Toelichting bij COM(2011)121 - Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)121 - Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). |
---|---|
bron | COM(2011)121 |
datum | 16-03-2011 |
Inhoudsopgave
3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 10
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING 11
RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) 12
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED 17
HOOFDSTUK II - BASISBEGRIPPEN 18
HOOFDSTUK III - OPTING-IN VOOR DE BIJ DEZE RICHTLIJN INGESTELDE REGELING 22
HOOFDSTUK IV - BEREKENING VAN DE BELASTINGGRONDSLAG 23
HOOFDSTUK V - TIMING EN KWANTIFICERING 26
HOOFDSTUK VI - AFSCHRIJVING VAN VASTE ACTIVA 33
HOOFDSTUK VII - VERLIEZEN 37
HOOFDSTUK VIII - BEPALINGEN BETREFFENDE TOETREDING TOT EN UITTREDING UIT DE BIJ DEZE RICHTLIJN INGESTELDE REGELING 37
HOOFDSTUK IX - CONSOLIDATIE 40
HOOFDSTUK X - TOETREDING TOT EN UITTREDING UIT DE GROEP 42
HOOFDSTUK XI - BEDRIJFSREORGANISATIES 45
HOOFDSTUK XII - TRANSACTIES TUSSEN DE GROEP EN ANDERE ENTITEITEN 46
HOOFDSTUK XIII - TRANSACTIES TUSSEN GELIEERDE ONDERNEMINGEN 48
HOOFDSTUK XIV - ANTIMISBRUIKREGELING 49
HOOFDSTUK XV - TRANSPARANTE ENTITEITEN 52
HOOFDSTUK XVI - VERDELING VAN DE BELASTINGGRONDSLAG 52
HOOFDSTUK XVII - BEHEER EN PROCEDURES 59
HOOFDSTUK XVIII - SLOTBEPALINGEN 69
BIJLAGEN 72
BIJLAGE I 72
BIJLAGE II 75
BIJLAGE III 77
FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 80
TOELICHTING
Met de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) wordt beoogd enkele grote fiscale obstakels op te heffen die de groei op de interne markt in de weg staan. Door het ontbreken van gemeenschappelijke regels voor de vennootschapsbelasting leidt de wisselwerking tussen de nationale belastingstelsels vaak tot 'overbelasting' en dubbele belasting; bedrijven gaan gebukt onder zware administratieve lasten en hoge nalevingskosten. Deze situatie heeft een ontmoedigingseffect op investeringen in de EU en staat bijgevolg op gespannen voet met de prioriteiten van 'Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei'[1]. De CCCTB vormt een belangrijk initiatief in het kader van de inspanningen die worden geleverd om de obstakels voor de voltooiing van de interne markt op te heffen[2], en is in de jaarlijkse groeianalyse[3] als een groeiversterkend initiatief aangemerkt waaraan voorrang moet worden gegeven ter bevordering van de groei en de werkgelegenheid.
De voorgestelde gemeenschappelijke aanpak zal de samenhang van de nationale belastingstelsels garanderen maar de belastingtarieven niet harmoniseren. Eerlijke concurrentie op het gebied van belastingtarieven moet worden aangemoedigd. Dankzij tariefverschillen kan een zekere mate van belastingconcurrentie op de interne markt worden behouden; eerlijke belastingconcurrentie op basis van tarieven zorgt immers voor meer transparantie en geeft de lidstaten de mogelijkheid om bij de vaststelling van hun belastingtarieven rekening te houden met hun concurrentieklimaat en budgettaire behoeften.
De CCCTB is verenigbaar met de herinrichting van de belastingstelsels en de verschuiving naar groeivriendelijker en groenere vormen van belastingheffing, zoals voorgestaan in de Europa 2020-strategie. Bij het concipiëren van de gemeenschappelijke grondslag is steun aan onderzoek en ontwikkeling een van de hoofddoelstellingen geweest. In het kader van de CCCTB zijn alle kosten die verband houden met onderzoek en ontwikkeling, aftrekbaar. Dit moet een stimulans vormen voor bedrijven die de regeling gaan toepassen, om blijvend in onderzoek en ontwikkeling te investeren. Voor zover er economische verliezen op grensoverschrijdende basis moeten worden verrekend, kan consolidatie in het kader van de CCCTB de gemeenschappelijke grondslag versmallen. Algemeen evenwel zal de gemeenschappelijke grondslag resulteren in een gemiddelde EU-grondslag die breder is dan de huidige, hoofdzakelijk dankzij het mechanisme dat is gekozen voor de afschrijving van activa.
Een groot probleem op de interne markt zijn momenteel de hoge nalevingskosten in verband met de formaliteiten op het gebied van verrekenprijzen die op zakelijke grondslag berusten. Daarnaast is de wijze waarop nauw verweven groepen zichzelf organiseren, een sterk teken dat prijsstelling per transactie op basis van het zakelijkheidsbeginsel mogelijkerwijs niet langer de meest geschikte methode is om winsten toe te rekenen. Grensoverschrijdende verliescompensatie is slechts in een beperkt aantal situaties in de EU mogelijk, waardoor bedrijven die grensoverschrijdende activiteiten ontplooien, worden geconfronteerd met 'overbelasting'. Bovendien biedt het netwerk van dubbelbelastingverdragen (DBV's) geen passende oplossing om dubbele belasting op de interne markt ongedaan te maken, omdat dit is opgezet om problemen te regelen in een bilaterale context op internationaal niveau, veeleer dan in gevallen van nauwe verwevenheid.
De CCCTB is een geheel van gemeenschappelijke regels voor de berekening van de belastinggrondslag van vennootschappen die fiscaal inwoner zijn van een EU-lidstaat, en van in de EU gelegen bijkantoren van vennootschappen uit derde landen. Meer in het bijzonder omvat het gemeenschappelijke belastingkader regels om de individuele fiscale resultaten van elke vennootschap (of elk bijkantoor) te berekenen, die resultaten te consolideren wanneer er sprake is van groepsmaatschappijen, en de geconsolideerde belastinggrondslag om te slaan over alle desbetreffende lidstaten.
Alle vennootschappen, ongeacht hun omvang, zullen de CCCTB kunnen toepassen; MNO's zullen niet langer worden geconfronteerd met bepaalde fiscale obstakels op de interne markt, terwijl midden- en kleinbedrijven op lagere nalevingskosten zullen kunnen rekenen wanneer zij besluiten om in een andere lidstaat activiteiten te ontplooien. De regeling wordt optioneel. Aangezien niet alle bedrijven grensoverschrijdend actief zijn, zullen bedrijven die niet van plan zijn om buiten het nationale grondgebied actief te worden, niet worden verplicht om de kosten te dragen van een overschakeling naar een nieuw belastingstelsel.
De harmonisatie blijft beperkt tot de berekening van de belastinggrondslag en ziet niet op de financiële verslaglegging. De lidstaten behouden dus hun nationale voorschriften inzake financiële verslaglegging en de CCCTB-regeling voorziet in autonome voorschriften voor de berekening van de belastinggrondslag van vennootschappen. Deze voorschriften laten de opstelling van jaar- of geconsolideerde rekeningen onverlet.
Het ligt niet in de bedoeling om ook de tarieven te harmoniseren. Iedere lidstaat zal zijn eigen tarief toepassen op zijn aandeel in de belastinggrondslag van de belastingplichtigen.
Met de CCCTB zullen groepen overal in de Unie eenzelfde reeks belastingvoorschriften moeten toepassen en slechts met één belastingdienst (onestopshop) te maken hebben. Een vennootschap die voor de CCCTB kiest, valt niet langer onder het nationale vennootschapsbelastingsregime voor alle aangelegenheden die in de gemeenschappelijke voorschriften zijn geregeld. Een vennootschap die niet in aanmerking komt noch kiest voor de bij de CCCTB-richtlijn ingestelde regeling, blijft onderworpen aan het nationale vennootschapsbelastingregime, dat specifieke fiscale stimuleringsmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling kan omvatten.
Bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, zullen niet alleen voordeel halen uit de invoering van grensoverschrijdende verliescompensatie, maar ook uit de vermindering van de nalevingskosten in verband met de vennootschapsbelasting. Doordat winsten en verliezen voor de berekening van de EU-brede belastinggrondslag onmiddellijk mogen worden geconsolideerd, wordt een stap gezet in de richting van een vermindering van overbelasting in grensoverschrijdende situaties en derhalve van een verbetering van de fiscale neutraliteit tussen binnenlandse en grensoverschrijdende activiteiten, zodat het potentieel van de interne markt beter kan worden benut. Uit berekeningen op basis van een steekproef van EU-multinationals blijkt dat gemiddeld ongeveer 50 % van niet-financiële en 17 % van financiële multinationale groepen baat kunnen hebben bij onmiddellijke grensoverschrijdende verliescompensatie.
De invoering van de CCCTB zal als groot voordeel hebben dat de nalevingskosten voor bedrijven dalen. Volgens onderzoeken zouden de nalevingskosten voor weerkerende belastinggerelateerde taken dankzij de CCCTB met zo'n 7 % naar omlaag gaan. Naar verwachting zal de daling van de werkelijke en ervaren nalevingskosten een aanzienlijk effect sorteren op de mogelijkheden en de bereidheid van bedrijven om op de middellange en de lange termijn ook in het buitenland actief te worden. De CCCTB zou ook aanzienlijke tijds- en kostenbesparingen op het gebied van naleving opleveren wanneer een moedermaatschappij een nieuwe dochteronderneming in een andere lidstaat wil opzetten. De fiscaal experts die aan de studie deelnamen, raamden dat een grote onderneming gemiddeld meer dan 140 000 euro (0,23 % van hun omzet) aan belastinggerelateerde uitgaven besteedde om een nieuwe dochteronderneming op te zetten in een andere lidstaat. De CCCTB zal deze kosten met 87 000 euro of 62 % doen dalen. De besparingen voor een middelgroot bedrijf zouden nog hoger uitvallen: de kosten zouden hier dalen van 128 000 euro (of 0,55 % van de omzet) tot 42 000 euro, dat wil zeggen met 67 %.
Het voorstel zal bedrijven van alle omvang ten goede komen, maar speelt een bijzonder belangrijke rol bij de inspanningen die tot doel hebben midden- en kleinbedrijven te ondersteunen en te stimuleren om profijt te trekken van de interne markt, zoals uiteengezet in de evaluatie van de Small Business Act (SBA) voor Europa[4]. De CCCTB helpt met name de fiscale obstakels en administratieve lasten te beperken door het voor midden- en kleinbedrijven eenvoudiger en goedkoper te maken om hun activiteiten in de hele EU te ontplooien. Dankzij de CCCTB zullen midden- en kleinbedrijven die grensoverschrijdend actief zijn en voor de regeling kiezen, hun belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting slechts volgens één stel voorschriften moeten berekenen. De CCCTB is een aanvulling op de Europese besloten vennootschap (SPE), die nog altijd ter bespreking bij de Raad ligt. Een gemeenschappelijk kader voor de berekening van de belastinggrondslag van vennootschappen in de EU zou bijzonder nuttig zijn voor SPE's die in verschillende lidstaten actief zijn.
Met dit voorstel wordt niet beoogd de belastingopbrengsten op enigerlei wijze te beïnvloeden en er is een analyse verricht naar het effect op de verdeling van de belastinggrondslagen over de verschillende EU-lidstaten. Hieruit is gebleken dat het effect op de opbrengsten van de lidstaten uiteindelijk zal afhangen van de beleidskeuzes die zij maken ten aanzien van eventuele wijzigingen in de mix van het fiscaal instrumentarium of de toegepaste belastingtarieven. Daardoor kan het precieze effect op iedere lidstaat afzonderlijk moeilijk worden voorspeld. Als uitzondering op het algemene beginsel is een vrijwaringsclausule opgenomen, die voorziet in het gebruik van een alternatieve methode wanneer het resultaat van de verdeling van de belastinggrondslag over de lidstaten geen billijke weerspiegeling van de omvang van de bedrijfsactiviteiten vormt. Daarnaast bevat de richtlijn een bepaling dat de gevolgen moeten worden geëvalueerd vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn.
Voor de lidstaten zal de invoering van een optionele regeling uiteraard betekenen dat de belastingdiensten twee aparte belastingstelsels zullen moeten beheren (de CCCTB en het nationale vennootschapsbelastingstelsel). Dit wordt evenwel gecompenseerd door het feit dat bedrijven dankzij de CCCTB minder mogelijkheden zullen hebben tot fiscale planning via hun verrekenprijzen en dat er minder incongruenties in de nationale belastingstelsels zullen optreden. Er zullen minder geschillen zijn waarbij een beroep wordt gedaan op het Europese Hof van Justitie of de onderlingoverlegprocedure van dubbelbelastingverdragen.
Ter ondersteuning van de belastingdiensten van de lidstaten in de aanloop naar de tenuitvoerlegging van de CCCTB zal een beroep worden gedaan op het Fiscalis-programma van de EU om de lidstaten te helpen bij de tenuitvoerlegging en het beheer van de CCCTB.
Dit voorstel omvat een volledig stel voorschriften voor de belasting van vennootschappen. Er is bepaald wie voor de regeling kan kiezen, hoe de belastinggrondslag moet worden berekend, wat de reikwijdte van de consolidatie is en hoe deze functioneert. Tevens zijn er antimisbruikregels opgenomen, is voorgeschreven hoe de geconsolideerde grondslag moet worden verdeeld en hoe de CCCTB door de lidstaten moet worden beheerd in het kader van een 'onestopshop'-aanpak.
a)
Raadplegingen
Na de publicatie van de studie naar de heffing van vennootschapsbelasting in 2001 heeft de Commissie een breed publiek debat gevoerd en een reeks raadplegingen gehouden.
De belangrijkste stap in dit proces was de oprichting van een werkgroep (CCCTB-werkgroep) bestaande uit deskundigen van de belastingdiensten van alle lidstaten. De CCCTB-werkgroep werd opgezet in november 2004 en is tot april 2008 dertienmaal in voltallige zitting bijeengekomen. Om specifieke onderwerpen nader te bestuderen, werden zes subgroepen opgezet, die verslag hebben uitgebracht bij de CCCTB-werkgroep. De rol van de nationale deskundigen was beperkt tot het verlenen van technische bijstand en het verstrekken van advies aan de diensten van de Commissie. De CCCTB-werkgroep is ook driemaal in uitgebreide samenstelling bijeengekomen (december 2005, 2006 en 2007) om de voornaamste deskundigen en belanghebbenden uit de zaken-, vak- en academische wereld de mogelijkheid te bieden hun standpunten kenbaar te maken.
Voorts heeft de Commissie op bilaterale basis meerdere branche- en beroepsverenigingen informeel geraadpleegd. Enkele van deze belangengroepen hebben hun standpunt officieel ingediend. Er werd ook rekening gehouden met de resultaten van academisch onderzoek. Toonaangevende wetenschappers hebben de Commissie hun oordeel over de verschillende aspecten van het systeem meegedeeld.
De Commissie heeft ook twee evenementen opgezet, namelijk in Brussel (april 2002) en in Rome (december 2003, met het Italiaanse voorzitterschap). In februari 2008 heeft er, met de gezamenlijke steun van de Commissie en een academische instelling, nog een conferentie plaatsgevonden in Wenen, waar verschillende aangelegenheden die van belang zijn voor de CCCTB, in detail zijn besproken. Tot slot heeft de Commissie op 20 oktober 2010 deskundigen van de lidstaten, het bedrijfsleven, denktanks en de academische wereld geraadpleegd over bepaalde onderwerpen die haar diensten opnieuw hadden bekeken en verder ontwikkeld sinds de laatste bijeenkomst van de CCCTB-werkgroep in april 2008.
b)
Effectbeoordeling
Er is een zeer gedetailleerde effectbeoordeling opgesteld. Zij omvat de resultaten van de volgende studies: i) European Tax Analyzer (ETA), ii) studie Price Waterhouse Cooper (PWC), iii) databank Amadeus en Orbis; (iv) studie Deloitte en (v) studie CORTAX.
Het verslag is opgesteld volgens de richtsnoeren voor effectbeoordelingen van het secretariaat-generaal en omvat derhalve het volgende: i) een beoordeling van het raadplegingsproces, ii) een beschrijving van de bestaande problemen, iii) een uiteenzetting van de beleidsdoelstellingen, en iv) een vergelijking van alternatieve beleidsopties waarmee de gestelde doelstellingen ook zouden kunnen worden verwezenlijkt. Er is met name een analyse verricht van een CCTB (gemeenschappelijke heffingsgrondslag zonder consolidatie) en een CCCTB (gemeenschappelijke heffingsgrondslag met consolidatie), in beide gevallen op verplichte en optionele basis, alsook een vergelijking van de economische, sociale en milieugevolgen die beide methoden hebben.
Vergelijking van beleidsopties
In de effectbeoordeling worden verschillende opties bekeken die het concurrentievermogen van Europese vennootschappen moeten versterken door hen de mogelijkheid te bieden om hun EU-brede winsten te bepalen volgens één stel voorschriften en dus voor een wettelijk kader te kiezen dat het best tegemoet komt aan hun zakelijke behoeften, waarbij ook de fiscale kosten in verband met het naast elkaar bestaan van 27 afzonderlijke nationale belastingstelsels worden weggenomen. In het verslag worden vier grote beleidsscenario's bekeken, die worden vergeleken met het scenario waarin geen maatregelen worden genomen of de status-quo wordt gehandhaafd (optie 1):
i) een optionele gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (optionele CCTB): in de EU gevestigde vennootschappen (en in de EU gelegen vaste inrichtingen) kunnen ervoor kiezen om hun belastinggrondslag te bepalen volgens een stel gemeenschappelijke regels voor de hele Unie in plaats van volgens de regels van een van de 27 nationale vennootschapsbelastingstelsels. Voor intragroepstransacties wordt nog altijd een 'afzonderlijke verslaglegging' verricht (dat wil zeggen prijsstelling per transactie volgens het zakelijkheidsbeginsel), omdat er bij deze methode geen consolidatie van de fiscale resultaten plaatsvindt (optie 2).
ii) een verplichte gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (verplichte CCTB): alle kwalificerende in de EU gevestigde vennootschappen (en in de EU gelegen vaste inrichtingen) moeten hun belastinggrondslag bepalen volgens een stel gemeenschappelijke regels voor de hele Unie. De nieuwe regels komen in de plaats van de huidige 27 nationale vennootschapsbelastingstelsels. Doordat er geen consolidatie wordt verricht, gebeurt de toerekening van winsten bij intragroepstransacties nog altijd op basis van 'afzonderlijke verslaglegging' (optie 3).
iii) een optionele gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (optionele CCCTB): een stel gemeenschappelijke regels die een EU-brede geconsolideerde belastinggrondslag creëren, vormt een alternatief voor de huidige 27 nationale vennootschapsbelastingstelsels en de methode van 'afzonderlijke verslaglegging' voor de toerekening van opbrengsten aan gelieerde ondernemingen. De fiscale resultaten van elke groepsmaatschappij (dat wil zeggen in de EU gevestigde vennootschap of in de EU gelegen vaste inrichting) worden dan samengevoegd tot een geconsolideerde belastinggrondslag en vervolgens herverdeeld volgens een vooraf vastgesteld toerekeningsmechanisme op basis van een formule. In dit scenario mogen in de EU gevestigde vennootschappen en/of in de EU gelegen vaste inrichtingen die in handen zijn van niet in de EU gevestigde vennootschappen, de CCCTB toepassen op voorwaarde dat zij voldoen aan de eisen om een groep te vormen en alle kwalificerende leden van dezelfde groep kiezen voor de gemeenschappelijke regels ("all-in all-out") (optie 4).
iv) een verplichte gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (verplichte CCCTB): in de EU gevestigde vennootschappen en/of in de EU gelegen vaste inrichtingen die in handen zijn van niet in de EU gevestigde vennootschappen, moeten de CCCTB-regels toepassen voor zover zij voldoen aan de eisen om een groep te vormen.
Effectanalyse
Uit de economische resultaten van de effectbeoordeling blijkt dat de opheffing van de obstakels die op het gebied van de vennootschapsbelasting zijn geconstateerd, bedrijven in staat zou stellen rationelere economische keuzes te maken en dus de economie als geheel efficiënter zou laten functioneren. De keuzemogelijkheden voor een optionele en een verplichte CCCTB resulteren allebei in een iets hogere welvaart. De optionele CCCTB verdient de voorkeur om een aantal redenen. De twee belangrijkste redenen die in de effectbeoordeling zijn bevestigd, zijn dat i) de verwachte gevolgen voor de werkgelegenheid gunstiger zijn en ii) de gedwongen overschakeling van elke vennootschap in de Unie op een nieuwe methode om haar belastinggrondslag vast te stellen (ongeacht of zij in meer dan een lidstaat actief is of niet), wordt vermeden.
De geanalyseerde hervormingen kunnen op de lange termijn grote dynamische effecten sorteren. Deze zouden zich hoofdzakelijk vertalen in minder onzekerheid bij bedrijven die in meerdere jurisdicties actief zijn, en lagere (werkelijke en ervaren) kosten. Uiteindelijk zou dit leiden tot een toename van de grensoverschrijdende investeringen in de Unie, niet alleen dankzij de verdere ontplooiing van Europese en buitenlandse multinationale ondernemingen maar ook door nieuwe investeringen van ondernemingen die uitsluitend nationaal actief waren, in andere lidstaten. Met name doordat extra nalevingskosten wegvallen in verband met de verplichting om te voldoen aan verschillende fiscale regimes binnen de Unie en zaken te regelen met meer dan één belastingdienst (het beginsel van de onestopshop), kan worden verwacht dat bedrijven meer mogelijkheden zullen hebben om over de grenzen heen actief te worden. Vooral midden- en kleinbedrijven zouden hierbij baat moeten hebben, omdat zij het zwaarst gebukt gaan onder de hoge nalevingskosten in de huidige situatie.
Ofschoon er in de effectbeoordeling op gewezen wordt dat het uiteindelijke effect van de invoering van een CCCTB op de totale belastingopbrengsten door de eigen beleidskeuzes van de lidstaten wordt bepaald, is het zaak zeer goed te letten op de effecten aan de inkomstenzijde, met name gezien de uitermate moeilijke begrotingssituatie in vele lidstaten.
Algemeen zullen de nieuwe regels voor de gemeenschappelijke grondslag resulteren in een gemiddelde EU-grondslag die breder is dan de huidige. Voor zover er economische verliezen op grensoverschrijdende basis moeten worden verrekend, kan consolidatie in het kader van de CCCTB de gemeenschappelijke grondslag versmallen.
Het effect op de opbrengsten van de lidstaten zal uiteindelijk afhangen van de beleidskeuzes die zij maken ten aanzien van eventuele wijzigingen in de mix van het fiscaal instrumentarium of de toegepaste belastingtarieven. Daardoor kan het precieze effect op iedere lidstaat afzonderlijk moeilijk worden voorspeld. De richtlijn bevat evenwel een bepaling dat de gevolgen na vijf jaar moeten worden geëvalueerd.
a)
Rechtsgrondslag
Wetgeving op het gebied van de directe belastingen valt binnen het toepassingsgebied van artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hierin is bepaald dat wettelijke maatregelen inzake onderlinge aanpassing op grond van dit artikel in de vorm van een richtlijn moeten worden aangenomen.
b)
Subsidiariteit
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
De CCCTB strekt ertoe fiscale obstakels aan te pakken die hoofdzakelijk het gevolg zijn van de versnippering van de Unie in 27 afzonderlijke belastingstelsels, waarmee bedrijven worden geconfronteerd wanneer zij actief zijn op de interne markt. Met niet-gecoördineerde maatregelen, die door elke lidstaat afzonderlijk worden opgezet en uitgevoerd, zou de huidige situatie alleen maar worden gecontinueerd, omdat bedrijven nog altijd hun zaken zouden moeten regelen met evenveel belastingdiensten als lidstaten waar zij belasting verschuldigd zijn.
De in dit voorstel opgenomen bepalingen, zoals die betreffende de vermindering voor grensoverschrijdende verliezen en de belastingvrije reorganisatie van een groep, zouden ondoeltreffend zijn en waarschijnlijk tot verstoring van de markt leiden, in het bijzonder tot dubbele belasting en niet-belasting, als elke lidstaat zijn eigen systeem zou toepassen. Ook ongelijksoortige nationale regels betreffende winstverdeling zouden geen soelaas bieden voor het huidige – op zich al complexe – proces voor de verdeling van bedrijfswinsten onder gelieerde ondernemingen.
Het onderwerp is van dien aard dat een gemeenschappelijke aanpak aan de orde is.
Als er één stel voorschriften komt om de belastinggrondslagen van gelieerde ondernemingen in de hele Unie te berekenen, te consolideren en te verdelen, kan dit de verstoringen op de markt, die thans door de wisselwerking tussen 27 nationale belastingstelsels wordt veroorzaakt, verzachten. Bovendien kunnen de bouwstenen van de CCCTB, met name de vermindering voor grensoverschrijdende verliezen, de belastingvrije overbrenging van activa binnen een groep en de toerekening van de belastinggrondslag voor de groep middels een formule, slechts in een gemeenschappelijk regelgevingskader verwezenlijkt worden. Dienovereenkomstig moeten gemeenschappelijke administratieve procedures worden vastgelegd om ervoor te zorgen dat het beginsel van een onestopshop-beheer kan functioneren.
Dit voorstel strekt er uitsluitend toe de fiscale obstakels te bestrijden die het gevolg zijn van de verschillen in de nationale stelsels bij de berekening van de belastinggrondslag voor gelieerde ondernemingen. Uit de werkzaamheden in aansluiting op de studie naar de heffing van vennootschapsbelasting is gebleken dat deze obstakels het best kunnen worden aangepakt door te voorzien in een gemeenschappelijk kader dat de berekening van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en grensoverschrijdende consolidatie regelt. Deze aangelegenheden kunnen immers slechts worden aangepakt door wetgeving vast te stellen op het niveau van de Unie, aangezien zij hoofdzakelijk van grensoverschrijdende aard zijn. Dit voorstel is derhalve gerechtvaardigd op basis van het subsidiariteitsbeginsel, omdat een afzonderlijk optreden door de lidstaten niet de beoogde resultaten zou bereiken.
c)
Evenredigheid
Dit voorstel, dat in de vorm van een optionele regeling is gegoten, vormt het antwoord dat het best in verhouding staat tot de geconstateerde problemen. Bedrijven die niet van plan zijn naar het buitenland te trekken, worden niet verplicht om de onnodige administratieve kosten te maken voor de implementatie van de gemeenschappelijke regels, als er geen echte voordelen tegenover staan.
Van dit initiatief wordt verwacht dat het tot een gunstiger investeringsklimaat op de interne markt zal leiden, omdat de fiscale nalevingskosten normaal zouden moeten dalen. Ook zouden de bedrijven veel baat moeten hebben bij de afschaffing van verrekenprijsformaliteiten, de mogelijkheid om verliezen over de nationale grenzen heen binnen eenzelfde groep door te schuiven en om binnen een groep belastingvrij reorganisaties door te voeren. De positieve gevolgen zouden moeten opwegen tegen de mogelijke extra financiële en administratieve kosten die de nationale belastingdiensten in eerste instantie zullen moeten maken met het oog op de tenuitvoerlegging van de regeling.
De in dit voorstel vervatte maatregelen zijn passend en nodig voor de verwezenlijking van het beoogde doel (en dus evenredig). Zij voorzien immers in de harmonisatie van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, hetgeen noodzakelijk is om de geconstateerde fiscale obstakels en de knelpunten die de werking van de interne markt verstoren, weg te nemen. In dit verband moet ook worden verduidelijkt dat dit voorstel niet voorziet in een harmonisatie van de belastingtarieven (noch in de vaststelling van een minimumbelastingtarief). De vaststelling van de tarieven maakt immers onlosmakelijk deel uit van de fiscale soevereiniteit van de lidstaten en moet derhalve in nationale wetgeving worden geregeld.
Dit voorstel voor een richtlijn heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.