Toelichting bij SEC(2002)1231 - Inzet van het solidariteitsfonds van de EU overeenkomstig punt 3 van het interinstitutioneel akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het solidariteitsfonds van de EU, ter aanvulling van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Na de rampzalige overstromingen van augustus en september 2002 in sommige lidstaten en in kandidaat-lidstaten waarmee momenteel toetredingsonderhandelingen worden gevoerd, heeft de Europese Unie besloten een Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF) op te richten om de gevolgen van rampen op te vangen.

Het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002  i maakt het mogelijk het Fonds in te zetten via een flexibiliteitsmechanisme binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard EUR bovenop de betrokken rubrieken van de financiële vooruitzichten. De ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn aangegeven in de verordening van de Raad tot oprichting van het EUSF  i, welke met name een bijzondere bepaling bevat op grond waarvan het Fonds met terugwerkende kracht kan worden ingezet voor de rampen die zich sedert augustus van dit jaar hebben voorgedaan.

Op basis van de informele aanvragen van de landen die door de overstromingen van augustus en september werden getroffen, werden de volgende ramingen van de schade opgemaakt: 9 151 miljoen EUR in Duitsland; 2 939 miljoen in Oostenrijk; 2 341 miljoen in Tsjechië en 834,5 miljoen in Frankrijk.

Uitgaande hiervan en gelet op de maximaal mogelijke subsidie uit het Fonds en de mogelijkheid tot herschikking van kredieten binnen de rubrieken waarvoor bijkomende middelen nodig zijn, stelt de Commissie voor 728 miljoen EUR uit het EUSF ter beschikking te stellen voor de rubrieken 3 en 7 van de financiële vooruitzichten.

De Commissie zal een gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) indienen ter opvoering in de begroting 2002 van specifieke vastleggingskredieten, verdeeld per begunstigd land, zoals gevraagd onder punt 4 van het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002.