueel na het verslag van 2006 zijn doorgevoerd.

Alle lidstaten hebben de vragenlijst beantwoord. De aan de Commissie meegedeelde informatie was soms vaag en onvolledig, en bevat verwijzingen naar de nationale wet- en regelgeving zonder dat daarover nadere bijzonderheden worden verstrekt; ook zijn sommige vragen door verschillende lidstaten verschillend geïnterpreteerd. Daarom heeft de Commissie specialisten van de lidstaten uitgenodigd voor een bijeenkomst, waarop duidelijkheid moest worden verschaft over de antwoorden op de vragenlijst en conclusies moesten worden getrokken. Deze bijeenkomst heeft op 17 en 18 september 2007 in Brussel plaatsgevonden.

Dit verslag geeft een overzicht van de schriftelijke antwoorden op de vragenlijst en van de mondelinge toelichting en informatie die de specialisten van de lidstaten hebben verschaft tijdens de bijeenkomst van september. Op basis daarvan wordt beoordeeld in hoeverre het gemeenschappelijk standpunt ten uitvoer wordt gelegd.

5.

3. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN


6.

3.1. Is het gemeenschappelijk standpunt over de uitwisseling van bepaalde gegevens met Interpol (2005/69/GBVB) door uw lidstaat in praktijk gebracht?


- Zo ja, hoe? Vermeld a.u.b. de uitvoeringsmaatregel.

- Zo nee, is uw lidstaat voornemens dit alsnog te doen?

- Voor de lidstaten die de vragenlijst van 2006 hebben beantwoord: is de situatie veranderd in 2006/2007?

Uit de antwoorden van de lidstaten op deze vraag blijkt dat alle lidstaten stappen hebben ondernomen om het gemeenschappelijk standpunt in praktijk te brengen, maar dat de tenuitvoerlegging in verschillende stadia verkeert. Letland en Slowakije hadden op het moment dat zij hun antwoorden indienden het gemeenschappelijk standpunt nog niet volledig in praktijk gebracht, maar verwachtten dat dit eind 2007 wel het geval zou zijn. De antwoorden laten zien dat in het algemeen sinds het verslag van 2006 aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging en de werking van het gemeenschappelijk standpunt.

3.2. Wisselt uw lidstaat alle gegevens over afgegeven en blanco gestolen, verloren en verduisterde paspoorten uit met Interpol, zoals voorgeschreven door artikel 3, lid 1, van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/GBVB? Zo nee, kunt u dan aangeven welk percentage van de gegevens ongeveer wordt uitgewisseld?

Uit de antwoorden blijkt dat 22 lidstaten alle verplichte paspoortgegevens aan Interpol doorgeven, terwijl 1 lidstaat daarmee binnenkort begint. Sommige lidstaten gaan verder dan hetgeen het gemeenschappelijk standpunt voorschrijft en wisselen ook gegevens met Interpol uit over verloren en gestolen identiteitskaarten.

Voor 3 lidstaten geldt dat de gegevens niet altijd zo volledig zijn als volgens het gemeenschappelijk standpunt zou moeten: Polen verstrekt alleen gegevens over paspoorten die verloren of gestolen zijn als gevolg van criminaliteit, Hongarije alleen over gestolen paspoorten en Portugal alleen over blanco gestolen documenten.

3.3. Wisselt uw lidstaat overeenkomstig art. 3, lid 3, van GS 2005/69/GBVB alle paspoortgegevens onmiddellijk na opname van de gegevens in zijn nationale gegevensbank of (indien hij daaraan deelneemt) in het SIS ook uit met Interpol? Voor lidstaten die de gegevens niet onmiddellijk aan Interpol doorgeven: beschrijf a.u.b. de workflow die tot gevolg heeft dat er tijd verstrijkt tussen het invoeren van de gegevens in de nationale gegevensbank, of eventueel in het SIS, en het doorgeven van de gegevens aan Interpol.

Krachtens artikel 3, lid 3, van het gemeenschappelijk standpunt moeten de gegevens onmiddellijk nadat zij in de nationale gegevensbank of in het SIS zijn ingevoerd, in de Interpolgegevensbank worden ingevoerd. Het gemeenschappelijk standpunt regelt niet binnen welke termijn na de aangifte van het verlies van het paspoort de gegevens in de nationale gegevensbank moeten worden opgenomen.

Uit de antwoorden op de vragenlijst blijkt dat slechts 11 lidstaten de gegevens onmiddellijk invoeren en dat 2 lidstaten dat zullen doen zodra hun infrastructuur operationeel is. 8 lidstaten wisselen dagelijks gegevens uit met Interpol, wat misschien geen ideale maar toch een acceptabele werkwijze is. Italië en Hongarije wisselen maandelijks gegevens uit en Tsjechië wekelijks.

3.4. Maakt uw lidstaat wat de uitwisseling van gegevens betreft het in art. 3, lid 1, van GS 2005/69/GBVB bedoelde onderscheid tussen de leden van Interpol? Op welke gronden beslist uw lidstaat om dit onderscheid al dan niet te maken? Is wederkerigheid daarbij een overweging? Voor de lidstaten die de vragenlijst van 2006 hebben beantwoord: heeft u uw werkwijze veranderd?

Volgens artikel 3, leden 1 en 5, van het gemeenschappelijk standpunt mogen de lidstaten uitsluitend paspoortgegevens meedelen aan leden van Interpol die een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens kennen en die de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens naleven. Uit de antwoorden op de vragenlijst blijkt dat alleen Nederland een onderscheid maak tussen de verschillende Interpol-leden; alle andere lidstaten doen dat niet.

Lidstaten die geen onderscheid maken, voeren hiervoor twee redenen aan: a) zij vinden dat de gegevens die aan Interpol worden verstrekt, en in het bijzonder het nummer van het paspoort, geen persoonsgegevens zijn en b) zij vinden het van belang in elk land een paspoort te kunnen opsporen. De lidstaten verklaarden tijdens de specialistenbijeenkomst dat zij, wanneer hun wordt gevraagd een hit te bevestigen of achtergrondinformatie te verstrekken, een risicoanalyse verrichten waarbij zij beoordelen in hoeverre sprake is van een passend beschermingsniveau van persoonsgegevens en eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden.

3.5. Welke afspraken zijn er gemaakt met Interpol voor de uitwisseling van alle paspoortgegevens in het bezit van de lidstaat overeenkomstig art. 3, lid 2, van GS 2005/69/GBVB? Voor de lidstaten die daarover geen afspraken hebben gemaakt: vindt u de Interpolvoorschriften voldoende? Voor de lidstaten die de vragenlijst van 2006 hebben beantwoord: heeft u de afspraken toegepast?

Geen van de lidstaten heeft speciale afspraken gemaakt met Interpol over de uitwisseling van paspoortgegevens. De lidstaten gaan er kennelijk van uit dat de Interpolvoorschriften en -systemen, zoals I-24/7, voldoende waarborgen bieden.

3.6. Welke bevoegde wetshandhavingsautoriteiten hebben het recht de Interpolgegevensbank te raadplegen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van GS 2005/69/GBVB, en voor welke taken doen zij dat? Voor de lidstaten die in het antwoord op de vragenlijst van 2006 al hebben vermeld welke autoriteiten toegang hebben tot de Interpolgegevensbank: beschrijf a.u.b. de taken waarvoor deze autoriteiten de gegevensbank raadplegen.

In alle gevallen heeft de politie het recht de Interpolgegevensbank te raadplegen, behalve in Griekenland, waar alleen het Nationale Interpolbureau dat recht heeft. In de meeste lidstaten zijn de nationale inlichtingendiensten onderdeel van de politie.

In de meeste lidstaten hebben behalve de politie ook andere wetshandhavingsautoriteiten het recht de Interpolgegevensbank te raadplegen. In Polen zijn dat bijvoorbeeld de grenswacht en de douane, in Letland de grenswacht en de migratiedienst, in Italië de grenspolitie en in Nederland de Koninklijke Marechaussee.

3.7. Zijn er richtsnoeren opgesteld en/of opleidingen ontwikkeld met betrekking tot de vraag in welke gevallen raadpleging van de Interpolgegevensbank dienstig wordt geacht? Voor de lidstaten die in het antwoord op de vragenlijst van 2006 al een dergelijke ontwikkeling hebben vermeld: hoe ziet uw lidstaat erop toe dat de gegevensbank op de juiste manier wordt geraadpleegd?

Uit de antwoorden blijkt dat 17 lidstaten richtsnoeren hebben opgesteld of opleidingen verzorgen voor het gebruik van de Interpolgegevensbank. In sommige lidstaten krijgen de ambtenaren die toegang hebben tot de gegevensbank algemene richtsnoeren, maar over het geheel genomen lijken de lidstaten ervan uit te gaan dat het gebruik van de gegevensbank zichzelf wijst en dat het voldoende is dat de gegevensbank beschikbaar is. Zij vinden het niet nodig speciale opleidingen of richtsnoeren te ontwikkelen voor het gebruik van de Interpolgegevensbank.

7.

3.8. Heeft uw lidstaat overeenkomstig art. 3, lid 4, van GS 2005/69/GBVB reeds de infrastructuur opgezet die nodig is om de raadpleging te vergemakkelijken?


- Zo ja, beschrijf a.u.b. de infrastructuur.

- Voor de lidstaten die deze vraag in de vragenlijst van 2006 hebben beantwoord: is de situatie sindsdien gewijzigd?

- Hebben de bevoegde autoriteiten direct toegang tot de Interpolgegevensbank? Indien de toegang indirect is, beschrijf dan de workflow.

De meeste lidstaten gebruiken de paspoortgegevens in de Interpolgegevensbank uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden. Slechts enkele lidstaten gebruiken de gegevensbank ook voor controledoeleinden. In de lidstaten die dat doen, hebben of krijgen grenswachters toegang tot de gegevensbank, die zij aan grensovergangen handmatig of automatisch kunnen raadplegen met behulp van de instrumenten van Interpol, zoals 24/7 en Mind&Find.

Uit de antwoorden kan worden opgemaakt dat de lidstaten geen bijzonder proactieve interpretatie aan artikel 3, lid 4, hebben gegeven en dat er overwegend wordt gedacht dat het verstrekken van een toegangsmogelijkheid voldoende is om aan deze bepaling te voldoen. Dit lijkt niet in overeenstemming te zijn met de tekst, meer bepaald met de verplichting dat de lidstaten ' ervoor zorgen ' dat wetshandhavingsautoriteiten de Interpolgegevensbank raadplegen wanneer dat voor de uitvoering van hun taak passend is.

3.9. Neemt uw lidstaat, behalve door de naleving van de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming, nog andere maatregelen om te waarborgen dat in het betrokken Interpol-land sprake is van een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens en van eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, overeenkomst artikel 3, lid 5, van GS 2005/69/GBVB? Zijn er klachten geweest naar aanleiding van deze gegevensuitwisseling?

Uit de antwoorden blijkt dat de lidstaten geen speciale maatregelen nemen om in het betrokken andere lid van Interpol een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen en om ervoor te zorgen dat de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens worden nageleefd, behalve Nederland, dat de gebieden waarin zijn gegevens beschikbaar zijn, beperkt. Alle lidstaten gaan ervan uit dat hun nationale wetgeving voldoende is. België, Cyprus, Bulgarije, Griekenland en Portugal beschouwen de paspoortgegevens die aan Interpol worden verstrekt, niet als persoonsgegevens.

De lidstaten maakten geen melding van klachten van burgers over de uitwisseling van gegevens met Interpol.

3.10. Geef a.u.b. statistieken over het aantal hits dat uw bevoegde autoriteiten in de afgelopen 12 maanden hebben vastgesteld in de Interpolgegevensbank. Hoe lang moeten de bevoegde autoriteiten van uw lidstaat gemiddeld wachten op een bevestiging van de hit en op achtergrondinformatie?

De meeste lidstaten houden geen statistieken bij van het aantal keren dat hun bevoegde autoriteiten de gezochte gegevens aantreffen in de Interpolgegevensbank en konden geen cijfers verstrekken. Deze gegevens werden verstrekt door Interpol en lieten zien dat er tussen januari en augustus 2007 in de EU 1 599 hits waren, tegen 191 in dezelfde periode in 2005.

Volgens de antwoorden op de vragenlijst loopt de gemiddelde wachttijd op een bevestiging van een hit uiteen van 'seconden' tot 'maanden' of zelfs 'helemaal geen bevestiging', hoewel 13 lidstaten hierover geen gemiddelden konden verstrekken.

De gemiddelde tijd dat de bevoegde autoriteiten moeten wachten op achtergrondinformatie na een hit varieerde van '24 uur' tot '10 dagen' en 'helemaal geen achtergrondinformatie'. 17 lidstaten konden hierover geen cijfers verstrekken, omdat zij deze niet bijhouden of omdat de antwoordtijd sterk varieert naargelang van het betrokken derde land.

3.11. Geef a.u.b. statistieken over het aantal verzoeken om bevestiging van een hit dat u in de afgelopen 12 maanden gemiddeld hebt ontvangen van de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten. Hoe lang duurt het gemiddeld om een verzoek om bevestiging te beantwoorden en om achtergrondinformatie te verstrekken na een hit?

Uit de antwoorden bleek dat 18 lidstaten geen statistieken bijhouden van het aantal verzoeken om bevestiging van een hit dat zij van andere EU-lidstaten of van andere leden van Interpol ontvangen. De gemiddelde antwoordtijd op een verzoek om bevestiging van een hit varieerde van 'minuten' tot 'enkele uren', terwijl de gemiddelde tijd voor het verstrekken van achtergrondinformatie beduidend langer was; één lidstaat liet weten dat dit vier weken kan duren.

8.

4. SPECIFIEKE CONCLUSIES


Om een algemeen beeld te kunnen schetsen van de toepassing van het gemeenschappelijk standpunt, moet weer worden teruggegrepen naar de eerder vermelde vijf belangrijke verplichtingen.

9.

4.1. Alle bestaande en toekomstige paspoortgegevens (zie definitie) met Interpol uitwisselen


Ten tijde van de opstelling van dit verslag wordt ervan uitgegaan dat alle lidstaten het gemeenschappelijk standpunt uitvoeren en paspoortgegevens uitwisselen met Interpol. Dit wordt gecontroleerd door Interpol. Alle lidstaten blijken sinds het verslag van 2006 maatregelen te hebben genomen om aan hun verplichtingen te voldoen.

Er zijn echter 3 lidstaten die niet alle soorten paspoortgegevens verstrekken aan Interpol. Polen verstrekt alleen gegevens over paspoorten die verloren of gestolen zijn als gevolg van criminaliteit, Hongarije alleen over gestolen paspoorten en Portugal alleen over blanco gestolen documenten. Anderzijds gaan lidstaten soms verder dan het gemeenschappelijk standpunt voorschrijft en verstrekken bijvoorbeeld ook gegevens over identiteitskaarten en rijbewijzen.

Enkele lidstaten maakten melding van problemen betreffende de werking van het gemeenschappelijk standpunt en de Interpolgegevensbank. Letland wijst erop dat de Interpolgegevensbank geen optie 'buitenlands paspoort' kent en dat dit problemen oplevert wanneer dit moet worden ingevuld. Portugal wijst op hetzelfde probleem voor vervalste paspoorten en Duitsland voor verduisterde documenten die verloren noch gestolen zijn. De lidstaten hebben als oplossing voor dit probleem voorgesteld zowel voor het gemeenschappelijk standpunt als voor de Interpolgegevensbank de FADO-terminologie/lijst te gebruiken.

Los van deze problemen blijkt uit de Interpolstatistieken dat de EU-lidstaten in de periode januari-augustus 2007 11 237 207 maal gegevens hebben ingevoerd in de gegevensbank, tegen 6 150 494 maal in dezelfde periode in 2005. Hieruit blijkt dat de gegevensuitwisseling sinds het verslag van 2006 aanzienlijk is verbeterd. Bovendien is de EU verantwoordelijk voor ruim twee derde van het totale aantal ingevoerde gegevens. Het systeem wordt dus steeds intensiever gebruikt en de EU-lidstaten spelen een centrale rol bij de uitbreiding van de mogelijkheden van Interpol.

10.

4.2. Ervoor zorgen dat onmiddellijk na de opname van gegevens in de nationale gegevensbank of in het SIS, deze gegevens ook worden uitgewisseld met Interpol


Hoewel de antwoorden van de lidstaten op een positieve ontwikkeling duiden sinds het verslag van 2006, is dit aspect van het gemeenschappelijk standpunt nog voor verbetering vatbaar.

Slechts 11 lidstaten voeren de gegevens onmiddellijk na de opname in de nationale gegevensbank in in de Interpolgegevensbank, en 2 lidstaten beginnen daar binnenkort mee. 8 lidstaten verstrekken deze gegevens dagelijks. Als het om wetshandhaving gaat, is tijd echter van doorslaggevend belang en alles wat later gebeurt dan onmiddellijk moet als te laat worden beschouwd. Maandelijkse of wekelijkse gegevensverstrekking is beslist niet geschikt voor dit gemeenschappelijk standpunt.

Het is belangrijk dat de lidstaten de gegevens onmiddellijk doorgeven aan Interpol, omdat daardoor de gegevens, en daarmee het gehele uitwisselingssysteem, waardevoller worden. Het wordt aanbevolen dat de betrokken lidstaten maatregelen nemen om een einde te maken aan deze niet-naleving van het gemeenschappelijk standpunt.

11.

4.3. Gegevens uitsluitend meedelen aan leden van Interpol met een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens


Artikel 3, leden 1 en 5, verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat voor de uitwisseling van paspoortgegevens de vereiste geldt dat het betrokken Interpol-land een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens kent en dat de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens in acht worden genomen. Van alle lidstaten heeft alleen Nederland besloten zijn paspoortgegevens niet algemeen toegankelijk te maken om aan bovenstaande verplichting van het gemeenschappelijk standpunt te voldoen.

Alle andere lidstaten voeren twee redenen aan om de toegang tot hun paspoortgegevens niet te beperken. In de eerste plaats hebben de meeste lidstaten te kennen gegeven dat zij paspoortnummers niet als 'persoonsgegevens' beschouwen. Zij vinden dan ook dat zij geen persoonsgegevens uitwisselen als zij gegevens invoeren in de Interpolgegevensbank of deze gegevensbank raadplegen. Op basis hiervan vinden de meeste lidstaten niet dat zij tekortschieten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van het gemeenschappelijk standpunt wanneer zij de toegang tot hun paspoortgegevens niet beperken. In de tweede plaats vinden zij dat het zowel uit het oogpunt van wetshandhaving als voor hun burgers het beste is dat zij het weten wanneer een van hun paspoorten wordt ontdekt in andere delen van de wereld. Alle lidstaten vinden dat het gegevensbeschermingsniveau en de naleving van de grondrechten pas een rol moeten spelen bij de follow-up van een hit, dus bij de bevestiging ervan of bij het verstrekken van achtergrondinformatie. Deze follow-up gebeurt per geval, na een risicobeoordeling van de situatie op basis van evenredigheid en noodzaak.

Bij blanco paspoorten leidt het invoeren van gegevens in of het raadplegen van de Interpolgegevensbank niet tot uitwisseling van persoonsgegevens, dus speelt ook het beschermingsniveau van de ontvanger geen rol. In het geval van afgegeven paspoorten moeten wel maatregelen worden genomen ter bescherming van persoonsgegevens, ook al gaat het bij het invoeren of raadplegen alleen om paspoortnummers, omdat gegevens over een afgegeven paspoort betrekking hebben op een identificeerbare persoon.

Het feit dat slechts een enkele lidstaat beperkingen stelt aan de landen waarmee paspoortgegevens worden uitgewisseld, laat zien dat de lidstaten bereid zijn betrekkelijk gemakkelijk gegevens uit te wisselen en weinig aandacht besteden aan de vraag of de landen waarmee zij dat doen, een passend gegevensbeschermingsniveau hebben of niet. Als het niet om persoonsgegevens gaat, is dit vanzelfsprekend geoorloofd. In alle andere gevallen beveelt de Commissie de lidstaten aan ervoor te zorgen dat de vereisten op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens vanaf het begin van de invoer in of de raadpleging van de Interpolgegevensbank worden nageleefd, en de toegankelijkheid van hun paspoortgegevens te beperken, om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 3, leden 1 en 5, van het gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 3, lid 1, biedt de lidstaten ook de mogelijkheid alleen paspoortgegevens uit te wisselen met andere Interpol-landen die ook dergelijke gegevens uitwisselen. Hoewel de meeste lidstaten deze wederkerigheid belangrijk vinden, vinden zij dat dit alleen een rol speelt in de fase nadat er sprake is van een hit.

4.4. Ervoor zorgen dat de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten de Interpolgegevensbank raadplegen wanneer dit voor de uitvoering van hun taak passend is, en de infrastructuren opzetten die nodig zijn om de raadpleging te vergemakkelijken

Hoewel het gemeenschappelijk standpunt de lidstaten een proactieve verplichting oplegt om de nodige infrastructuren op te zetten en ervoor te zorgen dat de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten de Interpolgegevensbank raadplegen wanneer dit voor de uitvoering van hun taak passend is, lijken zij geen serieuze stappen te hebben ondernomen om aan deze verplichting te voldoen.

De antwoorden wijzen erop dat de meeste lidstaten de paspoortgegevens in de Interpolgegevensbank uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden gebruiken, waaruit blijkt dat zij er over het algemeen van uitgaan dat zij, door de wetshandhavingsautoriteiten toegang te bieden tot de Interpolgegevensbank 'ervoor zorgen' dat deze waardevolle bron van informatie ook daadwerkelijk wordt gebruikt. In sommige lidstaten is de gegevensbank alleen toegankelijk via de NCB's, in andere heeft speciaal gemachtigd en opgeleid politiepersoneel toegang.

Op deze manier schieten de lidstaten niet alleen tekort in hun verplichtingen, maar gaan zij ook voorbij aan de werkelijke voordelen die deze gegevensbank biedt bij de bestrijding van ernstige en georganiseerde criminaliteit en terrorisme.

Slechts enkele lidstaten gebruiken de gegevensbank ook voor controledoeleinden. Om het gemeenschappelijk standpunt optimaal te benutten, is het essentieel dat grenswachters direct toegang hebben tot de gegevensbank, omdat gezochte paspoorten meestal aan de grens opduiken.

In Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Cyprus, Finland, Polen, Litouwen, Luxemburg en Ierland hebben of krijgen grenswachters toegang tot de gegevensbank, die manueel of automatisch kan worden geraadpleegd bij grensdoorlaatposten. Toegang wordt meestal verkregen met behulp van de instrumenten I-24/7 en Mind&Find van Interpol. Deze werkwijze wordt aanbevolen voor een optimaal gebruik van de Interpolgegevensbank. Voorts beveelt de Commissie de lidstaten aan de Commissie een lijst te verstrekken van de volgens nationaal recht 'bevoegde wetshandhavingsautoriteiten' in de zin van de artikelen 1 en 3 van het gemeenschappelijk standpunt.

Hoewel er duidelijk nog een lange weg te gaan is voordat alle lidstaten voldoen aan de verplichting om toegang tot de Interpolgegevensbank te geven, blijkt uit de Interpolstatistieken dat het aantal opzoekingen in de gegevensbank door de lidstaten opmerkelijk is toegenomen. In de periode januari-augustus 2007 hebben de lidstaten 4 202 000 opzoekingen verricht, tegen 6 692 in dezelfde periode in 2005.

4.5. Ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten doen wat nodig is in geval van een hit.

Hoewel slechts enkele lidstaten statistieken en gemiddelden konden verschaffen, konden tijdens de bijeenkomst van specialisten bepaalde punten worden vastgesteld en enkele aanbevelingen worden geformuleerd.

De lidstaten maakten onderscheid tussen verzoeken om een bevestiging van een hit en het verstrekken van achtergrondinformatie na een verzoek in verband met een onderzoek of als gevolg van een grenscontrole. Alle lidstaten waren het erover eens dat de snelheid waarmee op het verzoek wordt gereageerd, vooral van belang is in het laatste geval, waarbij de rechten van de burger in het geding kunnen zijn.

Voor een efficiënte en snelle follow-up van hits zijn volgens de lidstaten twee dingen nodig: meer personeel bij de NCB's, zodat zij zeven dagen per week op een vierentwintiguursbasis kunnen werken, en toegang van de NCB's tot de nationale paspoortgegevensbanken en de foto's van paspoorthouders. Deze twee maatregelen zouden enorm bijdragen aan een snelle en efficiënte follow-up van verzoeken om bevestiging van een hit.

De lidstaten hebben ook aangegeven dat zij graag zouden zien dat er bepaalde normen worden vastgesteld voor dergelijke reacties, bijvoorbeeld in de vorm van een maximumantwoordtijd. Die zou aanvankelijk voor de lidstaten kunnen gelden en later van toepassing kunnen worden voor alle Interpol-landen.

12.

5. ALGEMENE CONCLUSIE


Wij hebben een aanzienlijke vooruitgang vastgesteld in de werking van het gemeenschappelijk standpunt sinds het verslag van 2006. De lidstaten hebben verschillende maatregelen genomen om aan hun verplichtingen te voldoen. Niettemin is de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk standpunt nog onvolledig en is een proactievere en intensievere inspanning van de lidstaten nodig.

13.

Aanhangsel 1


INTERPOLSTATISTIEKEN

14.

1. Deelname van de lidstaten aan de gegevensbank voor gestolen reisdocumenten (Stolen Travel Document Database)






15.

2. Individuele bijdrage van de lidstaten aan de gegevensbank voor gestolen reisdocumenten


Lidstaat Aantal bijgedragen documenten

Oostenrijk 113

België 342

Bulgarije

Cyprus 3

Tsjechië 611

Denemarken

Estland 100

Finland 90

Frankrijk 15

Duitsland 1 969

Griekenland 24

Hongarije 17

Ierland 88

Italië 3 016

Letland 88

Litouwen 341

Luxemburg 4

Malta 1

Nederland 1 641

Polen 626

Portugal 10

Roemenië 832

Slowakije

Slovenië 90

Spanje

Zweden 163

Verenigd Koninkrijk 1 042

TOTAAL 11 237

16.

3. Aantal in de gegevensbank voor gestolen reisdocumenten geregistreerde documenten




EU-lidstaten 6 394 11 237

Niet-EU-landen 2 449 4 484

Totaal 8 843 15 721

17.

4. Aantal opzoekingen in de gegevensbank voor gestolen reisdocumenten




EU-lidstaten 8 4 202

Niet-EU-landen 34 6 232

Totaal 43 10 434

18.

5. Aantal hits in de gegevensbank voor gestolen reisdocumenten




EU-lidstaten 1

Niet-EU-landen 2

Totaal 3