Toelichting bij SEC(2000)1749 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 10/2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000SC1749

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 10/2000 /* SEC/2000/1749 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem N° 10/2000

1.

INHOUDSOPGAVE


2.

1.Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven


3.

2.Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)


3.Toelichting:

4.

4.Conclusies



5.

1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven


De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 augustus 2000.

1.1. Subrubriek 1a 'Traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven'

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2. Subrubriek 1b ' Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen '

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Toelichting:

6.

3.1. Besteding van de kredieten voor oktober 2000


Voor oktober 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 augustus 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 36 814 mln EUR, d.w.z. 89,8 %, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 119 miljoen EUR onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 1 826 miljoen EUR onder de indicator.

7.

3.2. Monetaire factoren


8.

3.2.1. Dollarpariteit


Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de beschikking van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline is voor het opstellen van de landbouwbegroting 2000 uitgegaan van de gemiddelde dollarpariteit van januari, februari en maart 1999, en die is 1 EUR = 1,12 $.

De gemiddelde notering van de dollar over de periode van 1 augustus 1999 tot en met 31 juli 2000 (referentieperiode voor het bepalen van het effect van de dollar) wijkt af van die begrotingspariteit af (1 EUR = 0,99 $). De uitgaven van de lidstaten liggen daardoor lager. De besparing zal uitkomen op ca. 500 mln EUR.

Deze besparing komt echter slechts gedeeltelijk ten goede aan het EOGFL-Garantie. Er zij op gewezen dat besparingen boven de op grond van de regels van de begrotingsdiscipline geldende franchise van 200 miljoen EUR (namelijk ca. 300 miljoen EUR) niet gebruikt mogen worden voor de financiering van andere maatregelen, maar aan het einde van het begrotingsjaar worden overgeschreven naar de monetaire reserve.

9.

3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers


Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zullen veel lagere uitgaven verbonden zijn dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro, hetgeen dus aanzienlijke besparingen oplevert.

De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie bij het opstellen van de nota van wijzigingen op 119 miljoen EUR geraamd. Volgens een recente berekening zouden deze kosten echter 260 miljoen EUR bedragen, dat is 141 miljoen EUR meer.

10.

3.3. Marktfactoren


11.

3.3.1. Subrubriek 1a: traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven


Hoofdstuk B1-10 : Akkerbouwgewassen+ 135 mln
EUR


12.

// (uitgaven : 16 491 mln EUR)


(indicator : 16 356 mln EUR)

De overbesteding is toe te schrijven aan:

- de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting; vooral voor bepaalde begrotingslijnen die betrekking hebben op hectaresteun is er een overschrijding van de indicator,

- de hogere restituties bij de productie van zetmeel en aardappelmeel (de gemiddelde restitutie is hoger en het gaat om grotere hoeveelheden).

13.

Deze overbestedingen worden gedeeltelijk gecompenseerd door onderbestedingen met betrekking tot


- de openbare opslag (omvangrijker verkoop, bovendien tegen een winstgevende prijs, en minder interventieaankoop),

- steun voor durumtarwe, doordat in Italië minder is uitbetaald.

De Commissie is van oordeel dat de uitgaven voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer op het niveau van de uitgetrokken begrotingsmiddelen zullen uitkomen (in de laatste weken van het begrotingsjaar zullen de uitgaven aan de lage kant zijn, met name die voor uitvoerrestituties en verder is er geen afschrijving bij de aankoop bij interventie). Wel moet erop worden gewezen dat in het uitgavenpeil aan het einde van het begrotingsjaar de besparingen (van meer dan 360 miljoen EUR) als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers tot uiting zullen komen.

Hoofdstuk B1-11 : Suiker- 50 mln
EUR


14.

// (uitgaven : 1 729 mln EUR)


(indicator : 1 780 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is een gevolg van het feit dat minder is betaald aan uitvoerrestituties. Enerzijds is er namelijk minder quotumsuiker geëxporteerd en anderzijds zijn er ook besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers.

Verwacht wordt dat aan het einde van het begrotingsjaar de kredieten voor dit hoofdstuk meer dan toereikend zullen blijken vooral als gevolg van het peil van de uitvoerrestitutie.


Hoofdstuk B1-12 : Olijfolie- 68 mln
EUR


15.

// (uitgaven : 2 032 mln EUR)


(indicator : 2 099 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is het gevolg van de lager uitvallende uitgaven voor steun voor de productie van olijfolie. Doordat de lidstaten de kwantitatieve gegevens te laat hebben doorgegeven en die gegevens bovendien in een aantal gevallen nog sterk afweken van vroegere mededelingen, zodat een nader onderzoek door de diensten van de Commissie nodig was, heeft de Commissie het voor het verkoopseizoen 1998/99 te betalen saldo pas later dan in de voorbije jaren kunnen vaststellen.

Een en ander heeft tot gevolg dat er op dit ogenblik een onderbesteding is, en dat kan ook het geval zijn aan het einde van dit begrotingsjaar, omdat de late vaststelling van de verordening ook als consequentie heeft dat de termijn voor de uitbetaling van het saldo van de productiesteun van het huidige begrotingsjaar naar 2001 moet worden verschoven.

Hoofdstuk B1-15 : Groenten en fruit- 145 mln
EUR


16.

// (uitgaven : 1 371 mln EUR)


(indicator : 1 515 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan :

- de sector verse groenten en fruit: lagere uitgaven voor bananen en voor de actiefondsen van de telersverenigingen en

- de sector verwerkte groenten en fruit: lagere uitgaven voor financiële compensaties ter bevordering van de verwerking van citrus. Voor een deel moet deze onderbesteding zijn toe te schrijven aan te late betalingen en waarschijnlijk zullen de oorspronkelijk voor het begrotingsjaar 2000 geplande uitgaven gedeeltelijk pas in het volgende begrotingsjaar plaatsvinden.

Hoofdstuk B1-16 : Wijn+ 53 mln
EUR


17.

// (uitgaven : 693 mln EUR)


(indicator : 641 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is te wijten aan de hogere uitgaven voor steun voor het gebruik van most (de hoeveelheden waarvoor steun aan voor verrijking bestemde geconcentreerde gerectificeerde druivenmost moet worden uitgekeerd, zijn groter dan verwacht).

Verwacht wordt dat de uitgaven voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de begrotingsmiddelen.

Hoofdstuk B1-17 : Tabak- 63 mln
EUR


18.

// (uitgaven : 912 mln EUR)


(indicator : 975 mln EUR)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is toe te schrijven aan de lage uitgaven voor premies voor de oogst 1999 in Italië.

Volgens de meest recente door de lidstaten meegedeelde ramingen zou het uitgaventempo toenemen en zouden aan het einde van het begrotingsjaar de kredieten waarschijnlijk zelfs ontoereikend zijn.

Hoofdstuk B1-18 : Andere sectoren+ 26 mln
EUR


19.

// (uitgaven : 312 mln EUR)


(indicator : 287 mln EUR)

De overbesteding is toe te schrijven aan

- vertraging bij de uitbetaling van de uitvoerrestituties voor rijst voor het verkoopseizoen 1998/99. Daardoor komt het grootste deel van de uitgaven voor uitvoerrestituties voor de twee verkoopseizoenen, dus voor 1998/99 en 1999/2000, voor rekening van het begrotingsjaar 2000,

- hogere uitgaven aan steun voor de productie van zaaizaad, als gevolg van de hogere productie.

Hoofdstuk B1-20 : Melk en zuivelproducten- 139 mln
EUR


20.

// (uitgaven : 2 362 mln EUR)


(indicator : 2 500 mln EUR)

Er valt een aanzienlijke onderbesteding te constateren voor de openbare opslag van mageremelkpoeder. De winsten uit de verkoop zijn duidelijk hoger dan verwacht, doordat grote hoeveelheden uit de openbare interventievoorraden zijn verkocht en geen mageremelkpoeder is aangekocht bij interventie.

Deze onderbesteding wordt voor een deel gecompenseerd door overschrijdingen van de indicator voor de uitgaven voor openbare opslag van boter (grotere hoeveelheden aangekocht) en voor de steun voor het gebruik van ondermelk en mageremelkpoeder (met name de steun voor ondermelk voor de vervaardiging van caseïne).

Verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten. Dat zal een gevolg zijn van de lagere uitgaven voor de openbare opslag van mageremelkpoeder en de hoger dan verwachte opbrengst van de extra heffingen voor melk. Daar staat tegenover dat met name de uitgaven voor steun voor het gebruik van ondermelk en mageremelkpoeder en voor uitvoerrestituties waarschijnlijk boven de kredieten zullen uitkomen.


Hoofdstuk B1-21 : Rundvlees+ 135 mln
EUR


21.

// (uitgaven : 4 430 mln EUR)


(indicator : 4 295 mln EUR)

De overbesteding is toe te schrijven aan:

- de hoger dan verwachte uitgaven voor buitengewone ondersteunings maatregelen (slacht en destructie van dieren in het Verenigd Koninkrijk in het kader van de uitroeiing van BSE),

- te hoge uitgaven voor premies, vooral als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit,

- hogere uitgaven voor openbare opslag, vanwege de lagere winst op de verkoop.

De overbestedingen worden voor een deel gecompenseerd door de lagere uitvoerrestituties.

Verwacht wordt dat, gezien het vorenstaande, de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de kredieten.

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten+ 24 mln
EUR


22.

// (uitgaven : 505 mln EUR)


(indicator : 481 mln EUR)

De overbesteding is toe te schrijven aan de hogere uitgaven voor verschillende basisproducten (producten op basis van graan, boter en ondermelk). Er zijn vooral grotere hoeveelheden geëxporteerd.

Om de uitgaven te beperken, heeft de Commissie midden mei de afgifte van uitvoercertificaten die recht geven op betaling van restitutie geschorst.

De door de lidstaten meegedeelde ramingen wijzen op een overschrijding van de kredieten aan het eind van het begrotingsjaar, ondanks besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers (een besparing van ongeveer 35 miljoen EUR).

23.

Hoofdstuk B1-37 : Goedkeuring van de rekeningen en verlaging van de voorschotten //



Onder dit hoofdstuk, dat buiten het systeem van de indicator wordt gehouden, vallen de financiële correcties waartoe in het kader van de goedkeuring van de rekeningen wordt besloten, en ook de verlagingen en schorsingen van voorschotten (verlaging/schorsing van maandelijks te vergoeden bedragen) voor de lidstaten.

Verwacht mag worden dat de totale te boeken uitgaven aan het einde van het jaar het bedrag van de op de begroting uitgetrokken middelen zullen overschrijden. De ontvangsten in verband met de goedkeuring van de rekeningen zullen iets minder hoog uitkomen dan werd verwacht, die in verband met de verlaging van de voorschotten waarschijnlijk aanmerkelijk hoger.

Hoofdstuk B1-39 : Overige maatregelen+ 59 mln
EUR


24.

// (uitgaven : 869 mln EUR)


(indicator : 810 mln EUR)

Dat de indicator is overschreden, is te wijten aan de hoge bedragen die aan agromonetaire steun zijn uitbetaald. Daaraan is het feit debet dat in Italië meer is betaald dan geraamd (betalingen in verband met revaluaties van de lire in 1997) en ook in het Verenigd Koninkrijk (in verband met de ontwikkeling van het pond sterling in de loop van dit jaar).

25.

3.3.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen


Hoofdstuk B1-40 : Plattelandsontwikkeling- 1 820 mln
EUR


26.

// (uitgaven : 1 585 mln EUR)


(indicator : 3 405 mln EUR)

Dat de uitgaven achterblijven bij de indicator houdt enerzijds verband met een onderbesteding voor de oude begeleidende maatregelen en anderzijds met het feit dat de nieuwe programma's voor de periode 2000-2006 later dan verwacht door de Commissie zijn goedgekeurd. Er zij aan herinnerd dat de Commissie vooralsnog aan de begroting van het EOGFL-Garantie geen andere bedragen kan toerekenen dan

- enerzijds, de uitgaven in verband met de oude begeleidende maatregelen en

- anderzijds, de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling waarvoor reeds het nieuwe programma is goedgekeurd.

De ramingen van de lidstaten geven aan dat de uitgaven in de laatste weken van het begrotingsjaar vrij hoog zullen liggen:

- De lidstaten (en met name Italië) verwachten dat hoge bedragen zullen worden uitgegeven in verband met de oude begeleidende maatregelen,

- Welke bedragen zullen moeten worden gedekt in verband met uitgaven in het kader van de nieuwe programma's is afhankelijk van de goedkeuring van die nieuwe programma's en van de mate waarin de lidstaten erin zullen slagen nog betalingen te verrichten na de goedkeuring van die programma's.

Ondanks de hogere ramingen van de lidstaten valt niet uit te sluiten dat aan het einde van het begrotingsjaar een belangrijk bedrag ongebruikt zal blijven. Hoe groot dat bedrag zal zijn, hangt af van enerzijds de mogelijkheden van de betaalorganen om nog grote bedragen uit te betalen vóór 15 oktober en anderzijds de goedkeuring van de programma's door de Commissie.

27.

4. Conclusies


Voor oktober 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 31 augustus 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 36 814 mln EUR, d.w.z. 89,8 %, besteed.

28.

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a


Voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) liggen de uitgaven 119 mln EUR onder de indicator.

Een overschrijding van de indicator is er vooral in de volgende sectoren:

- rundvlees (+ 135 mln EUR), als gevolg van de hoger dan verwachte uitgaven voor slacht en destructie van dieren in het kader van de uitroeiing van BSE in het Verenigd Koninkrijk, de hogere uitgaven voor premies (met name in verband met de lineaire verlaging van de kredieten) en voor openbare opslag,

- akkerbouwgewassen (+ 135 mln EUR), als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting en van de hogere uitgaven voor restituties voor zetmeel en aardappelmeel; (wel wordt verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer op het peil van de kredieten zullen uitkomen, doordat minder wordt uitgegeven voor de graanmarkt),

- overige maatregelen (+ 59 mln EUR), als gevolg van de hogere uitgaven voor agromonetaire steun,

- wijn (+ 53 mln EUR), als gevolg van de hogere uitgaven voor de steun voor het gebruik van most.

Een onderbesteding ten opzichte van de indicator is er vooral in de volgende sectoren:

- groenten en fruit (- 145 mln EUR), doordat minder is uitgegeven voor verwerkte groenten en fruit (vooral voor de verwerking van citrus) en voor verse groenten en fruit (met name voor bananen en het actiefonds van de telersverenigingen),

- melk en zuivelproducten (- 139 mln EUR), doordat de uitgaven voor de openbare opslag van mageremelkpoeder lager zijn uitgevallen (hogere winsten op de verkoop en geen interventieaankoop),

- olijfolie (- 68 mln EUR), als gevolg van het feit dat de verordening op grond waarvan het productiesteunsaldo kan worden uitbetaald later dan in de voorbije jaren is vastgesteld,

- tabak (- 63 mln EUR), doordat in Italië minder is uitgegeven aan premies (Italië verwacht dat de betalingsachterstand zal kunnen worden ingelopen).

Wat de besteding van de kredieten aan het einde van het begrotingsjaar betreft (door de lidstaten tot en met 15 oktober gedane betalingen) kan men stellen dat volgens de door de lidstaten ingediende uitgavenramingen in de komende weken vrij weinig zal worden uitgegeven. De op de begroting voor 2000 uitgetrokken bedragen zouden volgens de Commissie dus moeten volstaan om de aan de lidstaten te vergoeden uitgaven en het naar de monetaire reserve over te boeken bedrag (ca. 300 mln EUR) te dekken.

29.

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b


Voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) liggen de uitgaven 1 820 mln EUR onder de indicator.

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is een gevolg van enerzijds de onderbesteding voor de oude begeleidende maatregelen en anderzijds het feit dat de nieuwe programma's voor de periode 2000-2006 later dan verwacht door de Commissie zijn goedgekeurd. Pro memorie: de Commissie kan aan de begroting geen andere bedragen toerekenen dan, enerzijds de uitgaven in verband met de oude begeleidende maatregelen en, anderzijds de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling waarvoor nieuwe programma's zijn goedgekeurd.

Al geven de ramingen van de lidstaten aan dat de uitgaven in de komende weken vrij hoog zullen liggen, toch valt niet uit te sluiten dat aan het einde van het begrotingsjaar een belangrijk bedrag ongebruikt zal blijven. Hoe hoog dat bedrag zal zijn, hangt af van enerzijds de mogelijkheden van de betaalorganen om nog aanzienlijke bedragen te betalen vóór 15 oktober en anderzijds de mate waarin de Commissie erin slaagt nog nieuwe programma's goed te keuren.