Toelichting bij SEC(2010)1632 - Standpunt EU inzake een wijziging van bijlage XX (Milieu) en Protocol 37 bij de EER-Overeenkomst - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | SEC(2010)1632 - Standpunt EU inzake een wijziging van bijlage XX (Milieu) en Protocol 37 bij de EER-Overeenkomst. |
---|---|
bron | SEC(2010)1632 |
datum | 10-01-2011 |
Besluit
Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap1.
Relevante bepalingen
Artikel 3 quater, lid 4, artikel 3 quinquies, lid 4, artikel 3 sexies, lid 2, artikel 3 septies, lid 4, artikel 3 sexies, lid 3, artikel 3 septies, lid 5, artikel 16, artikel 18 bis, lid 1, artikel 18 bis, lid 3, onder b), en artikel 18 ter.
Algemene opmerkingen
Met het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt voorgesteld Richtlijn 2008/101/EG op te nemen in de EER-Overeenkomst om de regeling voor de handel in emissierechten voor de luchtvaart uit te breiden tot de hele EER, waarbij de tweepijlerstructuur van de overeenkomst zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. Om de historische luchtvaartemissies, het totale aantal emissierechten en het aantal te veilen emissierechten in de hele EER te kunnen vaststellen, moeten de normale procedures van de EER-Overeenkomst worden gevolgd.
De besluiten van de Commissie moeten de benchmarks voor de hele EER omvatten, die moeten worden bepaald in nauwe samenwerking met de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De emissierechten die op grond van deze benchmarks worden toegekend aan door de EVA-staten geadministreerde vliegtuigexploitanten, worden berekend en gepubliceerd nadat de besluiten van de Commissie in de EER-Overeenkomst zijn opgenomen.
Dit betekent dat de Commissie, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EER-EVA-staten nauw moeten samenwerken tijdens de besluitvorming. Daartoe moeten de overeenkomstsluitende partijen bijzondere clausules opnemen in hun besluiten inzake de toepassing van Richtlijn 2008/101/EG en verwijzen naar de desbetreffende besluiten van de andere overeenkomstsluitende partijen, zodat het systeem voor de handel in emissierechten voor alle betrokken vliegtuigexploitanten in de EER transparant is.
i) Artikel 3 quater, lid 4
De Commissie neemt voor de 27 EU-lidstaten een besluit over de historische luchtvaartemissies (A) zoals beschreven in de richtlijn, dat wil zeggen voor vluchten binnen de EU, tussen EU-lidstaten en derde landen en tussen EU-lidstaten en EER-EVA-staten.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA verstrekt op basis van gegevens van Eurocontrol de historische luchtvaartemissies op basis van vluchten binnen het EER-EVA-grondgebied en tussen EER-EVA-staten en derde landen (B).
Het Gemengd Comité van de EER stelt de historische luchtvaartemissies voor de hele EER vast door een besluit goed te keuren waarbij het besluit van de Commissie in de EER-Overeenkomst wordt opgenomen en daarbij de gegevens van de EER-EVA-staten op te tellen, dus door (A) en (B) op te tellen.
In een aanpassing wordt vermeld dat de normale procedures van de EER-Overeenkomst gelden en dat de gegevens van de EER-EVA-staten worden opgeteld bij besluit van het Gemengd Comité van de EER, op basis van door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in samenwerking met Eurocontrol opgestelde cijfers.
ii) Artikel 3 sexies, lid 3
Op basis van (A) neemt de Commissie een besluit over het aantal emissierechten dat aan exploitanten wordt toegekend voor vluchten binnen de oorspronkelijke reikwijdte van de regeling (dat wil zeggen de EU):
- het totale aantal emissierechten;
- het aantal te veilen emissierechten;
- het aantal emissierechten voor de bijzondere reserve (voor de periode die begint op 1 januari 2013 en de volgende perioden);
- het aantal kosteloze emissierechten.
Op basis van (B) stelt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, in nauwe samenwerking met Eurocontrol, vast met hoeveel de hieronder vermelde categorieën emissierechten moeten worden verhoogd vanwege de vluchten die aan de regeling zijn toegevoegd doordat de regeling is uitgebreid tot de EER-EVA-staten:
- het totale aantal emissierechten;
- het aantal te veilen emissierechten;
- het aantal emissierechten voor de bijzondere reserve (voor de periode die begint op 1 januari 2013 en de volgende perioden);
- het aantal kosteloze emissierechten.
Het Gemengd Comité van de EER bepaalt voor de hieronder vermelde categorieën het aantal emissierechten dat wordt toegekend aan de door de EER-30 geadministreerde vliegtuigexploitanten door de EER-EVA-cijfers op te tellen bij de EU-cijfers wanneer het besluit van de Commissie in de EER-Overeenkomst wordt opgenomen:
- het totale aantal emissierechten voor de hele EER;
- het aantal te veilen emissierechten voor de hele EER;
- het aantal emissierechten voor de bijzondere reserve voor de hele EER (voor de periode die begint op 1 januari 2013 en de volgende perioden);
- het aantal kosteloze emissierechten voor de hele EER (C).
De Commissie neemt een besluit over de benchmarks voor de EER-30 (ook voor artikel 3 septies, lid 5) en werkt voorafgaand daaraan nauw samen met de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De emissierechten die op grond van deze benchmarks worden toegekend aan door de EVA-staten geadministreerde vliegtuigexploitanten, worden berekend en gepubliceerd nadat de besluiten van de Commissie in de EER-Overeenkomst zijn opgenomen.
Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER omvat een gemeenschappelijke verklaring waarin wordt herhaald dat de overeenkomstsluitende partijen streven naar snelle goedkeuring en inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de besluiten van de Commissie over de benchmarks worden opgenomen in de EER-Overeenkomst.
iii) Artikel 3 quinquies, lid 3
Het aantal emissierechten dat elk van de EER-30 mag veilen, wordt berekend naar rato van het aandeel in het totale aantal toegekende emissierechten voor de EER-30 in 2010.
Motivering en voorgestelde oplossing voor aanpassingen
Geen relevante luchtvaartactiviteiten in Liechtenstein.
In Liechtenstein vinden momenteel geen luchtvaartactiviteiten plaats zoals gedefinieerd in de richtlijn. Daarom wordt voorgesteld een aanpassing op te nemen waarin dit wordt vermeld en waarin staat dat Liechtenstein aan de richtlijn zal voldoen wanneer er luchtvaartactiviteiten op zijn grondgebied plaatsvinden.
Artikel 3 quinquies, lid 4 – gebruik van opbrengsten
Begrotingsvraagstukken, en daarmee ook het bepalen van de bestemming van de opbrengsten, vallen buiten het toepassingsgebied van de EER-Overeenkomst. De EER-EVA-staten zijn echter, uitsluitend voor de toepassing van Richtlijn 2008/101/EG, bereid om artikel 3 quinquies, lid 4, toe te passen om te zorgen voor uniforme toepassing van de regeling voor de handel in luchtvaartemissierechten, die ook geldt voor exploitanten uit derde landen. Overeenkomstig het artikel bepalen de lidstaten hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Zoals beschreven in het artikel, zouden de opbrengsten moeten worden besteed aan de aanpak van de klimaatverandering. Er wordt vanuit gegaan dat voldaan is aan deze verplichting als de begrotingstoewijzing voor deze doeleinden groter is dan de veilingopbrengsten. Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER bevat een aanpassing waarin wordt uiteengezet dat hiervoor geen verslagleggingsverplichtingen gelden en een gemeenschappelijke verklaring dat de opname van deze bepaling in de EER-Overeenkomst geen afbreuk doet aan het toepassingsgebied van deze overeenkomst.
Inhoudsopgave
Om de tweepijlerstructuur zoveel mogelijk te eerbiedigen, moeten de EER-EVA-staten de aanvragen via de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bij de Commissie indienen. Daartoe wordt een aanpassing opgenomen.
Artikel 16 – exploitatieverbod
De EER-EVA-staten stellen voor eenzelfde aanpak te hanteren als voor de 'zwarte lijst' met betrekking tot de veiligheid van de burgerluchtvaart. Dat wil zeggen dat de Commissie een verbod instelt voor het grondgebied van de EU-27, dat wordt uitgebreid tot de EER-EVA-staten bij besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij het besluit van de Commissie wordt opgenomen in de EER-Overeenkomst. Gezien de urgentie van een verbod vanwege de veiligheid van de burgerluchtvaart passen de EER-EVA-staten in afwachting van de opname van het besluit van de Commissie in de EER-Overeenkomst het verbod evenwel tegelijkertijd met de EU-lidstaten toe.
Bij artikel 16 is geen sprake van urgentie en is een dergelijke voorlopige toepassing dus niet noodzakelijk. Daarom moeten de normale procedures voor opname gelden, dat wil zeggen dat de Commissie een verbod instelt voor het grondgebied van de EU-27, dat pas geldt voor de EER‑30 ingevolge het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij het besluit van de Commissie wordt opgenomen in de EER-Overeenkomst. Er hoeft geen aanpassing te worden opgenomen aangezien het besluit van de Commissie daarvóór niet van toepassing is voor de EER-EVA-staten, want dit is een algemeen beginsel dat volgt uit de tweepijlerstructuur.
Wat betreft verzoeken van de EER-EVA-staten overeenkomstig artikel 16, leden 5 en 10, wordt een aanpassing voorgesteld op grond waarvan dergelijke verzoeken via de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aan de Commissie worden gezonden.
Deze aanpassing is voorgesteld door de Commissie en betreft enkele regels voor de nieuwe toewijzing van vliegtuigexploitanten aan de EVA-staten.
Er wordt een aanpassing voorgesteld om ervoor te zorgen dat de Commissie een lijst publiceert van alle exploitanten die onder de regeling vallen, dat wil zeggen exploitanten uit de hele EER.
Artikel 18 ter – bijstand van Eurocontrol of een andere bevoegde organisatie
De EER-EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moeten voor de toepassing van Richtlijn 2008/101/EG kunnen vertrouwen op een deskundige organisatie, bijvoorbeeld de Commissie. Daartoe wordt een aanpassing voorgesteld op grond waarvan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Eurocontrol of een andere bevoegde organisatie om bijstand kan verzoeken.