Toelichting bij COM(2010)404 - In de handel brengen van replica's van vuurwapens

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2010)404 - In de handel brengen van replica's van vuurwapens.
bron COM(2010)404 NLEN
datum 27-07-2010
52010DC0404

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Het in de handel brengen van replica's van vuurwapens /* COM/2010/0404 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 27.7.2010


COM(2010)404 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Het in de handel brengen van replica's van vuurwapens

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Het in de handel brengen van replica's van vuurwapens

Het onderhavige verslag vloeit voort uit het bepaalde in artikel 17 van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, als gewijzigd bij Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008.

2.

RICHTLIJN 2008/51/EG TOT WIJZIGING VAN RICHTLIJN 91/477/EEG EN DE KWESTIE VAN DE REPLICA'S VAN VUURWAPENS


1. Dat de opkomst van de problematiek rond replica's van vuurwapens in de context van de wetgevende activiteiten heeft geleid tot het aannemen van Richtlijn 2008/51/EG heeft veel te maken met de opname van veiligheidsoverwegingen in een richtlijn waarvan de algemene structuur oorspronkelijk tot doel had om, met de vereiste veiligheidsgaranties, het verkeer van civiele vuurwapens binnen de interne markt te vereenvoudigen.

2. Tijdens het debat over de gewijzigde richtlijn in het Europees Parlement hebben echter enkele politiedeskundigen die door parlementsleden waren uitgenodigd, uitgelegd wat de mogelijke gevolgen voor de criminaliteit zijn van het gebruik van, bijvoorbeeld, alarmpistolen (of pistolen die zijn ontworpen voor het afvuren van losse patronen) die door misdadigers zijn omgebouwd tot echte vuurwapens.

Een direct gevolg van de bezorgdheid hierover is dat de definitie van een vuurwapen in de gewijzigde richtlijn, bijna woordelijk ontleend aan het 'Vuurwapenprotocol' i, voorwerpen omvat die 'kunnen worden omgebouwd zodat door middel van explosieve voortstuwing een lading, kogel of projectiel uitgestoten kan worden wanneer het qua vormgeving gelijk is aan een vuurwapen en ingevolge zijn constructie of het materiaal waarvan het is gemaakt aldus kan worden omgebouwd' .

3. Dat betekent dat de richtlijn niet geldt voor andere producten die qua vormgeving gelijk zijn aan een vuurwapen, zoals replica's van vuurwapens, waarvan de richtlijn geen definitie geeft.

3.

REPLICA'S VAN VUURWAPENS: DE BETEKENIS VAN HET BEGRIP VERSCHILT VAN DE ENE LIDSTAAT TOT DE ANDERE


2.1. Het 'Vuurwapenprotocol' geeft in zijn definitie van een 'vuurwapen' geen criterium dat echt werkbaar is voor het onderhavige verslag: in artikel 3, gewijd aan de definitie van een vuurwapen, vallen onder de voorwerpen die vergelijkbaar zijn met een vuurwapen alleen voorwerpen die ' gemakkelijk voor dat doel' kunnen worden 'omgebouwd' .

2.2. De term "replica's" heeft betrekking op voorwerpen die nogal verschillen van de ene lidstaat tot de andere en waarvan de aard, de complexiteit en het potentiële gevaar zeer sterk variëren; daardoor kunnen meerdere voorwerpen in meer of mindere mate worden aangemerkt als replica's van vuurwapens. In feite kan de term replica van toepassing zijn op uiteenlopende voorwerpen, van voorwerpen die slechts op een vuurwapen lijken tot voorwerpen die niet van een echt vuurwapen zijn te onderscheiden.

2.3. Andere benamingen kunnen synoniemen zijn van de term replica: reproducties, imitaties, kopieën. Het lijkt daarom noodzakelijk om enkele voorwerpen te inventariseren die op de een of andere manier zouden kunnen worden gelijkgesteld met replica's.

2.4. Sommige wetgevingen gebruiken de term replica voor wapens die een exacte gelijkenis vertonen, met hetzelfde uiterlijk en dezelfde kenmerken als het originele wapen. Het is bekend dat geoefende handwerkslieden op verschillende plaatsen in de wereld een wapen kunnen kopiëren en als het ware kunnen 'klonen' aan de hand van het origineel. Het is duidelijk dat als deze wapens niet met een handelsoctrooi en met inachtneming van alle nationale of Europese voorschriften zijn vervaardigd, de vervaardiging, het bezit en a fortiori het gebruik daarvan volledig illegaal zijn.

2.5. Andere "replica's" zijn ook een soort 'klonen' van echte wapens. Maar deze worden, in tegenstelling tot de eerdergenoemde klonen, 'inert' genoemd, of soms 'sierwapens' of zelfs 'nepwapens'. Het frame is soms van metaal, soms van kunststof; het gewicht kan gelijk zijn aan dat van een echt wapen of veel geringer, maar in elk geval gaat het om voorwerpen waar absoluut niet mee kan worden geschoten of waar geen munitie in kan worden geplaatst. Deze voorwerpen zijn vooral in trek bij echte verzamelaars.

2.6. Sommige pistolen (het gaat voornamelijk om handvuurwapens) echte vuurwapens, verworden onder een bijzondere en specifieke handelslicentie tot gedenatureerde producten. Daarbij kan de producent van het echte pistool een fabricagelicentie aan een andere producent verkopen, die vervolgens het betreffende model echt en legaal kopieert, maar als luchtdrukpistool te maken en/of een pistool dat alleen losse patronen kan afvuren of als alarmpistool kan dienen.

2.7. Alarmwapens in het algemeen kunnen de facto vaak op tamelijk realistische wijze voor echte vuurwapens doorgaan (zonder dat per se een speciaal model is gekopieerd). Volgens de Permanente Internationale Commissie voor de beproeving van handvuurwapens i (CIP), dienen alle draagbare apparaten die niet zijn ontworpen voor het afschieten van massieve projectielen te worden aangemerkt als alarmwapens. Met een alarmwapen kunnen dus losse patronen, gaspatronen en traangaspatronen worden afgeschoten.

4.

ANDERE PRODUCTEN DIE EEN GELIJKENIS VERTONEN MET VUURWAPENS ZONDER DAT ZE DOORGAANS MET REPLICA'S WORDEN GELIJKGESTELD


3.1. Zo worden er meer of minder realistische imitaties van vuurwapens gebruikt in de context van betrekkelijk nieuwe liefhebberijen of hobby’s als ' airsoft '; het gaat daarbij om een vrijetijdsactiviteit in de vorm van een spel waarin veelal twee teams het tegen elkaar opnemen en de spelers zijn uitgerust met een imitatiewapen (meestal van kunststof) dat door middel van gas- of luchtdruk balletjes van kunststof van 6 mm of 8 mm afvuurt. De voortstuwingskracht ligt meestal tussen 2 en 7 joule.

3.2. De zogenaamde 'luchtdrukpistolen' kunnen soms een gelijkenis vertonen met een echt pistool (maar zijn ook niet per se nabootsingen van een bepaald model). Ze vuren patronen af die balletjes van staal/lood en soms rubber bevatten. Net als bij airsoftpistolen wordt gasdruk toegepast voor de voortstuwing, maar het wezenlijke verschil ligt in de aard van de gebruikte patroon.

3.3. Andere voorwerpen lijken enigszins op vuurwapens, zonder dat er per se sprake is van een erg realistische imitatie: een voorbeeld dat hier kan worden genoemd, zijn de markers die gebruikt worden bij ' paintball '. Dit is een vrijetijdsactiviteit die op particuliere terreinen wordt beoefend waar een setting in de natuur of in de stad is nagebootst; het kan worden omschreven als een spel waarbij spelers elkaar bestrijden, meestal met een marker die door middel van gas- of luchtdruk verfballetjes afvuurt. De verfballetjes worden afgeschoten met een kracht die ligt tussen 10 en 13 joule.

3.4. Weer andere voorwerpen kunnen een zekere gelijkenis vertonen met echte vuurwapens. Daarbij valt te denken aan slachtpistolen of zelfs alarm- of seinpistolen.

3.5. De term "replica's" kan ook in bepaalde terminologieën van toepassing zijn op reproducties van antieke wapens: dit zijn voorwerpen die een min of meer exacte (maar soms perfecte) reproductie zijn van antieke wapenmodellen, geleend van musea, die dus worden gekopieerd om te worden verkocht aan verzamelaars.

3.6. Tot slot moet worden vermeld dat een speciale richtlijn het onderscheid duidelijk maakt dat moet worden gemaakt tussen een 'replica' van een vuurwapen en speelgoed. Volgens punt 20 van bijlage I bij Richtlijn 88/378/EEG mogen ' natuurgetrouwe imitaties van echte vuurwapens ' namelijk niet als speelgoed worden aangemerkt i. Deze uitsluiting zal later nog nader worden omschreven en uitgebreid in de nieuwe Richtlijn 2009/48/EG tot intrekking van Richtlijn 88/378/EEG en moet vóór 20 januari 2011 in het nationale recht zijn omgezet.

5.

REPLICAVUURWAPENS: ENKELE GLOBALE ECONOMISCHE ASPECTEN


4.1. In de opgaven van Eurostat vallen veerpistolen, luchtpistolen en gaspistolen, net als wapenstokken, in dezelfde statistische categorie i.

4.2. Als gekeken wordt naar de waarde van de productie van de EU in deze categorie, is een betrekkelijk stabiele tendens te zien gedurende de laatste vijf jaar, met een bedrag dat in 2008 uitkomt op ongeveer EUR 190 miljoen. De cijfers lijken erop te wijzen dat het productievolume een lichte stijging vertoont: in 2008 is het uitgekomen op één miljoen stuks. Op grond van de beschikbare statistieken zijn de 4 grootste producerende landen in de Unie Duitsland (dat een zeer grote populatie sportschutters telt – rond de 1,7 miljoen vergunninghouders), Italië, het Verenigd Koninkrijk en Spanje.

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

4.3. De invoer in de EU uit derde landen ligt rond de 50 miljoen euro in 2008. Eveneens volgens Eurostat, zijn de grootste leveranciers van de Europese markt China, de Verenigde Staten, Taiwan en Japan. Daarbij moet tevens worden vermeld dat er in Turkije en Rusland op vrij grote schaal luchtdrukpistolen en alarmpistolen worden geproduceerd.

[afbeelding - zie origineel document]

De uitvoer uit de EU naar derde landen ligt rond de 55 miljoen euro. De belangrijkste bestemmingen zijn de Verenigde Staten, Rusland, de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Oekraïne.

[afbeelding - zie origineel document]

4.4. De waarde van de intracommunautaire handel is in 2008 relatief stabiel gebleven en ligt rond de 53 miljoen euro. De belangrijkste leveranciers zijn Duitsland en Spanje. De belangrijkste kopers zijn Frankrijk, de Tsjechische Republiek en Italië.

[afbeelding - zie origineel document]

6.

DE DOOR DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE OPGESTELDE VRAGENLIJST OVER REPLICA'S VAN VUURWAPENS


5.1. Om te proberen een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de problematiek rond "replica's" van vuurwapens, hebben de diensten van de Commissie een vragenlijst opgesteld die in juli 2009 naar alle lidstaten is gestuurd.

5.2. De dekking van de vragen was zo breed mogelijk. De volgende aspecten kwamen aan de orde:

4. veiligheid en wetshandhaving (statistieken van de politie van misdaden en delicten waarbij replica's zijn gebruikt, verboden op het dragen of openbaar tentoonstellen van replica's, enz.);

5. wet- en regelgeving, met name met als doel te achterhalen welke lidstaten in hun wetgeving al aandacht besteedden aan replica's van vuurwapens en welke bepalingen ze in dat geval hadden vastgelegd (in de handel brengen, toepassing van de bepalingen op ingevoerde en uit andere lidstaten overgebrachte replica's, enz.);

6. economische gegevens, om een beeld te krijgen van het economisch belang van replica's;

7. vragen over de eventuele ombouw van replica's, onder meer betreffende de aanwezigheid van normen of 'anti-conversie'-procedés bij de vervaardiging en/of het in het verkeer brengen daarvan.

5.3. Alle lidstaten hebben de vragenlijst ingevuld, hetzij in het kader van bijeenkomsten met de overheidsinstanties die met deze problematiek belast zijn (voornamelijk ministeries van Binnenlandse zaken of Justitie), hetzij met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en detailhandelaren, maar ook van de het meest bij de ontwikkelingen rond Richtlijn 91/477/EEG betrokken vak- en beroepsorganisaties.

5.4. Tot slot is tijdens de tweede bijeenkomst van de krachtens Richtlijn 2008/51/EG ingestelde contactgroep, op 8 maart 2010 in Brussel, aan de vertegenwoordigers van de lidstaten een overzicht gegeven van de resultaten van deze raadpleging.

7.

ANTWOORDEN VAN DE LIDSTATEN OP DE VRAGEN: ONDERVERDELING IN DRIE CATEGORIEËN


6.1. De eerste categorie omvat de lidstaten die het begrip replica niet, of niet echt, in hun wetgeving hebben opgenomen: dat zijn Luxemburg, Griekenland, Letland, Estland, Denemarken, Cyprus, Slovenië, Bulgarije en Finland. Deze lidstaten hebben de volgende bijzondere kenmerken:

- ze kennen geen omvangrijk openbare-ordeprobleem in verband met het gebruik van replica's;

- ze maken geen onderscheid naar kracht in joule van de producten in kwestie;

- dat betekent echter niet dat ze in bepaalde omstandigheden geen bijzondere maatregelen in de sfeer van de openbare orde of de bestuurlijke politie nemen, zoals het verbod op het in bezit hebben of tentoonstellen op openbaar toegankelijke plaatsen van voorwerpen die imitaties zijn van vuurwapens.

6.2. De tweede categorie telt 15 lidstaten: Frankrijk, Roemenië, Oostenrijk, België, de Tsjechische Republiek, Spanje, Hongarije, Ierland, Italië, Malta, Litouwen, Polen, Slowakije, Zweden en Duitsland. In de wetgevingen van al deze landen lijkt het begrip replica (of reproductie) van een vuurwapen meer te worden toegepast, zonder dat er echter bijzondere of significante problemen worden gemeld. Verder kan worden opgemerkt dat:

- de scheidslijn tussen wat wordt gelijkgesteld met een replica en wat meer valt onder de regelgeving voor echte vuurwapens (waarbij te denken valt aan meldingsregelingen, vergunningen, vervoer) wordt heel vaak vastgesteld op basis van een grenswaarde in joule;

- vaak wordt de grens van 7,5 joule aangehouden, maar de wetgevingen voor vuurwapens kunnen al vanaf 1 joule van toepassing zijn, maar kunnen ook pas vanaf 17 joule worden toegepast;

- de keuze voor een grenswaarde (1, 7,5 of 17 J) houdt niet per se in dat replica's die deze waarde overschrijden op alle punten moeten voldoen aan dezelfde eisen als echte vuurwapens; zo kan het feit dat de wetgeving voor vuurwapens van toepassing is ook simpelweg betekenen dat bij de verkoop van replica's een meldingsplicht geldt, of een vergunning vereist is, of dat replica's niet mogen worden verkocht aan minderjarigen;

- er kunnen aanvullende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de grenswaarde niet wordt overschreden. Zo wordt er in Duitsland een aanvullende controle uitgevoerd, waarna een waarmerk wordt aangebracht i van een speciale instantie ( Physikalish-Technische Bundesantalt), dat vereist is bij de productie van bepaalde typen alarmpistolen. Het waarmerk garandeert dat de kracht van het alarmpistool de nationale grenswaarde van 7,5 joule niet overschrijdt.

6.3. De derde categorie bestaat uit een groep van drie lidstaten (Portugal, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) waarvan de wetgevers de definitie van replica's/reproducties/‘realistische imitaties’ beter in de wet- en regelgeving proberen vast te leggen. Deze lidstaten spreken ook in meer of mindere mate hun zorg uit over de converteerbaarheid van bepaalde replica's en het in de handel brengen daarvan:

- de Nederlandse wetgeving verbiedt onder meer de verkoop en het in de handel brengen van bepaalde replica's van vuurwapens, ongeacht of ze al dan niet projectielen kunnen afvuren of kunnen worden omgebouwd tot echte vuurwapens; het zal in dit verband natuurlijk niemand verbazen dat de douane- en politieautoriteiten zich zorgen maken over het feit dat inwoners van Nederland dit soort producten in de buurlanden kopen;

- het Verenigd Koninkrijk en Portugal stellen speciale kleuren voor bepaalde replica's verplicht: realistische imitaties van vuurwapens ( realistic imitation firearms ) voor het Verenigd Koninkrijk en replica's voor recreatief gebruik voor Portugal (hoofdzakelijk bij het beoefenen van 'paintball' of 'airsoft') in een poging om elke verwarring met echte vuurwapens te vermijden; het criterium van het potentiële gevaar is dus hier niet langer de kracht waarmee het projectiel wordt afgeschoten, en evenmin de mate van 'converteerbaarheid', maar de kwaliteit van de imitatie en de vraag of deze realistisch is in vergelijking met een echt wapen;

- het Verenigd Koninkrijk geeft aan zich met name zorgen te maken over het feit dat de buurlanden veelal een minder strenge regelgeving kennen voor het in de handel brengen van bepaalde alarmpistolen waarvan de illegale conversie kennelijk mogelijk is. Omdat het in de handel brengen (en dus de invoer) van deze alarmpistolen in het Verenigd Koninkrijk verboden is, brengt de controle op de naleving van dit verbod extra werkzaamheden voor de verantwoordelijke autoriteiten met zich mee.

8.

DE BELANRIJKSTE LESSEN DIE UIT DE ANTWOORDEN KUNNEN WORDEN GETROKKEN


7.1. De eerste opmerking betreft het feit dat het voor de overheden zelf niet altijd eenvoudig is om een beeld te krijgen van de statistische werkelijkheid, vooral waar het gaat om het aantal voorwerpen dat in het verkeer is of het aantal gevallen van inbreuk op de veiligheid van goederen en personen – en a fortiori de ernst daarvan – dat direct of indirect het gevolg is van het gebruik van replica's i.

7.2. Het feit blijft dat de veiligheidsproblemen in de meeste van de door de lidstaten gemelde gevallen vooral verband lijken te houden met de illegale denaturatie van alarmpistolen om ze geschikt te maken voor het afvuren van echte kogels. Antieke wapens of reproducties van dit soort voorwerpen worden niet aangemerkt als een bedreiging voor de veiligheid van goederen en personen.

7.3. In de antwoorden wordt vermeld dat een voorwerp dat een realistische imitatie is van een vuurwapen (een nepwapen dat een pistool of revolver nabootst) een intimiderend effect kan hebben en bij een misdrijf kan worden gebruikt. Een dergelijk gebruik kan uiteraard nog veel riskanter blijken voor de delinquent zelf in geval van een eventueel antwoord met een wapen, vooral als de politie meent dat er sprake is van noodweer.

7.4. De gemelde gevallen van illegale conversie van alarmpistolen en, meer in het algemeen, van kwaadwillig gebruik van replica's voor intimidatie of overvallen, moeten echter in het perspectief worden gezien van het betrekkelijk grote aantal alarmpistolen (of pistolen die losse patronen kunnen afvuren) in de Europese Unie. Als aan deze categorieën de airsoftpistolen worden toegevoegd, komt het totale aantal voorwerpen dat men bijvoorbeeld in Duitsland in bezit heeft, naar schatting uit op 15 tot 18 miljoen.

7.5. Tevens moet worden opgemerkt dat bepaalde replica's (met name alarmpistolen) soms in de context van zelfverdediging van nut kunnen zijn; zo kunnen ze voorkomen dat de bezitter van zo’n pistool, als hij zich min of meer terecht zorgen maakt over zijn persoonlijke veiligheid, de neiging krijgt een vergunning aan te vragen voor het dragen van een echt wapen of, wat erger is, illegaal een echt wapen aan te schaffen.

7.6. In veel landen van de Unie worden voorwerpen van dit type niet geproduceerd. Zij melden geen grote problemen en beschikken niet over duidelijke statistieken over de houders van replicavuurwapens.

7.7. Een kleine groep lidstaten maakt soms melding van bezorgdheid over grensoverschrijdende bewegingen van replicavuurwapens, met name als hun wetgeving al zeer beperkend is. Bepaalde alarmpistolen die buiten de grenzen van de EU worden geproduceerd, zijn bovendien aanleiding voor speciale bezorgdheid omdat ze op een zodanige manier zijn vervaardigd dat ze eenvoudig kunnen worden geconverteerd, en dus geschikt gemaakt om echte kogels af te vuren.

7.8. Voorts moet worden vermeld dat de leden van de Permanente Internationale Commissie voor de beproeving van handvuurwapens (CIP), waar het merendeel van de producenten in de Europese Unie bij is aangesloten, alarmpistolen al onderwerpen aan goedkeuringstests, typegoedkeuringstests, alsmede beproevingen van de overeenstemming van de essentiële afmetingen, de sterkte en de gebruiksveiligheid.

9.

DE HOUDERS VAN REPLICAVUURWAPENS


8.1. De bezitters van zogenaamde "replica's" komen slechts in zeer beperkte mate overeen met de traditionele 'gebruikers' van vuurwapens, waarbij het voornamelijk gaat om jagers, sportschutters en andere categorieën wapenbezitters en, uiteraard, de producenten van en detailhandelaren in vuurwapens.

8.2. De tweede groep houders van replica's bestaat uit verzamelaars, die al dan niet antieke wapens verzamelen, of reproducties daarvan. Opvallend daarbij is dat een groot deel van hen alarmpistolen verzamelt die imitaties zijn van echte vuurwapens. In die zin kan deze categorie gevolgen ondervinden van eventuele nationale bepalingen inzake replica's.

8.3. De detailhandelaren vertegenwoordigen waarschijnlijk de sociaal-economische categorie die het meest te maken heeft met nationale regelgeving betreffende de verkoop van replica's. In sommige landen mogen replica's alleen worden verkocht in professionele wapenwinkels of in elk geval niet langer via speelgoedwinkels.

10.

CONCLUSIES


9.1. Vastgesteld kan worden dat 9 lidstaten het begrip replica niet, of niet echt, kennen in hun wetgeving en dat er geen sprake is van een omvangrijk openbare-ordeprobleem in verband met het gebruik van replica's, terwijl 15 andere lidstaten geen bijzondere of significante problemen melden in verband met het overbrengen of invoeren van goederen uit andere landen. Slechts een gering aantal lidstaten met een strengere nationale wetgeving aangaande replica's geven aan zich soms zorgen te maken over grensoverschrijdende bewegingen van replica's van vuurwapens. In deze omstandigheden zijn er dan ook weinig gegevens die er op wijzen dat een harmonisering op Europees niveau van de nationale wetgevingen voor replica's tot een betere werking van de interne markt zal leiden door het wegvallen van belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen of het wegnemen van concurrentieverstoringen.

9.2. Bovendien beschikken de lidstaten al over een werkelijke beoordelingsvrijheid bij de uitvaardiging van voorschriften voor het in de handel brengen en het gebruik van replica's i. Deze nationale voorschriften voor het in de handel brengen en het gebruik van replica's mogen geen belemmering vormen voor het vrije verkeer van goederen (artikelen 34-36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, VWEU) en laten natuurlijk eventuele specifieke politionele samenwerkingsmaatregelen onverlet. Artikel 34 VWEU verbiedt iedere nationale maatregel die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. In dit verband kan een voorschrift van een lidstaat dat de invoer, de vervaardiging, de verhandeling of het gebruik van replica's van vuurwapens verbiedt, een belemmering voor het vrije verkeer vormen in de zin van artikel 34 VWEU.

9.3. Toch is het evengoed duidelijk dat een dergelijk voorschrift, in dit geval overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 VWEU, gerechtvaardigd kan zijn uit hoofde van de openbare orde, bescherming van de openbare veiligheid en bescherming van de gezondheid en het leven van personen, mits het voorschrift in kwestie niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Daarbij geldt met name dat het nagestreefde doel niet kan worden bereikt door maatregelen die het intracommunautaire handelsverkeer minder beperken.

9.4. Zo moet in het geval van replica's van vuurwapens met verschillende aspecten rekening worden gehouden bij het beoordelen van de evenredigheid van de maatregel: van bijzonder belang is het feit of de verboden absoluut zijn of vergezeld gaan van uitzonderingen, of de verkoopverboden zich beperken tot minderjarige kopers of de verkoop via het internet of slechts de verkoop op afstand, alsmede of het gebruiks- of tentoonstellingsverbod zich beperkt tot de openbare weg.

9.5. Bovendien wordt het vrije verkeer van goederen binnen de EU eveneens gewaarborgd bij Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG i. Deze verordening is van toepassing met ingang van 13 mei 2009. De verordening stelt de regels en procedures vast die de bevoegde autoriteiten van een lidstaat in acht moeten nemen wanneer zij een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, nemen of voornemens zijn te nemen dat een belemmering zou kunnen vormen voor het vrije verkeer van een in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht en onder de werkingssfeer van artikel 34 VWEU vallend product.

9.6. Dat betekent dat krachtens de artikelen 34 en 36 VWEU en Verordening (EG) nr. 764/2008, het vrije verkeer van goederen binnen de EU al kan worden gewaarborgd, zonder dat de veiligheidsoverwegingen van de lidstaten uit het oog worden verloren. In dit verband zij eraan herinnerd dat Richtlijn 91/477/EEG gericht is op de instelling en de werking van de interne markt.

9.7. Er zij tevens aan herinnerd dat bij het ontbreken van meer specifieke bepalingen in het kader van communautaire regelgeving, alle producten die bestemd zijn voor consumenten vallen onder de bepalingen van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, die de lidstaten in bepaalde gevallen toestaat bepaalde gevaarlijke producten uit de handel te nemen of terug te roepen.

9.8. Als alle replica's onder de werkingssfeer van Richtlijn 91/477/EEG worden gebracht, zou dit bovendien betekenen dat alle bepalingen van deze richtlijn daarop van toepassing zijn. Daarbij moet ook in herinnering worden gebracht dat deze richtlijn sinds de wijziging door Richtlijn 2008/51/EG al van toepassing is op alle replica's die tot vuurwapens kunnen worden omgebouwd. Het gaat om bepaalde alarmpistolen (of bepaalde replica's die alleen bestemd zijn om losse patronen af te vuren) die door hun uiterlijk en de fabricageprocedés een zekere mate van gelijkenis vertonen met een vuurwapen en wel zodanig dat alle voorschriften van de richtlijn (markering, traceerbaarheid, en vooral het vuurwapenregister) zonder probleem daarop van toepassing zijn i.

9.9. Uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn naar andere typen replica's zou veel lastiger zijn omdat dit zou inhouden dat alle verplichtingen van de richtlijn door de producenten, wederverkopers en eigenaren van deze replica's moeten worden nageleefd. Momenteel hebben de lidstaten echter al de mogelijkheid elke vorm van bezit, aanschaf of overdracht van een bepaald type replica met inachtneming van het bepaalde in artikel 36 VWEU aan een vergunning onderhevig te maken.

9.10. Uitgaande van dezelfde veronderstelling is het bovendien waarschijnlijk dat er netelige kwesties zullen ontstaan, met name ten aanzien van de indeling van de betreffende replica's in de nomenclatuur volgens bijlage 1 bij Richtlijn 91/477/EG, die vuurwapens indeelt in verschillende categorieën.

9.11. Om de bovenstaande redenen lijkt het niet wenselijk om replica's met verschillende kenmerken en gebruiksdoelen onder de werkingssfeer van Richtlijn 91/477/EG te brengen, mede omdat replica's die kunnen worden omgebouwd en dus vergelijkbaar zijn met een vuurwapen, inmiddels vallen onder Richtlijn 2008/51/EG.
“Vuurwapens” en “Overige wapens”. Vuurwapens: revolvers en pistolen, jachtgeweren, geweren, karabijnen en voorladers (met uitzondering van militair gebruik). Overige wapens: veerbuksen en –pistolen, lucht- of gaspistolen en wapenstokken (met uitzondering van militair gebruik) .
“deze richtlijn laat de toepassing van de nationale bepalingen inzake het dragen van wapens [...] onverlet”.