Toelichting bij SEC(2000)1316 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem N° 7/2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000SC1316

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem N° 7/2000 /* SEC/2000/1316 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem N° 7/2000

1.

INHOUDSOPGAVE


2.

1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven 3


3.

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) 5


4.

3. Toelichting 6


5.

4. Conclusies 12



6.

1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven


De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 mei 2000.

1.1. Subrubriek 1a 'Traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven'

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b ' Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen '

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.

3. Toelichting


8.

3.1. Besteding van de kredieten voor juli 2000


Voor juli 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 mei 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 32 043 mln euro, d.w.z. 78,2 %, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 238 miljoen EUR boven de indicator. De overschrijding van de indicator is groter dan vorige maand,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 826 miljoen EUR onder de indicator.

9.

3.2. Monetaire factoren


10.

3.2.1. Dollarpariteit


Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de beschikking van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline is voor het opstellen van de landbouwbegroting 2000 uitgegaan van de gemiddelde dollarpariteit van januari, februari en maart 1999, en die is 1 EUR = 1,12 $.

De reële koersen van de euro waren aanzienlijk lager dan de pariteit waarvan is uitgegaan voor de begroting. De gemiddelde notering van de dollar over de periode 1 augustus 1999 - 31 juli 2000 (de referentieperiode voor het bepalen van het effect van de dollarkoers) zal verschillen van de dollarpariteit waarvan is uitgegaan voor de begroting en de uitgaven van de lidstaten zullen als gevolg van de ontwikkeling van de dollarkoers lager uitkomen i.
$. Als de koers van 20 juni (1 EUR = 0,95 $) onveranderd blijft tot het einde van het begrotingsjaar zal de gemiddelde pariteit uitkomen op ongeveer 1 $.

Deze besparing komt echter slechts gedeeltelijk ten goede aan het EOGFL-Garantie. Er zij namelijk op gewezen dat besparingen boven de op grond van de regels van de begrotingsdiscipline geldende franchise van 200 miljoen EUR niet gebruikt mogen worden voor de financiering van andere maatregelen, maar aan het einde van het begrotingsjaar worden overgeschreven naar de monetaire reserve.

11.

3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers


Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zullen veel lagere uitgaven verbonden zijn dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro, hetgeen dus aanzienlijke besparingen oplevert.

De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOFL-Garantie bij het opstellen van de nota van wijzigingen op 119 miljoen EUR geraamd.Volgens een recente berekening zouden deze kosten echter 240 miljoen EUR bedragen, dat is 121 miljoen EUR meer.

12.

3.3. Marktfactoren


13.

3.3.1. Subrubriek 1a: traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven


Hoofdstuk B1-10 : Akkerbouwgewassen+ 248 mln
EUR


14.

// (uitgaven : 16 069 mln EUR)


(indicator : 15 821 mln EUR)

De overbesteding is een gevolg van

- de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting; vooral voor bepaalde begrotingslijnen die betrekking hebben op hectaresteun is er een overschrijding van de indicator,

- de hogere restituties voor de productie van zetmeel en aardappelmeel (grotere hoeveelheden),

- de hogere uitvoerrestituties, ondanks besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers. De ramingen van de lidstaten wijzen evenwel op een laag uitgavenniveau voor de restituties voor de komende maanden,

- hogere uitgaven voor openbare opslag. De Commissie is evenwel van oordeel dat de uitgaven voor openbare opslag aan het eind van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten. Dankzij de verkoop van grote hoeveelheden gerst tegen een degelijke prijs zal de interventievoorraad aan het einde van het begrotingsjaar veel kleiner zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Bovendien zal waarschijnlijk aan het einde van het begrotingsjaar geen extra afschrijving op de voorraad nodig zijn.

Voorts is er een onderbesteding ten opzichte van indicator voor de steun voor durumtarwe, hetgeen een gevolg is van de te late uitbetaling van de steun in Italië in verband met de door de Commissie verlangde verscherpte controles.

De Commissie verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen blijken dan de begrotingskredieten. De onderbesteding zal een gevolg zijn van de lagere uitgaven voor openbare opslag, uitvoerrestituties en, afhankelijk van de resultaten van de controles in Italië, eventueel ook durumtarwe. Daar staat tegenover dat de uitgaven voor de hectaresteun de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen zullen overschrijden (als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten), en dat zal ook het geval zijn voor de restituties voor de productie van zetmeel en aardappelmeel.

Er zij evenwel op gewezen dat in het uitgavenpeil aan het einde van het begrotingsjaar de besparingen zullen zijn verdisconteerd die voortvloeien uit de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers en dat bijgevolg een aanzienlijk bedrag zal moeten worden overgeschreven naar de monetaire reserve.

Hoofdstuk B1-11 : Suiker+ 36 mln
EUR


15.

// (uitgaven : 1 347 mln EUR)


(indicator : 1 311 mln EUR)

Dat, ondanks besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers, de indicator is overschreden, is een gevolg van de hogere uitgaven voor uitvoerrestituties. Dat is vooral toe te schrijven aan de lage wereldmarktprijzen.

De overschrijding wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de lagere uitgaven voor aanpassingssteun voor de raffinage van suiker.

Verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar voor dit hoofdstuk ongeveer op het niveau van de begrotingskredieten zullen uitkomen. Een deel van de besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers zal evenwel moeten worden overgeschreven naar de monetaire reserve.

Hoofdstuk B1-12 : Olijfolie- 50 mln
EUR


16.

// (uitgaven : 1 966 mln EUR)


(indicator : 2 016 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is het gevolg van de lager uitvallende uitgaven voor steun voor de productie van olijfolie. Als gevolg van de verandering van het quotasysteem, met nu nationale quota, zijn de voorschotten in de regel lager dan in de voorbije jaren. De onderbesteding zal waarschijnlijk verdwijnen bij de betaling van de saldi, vóór het einde van het begrotingsjaar.

Hoofdstuk B1-15 : Groenten en fruit- 169 mln
EUR


17.

// (uitgaven : 978 mln EUR)


(indicator : 1 147 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator heeft vooral betrekking op de sector verwerkte groenten en fruit en houdt voornamelijk verband met de minder hogere uitgaven voor de financiële vergoedingen om de verwerking van citrus te stimuleren. Voor een deel moet deze onderbesteding zijn toe te schrijven aan te late betaling en waarschijnlijk zullen de oorspronkelijk voor het begrotingsjaar 2000 geplande uitgaven gedeeltelijk pas in het volgende begrotingsjaar plaatsvinden.

In de sector verse groenten en fruit daarentegen is er een geringe onderbesteding, een gevolg van het feit dat minder is uitgegeven aan de steun voor bananen.

Naar verwachting zullen de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar onder het op de begroting uitgetrokken bedrag liggen dankzij de geringere uitgaven voor financiële vergoedingen om de verwerking van citrusvruchten te stimuleren en voor bananen.

Hoofdstuk B1-16 : Wijn+ 25 mln
EUR


18.

// (uitgaven : 489 mln EUR)


(indicator : 464 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is een gevolg van de hogere uitgaven voor steun voor het gebruik van most.

Verwacht wordt dat de uitgaven voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar iets hoger zullen uitkomen dan de begrotingsmiddelen.

Hoofdstuk B1-17 : Tabak- 104 mln
EUR


19.

// (uitgaven : 773 mln EUR)


(indicator : 877 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is het gevolg van de achterstand bij de uitbetaling van de premies voor de oogst 1999. Vermoedelijk zal deze achterstand aan het einde van het begrotingsjaar zijn weggewerkt.

Hoofdstuk B1-20 : Melk en zuivelproducten+ 6 mln
EUR


20.

// (uitgaven : 1 800 mln EUR)


(indicator : 1 794 mln EUR)

De totale uitgaven voor dit hoofdstuk liggen vrijwel op het niveau van de indicator. Binnen dit hoofdstuk zijn er evenwel voor verschillende begrotingslijnen aanzienlijke afwijkingen van de indicator.

De indicator is overschreden voor de uitgaven voor de opslag van boter (grotere hoeveelheden aangekocht), de steun voor het gebruik van ondermelk (met name de steun voor gebruik bij de fabricage van caseïne) en de uitvoerrestituties (grotere hoeveelheden uitgevoerd).

Er is een onderbesteding voor de uitgaven voor de openbare opslag van mageremelkpoeder. De verkoopwinsten zijn hoger dan verwacht doordat grote hoeveelheden uit de openbare interventievoorraden zijn verkocht en geen magere melkpoeder is aangekocht bij interventie.

Verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten. Dat zal een gevolg zijn van de lagere uitgaven voor de openbare opslag van mageremelkpoeder en de hoger dan verwachte opbrengst van de extra heffingen voor melk. De uitgaven voor uitvoerrestituties, openbare opslag van boter en steun voor het gebruik van ondermelk daarentegen zullen waarschijnlijk hoger zijn dan de daarvoor uitgetrokken bedragen.

Hoofdstuk B1-21 : Rundvlees+ 243 mln
EUR


21.

// (uitgaven : 3 679 mln EUR)


(indicator : 3 435 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan:

* vooral, de hogere uitgaven voor premies als gevolg van:

- de lineaire verlaging van de kredieten waartoe door de Begrotingsautoriteit is besloten,

- de hoger dan verwachte uitgaven voor buitengewone ondersteuningsmaatregelen (slacht en destructie van dieren in het Verenigd Koninkrijk in het kader van de uitroeiing van BSE),

- een versnelde uitkering van de premies. Er zij aan herinnerd dat de meeste premies aan de begunstigden moeten worden uitbetaald voor het einde van de maand juli en dat bijgevolg het uitgavenpeil volgende maand iets dichter bij de indicator zal komen te liggen, en

* het feit dat de winsten op de verkoop van producten uit openbare opslag niet zo groot waren als verwacht werd.

Verwacht wordt dat, gezien het vorenstaande, de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de kredieten.

Hoofdstuk B1-22 : Schapen- en geitenvlees+ 74 mln
EUR


22.

// (uitgaven : 1 174 mln EUR)


(indicator : 1 100 mln EUR)

De overbesteding is een gevolg van de in vergelijking met de voorbije jaren snellere uitbetaling van het saldo van de ooipremies voor 1999, maar dit is louter tijdelijk. Deze onderbesteding is dus van tijdelijke aard.

Te verwachten valt juist dat de uitgaven voor dit hoofdstuk zullen dalen omdat voor 1999 en 2000 minder geld nodig zal zijn voor de ooipremie (prijspeil op de markt van de Gemeenschap hoger dan verwacht).

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten+ 29 mln
EUR


23.

// (uitgaven : 376 mln EUR)


(indicator : 347 mln EUR)

De overbesteding is toe te schrijven aan de hogere uitgaven voor verschillende basisproducten (producten op basis van graan, boter en ondermelk). Er zijn vooral grotere hoeveelheden geëxporteerd.

Om de uitgaven te beperken, heeft de Commissie midden mei de afgifte geschorst van uitvoercertificaten die recht geven op betaling van de uitvoerrestitutie.

De besteding aan het einde van het begrotingsjaar ten opzichte van de uitgetrokken middelen hangt met name af van de mate waarin de vóór die datum afgegeven certificaten gebruikt zullen zijn en van het tempo waarin de betaalorganen van de lidstaten de betalingen uitvoeren.

24.

Hoofdstuk B1-37 : Goedkeuring van de rekeningen en verlaging van de voorschotten //



Onder dit hoofdstuk, dat buiten het systeem van de indicator wordt gehouden, vallen de financiële correcties waartoe in het kader van de goedkeuring van de rekeningen wordt besloten, en ook de verlagingen en schorsingen van voorschotten (verlaging/schorsing van maandelijks te vergoeden bedragen) voor de lidstaten.

Het huidige uitgavenpeil is vooral het resultaat van de financiële correcties waartoe is besloten in het kader van de goedkeuring van de rekeningen.

Voorts heeft de Commissie ook besloten tot verlaging van de voorschotten, vooral in verband met het niet-innen van de extra heffing voor melk voor het melkprijsjaar 1998-1999 door Italië.

Bovendien moet de Commissie zo mogelijk nog vóór de zomervakantie een besluit nemen over nog andere financiële correcties, waarvoor nu nog administratieve procedures lopen. Mede gelet op deze factor wordt verwacht dat de ontvangsten aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer op het peil van de kredieten zullen uitkomen.

Hoofdstuk B1-39 : Overige maatregelen- 105 mln
EUR


25.

// (uitgaven : 640 mln EUR)


(indicator : 745 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is enerzijds een gevolg van de achterstand bij de uitbetaling van bepaalde bedragen aan agromonetaire steun. Dit is waarschijnlijk een tijdelijk verschijnsel. Door de ontwikkeling van het pond sterling wordt integendeel verwacht dat de uitgaven voor agromonetaire steun aan het einde van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de begrotingskredieten.

26.

3.3.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen


Hoofdstuk B1-40 : Plattelandsontwikkeling- 826 mln
EUR


27.

// (uitgaven : 1 059 mln EUR)


(indicator : 1 886 mln EUR)

De onderbesteding is een gevolg van het feit dat de Commissie de nieuwe programma's voor 2000-2006 nog niet heeft goedgekeurd. Voorlopig kan de Commissie alleen de uitgaven voor de vroegere begeleidende maatregelen in aanmerking nemen, terwijl de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling pas na de goedkeuring van deze programma's aan de begroting van het EOGFL-Garantie toegerekend kunnen worden.

De ramingen van de lidstaten voor de periode tot het einde van het begrotingsjaar geven aan dat de uitgaven in vergelijking met het op de begroting uitgetrokken bedrag zeer laag zullen liggen.

28.

4. Conclusies


Voor juli 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 mei 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 32 043 mln euro, d.w.z. 78,2 %, besteed.

29.

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a


De uitgaven voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) liggen 238 miljoen EUR boven de indicator.

Een overschrijding van de indicator is er vooral in de volgende sectoren:

- akkerbouwgewassen (+ 248 mln EUR): een gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting en van de hogere uitgaven voor restituties voor zetmeel en aardappelmeel; (wel wordt verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de kredieten, doordat minder wordt uitgegeven in de graansector),

- rundvlees (+ 244 mln EUR), als gevolg van de hogere uitgaven voor de premies (voor een deel toe te schrijven aan de snellere uitbetaling), de slacht- en destructiemaatregelen in het Verenigd Koninkrijk in verband met de uitroeiing van BSE, en de openbare opslag,

- schapen- en geitenvlees (+ 74 mln EUR), als gevolg van de versnelde uitbetaling van de ooipremie (verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de kredieten),

- suiker (+ 36 mln EUR): als gevolg van de hogere uitvoerrestituties,

- niet in bijlage I vermelde producten (+ 29 mln EUR), als gevolg van de grotere geëxporteerde hoeveelheden,

- wijn (+ 25 mln EUR) als gevolg van de hogere uitgaven voor de steun voor het gebruik van most.

Een onderbesteding ten opzichte van de indicator is er vooral voor de volgende sectoren:

- groenten en fruit (- 169 mln EUR): vooral als gevolg van de minder hoge uitgaven voor verwerkte groenten en fruit (gedeeltelijk toe te schrijven aan te late betalingen),

- overige maatregelen (- 105 mln EUR), als gevolg van de minder snelle uitbetaling van de agromonetaire steun (de uitgaven zullen aan het einde van het begrotingsjaar waarschijnlijk hoger uitkomen dan het bedrag van de op de begroting uitgetrokken middelen),

- tabak (- 104 mln EUR): als gevolg van een betalingsachterstand,

- olijfolie (- 50 mln EUR): een gevolg van de te late uitbetaling van een aantal bedragen.

In de sector melk en zuivelproducten liggen de totale uitgaven nu ongeveer op het peil van de indicator, maar er zijn wel aanzienlijke verschillen ten opzichte van de indicator voor afzonderlijke posten van het betrokken hoofdstuk. Aan het einde van het begrotingsjaar zullen de uitgaven voor dit hoofstuk naar verwacht wordt lager uitkomen dan de op de begroting uitgetrokken middelen.

De Commissie is van oordeel dat de aan subrubriek 1a toe te rekenen uitgaven in de tweede helft van het begrotingsjaar lager zullen uitvallen dan aanvankelijk werd verwacht. Er zijn een aantal besparingen waarvan het effect vooral merkbaar zal zijn in de komende maanden en die bijgevolg nog niet in het huidige uitgavenniveau doorwerken. Het betreft met name de uitgaven voor de graanmarkt, de sector melk en zuivelproducten (besparingen met betrekking tot de openbare opslag van magere-melkpoeder en hogere ontvangsten uit de extra heffing voor melk), en de sector schapenvlees. Volgens de Commissie neemt het gevaar voor een overbesteding voor subrubriek 1a af en zullen de begrotingskredieten waarschijnlijk toereikend zijn.

30.

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b


Voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) liggen de uitgaven 826 miljoen EUR onder de indicator. Dit is een gevolg van het feit dat de Commissie de nieuwe programma's voor de periode 2000-2006 nog niet heeft goedgekeurd. Voorlopig kan de Commissie alleen de uitgaven voor de vroegere begeleidende maatregelen in aanmerking nemen, terwijl de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling pas na de goedkeuring van deze programma's aan het EOGFL-Garantie toegerekend kunnen worden.

De ramingen van de lidstaten geven aan dat de uitgaven uiteindelijk veel lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten.