Toelichting bij COM(2011)285 - Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

4.

1.1. Achtergrond


In de mededeling van de Commissie inzake een strategie voor slimme en duurzame groei 'Europa 2020'[1] wordt onderstreept dat innovatie belangrijk is voor groei en werkgelegenheid en dat intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor deze belangrijke prioriteit essentieel zijn, omdat ze zorgen voor optimaal profijt van onderzoek, innovatie en creatieve activiteiten. IER-inbreuken en de daaruit voortvloeiende handel in inbreukmakende goederen vormen een punt van toenemende bezorgdheid, vooral in een geglobaliseerde economie. De inbreukmakende goederen hebben niet alleen economische gevolgen voor bedrijven, maar kunnen ook een ernstige bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten. Daarom heeft de Commissie in haar mededeling 'Akte voor de interne markt'[2] in herinnering gebracht dat de douaneautoriteiten met behulp van herziene wetgeving een betere bescherming moeten kunnen bieden aan intellectuele-eigendomsrechten.

Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad voorziet in optreden van de douane ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, en vormt een belangrijk element in de EU-strategie ter bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. In september 2008 heeft de Raad[3] de Commissie en de lidstaten verzocht om deze verordening te herzien en verbeteringen in het wetgevingskader voor het optreden tegen inbreukmakende goederen voor te stellen en te evalueren.

De Commissie heeft voor de periode 2009-2012 een nieuw douaneactieplan ter bestrijding van IER-inbreuken opgezet. De belangrijkste onderdelen van het door de Commissie opgestelde en door de Raad goedgekeurde actieplan[4] hebben betrekking op wetgeving, operationele prestaties, samenwerking met het bedrijfsleven, internationale samenwerking en voorlichting. De Commissie heeft van de opstelling van dit plan gebruik gemaakt om, in nauwe samenwerking met de lidstaten, ook de verordening te evalueren in het kader van een onder het Douane 2013-programma opgerichte werkgroep bestaande uit deskundigen van de belastingdiensten van de lidstaten.

Eind 2008 hebben de douaneautoriteiten enkele zendingen geneesmiddelen vastgehouden die via de EU werden doorgevoerd, hetgeen tot bezorgdheid heeft geleid bij bepaalde WTO-leden, leden van het Europees Parlement, ngo's en het maatschappelijk middenveld. Er werd betoogd dat dergelijke maatregelen de legitieme handel in generieke geneesmiddelen konden belemmeren en dus strijdig waren met de toezegging van de EU om de toegang tot geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden te vergemakkelijken, en dat zij uiteindelijk zelfs een schending van de WTO-voorschriften konden vormen. De vasthoudingen hebben in de WTO geleid tot geschillenprocedures van India en Brazilië tegen de EU, die, samen met de bezorgdheid die werd geuit tijdens het betrokken WTO-overleg tussen deze beide landen en de EU, duidelijk hebben gemaakt dat het wenselijk is om de toepasselijke EU-wetgeving inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douaneautoriteiten te verduidelijken met het oog op een grotere rechtszekerheid.

5.

1.2. Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU


Het voorstel past binnen het traditionele beleid en de strategie van de Unie ten aanzien van IER-bescherming. Dit beleid wordt in verschillende mededelingen van de Commissie weerspiegeld, zoals in Europa 2020 en de mededeling inzake de Single Market Act[5]. Bescherming van intellectuele eigendom bevordert innovatie en effectieve handhaving heeft een positief effect op de werkgelegenheid, de consument en de maatschappij als geheel.

De handhaving van IER aan de grens door de douane vormt een aanvulling op de handhaving in de interne markt, evenals handelsinitiatieven met derde landen en op internationale fora. Het voorstel maakt integraal deel uit van het strategisch kader zoals uiteengezet in de nieuwe mededeling van de Commissie over een interne markt voor intellectuele-eigendomsrechten [mei 2011].

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



6.

2.1. Openbare raadpleging


Er is een openbare raadpleging verricht om alle belanghebbenden uitgebreid in de gelegenheid te stellen een bijdrage te leveren aan de herziening van Verordening (EG) nr. 1383/2003. De respons op de openbare raadpleging bevatte 89 bijdragen van uiteenlopende belanghebbenden, waaronder houders van rechten, dienstverleners op het gebied van de internationale handel, zoals expediteurs en transporteurs, juristen, academische instellingen, ngo's, overheidsdiensten en burgers.

De belangrijkste kwesties die de aandacht van de respondenten hebben getrokken, zijn het toepassingsgebied van de verordening in relatie tot de situaties waarin douaneautoriteiten kunnen optreden en de onder de verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten, de vereenvoudigde procedure in het algemeen en met betrekking tot kleine zendingen en de kosten van opslag en vernietiging van goederen.

7.

2.2. Effectbeoordeling


In het verslag van de effectbeoordeling zijn de beleidsopties vastgesteld en beoordeeld voor de maatregelen en procedures van de douane met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grenzen. Daarbij werd hoofdzakelijk gekeken naar de mogelijkheid tot versterking van de IER-handhaving aan de grens, de aanpak van de administratieve en economische lasten van handhaving voor de douane, houders van rechten en andere belanghebbenden, evenals de noodzaak om te zorgen voor effectiviteit en consistentie met alle relevante wettelijke verplichtingen.

In de effectbeoordeling is gekeken naar drie verschillende opties die, waar nodig, zijn onderverdeeld in een aantal subopties. De eerste optie heeft betrekking op het zogenaamde 'basisscenario', waarbij de Commissie geen actie onderneemt en de status-quo gehandhaafd blijft. De tweede optie voorziet in bepaalde niet-wetgevende maatregelen, waarbij de Commissie opleidingsinitiatieven en de ontwikkeling van richtsnoeren en de uitwisseling van beste praktijken voorstelt. De derde optie is dat de Commissie wijzigingen op het bestaande wetgevingskader voorstelt. Bij deze optie zijn er voor elk van de vastgestelde problemen mogelijk verschillende subopties beschikbaar.

· Optie 1 dient te worden uitgesloten indien de Commissie adequaat wil reageren op het verzoek van de Raad om de wetgeving te herzien en op de tijdens de raadplegingsprocedure geuite bezorgdheid van belanghebbenden over het toepassingsgebied en de implementatie van de huidige wetgeving.

· Optie 2 zou de vastgestelde problemen slechts gedeeltelijk aanpakken. Richtsnoeren en toelichtingen zouden kunnen helpen om de van toepassing zijnde procedures of de wijze van toepassing van algemene rechtsbeginselen te verhelderen. Met deze niet-wetgevende maatregelen is het echter niet mogelijk om sommige doelstellingen in verband met de uitbreiding van het toepassingsgebied van intellectuele-eigendomsrechten te realiseren of procedures in de hele Unie verplicht te stellen.

· Optie 3 zou maximale rechtszekerheid bieden dat niet onder de huidige verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten in de bescherming worden opgenomen, dat procedures worden geharmoniseerd en procedurele verhelderingen worden geboden. Deze optie kent twee subopties. Suboptie 1 voorziet in de uitbreiding van de mogelijke soorten inbreuken op rechten waarop de huidige verordening reeds van toepassing is, bij goederen bijvoorbeeld iedere mogelijke inbreuk op merkrechten en niet alleen namaak. Bij suboptie 2, waarin suboptie 1 is inbegrepen, wordt het huidige toepassingsgebied van de verordening op het punt van IER uitgebreid.

De conclusie van de effectbeoordeling luidt dat de beste optie bestaat in een aanpassing van de verordening om alle vastgestelde problemen aan te pakken en te zorgen voor een evenwichtig resultaat voor alle categorieën van betrokken personen.

2.

Rechtsgrondslag en subsidiariteit



De handelsaspecten van intellectuele eigendom maken deel uit van het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de bevoegdheid om maatregelen te nemen voor de implementatie van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarom vormt artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag voor het voorstel.

De verordening heeft betrekking op de handelsaspecten van intellectuele-eigendomsrechten in de zin dat zij voorziet in maatregelen die de douane in staat stellen om aan de grens intellectuele-eigendomsrechten te handhaven ten aanzien van internationaal verhandelde goederen. Artikel 3, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verleent de Europese Unie exclusieve bevoegdheid op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de personele middelen en de EU-begroting, en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als bepaald in artikel 28 van het Financieel Reglement (Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen).

8.

5. WIJZIGINGEN


Bij de evaluatie is gebleken dat er bepaalde verbeteringen in het wetgevingskader noodzakelijk zijn, zowel om de bepalingen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken als de rechtsduidelijkheid van de bepalingen zelf te garanderen. Daarom wordt voorgesteld om Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad te vervangen met het bijgevoegde ontwerp van een nieuwe verordening.

Ter versterking van de handhaving wordt voorgesteld het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003 uit te breiden tot handelsbenamingen, topografieën van halfgeleiderproducten en gebruiksmodellen. Ook wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden met inbreuken die het gevolg zijn van parallelhandel en apparaten om technologische maatregelen te ontwijken, evenals andere inbreuken op rechten die reeds door de douane worden gehandhaafd.

Volgens de verordening zou de douane haar controlebevoegdheid in verband met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten behouden in alle gevallen waarin de goederen zich onder haar toezicht bevinden, en het onderscheid tussen de procedurele aard van de wetgeving en het materiële recht op het gebied van intellectuele eigendom zou worden benadrukt.

Met deze verordening zouden ook procedures worden ingevoerd waarbij de douane onder bepaalde voorwaarden goederen voor vernietiging kan doen afstaan zonder dat daartoe formele en dure rechtsprocedures moeten worden gevoerd. Deze procedures zouden verschillen naar soort inbreuk. Voor nagemaakte of door piraterij verkregen goederen kan de instemming van de eigenaar met de vernietiging van de goederen worden verondersteld ingeval er geen uitdrukkelijk bezwaar tegen de vernietiging is aangetekend, terwijl in andere situaties de eigenaar van de goederen uitdrukkelijk met de vernietiging ervan dient in te stemmen. Ingeval er geen overeenstemming wordt bereikt, zou de houder van het recht een rechtsprocedure moeten inleiden ter vaststelling van de inbreuk, anders zouden de goederen worden vrijgegeven.

Er wordt eveneens een specifieke procedure voorgesteld voor kleine zendingen van vermoedelijk nagemaakte of door piraterij verkregen goederen ten aanzien waarvan een verzoek is ingediend, die het mogelijk zou maken om goederen te laten vernietigen zonder betrokkenheid van de houder van het recht.

Er worden aanvullende bepalingen voorgesteld om te bewerkstelligen dat de belangen van de legitieme handel worden beschermd tegen mogelijk misbruik van de douanehandhavings­procedures en om de beginselen van het Handvest van de grondrechten in de verordening te integreren. Hiertoe zou de verordening duidelijkheid moeten bieden over het tijdschema voor de vasthouding van verdachte goederen, de voorwaarden waaronder de douane informatie over zendingen aan houders van rechten verstrekt, de toepassingsvoorwaarden voor de procedure waarbij de vernietiging van goederen onder douanecontrole is toegestaan in geval van vermoede inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten anders dan wegens namaak of piraterij, en het recht van verdediging. Op deze wijze zou de nieuwe verordening een solider handhavingsinstrument worden en zo de legitimiteit van het optreden van de douane vergroten. De kwestie van de kosten van opslag en vernietiging van inbreukmakende goederen heeft de aandacht van verschillende belanghebbenden getrokken. De verordening zou erin blijven voorzien dat directe door de douane gemaakte opslag- en vernietigingskosten ten laste komen van de houders van rechten die om optreden van de douane verzoeken, al zou dit niet eraan in de weg staan dat zij juridische stappen kunnen ondernemen om betaling van dergelijke kosten terug te vorderen van de primair aansprakelijke partij. Voorgesteld wordt echter om een belangrijke uitzondering te maken voor kleine zendingen, waarbij de kosten van opslag en vernietiging ten laste van de douane komen.