Toelichting bij COM(2010)207 - Europees nabuurschapsbeleid: een balans {SEC(2010) 513 definitief} {SEC(2010) 514 definitief} {SEC(2010) 515 definitief} {SEC(2010) 516 definitief} {SEC(2010) 517 definitief} {SEC(2010) 518 definitief} {SEC(2010) 519 definitief} {SEC(2010) 520 definitief} {SEC(2010) 521 definitief} {SEC(2010) 522 definitief} {SEC(2010) 523 definitief} {SEC(2010) 524 definitief} {SEC(2010) 525 definitief} - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)207 - Europees nabuurschapsbeleid: een balans {SEC(2010) 513 definitief} {SEC(2010) 514 definitief} {SEC(2010) 515 definitief} ... |
---|---|
bron | COM(2010)207 |
datum | 12-05-2010 |
Het Europees nabuurschapsbeleid: een balans {SEC(2010) 513 definitief} {SEC(2010) 514 definitief} {SEC(2010) 515 definitief} {SEC(2010) 516 definitief} {SEC(2010) 517 definitief} {SEC(2010) 518 definitief} {SEC(2010) 519 definitief} {SEC(2010) 520 definitief} {SEC(2010) 521 definitief} {SEC(2010) 522 definitief} {SEC(2010) 523 definitief} {SEC(2010) 524 definitief} {SEC(2010) 525 definitief} /* COM/2010/0207 def. */
[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE
COM(2010) 207 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Het Europees nabuurschapsbeleid: een balans
{SEC(2010) 513 definitief}{SEC(2010) 514 definitief}{SEC(2010) 515 definitief}{SEC(2010) 516 definitief}{SEC(2010) 517 definitief}{SEC(2010) 518 definitief}{SEC(2010) 519 definitief}{SEC(2010) 520 definitief}{SEC(2010) 521 definitief}{SEC(2010) 522 definitief}{SEC(2010) 523 definitief}{SEC(2010) 524 definitief}{SEC(2010) 525 definitief}
Het Europees nabuurschapsbeleid: een balans
Inhoudsopgave
- Inleiding
- Brussel, 12.5.2010
- MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
- ENB-SAMENWERKING OP BILATERAAL NIVEAU 2004-2009
- Verbetering van het bestuur en aanpakken van langdurige conflicten
- Bevordering van mobiliteit
- Vordering van de economische integratie
- Handel, markttoegang en aanpassing aan de regelgeving
- Een stimulans voor het bedrijfsklimaat
- Naar een sociale agenda voor het ENB
- Gedeelde verantwoordelijkheid voor het milieu
- Samenwerken aan het bestrijden van de klimaatverandering
- Duurzame energie voor bevolking en bedrijfsleven
- Financiële instrumenten voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen
- Multilateral E INITIATIEVEN
- CONCLUSIES
Het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) heeft de betrekkingen tussen de EU en de buurlanden i grondig gewijzigd. Sinds de start van het ENB in 2004 zijn de politieke contacten versterkt qua inhoud en intensiteit. Het procentuele aandeel van de handel is gestegen met dubbele cijfers, dankzij een gestadige liberalisering en convergentie van de regelgeving. De EU-steun is toegespitst op de hervormingsbehoeften van de partners en het steunvolume binnen het huidige financiële kader is met 32% gestegen.
Er moet echter nog veel werk worden verzet om de ENB-doelstellingen zoals gezamenlijke stabiliteit, veiligheid en welvaart te bereiken. Dit wordt erkend in het Verdrag van Lissabon, waarbij de EU zich ertoe verbindt speciale betrekkingen met de buurlanden te ontwikkelen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen (artikel 8 VEU). Het beleid zal ook worden versterkt door consequenter optreden, meer coherentie en coördinatie van het buitenlands beleid van de Unie dankzij de benoeming van de Hoge Vertegenwoordiger/vicevoorzitter, de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden en de benoeming van een commissaris met een specifiek regionaal mandaat die extra aandacht kan besteden aan het ENB en de landen die daaronder vallen.
Tegen die achtergrond achtte de Commissie het bij de aanvang van deze nieuwe ambtsperiode nuttig een balans op te maken van de vorderingen sinds de start van het beleid. De analyse hierna zal een richtsnoer voor de verdere ontwikkeling van het ENB vormen teneinde optimaal gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden die door het Verdrag van Lissabon worden geboden en de bijdrage van het ENB tot de langetermijndoelstellingen van de EU, met inbegrip van Agenda 2020, te optimaliseren.
De werkdocumenten in bijlage bij deze mededeling bevatten nadere gegevens over de tenuitvoerlegging van het ENB met de verschillende partners in 2009.
Het ENB heeft tot doel de politieke dialoog en de samenwerking met elk van de buurlanden te verdiepen en een sterke mate van economische integratie met die landen tot stand te brengen. Het is een hervormingsgericht partnerschap, dat 'meer voor meer' biedt: hoe verder het engagement van een partner ten opzichte van de Unie reikt, des te omvattender kan de respons van de Unie zijn.
In overeenstemming met deze dynamiek heeft een doorlopende versterking van de contractuele betrekkingen plaatsgevonden. In 2004 waren met de meeste zuidelijke partners associatieovereenkomsten gesloten. Een associatieovereenkomst met Syrië is klaar voor ondertekening. In het oosten worden, overeenkomstig de doelstellingen van het oostelijke partnerschap i, waarbij een specifieke oostelijke dimensie van het ENB in het leven is geroepen, de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten van de jaren negentig vervangen door de veel ambitieuzere associatieovereenkomsten.
Begin 2007 waren twaalf partners met de EU actieplannen overeengekomen voor hulp bij het sturen van hun hervormingen. Nu de eerste generatie ENB-actieplannen ten einde loopt, zijn werkzaamheden aan de gang om op basis van de opgedane ervaring opvolgingsplannen uit te werken.
In het kader daarvan bouwt de EU geleidelijk nauwere betrekkingen dan ooit tevoren met de buurlanden op. Een dicht netwerk van bijna 100 subcomités maakt het mogelijk regelmatig en diepgaand van gedachten te wisselen over alle onderwerpen van gemeenschappelijk belang, gaande van bestuur en democratie tot vervoer en hervorming van de gezondheidssector, en draagt bij tot versterkt vertrouwen en wederzijdse kennis. Het succes van deze aanpak heeft ook verschillende zuidelijke partners ( Marokko, Israël, Jordanië, Egypte, Tunesië en de Palestijnse Autoriteit ) ertoe aangezet hun bilaterale betrekkingen nauwer aan te halen.
Het ENB vormt de concrete uitdrukking van het gezamenlijke engagement van de EU en haar partners voor de gemeenschappelijke waarden van democratie, rechtsstaat en mensenrechten en van de brede EU-bijstand voor het democratiseringsproces in de buurlanden. De ENB-samenwerking vond plaats in een moeilijke politieke context, waarbij zich onder meer aanhoudende conflicten voordeden, en de resultaten verschillen van land tot land. De vorderingen op dit gebied blijven essentieel voor de stabiliteit en de welvaart van de partnerlanden op lange termijn.
Er zijn weliswaar meer landen toegetreden tot verdragen en protocollen inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden , maar de tenuitvoerlegging geeft aanleiding tot bezorgdheid. Er zijn tekenen van vordering, bijvoorbeeld bij de bescherming van vrouwenrechten, door het strafbaar stellen van de genitale verminking van meisjes en vrouwen in Egypte , de verhoogde deelname van vrouwen aan het politieke leven in Marokko en Jordanië en een aanzet tot maatregelen tegen eerwraak, met name in Libanon en Jordanië. Een belangrijke stap in de richting van meer persvrijheid in Oekraïne was de afschaffing van de praktijk van 'temniki'’ (overheidsinstructies over toegestane verslaggeving). Bij de bestrijding van folteringen zijn echter onvoldoende vorderingen gemaakt. In vele landen bestaan nog altijd ernstige problemen in verband met de eerbiediging van de vrije meningsuiting, met name in de media, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering. De bewegingsruimte voor actoren uit het maatschappelijke middenveld en mensenrechtenactivisten blijft uitermate beperkt. De doodstraf bestaat nog steeds in Algerije , Wit-Rusland, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, de bezette Palestijnse gebieden, Syrië en Tunesië en wordt regelmatig uitgevoerd in Wit-Rusland, Egypte, Libië en Syrië . De meeste ENB-landen verstrekken onvoldoende bijstand en bescherming aan asielzoekers en vluchtelingen i. Sommige van die landen zijn nog niet toegetreden tot het Vluchtelingenverdrag van 1951 of het protocol van 1967 bij dat verdrag en andere hebben nog niet het juridische kader vastgesteld dat voor de tenuitvoerlegging daarvan noodzakelijk is.
In vele landen voldoen noch het juridische kader voor verkiezingen noch het verloop van de verkiezingen aan internationale normen. Daarentegen zijn de recente presidentsverkiezingen in Oekraïne en de tweede ronde van de parlementsverkiezingen in Moldavië vrij en eerlijk verlopen. In de afgelopen jaren is de kwaliteit van de verkiezingen er door de goedkeuring van verkiezingswetgeving op vooruitgegaan, met name in Marokko en Libanon. Libanon en de bezette Palestijnse gebieden zijn de enige landen in het zuidelijke nabuurschap waarnaar EU-missies voor verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming zijn uitgezonden.
Er zijn belangrijke investeringen verricht om de capaciteit en doeltreffendheid van het gerechtelijk apparaat te verbeteren, maar de onafhankelijkheid, doeltreffendheid en onpartijdigheid van justitie laten in de meeste landen nog te wensen over. De hervorming van de overheidsdiensten blijft een van de belangrijke onopgeloste problemen in de partnerlanden.
Alle partners met een actieplan hebben de ratificatie van het VN-Verdrag tegen corruptie van 2005 afgerond, maar uit indicatoren voor perceptie van de corruptie blijkt dat de situatie er in de onderzochte periode in het algemeen op achteruit is gegaan.
Het blijft absoluut noodzakelijk goed bestuur te bevorderen, als doel op zich en omdat het uiteindelijk de politieke stabiliteit en economische groei ondersteunt. Vorderingen bij de politieke hervormingen zullen een essentieel element van de ontwikkeling van verbeterde betrekkingen met de partners vormen .
De EU-missie voor bijstand inzake grensbeheer in Oekraïne en Moldavië (EUBAM), die in 2005 is opgericht, is een voorbeeld van het potentieel van het ENB om bij te dragen tot conflictpreventie en -beslechting. EUBAM heeft tot doel transparantie aan de Oekraïens-Moldavische grens te bewerkstelligen en een bedrijfsklimaat te stimuleren dat ondernemingen, ook in Transnistrië, de voordelen toont van de naleving van de Moldavische wetgeving, zodat ze internationale en EU-handelspreferenties kunnen genieten. De missie komt dus niet tussenbeide in het conflict en creëert zo wederzijds vertrouwen en begrip.
Voor Georgië heeft de EU solide politieke, technische en financiële steun verleend teneinde de behoeften als gevolg van het conflict in 2008 te verminderen en te komen tot een vreedzame oplossing voor de conflicten binnen de Georgische grenzen. De EU heeft Georgië in de nasleep van de conflicten substantiële steun verleend, met inbegrip van een steunpakket ten belope van 500 miljoen euro. De EU heeft voorts samen met de VN en de OVSE een actieve rol gespeeld als covoorzitter van de besprekingen van Genève, het enige forum dat de mogelijkheid biedt tot beslechting van een lopend politiek conflict. Er is een civiele EU-waarnemingsmissie (EUMM) opgericht om het stabilisatieproces te controleren en te analyseren.
De onopgeloste conflicten in de nabuurschap blijven de ontwikkeling van de partnerlanden belemmeren en kunnen risico's voor de eigen veiligheid van de EU inhouden. Het Verdrag van Lissabon houdt thans nieuwe mogelijkheden in voor meer geïntegreerde inspanningen van de EU voor conflictpreventie en -beslechting met gebruikmaking van alle passende instrumenten .
Persoonlijke contacten over de grenzen heen bevorderen wederzijds begrip, samenwerking tussen bedrijven en culturele banden. Persoonlijke contacten zijn cruciaal voor een zinvol engagement van de EU ten opzichte van haar buren. De Commissie zet zich in voor betere mobiliteit en contacten tussen de mensen in de hele nabuurschap. Dit kan en moet worden gedaan op zodanige wijze dat ook de veiligheid wordt verbeterd, de wettige en reguliere mobiliteit van legale reizigers wordt vergemakkelijkt en wordt gezorgd voor scherper toezicht op personen die de mobiliteit voor criminele doeleinden kunnen exploiteren.
In totaal zijn in 2008 in onze nabuurschap 2,09 miljoen EU-/Schengenvisa afgegeven. Neemt men alleen de dertien EU-lidstaten in aanmerking die in 2004 deel van het Schengengebied uitmaakten, dan bedraagt het aantal visa 1,3 miljoen, wat overeenkomstig de wereldwijde trend een stijging met 13% betekent ten opzichte van de 1,15 miljoen visa in 2004. Onderdanen van de oostelijke buurlanden hadden evenwel geen visum nodig om de oostelijke lidstaten binnen te komen vóór hun respectieve toetreding in 2004 en 2007. Het aantal bezoekers uit de oostelijke buurlanden aan de EU vertoonde dus na dat jaar een feitelijke daling.
De EU heeft al concrete stappen ondernomen om het voor onze buurlanden makkelijker, goedkoper en sneller te maken om de EU binnen te komen. Overeenkomsten inzake visumversoepeling met Oekraïne en Moldavië hebben geleid tot de verlaging of ontheffing van legesrechten voor meer dan een derde van de aanvragers, en overnameovereenkomsten hebben bijgedragen tot het bestrijden van illegale migratie en bieden waarborgen voor de veiligheid van de EU en haar partners. De onderhandelingen over een dergelijke overeenkomst met Georgië zijn afgerond. Met Georgië en Moldavië zijn ook andere maatregelen ( mobiliteitspartnerschappen ) overeengekomen om wettige migratie te bevorderen, illegale migratie te bestrijden en de positieve impact van migratie op de economische ontwikkeling van de partners van de EU te benutten.
Bovendien heeft het oostelijke partnerschap het vooruitzicht geopend op visumliberalisering voor korte verblijven als langetermijndoelstelling voor de oostelijke partners, op voorwaarde dat is voldaan aan de vereisten inzake veiligheid en goed beheer van de mobiliteit. Met Oekraïne is al een specifieke gestructureerde dialoog over visumliberalisering aan de gang en ook met Moldavië is een dialoog gepland.
In haar verslagen heeft de Commissie er herhaaldelijk op gewezen dat de EU ook met haar zuidelijke partners regelingen ter bevordering van wettelijke kortlopende verplaatsingen moet treffen. Jammer genoeg is er in dit verband geen sprake van significante vorderingen.
De Commissie hecht bijzonder belang aan de mobiliteit van studenten, onderzoekers en academici. Het programma Erasmus Mundus verleent steun voor hervormingen van het hoger onderwijs en nauwere institutionele banden met de EU en heeft een uitstekende respons gekregen in de ENB-regio. Over de periode 2007-2009 konden meer dan 3 250 studenten en academici uit de partnerlanden dankzij een beurs van Erasmus Mundus voor een periode tot drie jaar aan een universiteit in de EU studeren. Ook 474 studenten en universitairen uit de EU konden tijdens een vergelijkbare periode aan een universiteit in de partnerlanden studeren. Bovendien bieden Marie Curiebeurzen aan onderzoekers uit Europa en de buurlanden mogelijkheden voor mobiliteit en loopbaanontwikkeling.
Aangezien mobiliteit ook door andere factoren dan de visumregeling wordt belemmerd, kan het meer in het algemeen nuttig zijn de dialoog en samenwerking te versterken in verband met andere maatregelen zoals erkenning van academische en beroepskwalificaties of de overdraagbaarheid van rechten.
De persoonlijke mobiliteit maakt vorderingen, maar die zouden nog kunnen worden verbeterd en versneld. Bezoekers uit onze buurlanden moeten voor de aanvraag van een visum naar de EU omslachtige en langdurige procedures doorlopen. De nieuwe Visumcode, die sinds april 2010 van kracht is, zal daarin waarschijnlijk verbetering brengen. De Commissie wil bovendien de mobiliteit van reguliere ondernemers, toeristen, studenten en academici verder verbeteren en zal daartoe de volgende maatregelen voorstellen:
- Routekaarten voor een visumvrije regeling voor korte verblijven met Oekraïne , waarmee de EU al een visumdialoog voert, en met Moldavië , waarmee de visumdialoog binnenkort van start zal gaan. De vorderingen zullen afhangen van de mate waarin aan alle nodige voorwaarden wordt voldaan.
- Overeenkomsten inzake visumversoepeling en overname met de oostelijke partners die dergelijke overeenkomsten nog niet hebben gesloten, met name Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland .
- Overeenkomsten inzake visumversoepeling, ook met onze zuidelijke partners, op voorwaarde dat er tevens vorderingen zijn inzake migratiebeheer, met inbegrip van overnameovereenkomsten.
- Praktische maatregelen op basis van de EU-Visumcode om de afgifte van EU-visa en de vestiging van consulaten in de landen van het oostelijke partnerschap te verbeteren. Indien deze maatregelen goede resultaten opleveren, kunnen ze tot de hele nabuurschap worden uitgebreid.
- Voortzetting van de dialoog over maatregelen om de toegang van onderdanen van ENB-landen tot de arbeidsmarkt van de EU te vergemakkelijken, met inbegrip van het verbeteren van informatie over bestaande legale migratie- en mobiliteitskanalen, werkgelegenheid en de vaardigheden die noodzakelijk zijn op de arbeidsmarkt .
De EU biedt economische integratie met de interne markt, die de concretisering is van een strategische visie op lange termijn inzake vereenvoudigd goederen- en dienstenverkeer, minder rompslomp bij de vestiging van bedrijven, meer buitenlandse directe investeringen in de partnerlanden en een hoge mate van sociale, consumenten- en milieubescherming.
Dit aanbod is vervat in de strategie van de Commissie voor de oprichting van diepgaande en uitgebreide vrijhandelszones . De overeenkomsten in dat verband gaan verder dan alleen maar tariefafbraak en omvatten ook markttoegang voor diensten, investeringen, overheidsopdrachten en talrijke andere sectoren. Ze beogen gelijktrekking met de EU-wetgeving op gebieden waar dit tot een stijging van het handelsverkeer kan leiden. Alle partners met een actieplan hebben zich bij deze aanpak aangesloten.
Het ENB is er niet op gericht het EU- acquis en bloc te exporteren. Aangezien er in de gemondialiseerde wereld slechts een klein aantal regelgevingsmodellen bestaan, is het EU-model vaak aantrekkelijk voor de partners, doordat het 'uitvindersloon' voor politieke en economische hervormingen lager ligt. Daarom hebben vele partners gekozen voor brede convergentie met de beleidslijnen en wettelijke normen van de EU.
De handel van de EU met het ENB-gebied is over de periode 2004-2008 sterk toegenomen: de uitvoer van de EU is met 63% gestegen en de invoer met 91%. Energieproducten vormen een groot deel van die invoer. Zelfs zonder rekening te houden met energieproducten steeg de invoer uit de ENB-regio met 31%. Uitgedrukt als percentage van de wereldwijde handel van de EU vertoonde de uitvoer naar de ENB-regio een groei van 5,7% naar 6,7% en de invoer uit de regio een stijging van 5,4% naar 6,9%, wat wijst op de gestadig groeiende economische integratie.
De handel met de oostelijke partners vertoont een bijzonder dynamische evolutie, zij het vanaf een relatief laag uitgangspunt: het aandeel van de regio in de EU-uitvoer is met een stijging van 1,26% naar 2,1% bijna verdubbeld, en het aandeel in de EU-invoer klom van 0,8% naar 1,4%. De economische crisis heeft de oostelijke partners scherp getroffen, wat heeft geleid tot een inkrimping van de handel met de partners in 2009.
Uitgaande van de specifieke behoeften van de verschillende partners zijn initiële stappen in de richting van verdere economische integratie ondernomen. Het gaat onder meer om de vaststelling van autonome handelspreferenties (Moldavië) , die voorzien in rechten- en contingentvrije toegang tot de EU-markten voor alle producten (behalve voor bepaalde landbouwproducten waarvoor wel een aantal concessies worden verleend) en onderhandelingen over een aantal sectorale overeenkomsten, bijvoorbeeld inzake de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten (Egypte, Israël, Marokko) of betreffende conformiteitsbeoordelingen en de aanvaarding van industrieproducten, die de erkenning beogen van de gelijkwaardigheid van technische voorschriften, standaardisering en conformiteitsbeoordeling in een aantal sectoren (er is een overeenkomst gesloten met Israël, terwijl Egypte en Tunesië zich actief op onderhandelingen voorbereiden). Zo bijvoorbeeld zijn verwerkte landbouwproducten in de bilaterale handel tussen de EU en Israël voor 95% volledig geliberaliseerd, terwijl voor de resterende 5% aanvullende preferenties zijn overeengekomen. Er zijn ook onderhandelingen over de liberalisering van diensten en het vestigingsrecht aan de gang (Marokko, Tunesië , Israël en Egypte ). Sinds 2008 bestaat een volledige vrijhandelsregeling voor industrieproducten met Tunesië .
Er lopen al onderhandelingen over de eerste diepgaande en uitgebreide vrijhandelszone met Oekraïne en voorbereidingen voor het aanknopen van onderhandelingen met Moldavië , Georgië en Armenië zijn aan de gang.
Dit integratieproces heeft onder meer tot de volgende resultaten geleid:
- De douanediensten van de partnerlanden hebben zich ingespannen om hun operationele capaciteit te versterken door plannen voor de invoering van moderne douanemethodes zoals risicobeheer, aangiftecontrole achteraf, het concept 'vergunninghoudende bedrijven' en de toepassing van één enkel contactpunt.
- De partnerlanden hebben het regelgevingsmodel van de EU voor elektronische communicatie snel overgenomen teneinde de groei te stimuleren en kenniseconomieën te ontwikkelen. Het ENB heeft steun verleend aan partnerregeringen die zich bereid toonden hun markten te openen en marktgericht gedrag van bestaande bedrijven stimuleerden. Er zijn stappen ondernomen zoals het openstellen van de markt voor vaste telefonie en geavanceerde diensten zoals internet en het aanbesteden van extra vergunningen voor mobiele telefonie, teneinde de markt aan te passen aan die van de EU, een van de meest competitieve markten in de wereld. Verwacht wordt dat de ICT-sector in Egypte zal bijdragen tot de groei van de export van 175 miljoen euro in 2005 naar 770 miljoen euro in 2010 en een belangrijke bijdrage tot de werkgelegenheid zal leveren. Het toenemende gebruik van de informatie- en communicatietechnologie is een factor die in belangrijke mate tot de democratisering van de samenleving bijdraagt.
- Het creëren van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte met de buurlanden is een cruciale component van het externe luchtvaartbeleid van de EU, met als uiteindelijke doel een enkele luchtvaartmarkt tot stand te brengen die tot 60 landen en een miljard mensen omvat. In 2006 is een Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst met Marokko ondertekend. Het jaar daarna is het aantal luchtvaartpassagiers tussen Marokko en de EU met 17% gestegen (vergeleken met een wereldwijde toename van het luchtverkeer van 6%) en zijn 52 nieuwe lijnen in gebruik genomen en twaalf nieuwe luchtvaartmaatschappijen opgericht. Soortgelijke overeenkomsten zijn geparafeerd met Georgië en Jordanië. Er zijn onderhandelingen aan de gang met Israël, Libanon, Tunesië en Oekraïne en er is een mandaat verstrekt voor onderhandelingen met Algerije . Deze overeenkomsten hebben niet alleen een positieve impact op de groei van het verkeersvolume en de economie, maar vormen ook essentiële instrumenten ter bevordering van de hoogste normen inzake veiligheid, beveiliging en luchtvaartbeheer die de EU heeft vastgesteld. De aanpak van de Commissie zal nader worden uitgewerkt in een initiatief betreffende het extern beleid van de EU inzake luchtvaartbeleid eind 2010.
De openstelling van de markt is zowel de EU als haar partners ten goede gekomen. De openstelling van markten in sectoren waar de partners een concurrentievoordeel hebben, is essentieel voor hun economie. Er zal verder worden gestreefd naar liberalisering van de handel en de oprichting van diepgaande en uitgebreide vrijhandelszones.
De EU en haar partners kunnen profiteren van de aantrekkingskracht van een gezamenlijk regelgevingskader . Parallel met de groei van de economische ruimte waarin de EU-normen worden toegepast, wordt de wereldwijde aanvaarding van het regelgevingsmodel van de EU gestimuleerd. Dit kan de bedrijven van de EU en haar partners een concurrentievoordeel opleveren: zij produceren al voor de bredere EU-markt en naarmate de EU-normen meer worden geaccepteerd, wordt ook hun toegang tot buitenlandse markten bevorderd. Het feit dat de crisis niet tot een terugschroeven van de economische hervormingen heeft geleid, vormt een bewijs van de veerkracht van het overgangsproces waarop wij de welvaart van onze buurlanden en onze eigen landen bouwen.
Het ENB steunt de economische hervormingen voor een beter bedrijfs- en investeringsklimaat. In het zuiden is het belangrijkste instrument voor bedrijfshervormingen het Euro-mediterraan handvest voor ondernemingen, dat in 2004 is goedgekeurd. Het handvest is opgesteld aan de hand van beste praktijken in de EU en is door de partnerlanden goedgekeurd als referentiepunt voor hun hervormingsagenda. Gezien het succes van deze aanpak is het de bedoeling de essentiële kenmerken van de EU-wetgeving voor kleine ondernemingen in het handvest op te nemen. Er zijn ook plannen om een soortgelijk proces in het kader van het oostelijke partnerschap op gang te brengen.
Uit het toezicht op de tenuitvoerlegging van het handvest en diverse analyses, zoals het verslag van de Wereldbank 'Doing Business', blijkt dat goede vorderingen zijn gemaakt bij de verbetering van het bedrijfsklimaat in de ENB-regio. Zo bijvoorbeeld bedraagt de duur van de registratieprocedure voor bedrijven in Jordanië thans dertien dagen, vergeleken met 79 dagen in 2004 .
Er moeten meer inspanningen worden geleverd om een bedrijfs- en investeringsvriendelijk klimaat te bevorderen. Meer in het bijzonder moeten de partners zich nog verder inzetten voor een betere regelgeving voor bedrijven, corruptiebestrijding, het aanmoedigen van ondernemerschap en innovatie, het optrekken van het kennispeil en verbetering van de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, die de motor van economische groei zijn.
De partners hebben zich geschaard achter het principe dat in het kader van het ENB een hele reeks sociale beleidskwesties moet worden aangepakt. Daaruit blijkt dat ze van oordeel zijn dat sociale cohesie bevorderlijk is voor een beter bedrijfsklimaat en noodzakelijk voor de legitimiteit en duurzaamheid van hervormingen. De actieplannen omvatten onder meer bepalingen inzake werkgelegenheidsbeleid, sociale dialoog, arbeidsrechten, sociale integratie, sociale bescherming, gelijkheid van vrouwen en mannen en gelijke behandeling voor iedereen. Dit vertegenwoordigt een alomvattende sociale agenda met duidelijk omschreven prioriteiten en termijnen, die echter nog grotendeels ten uitvoer moet worden gelegd. Zo bijvoorbeeld zijn er vorderingen gemaakt in verband met wetgeving voor fatsoenlijk werk en pensioenhervorming, maar lopen de vorderingen inzake werkgelegenheidsbeleid, vakbondsrechten, sociale dialoog of gelijke kansen sterk uiteen.
Om ervoor te zorgen dat deze sociaaleconomische hervormingen daadwerkelijk uitmonden in een door alle partners gedeelde sociale agenda voor het ENB moeten de partners zich achter dit politieke engagement blijven scharen en voldoende administratieve en personele middelen voor de uitvoering van de noodzakelijke hervormingen toewijzen .
Milieu bescherming is een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de partners en er zijn gezamenlijke inspanningen nodig om de vraagstukken op dit gebied met succes aan te pakken. De partnerlanden zijn zich bewust van de problemen, maar ondanks de overduidelijke economische argumenten ten gunste van krachtdadig optreden op milieugebied om de veel hogere opruimingskosten in de toekomst te vermijden, trekken ze niet voldoende middelen uit. Er bestaan weliswaar talrijke internationale verbintenissen en procedures, maar de implementatie laat vaak op zich wachten. Een essentiële doelstelling van het ENB is daarom met de partners samenwerken om te komen tot verbetering van de strategische planning, de prioritering en de administratieve capaciteit.
De vorderingen lopen uiteen van land tot land. Voorbeelden van goede vooruitgang zijn onder meer de hervorming van het milieubestuur in Jordanië, samenwerking met het regionale milieucentrum voor de Kaukasus, het initiatief Horizon 2020 en een ontwerp van milieustrategie in Oekraïne.
Vele partners geven blijk van groeiende belangstelling voor de ervaring van de EU en zijn steeds meer bereid zich af te stemmen op EU-milieurichtlijnen. Convergentie van de regelgeving moet een cruciaal onderdeel van het ENB blijven, net zoals samenwerking bij het milieubeheer. In het kader van de strategie Europa 2020 wil de EU zich inzetten voor een duurzamere economie met een efficiënter gebruik van hulpbronnen, een terrein waarop de EU en de partners met succes kunnen samenwerken. Bovendien is er dringend behoefte aan nauwere samenwerking in verband met de instandhouding van biodiversiteit, met inbegrip van bewustmaking van de economische voordelen van ecosysteemdiensten en de kosten van het verlies daarvan.
De partners hebben ook de wens te kennen gegeven om met het Europees Milieuagentschap samen te werken en het ENB heeft de mogelijkheid daartoe geboden. Met financiële bijstand van de EU helpt het Europees Milieuagentschap de partners bij het verzamelen en beheren van milieu-informatie. Het ENB heeft ook, via deelname van ngo's, bijgedragen tot grotere openheid en verantwoording van het milieubeleid.
Een ander aspect dat in de toekomst nog kan worden uitgediept, is een betere coördinatie van het beheer van maritieme activiteiten. Nauwere samenwerking zou nuttig kunnen zijn, niet alleen bij het duurzaam beheer van visserijbestanden, met inbegrip van de doeltreffende controle van visserijactiviteiten, maar ook meer in het algemeen in verband met geïntegreerd maritiem toezicht, maritieme ruimtelijke ordening en andere maritieme beleidskwesties,met inbegrip van de beroepskwalificaties van zeevarenden. De EU zal de ENB-partners ook blijven ondersteunen bij hun streven om het VN-zeerechtverdrag (UNCLOS) te ratificeren en toe te passen.
Tastbare vorderingen op dit complexe gebied komen er slechts langzaam, maar toch is het essentieel op deze resultaten voort te bouwen om de milieunormen in de hele regio op te trekken. Duurzame ontwikkeling op lange termijn zal worden ondersteund door verbeterde milieubescherming via blijvende convergentie met de belangrijkste elementen van de EU-wetgeving, verbeterd milieubeheer, efficiënter gebruik van de hulpbronnen en passend gebruik van ecosysteemdiensten.
Het aanpakken van de klimaatverandering is een prioriteit voor alle landen in de wereld. In hun dialoog met de EU kaarten de partnerlanden steeds vaker het probleem van de klimaatverandering aan, in het licht van het Akkoord van Kopenhagen, de lopende onderhandelingen over een overeenkomst na 2012 en het leiderschap van de EU op dit gebied. Via het ENB kan de EU de partners ondersteunen bij het integreren van klimaataspecten in hun beleid. De partnerlanden behoren weliswaar niet tot de categorie landen met de grootste uitstoot van broeikasgassen, maar ze hebben een groot potentieel om verdere beperkende maatregelen te nemen (bijvoorbeeld via een efficiënter energiegebruik of de bevordering van duurzaam vervoer) of aanpassingen door te voeren (bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, waterbeheer of paraatheid voor natuurrampen zoals overstromingen en droogte).
De Commissie zal er bij de partners die zich nog niet bij het Akkoord van Kopenhagen hebben aangesloten, op aandringen dit zo spoedig mogelijk te doen en informatie te verstrekken over hun doelstellingen en voorgenomen maatregelen . De EU blijft zich volledig voor het VN-onderhandelingsproces inzetten om te komen tot een solide en doeltreffende juridisch bindende internationale overeenkomst. De EU is bereid de dialoog en de samenwerking bij risicobeperking en aanpassing in verband met de klimaatverandering te verdiepen.
Zowel de EU als haar partners hebben er belang bij een stabiele, veilige en schone energievoorziening van burgers en bedrijfsleven in stand te houden en op koolstofarme energiebronnen over te schakelen. In het energie- en klimaatveranderingspakket van de Commissie 2007-2008 wordt een ambitieus kader neergezet om de energieproblemen aan te pakken, onder meer door de uitwerking van een extern energiebeleid. Het gasgeschil tussen Oekraïne en Rusland in de winter van 2008-2009 heeft de noodzaak van continuïteit bij de energievoorziening scherp aangetoond. In de tweede strategische energiebeleidsevaluatie van de Commissie van 2008 i wordt aangedrongen op het bespoedigen van de betrekkingen met de partners die belangrijke producenten en doorvoerlanden voor de EU zijn.
In deze context hebben de partners heel wat stappen ondernomen om hervormingen in de sector en geleidelijke aanpassing aan het EU-beleid op gang te brengen. De EU heeft met Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Egypte, Jordanië, Marokko en Oekraïne memoranda van overeenstemming of verklaringen ondertekend .
Verschillende partners hebben hun energiestrategie herzien of werken aan een herziening, waarbij de klemtoon wordt verschoven naar efficiënt energiegebruik en hernieuwbare energie. De partners hebben stappen ondernomen voor geleidelijke convergentie met de regels van de interne energiemarkt, goedkeuring van nieuwe wetgeving, versterking van de regelgeving en geleidelijke eliminatie van prijsdistorsies. In 2009 heeft de ministerraad van de Energiegemeenschap onder bepaalde voorwaarden zijn goedkeuring gehecht aan de toetreding van Moldavië en Oekraïne tot het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap . Georgië heeft de status van waarnemer bij de Energiegemeenschap gekregen.
De EU en de partners hebben samengewerkt aan de ontwikkeling van energienetwerken. In maart 2009 heeft de Commissie een internationale conferentie over de modernisering van het gasdoorvoerstelsel van Oekraïne georganiseerd. De EU heeft ook met de partners samengewerkt aan de aanleg van de zuidelijke gascorridor , met inbegrip van de Nabucco-pijpleiding en het trans-Kaspische doorvoerproject. De EU heeft de plannen van Moldavië en Oekraïne voor een toekomstige aansluiting op het elektriciteitsnet van continentaal Europa gesteund.
In de zuidelijke nabuurschap waren de samenwerkingsinitiatieven geconcentreerd op de ontwikkeling en integratie van energiemarkten, met inbegrip van de ontwikkeling van zuid-zuid- en noord-zuid-aansluitingen. Het mediterraan plan voor zonne-energie heeft vorm gekregen door de uitwerking van een strategiedocument en het opzetten van verschillende experimentele initiatieven en programma's met de steun van de internationale financiële instellingen.
In het kader van het oostelijke partnerschap zijn de werkzaamheden van platform 3 'continuïteit van de energievoorziening' gestart met een werkprogramma 2009-2011.
De EU en de partners die civiele kerncentrales exploiteren ( Armenië en Oekraïne ) zijn doorgegaan met de samenwerking inzake nucleaire veiligheid en beveiliging. De EU heeft ook een dialoog over deze kwesties opgezet met partners die van plan zijn kerncentrales te bouwen.
De versterkte energiesamenwerking in de afgelopen jaren is nodig om een antwoord te bieden op de snelgroeiende energiebehoeften in het zuiden en de investerings- en hervormingsbehoeften in het zuiden en het oosten . Zowel efficiënt energiegebruik als de bevordering van hernieuwbare energie zullen een cruciale doelstelling van onze samenwerking met de ENB-partners vormen.
De tenuitvoerlegging van het ENB wordt ondersteund door het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) met een begroting van circa 11,5 miljard euro (2007-2013). Na een toetsing halverwege van de ENPI-programmeringsdocumenten zijn de landentoewijzingen beter afgestemd op de behoeften, ambities, vorderingen en absorptiecapaciteit van de partners. De toetsing is uitgevoerd in samenwerking met de partnerlanden, rekening houdend met de resultaten van een uitzonderlijk breed raadplegingsproces met deelname van het maatschappelijk middenveld, de EU-lidstaten en andere donoren.
De beleidsaccenten van de financiële samenwerking zijn verder versterkt. De onderlinge aanpassing van de wetgeving en de convergentie van de regelgeving worden gestimuleerd door een ruimer gebruik van TAIEX en twinning. Eind 2009 waren meer dan 1 000 TAIEX-maatregelen gefinancierd, 114 twinningovereenkomsten vastgesteld en nog eens 110 overeenkomsten in voorbereiding. Er worden uitgebreide programma's voor institutionele opbouw ontwikkeld ter vergroting van de capaciteit van een beperkt aantal kerninstellingen die cruciaal zijn voor het voorbereiden van de werkzaamheden voor toekomstige associatieovereenkomsten met de oostelijke partners.
- Begin 2009 heeft de EU ter ondersteuning van het ENB-actieplan (2,8 miljoen euro) een team adviseurs op hoog niveau naar Armenië gezonden. De adviseurs verstrekten technisch advies op hoog niveau voor het uitwerken, sturen en uitvoeren van hervormingen ter versterking van het presidentschap en de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, met de nadruk op democratie, goed bestuur, rechtsstaat en de markteconomie.
- Nadat in december 2009 een overeenkomst was bereikt, heeft de EU in april 2010 een missie voor beleidsadvies op hoog niveau naar Moldavië afgevaardigd. De missie zal deskundig advies aan de overheidsinstellingen verstrekken om de politieke associatie te helpen versnellen en de economische integratie tussen de EU en Moldavië te bevorderen.
- In Tunesië zijn de vorderingen op weg naar een overeenkomst betreffende overeenstemmingsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten (OOAA) ondersteund door een breed twinningpakket (1,3 miljoen euro) met de klemtoon op harmonisatie van wetgeving en capaciteitsopbouw in de overheidsdiensten. Dit pakket werd later aangevuld met een ruimere operatie voor ondersteuning van de sector (23 miljoen euro), geconcentreerd op kwaliteitsvolle infrastructuur en steun voor ondernemingen.
- In Oekraïne zijn ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het memorandum van overeenstemming inzake energiesamenwerking twee sectorale initiatieven opgezet op het gebied van energiebeleid en efficiënt energiegebruik/hernieuwbare energie (145 miljoen euro). Die werden aangevuld met twinningovereenkomsten betreffende de regulering van de elektriciteits- en gasmarkt.
- In het Middellandse Zeegebied omvat de steun van de Commissie voor Horizon 2020 (ruim 13 miljoen euro) capaciteitsopbouw, het ontwikkelen van controlesystemen en het uitwerken van groene investeringsprojecten voor de EIB en andere financiële instellingen.
De ENB-investeringsfaciliteit verstrekt subsidies die moeten zorgen voor een hefboomeffect op leningen in de partnerlanden door de EIB, de EBWO en andere Europese financiële instellingen. De subsidie uit de EU-begroting beliep 185 miljoen euro in 2007-2009. Daarnaast droegen de lidstaten 47 miljoen euro bij tot het Trustfonds van de ENB-investeringsfaciliteit. Door de hefboomwerking van deze middelen zijn leningen voor een bedrag van 4,76 miljard euro vrijgemaakt voor investeringen die eveneens zullen bijdragen tot het versnellen van regionale samenwerkingsinitiatieven en het stimuleren van de economische groei. In 2004-2009 hebben schenkingen van ongeveer 90 miljoen euro via de Euro-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) bijgedragen tot het mobiliseren van EIB-leningen voor meer dan 10 miljard euro.
Bij de toetsing halverwege van het extern mandaat van de EIB over de periode 2007-2013 is gebleken dat de samenhang tussen het EU-beleid en de EIB-financiering verder moet worden versterkt. Daartoe heeft de Commissie voorgesteld i dat door de EIB gegarandeerde financiering drie horizontale doelstellingen op hoog niveau omvat, namelijk klimaatverandering, sociale en economische infrastructuur en ontwikkeling van de lokale particuliere sector met inbegrip van het MKB, en dat regionale operationele richtsnoeren worden vastgesteld. In de buurlanden verbreedt het voorstel van de Commissie het toepassingsgebied van de EIB-financiering, terwijl de richtsnoeren bijdragen tot het versterken van de beleidsfocus van de EIB-maatregelen en zorgen voor complementariteit met de desbetreffende ondersteuningsmaatregelen van de EIB. De Commissie heeft ook voorgesteld twee miljard euro extra toe te wijzen uit hoofde van het mandaat op het gebied van de klimaatverandering, waarvan tot een miljard euro in de buurlanden kan worden gebruikt.
In het licht van de economische en financiële crisis heeft de Commissie ook macrofinanciële bijstand voor Armenië, Georgië, Moldavië en Oekraïne ingezet.
De ENPI-toewijzingen voor de verschillende landen bieden thans een objectiever en transparanter beeld van de mate waarin de fundamentele waarden van het EIB daadwerkelijk worden gedeeld. Nu de doelstellingen van de bestuursfaciliteit (beloning van vorderingen bij hervorming van het bestuur) algemeen zijn geaccepteerd, wil de Commissie met ingang van 2011 de werking van de faciliteit controleren teneinde meer gerichte steun voor verbetering van het bestuur te verstrekken.
De Commissie dringt er bij de Raad op aan haar voorstel voor de wijziging van artikel 23 van de ENPI-verordening goed te keuren. Hierdoor zouden onder meer extra middelen (35 miljoen euro per jaar) beschikbaar komen om het FEMIP te financieren
Om de EU en de partners in staat te stellen ten volle en duurzaam van de openstelling van de markt te profiteren, moet de dynamiek van de economieën van de partners worden gestimuleerd. De partnerlanden beschikken over een grotendeels onaangeboord groeipotentieel. De EU heeft er dan ook als hun voornaamste - en door de geografische nabijheid voor de hand liggende - handelspartner direct belang bij hun economische ontwikkeling te ondersteunen. De redenen waarom de ontwikkeling van de interne markt en die van de structuurfondsen aan elkaar zijn gekoppeld, zijn ook van toepassing in verband met de nabuurschap en moeten een element vormen van het debat over het volgende financiële kader.
Afgezien van de bilaterale ontwikkelingen die in het vorige punt zijn samengevat, zijn er ook belangrijke vorderingen gemaakt in het kader van de multilaterale raamwerken die voor de nabuurschap van belang zijn.
In het zuiden heeft het Euro-mediterraan partnerschap, dat in 1995 van start is gegaan, bijgedragen tot het leggen van de grondslagen voor een vrijhandelszone die over enkele jaren voltooid zal zijn. Er is samenwerking opgezet op een groot aantal terreinen zoals civiele bescherming, cultuur, uitwisseling van jongeren en gender. De opvolger van dat partnerschap, de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UfM) is in juli 2008 van start gegaan met als doel de werkzaamheden een nieuw elan te geven door a) het politieke niveau van de betrekkingen van de EU met haar mediterrane partners op te trekken; b) de gezamenlijke verantwoordelijkheid verder te versterken via een systeem van covoorzitterschap (één voorzitter van de EU en één van de mediterrane partners), een eigen secretariaat en een gemengd permanent comité en c) de betrekkingen concreter en beter zichtbaar te maken aan de hand van grootschalige regionale en subregionale projecten die relevant zijn voor de burgers van de regio.
In de moeilijke politieke context in de nasleep van het conflict in Gaza hielden de vorderingen hoofdzakelijk verband met de oprichting van het secretariaat van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de benoeming van de secretaris-generaal in januari 2010 en de goedkeuring van het statuut in maart. De uitvoering van vier van de zes projecten is gevorderd dankzij bijdragen uit de EU-begroting.
Het oostelijke partnerschap is in mei 2009 van start gegaan als antwoord op de belangstelling van de oostelijke partners voor toenadering tot de EU en om de nodige voorwaarden te creëren om de politieke associatie te versnellen en de economische integratie te bevorderen. Het hoofdzakelijk bilaterale karakter van het oostelijke partnerschap wordt aangevuld met een multilaterale component voor de bevordering van samenwerking, open dialoog en de uitwisseling van goede praktijken en ervaringen. Er zijn thematische platforms gecreëerd om vier belangrijke sectoren aan te pakken: democratie, goed bestuur en stabiliteit; economische integratie en convergentie met het sectoraal beleid van de EU; continuïteit van de energievoorziening; persoonlijke contacten . De vier thematische platforms hebben werkprogramma's voor 2010-2011 goedgekeurd, een aantal panels opgericht en de algemene opzet van een aantal voortrekkerinitiatieven goedgekeurd i.
Parallel daarmee heeft het Europees Parlement de eerste stappen gezet voor de oprichting van de parlementaire vergadering van de EU en haar buren uit het oosten (Euro-Nest ) en heeft het Comité van de Regio's zijn intentie bekendgemaakt om een lokale en regionale vergadering voor Oost-Europa en de zuidelijke Kaukasus op te richten. In november 2009 is het Forum van het maatschappelijk middenveld van het oostelijke partnerschap in Brussel georganiseerd door de Commissie, het voorzitterschap van de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Meer dan 200 vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld waren daarbij aanwezig. De vertegenwoordigers van het Forum hebben de aanbevelingen van de vergadering gepresenteerd op de ministersbijeenkomst van het oostelijke partnerschap in december 2009.
De Zwarte Zeesynergie, die in februari 2008 van start is gegaan, vormt een blijk van de groeiende belangstelling van de EU voor regionale samenwerking rond de Zwarte Zee, nu twee van de oeverstaten lid van de EU zijn. Een aantal eerdere programma's heeft zijn voltooiing bereikt, met name het grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma voor het Zwarte Zeebekken 2007-2013 en het project voor de interconnectie van het Zwarte Zeegebied (informatiemaatschappij).
De sectorale partnerschappen voor het Zwarte Zeegebied zijn opgesteld in samenwerking met de EU-lidstaten van de regio (Roemenië, Griekenland en Bulgarije) en met de partnerlanden. Het eerste partnerschap, dat betrekking heeft op het milieu, is gestart in het eerste halfjaar van 2010, en de nadere omschrijving van de werkzaamheden is nog aan de gang.
De Commissie is actief gebleven in het netwerk van regionale organisaties die in het Zwarte Zeegebied werkzaam zijn, met inbegrip van de Organisatie voor economische samenwerking rondom de Zwarte Zee, waarin de Commissie sinds 2007 zonder onderbreking de waarnemersstatus heeft, en de Commissie voor de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging.
Naast de Unie voor het Middellandse Zeegebied hebben ook de doorlopende tenuitvoerlegging van de gezamenlijke strategie Afrika-EU en de nauwe samenwerking tussen de EU en de landen van Noord-Afrika in het kader van het strategisch partnerschap Afrika-EU tot de algemene ENB-doelstellingen in de desbetreffende landen bijgedragen.
Op middellange termijn tekent zich het beeld af dat de EU ondanks moeilijke omstandigheden erin geslaagd is met de buurlanden een hervormingspartnerschap tot stand te brengen. Dit heeft voor onze partners en de EU tastbare resultaten opgeleverd, ook al worden beleidsuitstippeling en wetgeving niet altijd door daadwerkelijke tenuitvoerlegging gevolgd.
Er moeten nog heel wat problemen worden aangepakt. Het tempo van de vorderingen hangt af van de mate waarin de partners zich bereid hebben getoond de nodige hervormingen door te voeren. Bovendien zijn meer resultaten geboekt op economisch gebied, met name inzake handel en onderlinge aanpassing van de regelgeving, dan in verband met democratisch bestuur. Het tempo van de vorderingen hangt echter ook af van de voordelen die de partners binnen een redelijke termijn kunnen verwachten. Ook op dit punt heeft de sterkte van het engagement van de EU voor het partnerschap een belangrijk effect gehad, dat ook in de toekomst voelbaar zal blijven.
– COM (2008) 781 van 13 november 2008.