Toelichting bij COM(2009)639 - Sleutelgegevens uit het verslag over de werkgelegenheid in Europa 2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52009DC0639

Mededeling van de Commissie - Sleutelgegevens uit het verslag over de werkgelegenheid in Europa 2009 /* COM/2009/0639 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

1.

Brussel, 23.11.2009


COM(2009)639 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Sleutelgegevens uit het verslag over de werkgelegenheid in Europa 2009

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Sleutelgegevens uit het verslag over de werkgelegenheid in Europa 2009

Inleiding



De ongekende crisis op de mondiale financiële markten die in het najaar van vorig jaar is verergerd, heeft geleid tot de zwaarste recessie sinds de tweede wereldoorlog , die de mondiale economie heeft getroffen en steeds meer van invloed is geweest op de arbeidsmarkten van de EU. Na verscheidene jaren van betrekkelijk hoge economische groei en creatie van banen (9,7 miljoen nieuwe banen alleen in de periode 2005-2008), waardoor de werkgelegenheidsniveaus in Europa naar historische hoogten zijn gestuwd, treft de mondiale crisis nu bedrijven, banen en huishoudens en tast zij steeds meer de middelen van bestaan en de vooruitzichten van de EU-burgers aan. De plotse ommekeer van de werkgelegenheidsgroei heeft nieuwe uitdagingen voor de beleidsvorming gecreëerd. Aangezien de werkloosheid blijft stijgen, is de nadruk komen te liggen op de beperking van het sociale effect en het scheppen van gunstige voorwaarden voor de ondersteuning van een snelle terugkeer van werklozen op de arbeidsmarkt zodra de economische activiteit aantrekt.

In een gecoördineerde reactie heeft de EU belangrijke stappen genomen om het effect van de crisis aan te pakken. Vorig najaar heeft de EU de nodige maatregelen getroffen om een instorting van de financiële markten te voorkomen en om te zorgen voor een brede reactie op de crisis. In december 2008 heeft de Europese Raad het Europese economische herstelplan (EERP) i goedgekeurd om de effecten van de recessie te milderen en tijdens zijn vergadering in het voorjaar van 2009 heeft hij de volgende sleutelprioriteiten voor het werkgelegenheidsbeleid vastgesteld:

- werkgelegenheid behouden, banen scheppen en de mobiliteit bevorderen;

- vaardigheden verbeteren en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar afstemmen;

- de toegang tot de arbeidsmarkt verbeteren.

Op grond van deze gemeenschappelijke inspanningen en de resultaten van de buitengewone werkgelegenheidstop, gehouden op 7 mei 2009, heeft de Commissie in juni haar mededeling, getiteld 'Een gezamenlijke inzet voor de werkgelegenheid', gepubliceerd die de versterking van de samenwerking tussen de Unie en haar lidstaten, alsook tussen de sociale partners in verband met de drie sleutelprioriteiten beoogt, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan concrete acties die worden gesteund door alle beschikbare communautaire instrumenten, met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering .

De nieuwe door de wereldwijde crisis geschapen economische context heeft niet alleen de noodzaak onderstreept van een meer actuele monitoring en analyse van de situatie op de arbeidsmarkten, waaraan deels tegemoet is gekomen door de publicatie door de Commissie van een nieuw maandelijks monitoringverslag i, maar ook van het verder zoeken naar middelen om het negatieve effect van de crisis op de arbeidsmarkten te beperken en hen beter in staat te stellen om te reageren op het herstel , wanneer het zich aandient, en om hen op toekomstige crises voor te bereiden.

In deze context heeft deze (reeds de 21ste) editie van het jaarlijkse verslag over de Werkgelegenheid in Europa betrekking op twee thema's die cruciaal (maar zeker niet exhaustief) zijn voor het aan de gang zijnde debat over de oriëntaties van de toekomstige Europese werkgelegenheidsstrategie – de dynamiek van de Europese arbeidsmarkten en de gevolgen van de klimaatverandering voor de arbeidsmarktresultaten .

De analyse van de stromen op de arbeidsmarkt is in tijden van crisis van groot belang om een tijdige beleidsreactie mogelijk te maken, met name maatregelen ter bevordering van de terugkeer op de arbeidsmarkt en ter beperking van de incidentie van langdurige werkloosheid, die kan leiden tot een permanent verlies van welvaart, gecombineerd met een verslechtering van het menselijke kapitaal. Het voorkómen van de meest pessimistische scenario's in dit verband is daarom niet alleen een voorwaarde voor een succesvolle aanpak van de huidige crisis maar ook een hoeksteen voor de opbouw van een structureel gezonde en internationaal concurrerende Europese economie voor de toekomst.

Tegelijkertijd is de omschakeling naar een concurrerende, op kennis gebaseerde lagekoolstofeconomie een dringende prioriteit geworden, die onmiddellijke actie vereist. Het creëren van nieuwe 'groene banen' i en de vergroening van bestaande banen in Europa is van groot belang voor alle categorieën van werknemers. Om deze mogelijkheden doeltreffend te benutten, moet echter een passend beleid worden gevoerd, dat is gebaseerd op een goed begrip van de sleuteltrends die ten grondslag liggen aan zowel de aanpassing aan als de vermindering van het effect van de klimaatverandering.

2.

2. Sleuteltrends, bevindingen en gevolgen voor het beleid


De crisis eist haar tol op de arbeidsmarkten van de EU, waarbij het grootste gedeelte van de sinds 2000 tot stand gebrachte werkgelegenheidsgroei wordt teruggedraaid

De huidige recessie zal naar verwachting de arbeidsmarkten van de EU zwaar treffen en leiden tot een aanzienlijke stijging van de werkloosheid, hoewel in bepaalde lidstaten het banenverlies tot nu toe is beperkt dankzij het gebruik van regelingen zoals arbeidstijdverkorting of tijdelijke gedeeltelijke werkloosheid i.

Ook al is gebleken dat de arbeidsmarkten veerkrachtiger zijn dan eerst werd gedacht, wordt echter verwacht dat in Europa in de periode 2009-2010 meer dan zeven miljoen banen verloren zullen gaan en dat de werkloosheid in 2010 mogelijk meer dan 10% zal bedragen i . Aangezien de werkgelegenheid met enige vertraging op de economische omstandigheden reageert, zullen de omstandigheden op de arbeidsmarkten na het aantrekken van de economie nog enige tijd blijven verslechteren.

Een en ander vormt een aanzienlijke terugslag, die het moeilijk maakt om de Lissabondoelstellingen voor 2010 te verwezenlijken. Sinds het begin van de Lissabonstrategie is opmerkelijke vooruitgang geboekt op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid – de totale arbeidsparticipatie is met bijna vier procentpunten toegenomen tot 65,9% in 2008, terwijl de arbeidsparticipatie van vrouwen en oudere werknemers ook substantieel is gestegen tot 59,1% respectievelijk 45,6% in 2008 i. Jammer genoeg wordt verwacht dat de huidige economische recessie die groei grotendeels zal terugdraaien i, wat ertoe zal leiden dat de arbeidsparticipatie tussen 2008 en 2010 lager zal uitkomen dan de streefcijfers voor die jaren.

Deze crisis wordt gekenmerkt door het feit dat sommige groepen werknemers zwaarder worden getroffen dan andere. Met name werknemers met arbeidscontracten voor bepaalde tijd of tijdelijke arbeidscontracten hebben het meest te lijden gehad van de inkrimping van de werkgelegenheid, terwijl de werkloosheid onder jongeren de laatste maanden nieuwe historische hoogten heeft bereikt. Deze trends onderstrepen de noodzaak van versterkte actie om de jeugdwerkloosheid aan te pakken en de segmentering van de arbeidsmarkt te verminderen.

3.

De arbeidsmarkten van de EU geven blijk van een groot dynamisme dat wijst op structurele verbeteringen …


De arbeidsmarkten van de EU hebben de laatste jaren blijk gegeven van een groot dynamisme. In de periode 2002 tot en met 2007 bedroeg het gemiddelde jaarlijkse personeelsverloop i 22%, wat betekent dat elk jaar tussen een vijfde en een kwart van alle Europese werknemers van baan verandert .

Een dergelijke arbeidsmarktdynamiek is niet alleen beperkt tot landen die gewoonlijk als 'flexibel' worden beschouwd, zoals het VK en Denemarken, maar betreft alle lidstaten, hoewel het jaarlijkse personeelsverloop, in verhouding tot de totale werkgelegenheid, varieert van 14% in Griekenland en 16% in Zweden tot tussen 25 en 30% in het VK, Finland, Spanje en Denemarken.

De omvang van het personeelsverloop varieert aanzienlijk tussen de verschillende groepen van werknemers. De stromen op de arbeidsmarkt zijn aanzienlijk groter voor vrouwen dan voor mannen (vijf procentpunten verschil op totaal EU-niveau) met slechts enkele uitzonderingen (Estland, Polen en Zweden). Het personeelsverloop onder jonge werknemers (15 tot 24 jaar) bedraagt 70% van het aantal werkenden in deze leeftijdsgroep, wat veel hoger is dan dat onder werknemers in de meest actieve leeftijdsgroep en oudere werknemers. Tegelijkertijd neigt het personeelsverloop af te nemen met het onderwijsniveau, zij het in verschillende mate in de verschillende lidstaten.

Sectorale verschillen zijn goed voor een veel grotere fractie van de totale variabiliteit in de aanwervingscijfers voor de EU, vergeleken met de verschillen tussen landen of de effecten van de economische cyclus, wat het belang van sectorspecifieke technologische, organisatorische en vraagfactoren bij het aansturen van de arbeidsmarktdynamiek onderstreept.

Het is moeilijk om definitieve conclusies te trekken in verband met de gewenste of 'optimale' niveaus van het personeelsverloop . Terwijl rigide arbeidsmarktinstellingen ertoe neigen obstakels op te werpen voor de herverdeling van arbeid van in verval zijnde naar expanderende activiteitssectoren, kan een hoog personeelsverloop ook gepaard gaan met hogere socialezekerheidskosten, zoals hoge frictionele werkloosheid, arbeidsbemiddelingskosten, een verlies van specifiek menselijk kapitaal, alsook mogelijke hogere uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen.

In lijn met de gegevens over het personeelsverloop is het werklozenbestand niet statisch, maar onderhevig aan grote in- en uitstromen. Gemiddeld vond in de periode 2002-2007 bijna een derde van de werklozen en ongeveer 10% van de inactieven binnen een jaar een baan . De percentages van dergelijke overgangen van werkloosheid naar werk variëren van 40% of meer in het VK, Spanje, Portugal en Nederland tot 25% of minder in Duitsland, Griekenland, Polen en België; de percentages van de overgangen van inactiviteit naar werk variëren daarentegen van 15% of meer in Zweden, het VK en Denemarken tot respectievelijk 3 en 4,5% in Griekenland en Italië.

Een duurzame stijging van de trendcomponenten van de overgangen tussen zowel werkloosheid en werk als inactiviteit en werk (die worden beschouwd als de 'positieve' overgangen op de arbeidsmarkt) heeft sinds de tweede helft van de jaren 1990 in de EU plaatsgevonden, wat kan wijzen op een fundamentele structurele verbetering op onze arbeidsmarkten in deze periode i.

In relatie tot de kenmerken van de werknemers bedragen de percentages van de overgangen van werkloosheid naar werk voor oudere werknemers (55-64 jaar) minder dan een derde van die voor werknemers in de meest actieve leeftijdsgroep (24-54 jaar). De waarschijnlijkheid dat hoger geschoolde werklozen of inactieven weer werk vinden, ligt ook aanzienlijk hoger (in vergelijking met laag- of middelhooggeschoolde groepen).

… maar de langdurige werkloosheid blijft een probleem

Hoewel de langdurige werkloosheid in de EU sinds het midden van de jaren 1990 is afgenomen, blijft de incidentie van langdurige werkloosheid en de duur daarvan een probleem dat moet worden aangepakt. In de periode 2005-2007 duurde in Europa gemiddeld bijna 45% van alle werkloosheidsperioden meer dan een jaar , in vergelijking met slechts ongeveer 10% in de VS, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid om redenen van zowel billijkheid als doelmatigheid.

De genderkloven in de gemiddelde werkloosheidsduur zijn zeer klein in de gehele EU (12 maanden voor vrouwen tegenover 11,7 voor mannen.) De werkloosheidsduur neigt echter toe te nemen met de leeftijd en neemt af met het onderwijsniveau (12,3 maanden voor laaggeschoolde werklozen, vergeleken met 8,1 maanden voor geschoolde werklozen).

De recessie heeft ook verscheidene kwesties in verband met de passende meting van de werkloosheid aan de orde gesteld, met name dat het ontoereikend is zich uitsluitend te baseren op het werkloosheidspercentage als indicator voor beleidsdoeleinden.

Hoewel verder onderzoek vereist is, suggereren de eerste resultaten dat de gebruikelijke statistieken van de werkloosheidsduur gebaseerd op onvolledige perioden van werkloosheid (bv. nog lopende perioden op het tijdstip van de waarneming) vele korte perioden van werkloosheid tussen de waarnemingsperioden over het hoofd neigen te zien, wat leidt tot een overschatting van de gemiddelde duur van vervulde perioden. In de EU bedroeg in de periode 2005-2008 de gemiddelde duur van de vervulde perioden van werkloosheid slechts ongeveer de helft van de meting die werd berekend onder gebruikmaking van onvolledige perioden, d.w.z. de officiële statistiek.

Hoewel een meting gebaseerd op vervulde perioden geschikter zou zijn voor de beoordeling van de gevolgen van de werkloosheid voor de sociale zekerheid, heeft de gebruikelijke statistiek van de werkloosheidsduur een aantal praktische voordelen in termen van actualiteit, transparantie, beschikbaarheid van gegevens en berekeningsgemak, die het blijvende gebruik daarvan rechtvaardigen, ondanks de mogelijke vertekening.

Bovendien moet een evaluatie van een aantal aspecten in verband met de werkloosheidsduur, zoals de relatie daarvan met de talrijke perioden van werkloosheid, gebruik kunnen maken van longitudinale gegevens i. Drie bijzondere aspecten zijn verbonden aan het gebruik van longitudinale gegevens voor de meting van de werkloosheidsduur. Ten eerste maakt het gebruik daarvan een meer omvattende dekking van kortere perioden van werkloosheid mogelijk. Ten tweede maken zij de berekening van alternatieve indicatoren voor langdurige werkloosheid mogelijk, die beter rekening houden met korte onderbrekingen van de werkloosheid, zoals de fractie werklozen die over een aantal jaren in totaal 12 of meer maanden werkloos zijn. Ten derde kunnen de gegevens worden gebruikt voor het monitoren van meerdere perioden van werkloosheid, wat de berekening van de werkloosheidsduurstatistieken per aantal perioden mogelijk maakt.

Voornoemde beschouwingen wijzen duidelijk op de noodzaak van de berekening van verschillende indicatoren voor de werkloosheidsduur, die op hun relatieve merites moeten worden beoordeeld. Dit is bijzonder belangrijk tijdens ernstige recessies, die gepaard gaan met een aanzienlijke stijging van de werkloosheidsduur die grote negatieve en langdurige gevolgen kan hebben voor de inzetbaarheid van de getroffenen.

Ondersteuning van positieve arbeidsmarktovergangen – sleutel voor de verlaging van de werkloosheidsduur en het behoud van de inzetbaarheid

De waarschijnlijkheid dat werklozen een baan vinden, wordt kleiner naarmate de werkloosheid langer duurt (d.w.z. 'negatieve duurafhankelijkheid') i, deels omdat de inzetbaarheid neigt af te nemen met de tijd die werklozen van de arbeidsmarkt afwezig zijn. Op die manier kan een stijging van de werkloosheidsduur als gevolg van een economische neergang een permanent karakter krijgen waardoor een cyclisch probleem een structureel probleem wordt . In deze context kunnen de beleidsreacties onder meer maatregelen omvatten om de uitgaven voor een actief arbeidsmarktbeleid (ALMP) beter te richten op degenen die het grootste risico lopen dat zij gedurende lange perioden werkloos blijven of inactief worden, ook onder gebruikmaking van profileringstechnieken i. Via relevante onderwijs- en opleidingsprogramma's kan deze investering degenen die het grootste risico lopen, helpen om de sleutelcompetenties en -vaardigheden te verwerven die nodig zijn om succes te boeken op de arbeidsmarkt.

Een eenvoudige econometrische transnationale analyse van het effect van verschillende beleidsvormen op de incidentie van langdurige werkloosheid, als aangegeven in het verslag, laat zien dat een stringente arbeidsbeschermingswetgeving de langdurige werkloosheid neigt te vergroten, terwijl uitgaven ter bevordering van een arbeidsmarktbeleid die neigt te verkleinen i .

Overeenkomstig de flexizekerheidsbeginselen moeten maatregelen eerder worden gericht op de bescherming en de ondersteuning van de werknemers bij het maken van 'goede' overgangen op de arbeidsmarkt dan op het behoud van bepaalde banen. De econometrische resultaten bieden brede steun voor deze aanpak, met het specifieke vooruitzicht op de verlaging van de langdurige werkloosheid.

4.

Het lagekoolstofbeleid zal een belangrijke factor worden ter bevordering van de verandering van de werkgelegenheidsstructuren van de EU


De beleidsinspanningen van de EU i ter bevordering van de overgang naar een concurrerende, op kennis gebaseerde lagekoolstofeconomie van de toekomst zullen de drijvende kracht worden uit arbeidsmarktoogpunt. Zij zullen van invloed zijn op de structuur van de economie, omdat zij zullen bepalen hoe en welke goederen en diensten worden geproduceerd, ingevoerd en uitgevoerd en omdat zij ook de vraag naar goederen en diensten zullen beïnvloeden via het effect daarvan op het gedrag van de consumenten, werkgevers en werknemers, en overheidsinstanties.

De onderliggende structurele veranderingen zullen gevolgen hebben voor de reallocatie van de werknemers en verschillende effecten voor de economische sectoren, vaardigheidstypes en regio's sorteren. Al met al zal het effect op het totale werkgelegenheidsniveau echter beperkt en eventueel licht positief zijn (ten minste op de lange termijn – mits een passend beleid wordt gevoerd).

Dit zal het best blijken uit de veranderingen in de sectorale samenstelling van de werkgelegenheid . Er zullen nieuwe groene banen worden gecreëerd, bestaande banen zullen worden 'vergroend' en sommige bestaande banen zullen worden geschrapt. Bovendien zullen zich indirecte sneeuwbaleffecten in de economie voordoen, die van invloed zullen zijn op de werkgelegenheid via prijs-, loon- en inkomenseffecten.

Niet alle werkgelegenheidseffecten zullen permanent zijn , aangezien de arbeidsintensiteit bij de productie van nieuwe producten en bij nieuwe productieprocessen zal afnemen naarmate de technologieën rijper worden, en een belangrijk gedeelte van de werkgelegenheidswinst zal verdwijnen zodra de productie en installatie van nieuwe infrastructuur is voltooid. Concurrerende markten zullen er echter voor zorgen dat bedrijven blijven innoveren en investeren in nieuwe technologieën en productieprocessen, waardoor bestaande banen behouden blijven en nieuwe banen worden gecreëerd in verband met de productie en installatie van nieuwe infrastructuur.

De overgang naar een op kennis gebaseerde lagekoolstofeconomie kan ten minste in het begin hooggeschoolde arbeid bevorderen . In de beginfase zullen hooggeschoolde werknemers meer van de situatie profiteren, aangezien de overgang naar nieuwe activiteiten de toepassing van geavanceerde technologieën vereist, waarvoor alleen hooggeschoolden de nodige kwalificaties bezitten; met de invoering van nieuwe 'groene' technologieën zal immers de vraag naar overeenkomstige nieuwe vaardigheden toenemen en die naar verouderde vaardigheden afnemen. Naarmate de nieuwe technologieën meer ingang vinden op de markt, zullen ook lager geschoolde werknemers de kans krijgen om deze banen te vervullen – mits zij een passende opleiding ontvangen.

De werkgelegenheidseffecten van de overgang zullen ook een regionale dimensie hebben, die de verschillende initiële uitgangspunten in verband met regionale weersomstandigheden, de kenmerken van de plaatselijke economische activiteit, alsook de specifieke aspecten van de plaatselijke arbeidsmarkten zal weerspiegelen.

5.

Reactie van het arbeidsmarktbeleid op de klimaatverandering: ondersteuning van de overgangen; bevordering van vaardigheden, sociale dialoog


Met het oog op de verwachte structurele economische hervormingen is het nodig dat een arbeidsmarktbeleid wordt bevorderd dat overgangen vergemakkelijkt zodat de werknemers kunnen worden aangemoedigd en worden ondersteund om zich positief op te stellen voor experimentele innovaties bij de overgang naar minder verontreinigende activiteiten. Er zijn met name passende opleidings- en onderwijsactiviteiten, binnen en buiten de bedrijven, nodig om te vermijden dat vaardigheidskloven en -tekorten ontstaan. Het initiatief 'Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen' heeft geleid tot de inzet van communautaire instrumenten om te anticiperen op en te voldoen aan de vaardigheidsbehoeften op de arbeidsmarkt. Het Europees Sociaal Fonds (2007-2013) heeft een bedrag van 13,5 miljard euro begroot voor aanpasbaarheidsmaatregelen ter ondersteuning van dit initiatief. Dit beleid moet worden aangevuld met passende maatregelen ter bevordering van de anticipatie op en het beheer van herstructureringen op een sociaal verantwoordelijke wijze, waarbij alle belangrijke belanghebbenden worden betrokken. In dit verband is het van cruciaal belang dat de rechten van de werknemers op informatie en raadpleging in lijn met de bestaande EU-richtlijnen i worden gewaarborgd. Er moet ook ruimte worden gelaten voor sociale uitgaven die zijn gericht op zaken die het overgangsproces op actieve wijze ondersteunen en vergemakkelijken.

Ter ondersteuning van de ontwikkeling van een arbeidsmarktbeleid dat het creëren van meer en betere banen voor iedereen in een duurzame economie bevordert, moet verder onderzoek worden gericht op de versterking van het vermogen van de EU om de werkgelegenheidseffecten van een overgang naar een op kennis gebaseerde lagekoolstofeconomie te beoordelen en moet de sociale dialoog worden versterkt om ervoor te zorgen dat de structurele veranderingen in verband met de klimaatverandering tot stand worden gebracht op een wijze die doelmatig en aanvaardbaar is uit zowel economisch als sociaal oogpunt.

De huidige economische neergang mag geen belemmering vormen voor de snelheid en de richting van het overgangsproces, aangezien de aanpak van de klimaatverandering en andere uitdagingen voor het milieu een grote kans biedt om nieuwe banen te creëren .

6.

3. Conclusies


De crisis heeft een groot effect gehad op de economische groei in de EU. Hoewel het effect op de arbeidsmarkt aanvankelijk eerder beperkt was – wat deels toe te schrijven is aan de gebruikelijke vertraging van zes of meer maanden waarmee de werkgelegenheidsniveaus op outputveranderingen reageren, maar ook aan het feit dat de vraag naar arbeid zich eerder via flexibele werkregelingen (bv. kortere arbeidstijden) dan via een vermindering van het aantal banen begon aan te passen – is het negatieve effect de laatste kwartalen duidelijker geworden en er wordt verwacht dat dit de komende maanden zal blijven duren. Het belang van een beleid ter ondersteuning van het economische herstel en de vermindering van het banenverlies is bijgevolg groter geworden, vooral op de middellange termijn, aangezien het aantrekken van de werkgelegenheid achter zal lopen bij het herstel van de economische activiteit.

Europa moet de recessie niet alleen aanpakken, maar deze aangrijpen als een kans om een meer productieve, meer innovatieve, beter gekwalificeerde en groenere economie tot stand te brengen; een economie met open en inclusieve arbeidsmarkten die meer en betere banen voor vrouwen en mannen bieden. Dit mag geen eenmalige inspanning zijn maar een continu en goed gecoördineerd proces dat niet alleen structurele beleidsmaatregelen op de arbeidsmarkt maar ook actie op andere beleidsterreinen van het Lissabonproces vergt.

De Europese arbeidsmarkten zullen door de crisis en de overgang naar een op kennis gebaseerde lagekoolstofeconomie grondig worden veranderd en aan werknemers en bedrijven moeten de nodige middelen en prikkels worden gegeven om zich met succes aan deze veranderende omstandigheden aan te passen op een wijze die inclusie, kansengelijkheid en sociale gerechtigheid begunstigt . Flexizekerheid, gecombineerd met een omvattend actief inclusiebeleid, blijft de juiste aanpak voor zowel de modernisering van de arbeidsmarkten als een succesvol herstel van de economie.

Het verslag ' Werkgelegenheid in Europa 2009 ' wordt gepubliceerd op de volgende website:

ec.europa.eu/social
href="http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=120&langId=en" target="_blank">ec.europa.eu/social