Toelichting bij SEC(2002)1244 - Alarmsysteem nr. 9/2002 en nr. 10/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2002)1244 - Alarmsysteem nr. 9/2002 en nr. 10/2002.
bron SEC(2002)1244 NLEN
datum 13-11-2002
3.1. Besteding van de kredieten voor juli 2002

1.

3.2. Monetaire factoren


2.

3.3. Marktfactoren


3.

4. CONCLUSIES



4.

1. ALGEMENE ONTWIKKELING VAN DE MAANDELIJKSE UITGAVEN


De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 augustus 2002.

5.

1.1. Subrubriek 1a: GLB


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


6.

1.2. Subrubriek 1b: Plattelandsontwikkeling


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


7.

2. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


8.

3. TOELICHTING


9.

3.1. Besteding van de kredieten voor oktober 2002


Voor oktober 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2001 tot en met 31 augustus 2002) is van de kredieten van rubriek 1 een bedrag van euro 37 758,9 mln, d.w.z. 85,3%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) euro 2 182,4 mln onder de indicator;

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) euro 43,3 mln onder de indicator.

10.

3.2. Monetaire factoren


Dollarpariteit van de euro

Het hierboven in punt 3.1 genoemde uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad over de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000) is de nota van wijzigingen op de landbouwbegroting 2002 opgesteld op basis van de gemiddelde dollarpariteit van de euro voor de periode juli tot en met september 2001, dat wil zeggen euro 1 = $ 0,89. Over de periode van 1 augustus 2001 tot 30 juni 2002 bedroeg de gemiddelde dollarpariteit euro 1= $ 0,90; dit is iets hoger dan de pariteit waarvan voor de opstelling van de begroting voor 2002 is uitgegaan.

11.

3.3. Marktfactoren


Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a is er voor de drie belangrijkste uitgavencategorieën een onderbesteding ten opzichte van de indicator. Meer in het bijzonder:

- voor plantaardige producten, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor katoen, groenten en fruit en wijn;

- voor dierlijke producten hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor rundvlees en voor schapen- en geitenvlees;

- voor de bijkomende uitgaven, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de geringere uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en aan agromonetaire maatregelen.

Voor de subrubriek als geheel bedraagt de afwijking -2 182,4 mln, d.i. -5,4% van de begroting. Voor een aantal afzonderlijke hoofdstukken zijn er echter grotere verschillen, die hieronder worden toegelicht:

Hoofdstuk B1-10: AkkerbouwgewassenVerschil: - euro 34 mln ( -
0,2%)

12.

// (uitgaven: euro 17 654 mln)


(indicator: euro 17 688 mln)

Hoewel de begroting op 31.8 een geringe onderbesteding te zien geeft ten opzichte van de indicator, zal de situatie zich tegen het einde van het jaar drastisch wijzigen, want dan zal er voor dit hoofdstuk van de begroting sprake zijn van een aanzienlijke overschrijding van de indicator. De reden voor deze omkering van de situatie is gelegen in de besluiten die eind augustus en begin september door de Commissie zijn genomen om de betalingen van de rechtstreekse steun voor akkerbouwgewassen (voor het verkoopseizoen 2002/03) in bepaalde gebieden van Duitsland en Italië reeds in dit begrotingsjaar te verrichten. Met deze besluiten zijn naar verwachting extra uitgaven ten bedrage van 891 miljoen euro gemoeid, die uiteraard van de dienovereenkomstige bedragen van de nota van wijzigingen op het VOB voor 2003 zullen worden afgetrokken.

Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen en zijderupsenVerschil: - euro 242 mln (
-25,4%)

13.

// (uitgaven: euro 702 mln)


(indicator: euro 944 mln)

Deze mate van onderbesteding is naar verwachting tijdelijk van aard, aangezien het besluit van de Commissie ten aanzien van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid katoen in Griekenland pas eind juli is genomen. Dit besluit leidt naar verwachting tot een algemene besparing van ongeveer - euro 130 miljoen voor dit hoofdstuk van de begroting.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruitVerschil: - euro 96 mln ( -
5,8%)

14.

// (uitgaven: euro 1 376 mln)


(indicator: euro 1 472 mln)

De Commissie verwacht dat voor dit hoofdstuk tegen het einde van het jaar sprake zal zijn van onderbesteding. Deze onderbesteding komt voor rekening van verse groenten en fruit, vooral als gevolg van lagere compenserende betalingen vanwege het feit dat kleinere hoeveelheden groenten en fruit uit de markt worden genomen en omdat minder compenserende steun wordt betaald voor bananen, vanwege de kleinere hoeveelheden bananen en de geringere steunniveaus voor bananen. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 60 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-16: WijnVerschil: - euro 117 mln ( -
8,5%)

//

(uitgaven: euro 1 181 mln)

(indicator: euro 1 298 mln)

De onderbesteding op 31.8 is vooral het gevolg van het feit dat de verschillende soorten goedgekeurde distillaties in de betrokken lidstaten later worden uitgevoerd. Ervan uitgaande dat de opgelopen vertraging bij de distillatie zal verminderen, raamt de Commissie dat tegen het einde van het jaar ongeveer euro 50 miljoen aan besparingen kan worden verwacht voor dit hoofdstuk van de begroting.

Hoofdstuk B1-20: Melk en zuivelproductenVerschil: + euro 116 mln ( +
6,1%)

15.

// (uitgaven: euro 1 830 mln)


(indicator: euro 1 714 mln)

Voor dit hoofdstuk wordt tegen het einde van het jaar een overschrijding van de indicator verwacht. Deze overbesteding is hoofdzakelijk een gevolg van het feit dat de openbare opslag van boter en magere melkpoeder is toegenomen vanwege de achteruitgang van de marktsituatie voor deze producten en de toegenomen uitgaven voor uitvoerrestituties ten gevolge van dalingen van de wereldmarktprijzen voor zuivelproducten. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 400 miljoen euro extra voor dit begrotingshoofdstuk zal moeten worden uitgegeven.

Hoofdstuk B1-21: RundvleesVerschil: - euro 911 mln (
-11,3%)

//

(uitgaven: euro 6 857 mln)

(indicator: euro 7 768 mln)

Voor dit hoofdstuk verwacht de Commissie een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar. Deze onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat veel minder rundvlees voor interventie is aangeboden dan werd verwacht toen de begroting werd opgesteld, wat leidde tot lagere technische, financierings- en andere kosten. Ook wat de restituties betreft wordt een onderbesteding verwacht als gevolg van de geringere uitvoer van rundvlees en de lagere bedragen die moeten worden betaald voor slachtpremies en in het kader van de uitzonderlijke maatregelen voor het Verenigd Koninkrijk, de aankoop voor vernietiging en de speciale aankoopregelingen. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 1 miljard euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk B1-22: Schapen- en geitenvleesVerschil: - euro 133 mln ( -
19,9%)

16.

// (uitgaven: euro 534 mln)


(indicator: euro 667 mln)

Voor dit hoofdstuk verwacht de Commissie een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar. De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de marktprijzen voor schapen- en geitenvlees hoger waren dan voorzien, waardoor de vastgestelde ooi- en geitenpremies lager waren dan de bedragen waarvan bij de opstelling bij de begroting was uitgegaan. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 110 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

Hoofdstuk -33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelenVerschil: - euro 398 mln (
-69,9%)

17.

// (uitgaven: euro 167 mln)


(indicator: euro 565 mln)

De onderbesteding is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de vertragingen bij de afhandeling van de dossiers, met name voor mond- en klauwzeer, en bij de betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen. Een grote mate van onderbesteding tegen het einde van het jaar wordt verwacht.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelenVerschil: - euro 96 mln (
-36,8%)

//

(uitgaven: euro 151 mln)

(indicator: euro 247 mln)

De Commissie verwacht voor dit hoofdstuk een aanzienlijke onderbesteding tegen het einde van het jaar, omdat het Verenigd Koninkrijk besloten heeft geen aanspraak te maken op een deel van de agromonetaire steun die is bedoeld om boeren in de rundvlees-, de schapenvlees- en de zuivelsector te compenseren voor de hogere koers van het pond ten opzichte van de euro. Bijgevolg verwacht de Commissie dat aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer 90 miljoen euro voor dit begrotingshoofdstuk bespaard zal kunnen worden.

18.

Subrubriek 1b


Hoofdstuk B1-40: PlattelandsontwikkelingVerschil: - euro 43 mln ( -
0,9%)

//

(uitgaven: euro 1 838 mln)

(indicator: euro 1 881 mln)

Voor dit hoofdstuk liggen de uitgaven vrijwel op het niveau van de indicator.

19.

4. CONCLUSIES


Besteding van de kredieten in oktober 2002

Voor oktober 2002 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober tot en met 31 augustus 2002) bedragen de bestedingen euro 37 758,9 mln, d.w.z. 85,3% van de kredieten.

20.

Subrubriek 1a


De onderbesteding bedraagt euro 2 182,4 miljoen in vergelijking met de indicator over de periode 16.10.2001 tot en met 31.08.2002. De Commissie verwacht dat deze grote mate van onderbesteding tegen het einde van het jaar sterk zal zijn afgenomen.

21.

Subrubriek 1b


De onderbesteding bedraagt euro 43,3 miljoen in vergelijking met de indicator over de periode 16.10.2001 tot en met 31.08.2002.

Door het bijzondere uitgavenprofiel voor dit hoofdstuk, waarvoor bijna de helft van de uitgaven in de periode 1 tot en met 15 oktober plaatsvindt, wordt de situatie voor subrubriek 1b onzeker.

Uit de door de lidstaten tegen 30 september meegedeelde ramingen blijkt een onderbesteding van meer dan euro 200 miljoen.