Toelichting bij COM(2010)661 - Beoordeling van het beheer van de visserijinspanning in de westelijke wateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0661

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Beoordeling van het beheer van de visserijinspanning in de westelijke wateren /* COM/2010/0661 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

4.

Brussel, 11.11.2010


COM(2010) 661 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Beoordeling van het beheer van de visserijinspanning in de westelijke wateren

SEC(2010) 1367

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Beoordeling van het beheer van de visserijinspanning in de westelijke wateren

1.

Inleiding



5.

Doel en basis van de beoordeling


De Commissie dient de visserijinspanningsregeling voor de westelijke wateren i van 2003 i te beoordelen op drie aspecten: de uitvoering ervan door de lidstaten, de toegangsvoorwaarden met betrekking tot de ultraperifere gebieden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de doeltreffendheid van de specifieke inspanningsregels voor een gebied ten westen en ten zuiden van Ierland, het zogenoemde biologisch kwetsbare gebied i.

Deze beoordeling is voornamelijk gebaseerd op gegevens in het kader van het toezicht van de Commissie op de visserijinspanningsregeling en met betrekking tot veranderingen die in de beleidscontext hebben plaatsgevonden, op de antwoorden van de lidstaten op een technische vragenlijst, op een evaluatie door het WTECV i en op wetenschappelijk advies van de ICES met betrekking tot het biologisch kwetsbare gebied i.

De resultaten van deze beoordeling zullen worden gebruikt om besluiten te nemen over de toekomstige ontwikkeling van de regeling, die zal afhangen van de beleidsoriëntaties die bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van 2012 zullen worden gevolgd.

6.

Regulering van de visserijinspanning in de westelijke wateren


De regeling voor de westelijke wateren is in 1995 ingesteld met als doel de evenwichten die bestonden op het ogenblik van de volledige integratie van Spanje en Portugal in het gemeenschappelijk visserijbeleid, te behouden en te voorkomen dat de visserijinspanning zou toenemen ten opzichte van de niveaus van vóór die integratie i. De verordening van 1995 is later vervangen door Verordening (EG) nr. 1954/2003. De volgende tabel geeft de hoofdkenmerken van deze opeenvolgende regelingen weer:

7.

Parameter die voor de beperking wordt gehanteerd Uitsplitsing naar gebied en visserijtak Methode voor de oorspronkelijke toewijzing


Toetredingsvoorwaarden voor Spanje en Portugal aantal vaartuigen, en aantal vaartuigen dat gelijktijdig aanwezig mocht zijn de “Irish box”: het gebied rond Ierland waartoe geen toegang wordt verleend de EG-wateren van de ICES-zones VI, VII en VIIIabd de Spaanse wateren van de ICES-zones VIIIc en IXa de Portugese wateren rond de Azoren en Madeira de Spaanse wateren rond de Canarische Eilanden demersale vaartuigen, gespecialiseerde visserij (tal van metiers) toetredings-onderhandeling die erop gericht was het vergunningenstelsel voor buitenlandse vaartuigen te vervangen door een vervolgformule die verstoring van de visserijpatronen moest voorkomen

Inspanningsregeling van aantal kW-dagen per jaar aantal vaartuigen: dit gold alleen voor Spanje met betrekking tot twee deelgebieden rond Ierland volledige toewijzing van de visserijinspanning aan de lidstaten 16 gebieden op het niveau van de ICES-deelgebieden en de CECAF-zones i demersale soorten, diepzeesoorten, sint-jakobsschelp en noordzeekrab/Europese spinkrab staand vistuig en gesleept vistuig, vaartuigen met een lengte van meer dan 15 m de visserijinspanning die volgens de aangifte van de lidstaten nodig was om de vangstmogelijkheden, waaronder ook die van de soorten waarvoor geen beperkingen golden, te benutten, zonder dat de bestaande exploitatie-evenwichten of de relatieve stabiliteit werden verstoord

Inspanningsregeling van aantal kW-dagen per jaar exhaustieve toewijzing van de visserijinspanning aan de lidstaten 9 gebieden op het niveau van de ICES-zones en de CECAF-zones demersale soorten, uitgezonderd diepzeesoorten, sint-jakobsschelp en noordzeekrab/Europese spinkrab vaartuigen met een lengte van meer dan 15 m en, voor een gebied ten zuiden en ten westen van Ierland, van meer dan 10 m voor de vijfjarenperiode 1998-2002 aangegeven gemiddelde inspanning

Tabel 1: Overzicht van de opeenvolgende inspanningsregelingen in de westelijke wateren

HUIDIGE REGELING EN DAARAAN GERELATEERD BELEID

Kenmerken van de huidige regeling

De inspanningsregeling van 2003 heeft geleid tot een aanzienlijke algemene daling van de aan de lidstaten toegewezen maximaal toegestane visserijinspanning. Dit was onder meer het gevolg van een strenger criterium voor de bepaling van de maximale visserijinspanning: dit maximum werd vastgesteld op het niveau van de gemiddelde jaarlijkse inspanning die tussen 1998 en 2002 werd benut, een besluit dat tevergeefs door Spanje werd aangevochten i. Een ander kenmerk van de regeling was de vereenvoudiging: de gebieden en de metiers i zijn in deze regeling namelijk minder gedetailleerd. Voorts werden de visserijtakken die op diepzeesoorten betrekking hebben, uit de regeling gehaald en opgenomen in een bijzondere regeling die geen regionale beperkingen oplegt i. De inspanningsregeling van 2003 heeft met de voorgaande regelingen het belangrijkste kenmerk gemeen dat haar onderscheidt van de inspanningsregelingen in het kader van meerjarige beheersplannen: de toewijzing van de visserijinspanning is vast en verandert niet van jaar tot jaar als gevolg van de beheersdoelstellingen of de quota die voor de betrokken bestanden worden toegewezen.

In de regeling wordt uitsluitend naar de vlootkenmerken verwezen bij de vaststelling van de minimumlengte van het vaartuig (15 m; biologisch kwetsbaar gebied: 10 m). Dit heeft twee grote gevolgen. Ten eerste zijn kleine vaartuigen die uitsluitend dagreizen maken, van het beheer uitgesloten, behalve in het biologisch kwetsbare gebied, waar in de praktijk, wegens de beperkte actieradius van kleine vaartuigen, alleen kleinere, vanuit Ierland opererende vaartuigen onder het beheer vallen. Ten tweede kan voor de controle gebruik worden gemaakt van realtimegegevens in elektronische vorm, aangezien vaartuigen met een lengte van meer dan 15 m op het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) moeten zijn aangesloten en, vanaf juli 2011, hun vangsten dagelijks moeten melden via elektronische logboeken.

Aangezien de wateren in het kader van de inspanningsregeling van 2003 in grote gebieden worden ingedeeld, bevat elk gebied een grote variëteit aan visgronden. Bovendien worden ook de visserijactiviteiten slechts aan de hand van drie “doelsoorten” onderscheiden: demersale bestanden met uitzondering van diepzeesoorten; sint-jakobsschelp; en noordzeekrab/Europese spinkrab. Dit heeft vier grote gevolgen: ten eerste wordt er bij de demersale visserij geen onderscheid gemaakt tussen de gevangen soorten, terwijl die eigenlijk heel divers zijn (kabeljauw/schelvis/wijting; zwarte koolvis; heek/zeeëngel/schartong; langoustine). Ten tweede moet voor het beheer een onderscheid worden gemaakt tussen de diepzeevisserij en de algemene demersale visserij; dit aspect wordt verder geëvalueerd in het kader van de aan de gang zijnde beoordeling van Verordening (EG) nr. 2347/2002. Ten derde wordt bij het beheer geen rekening gehouden met de impact van de verschillende visserijtechnieken op de beviste bestanden. Tot slot worden pelagische soorten zoals makreel, haring, horsmakreel, witte tonijn of zwaardvis door de regeling ongemoeid gelaten.

De parameter die voor de beperking van de visserijactiviteit wordt gehanteerd, is het aantal zeedagen vermenigvuldigd met het vermogen van het betrokken vaartuig. Dit heeft twee grote gevolgen: ten eerste is deze parameter weliswaar aan de reële activiteit van het vaartuig gekoppeld, maar blijft hij een “nominale” activiteitsparameter in die zin dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen vaartijd en vistijd. Ten tweede wordt weliswaar met het vermogen van het vaartuig rekening gehouden, maar alleen in die zin dat een grotere motor staat voor meer inspanning.

De regeling heeft geen betrekking op vissersvaartuigen van derde landen, die dus niet erdoor gebonden zijn.

8.

Aan de regeling gerelateerde toezichts- en controlevoorschriften


De lidstaten houden bijgewerkte lijsten bij van vaartuigen die in het kader van de inspanningsregeling van 2003 mogen vissen. In het kader van de toekomstige uitvoeringsbepalingen voor de nieuwe controleverordening i zullen deze vaartuigen een vismachtiging nodig hebben, en zal de bijbehorende lijst worden opgeslagen op gecentraliseerde officiële websites van de lidstaten. Om in internationale wateren te vissen zal een aanvullende vismachtiging nodig zijn i.

In de controleverordening is gedetailleerd omschreven hoe de inspanning van een buitengaats vaartuig in een bepaald gebied wordt berekend. Voor het verzamelen van de gegevens kan gebruik worden gemaakt van de logboeken en van de positiebepalingen via VMS. Als een lidstaat zijn maximale visserijinspanning heeft overschreden, kan de Commissie kortingen toepassen op de maximaal toegestane visserijinspanning die in de toekomst aan die lidstaat wordt toegewezen. Het motorvermogen van de vaartuigen wordt gecertificeerd en gecontroleerd.

9.

Aan de regeling gerelateerd beheer van vangstmogelijkheden en bestanden


Er is geen rechtstreeks verband tussen de aan de lidstaten toegewezen visserijinspanning en het beheer van de visbestanden. Toch bestaan er twee mechanismen: als de lidstaten vangstmogelijkheden uitwisselen, mogen zij ook de bijbehorende inspanning uitwisselen; er bestaan geen verdere richtsnoeren over hoe de overgedragen inspanning moet worden berekend. Daarnaast kan de Commissie de toegewezen inspanning verhogen of toestaan dat de inspanning van een bepaald gebied naar een ander wordt overgedragen zodat de lidstaat zijn quota volledig kan gebruiken of zich kan richten op visserijtakken waarvoor geen quota gelden, voor zover de wetenschappelijke evaluatie van de bestanden daarvoor steun biedt. Tot dusver heeft de Commissie geen dergelijke besluiten genomen.

De demersale visserij valt onder de inspanningsregeling van 2003, maar grote delen daarvan worden parallel beheerd via totaal toegestane vangsten (TAC’s). Dit geldt vooral voor heek, zeeëngel, schartong, kabeljauw, schelvis, wijting, witte koolvis, zwarte koolvis, leng, tong, schol, rog en langoustine. Voor vele van deze bestanden zijn de TAC’s in de toepassingsperiode van de regeling verlaagd, maar zijn de maximale visserijinspanningsniveaus niet gewijzigd. Voor tal van andere vissoorten met toegevoegde handelswaarde gelden geen TAC’s, bijv. pijlinktvis, gewone zeekat, witje, tongschar, schar, zeebarbeel, steenbolk, zeebaars, griet, tarbot en poon.

Ook voor de bentische soorten die via specifieke visserijinspanningstoewijzingen worden beheerd, namelijk sint-jakobsschelp en noordzeekrab/Europese spinkrab, gelden geen TAC’s. Voor die soorten is er aanvullend beheer op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Voor de waardevolle visserij op sint-jakobsschelp gelden striktere voorschriften wat vangseizoen en vistuig betreft, vooral in de Atlantische gebieden van Frankrijk en in Wales. Zeer vaak zijn er bij de kustvisserij regelingen voor zelfbeheer, die tot doel hebben overaanbod op de markt te voorkomen of de uitzaai op kweekpercelen te organiseren. Grote delen van de visserij op deze twee bentische soorten vallen niet onder de inspanningsregeling van 2003, aangezien doorvoor kleine vaartuigen worden gebruikt.

De toewijzing van visserijinspanning in het kader van de inspanningsregeling van 2003 doet niet af aan de restrictievere inspanningsvoorschriften in het kader van de beheersplannen. In de westelijke wateren gelden momenteel drie beheersplannen; daarin worden beperkingen van de visserijinspanning opgelegd die worden aangepast naargelang van de situatie van de bestanden: het kabeljauwplan voor de wateren ten westen van Schotland en in de Ierse Zee, het plan voor tong in het Westelijke Kanaal en het plan voor zuidelijke heek en langoustine in de Iberische wateren i.

10.

UITVOERING VAN HET VISSERIJINSPANNINGSBEHEER DOOR DE LIDSTATEN


Alle betrokken lidstaten hebben met het oog op het beheer van de inspanningen in het kader van de regeling van 2003 instrumenten ontwikkeld voor gegevensverzameling, toezicht en verslaglegging. De inspanningsbenutting wordt hoofdzakelijk bepaald aan de hand van logboekbladen en VMS-gegevens (behalve voor de Ierse vaartuigen die kleiner zijn dan 15 m in het biologisch kwetsbare gebied). De Commissie ontvangt de maandelijkse verslagen over de inspanningsbenutting meestal op tijd. Als de toegewezen inspanningen uitgeput zijn, sluiten de lidstaten de betrokken visserijtakken en soms proberen zij dergelijke sluitingen te voorkomen of uit te stellen door aanvullende inspanning van andere lidstaten te verwerven. Bij deze uitwisselingen waren België, Nederland en Ierland het actiefst.

De berekening van de visserijinspanning is in de praktijk niet volledig geharmoniseerd. Hoe consistenter de methode, des te gemakkelijker de wetenschappelijke analyse van de ontwikkeling van de visserijinspanning zal kunnen worden benut, aangezien die analyse gebaseerd is op geharmoniseerde methoden die deel uitmaken van het communautaire kader voor de verzameling van gegevens i van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

11.

EVALUATIE


In haar huidige opzet biedt de inspanningsregeling het voordeel dat zij fungeert als voorzorgsmaatregel tegen de verplaatsing van inspanningen van het ene gebied naar het andere en tegen het aanboren, zonder wetenschappelijk advies, van nieuwe visserijtakken. De enige drijfveren om de regeling tot grotere vaartuigen te beperken zijn het beginsel van proportionaliteit en het beginsel van haalbaarheid van de controles. De controlevoorschriften worden aangepast: vanaf 2012 zullen vaartuigen met een lengte vanaf 12 m VMS aan boord moeten hebben. De uitsluiting van kleinere vaartuigen heeft een feitelijke impact op de ruimtelijke werkingssfeer van de regeling, aangezien kleinere vaartuigen vermoedelijk het grootste deel van het jaar binnen de zone van 12 zeemijl actief zijn. In dit gebied kan de kuststaat in principe zelf de visserij regelen i, maar tussen de internationale en de lokale regelingen is er geen duidelijke ruimtelijke afbakening.

De ruimtelijke aanpak is verdienstelijk in zijn eenvoud en zijn consistentie met het concept van de ecoregio’s, behalve voor het Oostelijke Kanaal, dat tegenwoordig wordt geacht deel uit te maken van de ecoregio “Noordzee” en niet van de regio van de Keltische Zee.

Door haar statische aard kan de inspanningsregeling van 2003 niet worden gebruikt voor het beheer van de bestanden of voor het beheer van de multi-speciesvisserij; daarvoor was zij niet ontworpen. De omschrijving van slechts één enkele vorm van demersale visserij, samen met de ruimtelijke indeling in grote gebieden, maakt de huidige regeling te log om een rechtstreekse link te kunnen leggen met het beheer van de bestanden of het beheer per metier. Bovendien vallen de gebieden voor het beheer van de visserijinspanning ook niet altijd samen met de belangrijkste gebieden voor het beheer via TAC’s i. Toch is het wellicht mogelijk een algemene inspanningsregeling aan biologische parameters en dus aan toekomstige beheersoverwegingen te koppelen, voor zover die parameters de situatie van tal van bestanden tegelijkertijd kunnen weergeven.

De regeling zou van groter belang kunnen zijn voor het beheer van de visserij op sint-jakobsschelp en krab, aangezien daarvoor geen TAC’s gelden. Maar voor het beheer van krab is de beheersparameter “kW-dagen” niet zinvol genoeg, aangezien de visserijdruk in grote mate afhangt van het aantal gebruikte fuiken i, en deze parameter niet significant correleert met het motorvermogen. Voorts haalt de regeling geen voordeel uit de plaatselijke en regionale beheersbenaderingen, die zowel op kleinere als op grotere vaartuigen betrekking kunnen hebben. Omgekeerd is het voor de ontwikkeling van het lokale beleid soms frustrerend dat hiervoor moet worden samengewerkt met naburige vloten die dezelfde bestanden bevissen.

De beschikbaarheid van VMS-gegevens en van gegevens over de dagelijkse vangst in de elektronische logboeken moet de toepassing van de regeling transparanter maken. De kuststaten kunnen nu ook VMS-gegevens per beheersgebied verzamelen met betrekking tot vaartuigen van andere lidstaten die in hun wateren actief zijn, en in het kader van de uitvoering van de hervorming van de controle zal ook een soortgelijk mechanisme voor de logboekgegevens worden ingevoerd.

Het is minder vanzelfsprekend om gegevens over de visserijinspanning te controleren dan toezicht te houden op de vangsten, aangezien voor de visserijinspanning geen kruiscontrole met marktgegevens mogelijk is. Dit pleit ervoor om VMS-gegevens, die steeds betrouwbaarder en nauwkeuriger worden naarmate de technische normen verder worden verfijnd, als uitgangspunt voor het beheer te nemen en pas daarna een mechanisme in te stellen dat de transparantie inzake de berekening van de visserijinspanning door de lidstaten moet garanderen.

Een transparantere berekening van de visserijinspanning is ook een neveneffect van de wetenschappelijke analyse van de visserijinspanningsgegevens die voor de westelijke wateren sinds 2009 worden verzameld volgens het communautaire kader voor de verzameling van gegevens.

Door de certificering en de controle van het motorvermogen zullen er in de toekomst minder verkeerde aangiften van het motorvermogen zijn, waardoor de parameter kW betrouwbaarder zal worden.

12.

INSPANNINGSREGELING IN DE NOORDWESTELIJKE WATEREN EN IN DE ZUIDWESTELIJKE WATEREN


Noordwestelijke wateren

Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk krijgen verreweg de grootste visserijinspanning toegewezen voor de demersale visserij in de ICES-zones V-VI (de wateren ten westen van Schotland) en VII (de Keltische Zee); daarna volgen Spanje en Ierland (zie tabel 1a van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij deze mededeling is gevoegd). Met betrekking tot de door de lidstaten meegedeelde inspanningsbenutting blijken alleen Duitsland, Spanje en Nederland meer dan de helft van de jaarlijkse toewijzing te gebruiken. Er zijn zelfs jaren geweest dat Spanje (de wateren ten westen van Schotland) en Nederland (de Keltische Zee) de maximale inspanning volledig hebben benut.

Ter illustratie wordt in de volgende grafieken de ontwikkeling van zowel de inspanning bij de demersale visserij als van de vangsten van de belangrijkste quotagebonden soorten weergegeven voor de Spaanse vaartuigen in de zones V-VI en VII en voor de Britse vaartuigen in zone V-VI. Hoewel de verhouding tussen de inspanning en de quotagebonden vangsten erg verschilt van de ene lidstaat tot de andere, blijkt duidelijk dat de inspanningsbenutting al jaren stabiel is, zelfs wanneer, in het geval van Spanje, de beschikbare quotagebonden soorten aan het afnemen zijn.

[afbeelding - zie origineel document] Grafiek 1 . Vergelijking tussen de meegedeelde inspanning en de quotagebonden vangsten i voor Spanje in V-VI en VII (gecombineerde gegevens).

[afbeelding - zie origineel document] Grafiek 2 . Vergelijking tussen de meegedeelde inspanning en de quotagebonden vangsten i voor het Verenigd Koninkrijk in V-VI.

De vaartuigen die ten westen van Schotland op demersale soorten vissen, worden momenteel veel meer door het beheersplan voor kabeljauw getroffen. Dit geldt vooral voor Ierland en het Verenigd Koninkrijk. In de volgende tabel worden, bij wijze van voorbeeld, de inspanningsregelingen van deze twee lidstaten met elkaar vergeleken. Hierbij moet worden opgemerkt dat de twee regelingen wat betreft ruimtelijk toepassingsgebied en het soort vaartuigen weliswaar niet identiek zijn, maar elkaar toch in grote mate overlappen:

Eenheid Voor de westelijke wateren toegewezen inspanning Voor de westelijke wateren gemelde inspannings-benutting Oorspronkelijke inspannings-toewijzing in het kader van het kabeljauwplan i Gemelde inspannings-benutting in het kader van het kabeljauwplan

Ierland, kW-dagen in 2009 ten westen van Schotland 2.324. 818.595 (35%) 826. 636.462 (77%)

Verenigd Koninkrijk, kW-dagen in 2009 ten westen van Schotland 24.017. 6.209.268 (26%) 7.140. 8.208.153 (115%)

Tabel 2: Inspanningsregelingen voor de demersale visserij ten westen van Schotland voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Voor zover het in het kader van het kabeljauwplan mogelijk is groepen vaartuigen die niet op kabeljauw vissen, uit de inspanningsregeling te weren, fungeert de regeling voor de westelijke wateren nog steeds als algemeen kader.

Met betrekking tot de visserij op sint-jakobsschelp en krab (zie tabel 1b van het werkdocument van de diensten van de Commissie) heeft Ierland vaartuigen uit de vaart genomen om de inachtneming van de maximale inspanning voor sint-jakobsschelp voortdurend te kunnen garanderen.

13.

Zuidwestelijke wateren, met uitzondering van de ultraperifere gebieden


Spanje en Frankrijk krijgen verreweg de grootste visserijinspanning voor de demersale visserij in de ICES-zones VIII en IX toegewezen, gevolgd door België (zie tabel 2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie). Met betrekking tot de door de lidstaten meegedeelde inspanningsbenutting lijken de Spaanse en de Belgische vaartuigen op hun maximumniveau te zitten, terwijl de inspanning van de Franse vaartuigen opvallend gedaald lijkt te zijn. In ICES-zone IX, die zich uitstrekt van Zuid-Galicië tot de Golf van Cádiz, mogen alleen Spaanse en Portugese vaartuigen op demersale soorten vissen. De Spaanse vaartuigen lijken bijna het maximumniveau te bereiken, terwijl de benutting van de inspanning door de Portugese vaartuigen lijkt te zijn afgenomen.

In deze gebieden wordt de visserijinspanning voor sint-jakobsschelp en krab uitsluitend toegewezen aan Frankrijk (zone VIII) en Spanje (zones VIII en IX). Opnieuw zijn het blijkbaar alleen de Spaanse vaartuigen die de maxima benaderen.

14.

VISSERIJINSPANNING EN VOORWAARDEN VOOR HET VERRICHTEN VAN VISSERIJACTIVITEITEN ROND DE AZOREN, DE CANARISCHE EILANDEN EN MADEIRA


2.

Achtergrond



Bij het Verdrag betreffende de toetreding van Spanje en Portugal van 1985 is een mechanisme ingesteld voor de regeling, op basis van jaarlijkse besluiten van de Raad, van de wederzijdse toegang tot de exclusieve economische zones rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. De daaruit voortvloeiende besluiten van de Raad verleenden de exclusieve toegang tot elk gebied aan de nationale vaartuigen, op enkele uitzonderingen na voor de visserij op sommige soorten tonijn. De daaropvolgende inspanningsregeling van 1995 was in de praktijk de voortzetting van de vorige regeling: de toegang werd verboden voor moderne tonijnvisserijvaartuigen en de toegestane inspanning werd exhaustief vastgesteld op het niveau van het ultraperifere gebied. De inspanningsregeling van 2003 beperkte de exclusiviteit in het licht van het beginsel van de vrije toegang tot de communautaire wateren: ten eerste werd in de wateren van die eilanden een specifieke toegangsregeling ten behoeve van de lokale vloten ingesteld binnen een zone tot 100 zeemijl, en ten tweede werd de diepzeevisserij uit de regelgeving betreffende de visserijinspanning in de wateren rond de eilanden gehaald. Deze besluiten zijn later tevergeefs door de regering van de Azoren aangevochten i.

In de regeling van 2003 is bepaald dat de betrokken lidstaten in de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden de visserij kunnen beperken tot de vaartuigen die in de havens van die eilanden zijn geregistreerd, behalve als het gaat om vaartuigen die van oudsher in die wateren vissen. De Commissie heeft geen weet van nationale besluiten die deze beperking van de toegang voor andere dan lokale vaartuigen ten uitvoer leggen. Toch schijnt die beperking feitelijk te worden erkend. Bovendien hebben Spanje en Portugal in 2008 een bilaterale overeenkomst i ondertekend die de wederzijdse toegang van de eilandvloten tot in totaal 38 vaartuigen beperkt en een aantal technische specificaties oplegt.

15.

Beheer van de inspanning


De visserijinspanning die in het kader van de regeling van 2003 voor de demersale visserij wordt toegewezen, is in de gebieden rond de Azoren voor Portugal gereserveerd en in de beheersgebieden rond Madeira en de Canarische Eilanden voor Spanje en Portugal. Alleen de demersale visserij rond de Canarische Eilanden is nog steeds van enig belang. Het vissen op sint-jakobsschelp is in geen van deze gebieden mogelijk en de krabvisserij mag uitsluitend worden uitgeoefend door Spanje en rond de Canarische Eilanden (zie tabel 4 van het werkdocument van de diensten van de Commissie). Aangezien de belangrijkste visserijtakken betrekking hebben op diepzeesoorten en over grote afstanden trekkende grote pelagische soorten, die allebei niet langer onder deze regeling vallen, heeft de inspanningsregeling maar een zeer beperkte invloed en is het belang ervan gering. Zowel de regering van de Azoren als die van de Canarische Eilanden hebben hun belangstelling te kennen gegeven voor een herziening, in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, van de inhoud van de toegangsregeling, met inbegrip van het ruimtelijke toepassingsgebied.

16.

INSPANNINGSREGELING IN HET BIOLOGISCH KWETSBARE GEBIED


3.

Achtergrond



Het biologisch kwetsbare gebied is een deelgebied van de Keltische zee in de exclusieve economische zones van Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Het is in 2004 uitsluitend met het oog op een afzonderlijk inspanningsbeheer opgericht. De grenzen van dit gebied zijn vastgesteld op basis van wetenschappelijke gegevens over een hoge concentratie aan jonge heek. Het biologisch kwetsbare gebied valt gedeeltelijk samen met een gebied waar technische maatregelen gelden; met name moeten in het kader van de maatregelen voor het herstel van het noordelijke heekbestand grotere maaswijdten worden gebruikt i. In het werkdocument van de diensten van de Commissie zijn de grenzen aangegeven. Spanje heeft de instelling van dit kwetsbare gebied zonder succes aangevochten i.

17.

Beheer van de inspanning


Frankrijk krijgt verreweg de grootste visserijinspanning voor de demersale visserij in het biologisch kwetsbare gebied toegewezen, gevolgd door Ierland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk (zie tabel 3 van het werkdocument van de diensten van de Commissie). Met betrekking tot de door de lidstaten meegedeelde inspanningsbenutting lijken de Spaanse vaartuigen in dit gebied het actiefst te zijn, gevolgd door de Ierse. Spanje is dan ook de enige lidstaat die dicht bij zijn maximuminspanning zit.

Momenteel vissen alleen Ierse vaartuigen op sint-jakobsschelp, hoewel ook aan Frankrijk een inspanning voor deze soort is toegewezen. Wat de krabvisserij betreft, lijkt Ierland het actiefst te zijn en dicht bij zijn maximuminspanning te zitten, terwijl Frankrijk nog een grote inspanningsreserve lijkt aan te houden.

18.

Biologische evaluatie


De Commissie had de ICES om wetenschappelijk advies gevraagd over de impact, in het kader van de overige instandhoudingsmaatregelen, van de inspanningsregeling in het biologisch kwetsbare gebied. Het advies van de ICES luidde dat de grenzen van het biologisch kwetsbare gebied samenvallen met het belangrijkste kinderkamergebied voor heek en zeeduivel en met het paaigebied van schartong en, in mindere mate, van heek. Bovendien valt dit gebied gedeeltelijk samen met belangrijke paai- en kinderkamergebieden voor schelvis en wijting, maar dit heeft meer belang voor de kustgebieden en dus minder voor de internationale vloten, die vooral in het zuidelijke en het westelijke deel van het biologisch kwetsbare gebied actief zijn. De ICES is van mening dat het niet duidelijk is welke impact het biologisch kwetsbare gebied heeft gehad op de verbeterde situatie van de heek, maar oordeelt dat het biologisch kwetsbare gebied, in samenhang met de technische maatregelen, wellicht voordeel heeft opgeleverd voor de schartong en de zeeduivel. De ICES benadrukt dat de beperkingen van de visserijinspanning voor de meeste landen niet streng lijken te zijn, maar is voorstander van het behoud van de maatregel om ongewenste veranderingen in de visserijpatronen te voorkomen; in dit geval zou de Unie duidelijke instandhoudingsdoelstellingen voor het biologisch kwetsbare gebied moeten vaststellen, waarop nauwgezet en op transparante wijze toezicht wordt gehouden.

19.

CONCLUSIES


Dankzij de inspanningsregeling van 2003 konden de voorwaarden worden gecreëerd om Spanje en Portugal volledig op te nemen in de belangrijkste regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Door haar statische karakter heeft de regeling in een groot aantal gebieden voor de meeste lidstaten geen beperkend effect op de vlootactiviteit meer, aangezien de totale vlootcapaciteit voortdurend aan het krimpen is i en de vangstmogelijkheden voor quotagebonden soorten afnemen. Vervolgens zijn evenwel in tal van gebieden visserijtakspecifieke inspanningsregelingen ingevoerd, die gekoppeld zijn aan een jaarlijks advies over de betrokken bestanden. Het is wellicht mogelijk in de toekomst een grootschalige inspanningsregeling voor de gemengde visserij te koppelen aan regelmatig advies over de bestanden; dit zou evenwel een meer gedetailleerde omschrijving van de visserijtakken vereisen. Wat het biologisch kwetsbare gebied betreft, is de regeling ingebed in een geheel van technische maatregelen, die samen blijken bij te dragen tot de verbetering van de situatie van sommige belangrijke bestanden. Het wetenschappelijk advies laat uitschijnen dat toekomstige beperkingen duidelijker moeten worden gekoppeld aan doelstellingen inzake het beheer van de bestanden.

Het beheer via de visserijinspanning kan een belangrijk instrument zijn voor de visserij op sint-jakobsschelp en krab, aangezien voor die soorten geen TAC’s gelden. De huidige parameter voor het beheer is evenwel niet nauwkeurig genoeg, vooral niet voor de krabvisserij, en de regeling zou moeten kunnen inspelen op beheersinitiatieven van belanghebbenden, wat nu niet het geval is.

Voor de ultraperifere gebieden van het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan biedt de regeling een ruim kader, dat slechts gedeeltelijk door nationale wetgeving wordt aangevuld. De belangrijkste visserijtakken (grote pelagische soorten en diepzeesoorten) worden niet tot op het regionale niveau gereguleerd.
TAC’s voor heek, zeeduivel en schartong samen worden beheerd met de Portugese kustwateren.