Toelichting bij COM(2010)807 - Toegang van Venezolaanse vissersvaartuigen tot de exclusieve economische zone voor de kust van Guyana

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren zijn reeds enkele tientallen jaren gemachtigd in de exclusieve economische zone (EEZ) van het Franse overzeese departement Guyana hun activiteiten uit te oefenen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 (vismachtigingsverordening)[1], en met name overeenkomstig artikel 21 van die verordening, wordt verondersteld dat er sprake is van een internationale visserijovereenkomst wanneer vismachtigingen worden verstrekt aan vaartuigen van derde landen binnen de wateren van de EU. Aangezien de EU geen internationale visserijovereenkomst met Venezuela heeft gesloten, is de bestaande praktijk niet in overeenstemming met die verordening.

Met het oog op het economische en maatschappelijke belang van deze visserijactiviteiten, achtten de Raad en de Commissie een plotselinge beëindiging van die praktijk echter ongepast. In bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 53/2010 van de Raad van 14 januari 2010 (TAC- en quotaverordening 2010)[2] is derhalve nog steeds sprake van de afgifte van een bepaald aantal vismachtigingen voor Venezolaanse vaartuigen die in de wateren van Frans Guyana actief zijn. Tegelijkertijd hebben de Raad en de Commissie verklaard dat de situatie met betrekking tot de aanlandingen door Venezolaanse vaartuigen in de havens van Frans Guyana vóór 31 december 2010 moeten worden geregulariseerd en dat de vergunningen voor Venezolaanse vaartuigen anders na die datum niet zouden worden verlengd[3].

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Een oproep tot indienen van blijken van belangstelling voor de exploitatie van deze visserij, die de Franse autoriteiten eind juni 2010 tot alle EU-lidstaten richtten, heeft niet tot enige respons van de kant van exploitanten van EU-vaartuigen geleid. Daarentegen hebben Venezolaanse exploitanten blijk gegeven van hun belangstelling om hun activiteiten in Frans Guyana voort te zetten. Het aanlanden en verwerken van de vangsten van deze vaartuigen in de havens in Frans Guyana draagt in aanzienlijke mate bij aan het levensonderhoud van de plaatselijke bevolking en voorziet het plaatselijke bedrijfsleven van visserijproducten.

Wat de milieueffecten betreft, kan worden gesteld dat de door de betrokken vaartuigen geëxploiteerde bestanden momenteel volgens de beschikbare wetenschappelijke rapporten niet bedreigd worden door overexploitatie. Niettemin lijkt het nodig een mechanisme in te voeren om de Raad in staat te stellen per jaar de vangstmogelijkheden die aan de Venezolaanse vaartuigen ter beschikking kunnen worden gesteld, vast te stellen teneinde overexploitatie te voorkomen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Voor de machtiging van de Venezolaanse vaartuigen hoefde Venezuela tot nog toe aan geen enkele verplichting ten opzichte van de Europese Unie te voldoen, behalve aan die welke gelden voor vissers en die betrekking hebben op de behoorlijke naleving van de in de EU-wateren geldende visserijwetgeving en de verplichting om een deel van de vangsten in de havens van Guyana aan te landen. Onder deze omstandigheden en gegeven de beperkte omvang van de betrokken visserij, lijkt een uitvoerige visserijovereenkomst tussen Venezuela en de EU een onevenredig zwaar instrument.

In plaats daarvan dient de bij dezen voorgestelde eenzijdige verklaring door de Raad van de Europese Unie, met de instemming van het Europees Parlement, een doel dat vergelijkbaar is met dat van een visserijovereenkomst, door het toekennen van vismachtigingen aan Venezolaanse vaartuigen toe te staan. Er zij op gewezen dat het Internationale Hof van Justitie, in de Nuclear Test Case[4], heeft verklaard dat een eenzijdige verklaring van een internationale rechtspersoonlijkheid in bepaalde omstandigheden voor de betrokken partijen internationale rechten en verplichtingen kan scheppen en derhalve gelijkgesteld kan worden aan internationale verdragen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.