Toelichting bij COM(2011)348 - Minimumvoorschriften inzake blootstelling van werknemers aan fysische agentia (elektromagnetische velden) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)348 - Minimumvoorschriften inzake blootstelling van werknemers aan fysische agentia (elektromagnetische velden). |
---|---|
bron | COM(2011)348 |
datum | 14-06-2011 |
·
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel beoogt Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden)[1] te wijzigen.
In 2006 heeft de medische wereld de Commissie laten weten problemen te verwachten met de toepassing van die richtlijn. De in de richtlijn vastgestelde blootstellingsgrenswaarden zouden de toepassing en verdere ontwikkeling van MRI ("magnetic resonance imaging": beeldvorming door middel van magnetische resonantie) buitensporig beperken, terwijl dit inmiddels een onmisbare techniek voor de diagnose en behandeling van een aantal ziekten geworden is.
Daarna hebben ook andere industriesectoren aangegeven dat zij zich zorgen maken over de gevolgen van de richtlijn voor hun werkzaamheden.
Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de Commissie een aantal maatregelen genomen. Omwille van de transparantie heeft zij de lidstaten en het Europees Parlement over deze kwestie benaderd en aangegeven wat zij hieraan wilde doen. Daarbij heeft zij de lidstaten verzocht haar op de hoogte te stellen van eventuele problemen die zij ondervinden met de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Ook laat de Commissie een studie uitvoeren om de daadwerkelijke gevolgen van de bepalingen van de richtlijn voor medische verrichtingen waarbij MRI gebruikt wordt te evalueren, waarvan de resultaten begin 2008 bekend zijn gemaakt.
Ondertussen is om:
- een complete beoordeling uit te kunnen voeren van de studies, waaronder de door de Commissie geïnitieerde studie, naar de mogelijke negatieve gevolgen van de in de richtlijn vastgestelde blootstellingsgrenswaarden voor de toepassing van MRI in de medische praktijk;
- rekening te houden met de resultaten van de herziening van de nieuwe ICNIRP-aanbevelingen en andere recente aanbevelingen, zoals de Environmental Health Criteria voor elektromagnetische velden van de WHO op grond van de sinds de vaststelling van Richtlijn 2004/40/EG gepubliceerde wetenschappelijke studies naar de gezondheidsgevolgen van elektromagnetische velden, en ten slotte
- een diepgaande effectbeoordeling uit te voeren betreffende de bepalingen van de richtlijn en wijzigingen voor te stellen waarbij een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers gegarandeerd wordt maar tegelijkertijd de huidige toepassing en verdere ontwikkeling van medische en industriële activiteiten met elektromagnetische velden kunnen doorgaan,
de omzettingstermijn bij Richtlijn 2008/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden)[2] verlengd van 30 april 2008 tot 30 april 2012.
Verder heeft de Internationale Commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling (International Commission for Non-ionising Radiation Protection – ICNIRP) de herziening van de richtsnoeren voor statische magneetvelden en voor laagfrequente tijdsafhankelijke elektromagnetische velden, waarop de richtlijn gedeeltelijk is gebaseerd, nu afgerond. In respectievelijk 2009 en 2010 zijn nieuwe aanbevelingen gedaan. In de meeste gevallen liggen de waarden voor de referentieniveaus en basisrestricties hoger dan in de eerdere aanbevelingen.
·
Algemene context
Richtlijn 2004/40/EG is de achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheidsbescherming van werknemers op het werk. Zij heeft betrekking op de schadelijke effecten op korte termijn voor de gezondheid van tijdens het werk aan elektromagnetische velden blootgestelde werknemers.
De bepalingen van de richtlijn zijn minimumvoorschriften, wat betekent dat elke lidstaat strengere bepalingen kan vaststellen.
In de richtlijn worden grenswaarden voor de blootstelling aan tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden met een frequentie van 0 tot 300 GHz vastgesteld[3]. Werknemers mogen niet blootgesteld worden aan veldsterkten die groter zijn dan deze limieten, die gebaseerd zijn op de gevolgen voor de gezondheid en biologische overwegingen.
De richtlijn bevat voorts actiewaarden en oriëntatiewaarden voor zowel tijdsafhankelijke als statische velden. Deze waarden zijn rechtstreeks meetbaar en geven aan wanneer de werkgever een of meer in de richtlijn genoemde maatregelen moet nemen. Naleving van deze actiewaarden houdt automatisch in dat de desbetreffende blootstellingsgrenswaarden worden nageleefd.
De grenswaarden van de richtlijn zijn in 1998 vastgesteld op grond van de aanbevelingen van de ICNIRP, de organisatie die wereldwijd erkenning geniet als autoriteit wat betreft de beoordeling van de gezondheidseffecten van dit soort straling. De ICNIRP werkt nauw samen met tal van internationale organisaties als de WHO, IAO, IRPA, ISO, Cenelec, IEC, CIE, IEEE enz.
De richtlijn volgt dezelfde preventiefilosofie als in meer algemene zin is vastgesteld in de kaderrichtlijn 89/391/EEG:
– bescherming van alle werknemers: alle werknemers die aan dezelfde risico's zijn blootgesteld hebben recht op hetzelfde beschermingsniveau, ongeacht de sector waarin zij werkzaam zijn;
– de werkgever is verplicht de risico's te bepalen en te evalueren;
– de geconstateerde risico's moeten weggenomen worden, of als dat niet mogelijk is, tot een minimum beperkt;
– specifieke voorlichting en scholing voor en overleg met de betrokken werknemers;
– adequaat medisch toezicht.
De richtlijn geldt voor alle sectoren en moet uiterlijk 30 april 2012 in nationale wetgeving zijn omgezet, als er verder geen actie wordt ondernomen.
Voordat de richtlijn werd goedgekeurd is zowel in de Raad als in het Europees Parlement uitvoerig gesproken over het specifieke geval MRI. Nationale deskundigen van instellingen als de Britse National Radiation Protection Board (NRPB), het Franse Institut national de recherche et de sécurité (INRS), het Finse Institute of Occupational Health (FIOH), het Duitse Bundesamt für Strahlenschutz (BfS) hebben bij de onderhandelingen in de Raad technische ondersteuning verleend. Het voorzitterschap van de Raad heeft de ICNIRP herhaaldelijk om advies gevraagd.
Aangezien niets duidde op ongewenste gevolgen hebben de medewetgevers de richtlijn vastgesteld, waarbij zij alleen enkele wijzigingen aanbrachten in de oorspronkelijk door de Commissie voorgestelde waarden; met name werd geen grenswaarde vastgesteld voor de blootstelling aan statische magneetvelden (die een essentiële rol spelen bij MRI), omdat die waarde destijds opnieuw geëvalueerd werd in het licht van de jongste wetenschappelijke gegevens van dat moment.
In dit voorstel wordt vastgehouden aan een aantal belangrijke beginselen en bepalingen van de huidige richtlijn, zoals:
– toepasselijkheid op alle sectoren;
– blootstellingsgrenswaarden en actiewaarden voor elektromagnetische velden met een frequentie van 100 kHz tot 300 GHz;
– maatregelen ter voorkoming of vermindering van risico's;
– voorlichting en opleiding van de werknemers;
– raadpleging en deelneming van de werknemers;
– sancties;
– medisch toezicht.
De belangrijkste voorgestelde wijzigingen, waarbij rekening wordt gehouden met de recentste wetenschappelijke gegevens, zijn:
– duidelijkere definities, met name van schadelijke gezondheidseffecten (Richtlijn 2004/40/EG, artikel 2);
– opneming van een herzien systeem voor grens- en referentiewaarden die verschillen van de huidige grenswaarden en actiewaarden voor frequenties tussen 0 en 100 kHz (dit zal gevolgen hebben voor de artikelen 2 en 3 van en de bijlage bij Richtlijn 2004/40/EG);
– invoering van indicatoren om metingen en berekeningen te vergemakkelijken (artikel 3, lid 3) en als leidraad te dienen bij het in aanmerking nemen van meetonzekerheden. De bij de Richtlijnen 1999/5/EG en 2006/95/EG vastgestelde wetgeving inzake productveiligheid waarborgt dat de bevolking, met inbegrip van werknemers, niet aan hogere dan de in Aanbeveling 1999/519/EEG vastgestelde niveaus wordt blootgesteld als de producten overeenkomstig de bestemming ervan worden gebruikt. Aangezien de voor de bevolking vastgestelde niveaus lager zijn dan die voor werknemers en ook bescherming tegen effecten op lange termijn omvatten, wordt bij naleving van die richtlijnen ook gezorgd voor een bescherming in deze situaties die aan deze richtlijn voldoet.
– invoering van enige richtsnoeren om te zorgen voor eenvoudigere maar efficiëntere risicobeoordelingen (artikel 4), waardoor het uitvoeren van evaluaties wordt vergemakkelijkt en de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen worden beperkt;
– invoering van een beperkte maar passende mate van flexibiliteit door een gecontroleerd kader voor beperkte afwijkingen voor de industrie voor te stellen;
– opneming van gronden voor medisch toezicht (artikel 8);
– speciale aandacht voor het specifieke geval van medische toepassingen waarbij gebruik wordt gemaakt van magnetische resonantie en aanverwante activiteiten; en
– voorzien in aanvullende niet-bindende maatregelen, zoals een niet-bindende praktische gids.
· Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Europese Unie
Dit voorstel hangt samen met de doelstellingen van andere beleidsgebieden van de Europese Unie, met name wat betreft haar streven om het regelgevingskader te verbeteren teneinde ten behoeve van burgers, werknemers en bedrijven voor een duidelijk, begrijpelijk, bijgewerkt en gebruiksvriendelijk EU-recht te zorgen. Ook kunnen de bepalingen van de huidige richtlijn nu worden aangepast aan de meest recente wetenschappelijke inzichten in de effecten van elektromagnetische straling op de gezondheid, die nog niet beschikbaar waren toen Richtlijn 2004/40/EG werd vastgesteld. Het is verder de bedoeling dat dit voorstel consistent is met aanverwante wetgeving ter bescherming van gebruikers van producten die elektromagnetische velden produceren, in zoverre dat door dergelijke producten afgegeven elektromagnetische velden niet opnieuw hoeven te worden beoordeeld uit hoofde van deze richtlijn, maar kunnen worden verondersteld beneden de in Aanbeveling 1999/519/EEG van de Raad voor de bevolking vastgestelde niveaus te liggen.
Inhoudsopgave
·
Raadpleging van belanghebbende partijen
- Raadpleging van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, overeenkomstig het Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats. Het Comité is uitgenodigd om uiterlijk eind maart 2011 een advies uit te brengen.
- Raadpleging van wetenschappelijke deskundigen op het betrokken gebied en de ICNIRP op bilaterale vergaderingen met de diensten van de Commissie.
- Raadpleging van de sociale partners overeenkomstig artikel 154, leden 2 en 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De eerste raadpleging (artikel 154, lid, 2, VWEU) vond plaats tussen 1 juli en 10 september 2009. De tweede fase van de raadpleging uit hoofde van artikel 154, lid 3, vond plaats tussen 20 mei en 5 juli 2010 en is onafhankelijk van de effectbeoordeling uitgevoerd.
De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:
· over het algemeen zijn zowel de vakbonden als de werkgevers het erover eens dat er een gerechtvaardigde behoefte is aan een nieuwe richtlijn om werknemers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden. Sommige werkgeversvertegenwoordigers (kleine en middelgrote ondernemingen en enkele nationale organisaties) spreken hun voorkeur uit voor niet-bindende instrumenten in plaats van een richtlijn;
· algemeen wordt aanvaard dat de grenswaarden van de huidige richtlijn te laag liggen en op te conservatieve aannamen zijn gebaseerd; maar terwijl de werkgevers zich uitspreken voor het minder strenge grenswaarden, willen de werknemersvertegenwoordigers dat de gezondheidseffecten op de lange termijn in de toekomstige richtlijn worden opgenomen;
· het vrijstellen van bepaalde categorieën werknemers van de werkingssfeer van de richtlijn wordt niet toegejuicht door de werkgevers in de sector (met uitzondering van de fabrikanten van MRI-apparatuur). Ook het toestaan van afwijkingen van de blootstellingsgrenzen voor specifieke branches (gezondheidszorg) levert enkele problemen op voor de sector;
· de sociale partners bevestigen dat geen enkele categorie werknemers van de voordelen van een nieuw rechtsinstrument moet worden uitgesloten, mits het nieuwe instrument voorziet in de nodige flexibiliteit voor de voortzetting van de activiteiten;
· hoewel werkgevers een zeer duidelijke voorkeur hebben voor een flexibele aanpak waarin ook uitzonderingen mogelijk zijn, vrezen de werknemersorganisaties dat flexibiliteit kan leiden tot verminderde bescherming van de werknemer, tenzij dit streng wordt gecontroleerd;
· aanpassing van de in de huidige richtlijn gedefinieerde blootstellingsgrenswaarden is aanvaardbaar voor zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties, in samenhang met de invoering van een aanpak op basis van zones waarin het mogelijk is in minder problematische situaties te volstaan met minder zware risicobeoordelingen. Er bestaat ook consensus over het belang van exploitatierichtsnoeren;
· medische controles na situaties waarin blootstelling boven de grenswaarden heeft plaatsgevonden worden door de vakbonden als standaardaanpak toegejuicht. De werkgeversorganisaties en de medische beroepsgroep zetten vraagtekens bij de redelijkheid hiervan als het gaat om het lage frequentiebereik, waarvoor het moeilijk zou kunnen zijn om de effecten vast te stellen;
· afwijkingen van de grenswaarden voor de medische sector om gemakkelijker MRI-behandelingen te kunnen uitvoeren worden met scepsis ontvangen door de andere sectoren, terwijl de vakbonden een horizonbepaling aanbevelen om uitholling van de beschermende wetgeving te voorkomen.
·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
De Commissie heeft bij wetenschappelijke deskundigen van internationale faam advies ingewonnen over de gezondheidseffecten van elektromagnetische straling. Ook heeft de Commissie opdracht gegeven tot de hierboven genoemde wetenschappelijke studie ter bepaling van de blootstellingsniveaus van medisch personeel en de gevolgen voor verrichtingen waarbij MRI gebruikt wordt.
·
Effectbeoordeling
Uit overleg met en raadpleging van belanghebbenden zijn de volgende opties naar voren gekomen:
Beleidsoptie A: niets doen
Praktisch gezien houdt dit in dat Richtlijn 2004/40/EG uiterlijk op 30 april 2012 in alle lidstaten in wetgeving moet zijn omgezet.
Beleidsoptie B: nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenzen
Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door een nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenswaarden die hoger liggen dan voorheen, maar stroken met wetenschappelijke gegevens.
Beleidsoptie C1: nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenzen en gedeeltelijke vrijstellingen
Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door een nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenswaarden die hoger liggen dan voorheen, maar stroken met wetenschappelijke gegevens (zoals bij optie B). Bovendien wordt voorzien in voorwaardelijke vrijstellingen voor MRI; MRI blijft echter wel onder de algemene risicobeheersvoorschriften voor elektromagnetische velden en de nieuwe richtlijn vallen.
Beleidsoptie C2: nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenzen en volledige vrijstelling voor MRI
Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door een nieuwe richtlijn met herziene blootstellingsgrenswaarden die hoger liggen dan voorheen, maar stroken met wetenschappelijke gegevens (zoals bij optie B). Medische toepassing van MRI wordt geheel vrijgesteld van alle voorschriften van de richtlijn inzake elektromagnetische velden.
Beleidsoptie D1: vervanging van de richtlijn door een aanbeveling
Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door niet-bindende aanbevelingen inzake blootstelling aan elektromagnetische velden op het werk, gebaseerd op de recentste internationale aanbevelingen. De vorm van deze aanbevelingen zou vergelijkbaar zijn met die van de Aanbeveling van de Raad betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (1999/519/EEG).
Beleidsoptie D2: vrijwillige overeenkomsten tussen de sociale partners
Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door vrijwillige overeenkomsten op EU- of sectorniveau tussen de sociale partners, overeenkomstig artikel 154, lid 4, VWEU.
Beleidsoptie E: geen EU-wetgeving
Richtlijn 2004/40/EG wordt ingetrokken terwijl Richtlijn 89/391/EEG (kaderrichtlijn) en de bestaande nationale regelgeving op dit gebied van kracht blijven. Het ontbreken van nationale regelgeving in bepaalde lidstaten maakt ongereguleerde blootstelling aan elektromagnetische velden op het werk mogelijk. Voor deze optie kan worden aangenomen dat bijvoorbeeld die landen die de richtlijn inzake elektromagnetische velden reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer hebben gelegd hun wetgeving inzake elektromagnetische velden niet zouden intrekken.
Dit zijn de opties die door de belanghebbenden als relevant werden beschouwd. Andere opties die niet in detail zijn geanalyseerd zijn bijvoorbeeld om voor een meer sectorale aanpak te kiezen, wetgeving te beperken tot het beschikbaar stellen van veilige apparatuur, of zich uitsluitend toe te leggen op 'zachte' beleidsinstrumenten, zoals voorlichtingscampagnes en richtsnoeren.
Het huidige voorstel stemt overeen met optie C1. Optie C1 is tevens voor een grote meerderheid van de belanghebbenden aanvaardbaar. De nalevingskosten liggen hoger dan voor optie E, maar lager dan voor optie A, die overeenkomt met de situatie vanaf 1 mei 2012 als Richtlijn 2004/40/EG van kracht blijft.
·
Samenvatting van de voorgestelde maatregelen
Dit voorstel wijzigt de relevante artikelen en bijlagen van Richtlijn 2004/40/EG om de onder punt 1 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. In plaats van een lange reeks ingewikkelde wijzigingen aan te brengen in Richtlijn 2004/40/EG, wordt die richtlijn bij de onderhavige richtlijn ingetrokken en vervangen om tot een duidelijke, eenvoudige en nauwkeurige tekst te komen die transparant en gemakkelijk te begrijpen is voor het publiek en het bedrijfsleven.
·
Rechtsgrondslag
Artikel 153, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
·
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing, aangezien dit voorstel betrekking heeft op een gebied – namelijk de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk – dat niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt.
De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt omdat bepalingen van richtlijnen niet op nationaal niveau gewijzigd of ingetrokken kunnen worden.
De doelstellingen van dit voorstel kunnen alleen door optreden van de Unie worden verwezenlijkt; er wordt immers voorgesteld een EU-rechtsinstrument te wijzigen dat momenteel van kracht is, en dat kunnen de lidstaten niet op hun niveau doen.
Het subsidiariteitsbeginsel is geëerbiedigd omdat dit voorstel reeds bestaande wetgeving van de Unie wijzigt.
·
Evenredigheidsbeginsel
Dit voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Het heeft tot doel de bescherming van aan elektromagnetische velden blootgestelde werknemers te waarborgen en tegelijkertijd de administratieve lasten voor de werkgevers te verlichten in vergelijking met de situatie onder Richtlijn 2004/40/EG.
·
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: richtlijn.
Andere instrumenten komen niet in aanmerking. Het doel is een richtlijn te wijzigen en dit kan alleen worden gedaan door een andere richtlijn vast te stellen.
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie, afgezien van de bijeenkomsten van de voorgestelde comités. De kredieten zullen worden opgenomen van de bestaande begrotingsonderdelen, zoals gebruikelijk is voor het functioneren van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (administratief begrotingsonderdeel Progress) en voor het uitnodigen van deskundigen (algemeen begrotingsonderdeel).
·
Vereenvoudiging
Dit voorstel draag bij tot de vereenvoudiging van het wetgevingskader doordat het een passende mate van evenredigheid en flexibiliteit inbrengt.
·
Intrekking van bestaande wetgeving
De vaststelling van dit voorstel heeft de intrekking van Richtlijn 2004/40/EG tot gevolg.
·
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
·
Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel
Dit voorstel wijzigt een aantal artikelen en bijlagen van Richtlijn 2004/40/EG.
Artikel 1 van het voorstel is bijna ongewijzigd ten opzichte van Richtlijn 2004/40/EG en heeft betrekking op de doelstelling en werkingssfeer van het voorstel. Een nieuwe zin in het tweede lid maakt expliciet gewag van het bestaan van rechtstreekse en indirecte effecten als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden. Beide typen effecten vallen onder de richtlijn.
Artikel 2 definieert 'elektromagnetische velden', 'blootstellingsgrenswaarden' en 'actiewaarden', zoals ook het geval was in Richtlijn 2004/40/EG. Het nieuwe artikel definieert verder ook de 'oriëntatiewaarden' die in dit voorstel worden geïntroduceerd, en ter verduidelijking ook 'schadelijke gezondheidseffecten' en 'schadelijke veiligheidseffecten'.
Artikel 3
Dit artikel verwijst naar de blootstellingsgrenswaarden en actiewaarden, zoals in Richtlijn 2004/40/EG. In lid 1 echter wordt de functie van de nieuwe oriëntatie- en actiewaarden, bedoeld om de door de belanghebbenden gevraagde evenredigheid te kunnen verwezenlijken, kort uiteengezet. Dit is van toepassing op het frequentiebereik van 0 Hz tot 100 kHz. Van 100 kHz tot 300 GHz blijven de niveaus ongewijzigd ten opzichte van Richtlijn 2004/40/EG, aangezien er sinds 1998 geen nieuwe aanbevelingen zijn gepubliceerd.
Lid 3 is vergelijkbaar met het overeenkomstige lid van Richtlijn 2004/40/EG maar is aangepast om uitgebreide metingen tot die gevallen te beperken waarin zij werkelijk nodig zijn. Dit zal het uitvoeren van de risicobeoordeling in de praktijk eenvoudiger maken voor de grote meerderheid van de werkplekken.
Lid 4 is nieuw en voorziet in een vrijstelling van de blootstellingsgrenzen voor de medische MRI-sector en aanverwante activiteiten, waarvoor alle overige verplichten wel zullen blijven gelden.
Lid 5 is nieuw en geeft de strijdkrachten het recht een beschermingssysteem te gebruiken dat voor hun specifieke werksituatie (bv. radars) is aangepast. Het verzoek hiertoe was ingediend door de NAVO, die een op door de IEEE voorgestelde aanbevelingen gebaseerd beveiligingssysteem gebruikt. Dit systeem kan worden beschouwd als gelijkwaardig aan het in dit voorstel beschreven systeem.
Lid 6 is nieuw en voorziet in tijdelijke afwijkingen onder gecontroleerde omstandigheden wanneer het waarschijnlijk is dat de blootstellingsgrenzen overschreden zullen worden.
Artikel 4 heeft betrekking op de "vaststelling van blootstelling en beoordeling van risico's", zoals dat ook in Richtlijn 2004/40/EG het geval was.
De leden 1 tot en met 3 en 6 blijven ongewijzigd. Lid 4 is enigszins gewijzigd met het oog op het streven naar grotere flexibiliteit en evenredigheid.
Lid 5 blijft ongewijzigd, met uitzondering van onder c), dat een nauwkeurigere definitie geeft van groepen met verhoogd risico. Tevens is de onder d), punt ii), in verband met het risico op rondvliegende ferromagnetische voorwerpen vastgestelde grens voor statische magnetische velden verhoogd van 3 naar 30 mT, hetgeen strookt met de huidige bijgewerkte wetenschappelijke gegevens.
Artikel 5 "Maatregelen ter voorkoming of vermindering van risico's is grotendeels onveranderd. Er zijn slechts kleine veranderingen aangebracht met het oog op de consistentie.
Artikel 6 'Voorlichting en opleiding van de werknemers' is slechts beperkt gewijzigd met het oog op de consistentie.
Hetzelfde geldt voor artikel 7 'Raadpleging en deelneming van de werknemers'.
Artikel 8 'Gezondheidstoezicht' is gewijzigd om een nieuw onderscheid te maken tussen blootstelling in het lage frequentiebereik (0 Hz tot 100 kHz) en blootstelling in het hoge frequentiebereik. Bij deze wijziging is rekening gehouden met het door medische deskundigen bevestigde feit dat door laagfrequente velden veroorzaakte effecten niet meer waargenomen kunnen worden zodra de werknemer het gebied van de ongewenste blootstelling heeft verlaten. Eventuele gezondheidsschade als gevolg van een dergelijke blootstelling kan derhalve niet door middel van een medisch onderzoek worden vastgesteld.
Artikel 9 'Sancties' is identiek aan hetzelfde artikel van Richtlijn 2004/40/EG. Dit artikel is destijds door het Europees Parlement ingebracht tijdens de discussies die voorafgingen aan de vaststelling van Richtlijn 2004/40/EG.
Artikel 10 'Technische wijzigingen'. Ten opzichte van hetzelfde artikel van Richtlijn 2004/40/EG zijn significante wijzigingen aangebracht. Het eerste lid, dat een verwijzing naar de wetgevingsprocedure van artikel 153, lid 2, bevatte met betrekking tot het vaststellen van wijzigingen van de blootstellingsgrenswaarden, is geschrapt aangezien het voorstel zelf op artikel 153, lid 2, is gebaseerd en hier in het dispositief niet opnieuw naar verwezen hoeft te worden. Het Europees Parlement en de Raad machtigen de Commissie niet om de blootstellingsgrenswaarden te wijzigen. Dergelijke wijzigingen zouden derhalve niet door middel van gedelegeerde handelingen van de Commissie plaatsvinden, maar door middel van het wijzigen van de richtlijn volgens de procedure van artikel 153, lid 2, VWEU. De daadwerkelijk rechtstreeks meetbare referentieniveaus, d.w.z. de oriëntatie- en actiewaarden, worden in het voorstel echter beschouwd als zuiver technische wijzigingen en zijn daarom opgenomen in een nieuw punt c), ingevoegd in de eerste alinea van artikel 10. Hierdoor kunnen gemakkelijker en tijdiger de juiste wijzigingen worden aangebracht als de stand van de wetenschappelijke kennis en verfijnde modelleringsmethoden vereenvoudigingen of aanpassingen op dit gebied rechtvaardigen. Overeenkomstig de bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde nieuwe regels voor de comitéprocedure betreffen de in artikel 10 bedoelde zuiver technische wijzigingen van de bijlagen maatregelen van algemene strekking die zijn bedoeld om niet-essentiële elementen van de richtlijn te wijzigen. Zij vallen derhalve onder de 'gedelegeerde handelingen' in de zin van artikel 290 VWEU en voor het vaststellen van dergelijke technische wijzigingen moet de procedure van dat artikel (dat betrekking heeft op bevoegdheidsdelegatie) worden gevolgd. De bevoegdheid van de Commissie om van die procedure gebruik te maken is derhalve in artikel 10 opgenomen, samen met de mogelijkheid om een spoedprocedure te gebruiken, waarnaar in de tweede alinea van het artikel wordt verwezen.
Artikel 11 De oude comitéprocedure waarnaar in Richtlijn 2004/40/EG wordt verwezen is vervangen door de bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde nieuwe regels voor bevoegdheidsdelegatie. In dit artikel wordt derhalve de formele procedure uit hoofde van artikel 290 VWEU beschreven met betrekking tot de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die tot doel hebben de richtlijn te wijzigen door middel van het aanbrengen van zuiver technische wijzigingen in de bijlagen erbij.
Het vroegere artikel 12 'Verslagen' van Richtlijn 2004/40/EG is geschrapt omdat het bij artikel 3, onder 20), van Richtlijn 2007/30/EG is ingetrokken. De bepalingen inzake de verslagen over de tenuitvoerlegging voor alle bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG zijn nu in artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG opgenomen.
In Artikel 12 'Spoedprocedure' worden regels vastgesteld voor het gebruik van de spoedprocedure op grond van de aan de Commissie verleende bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen. De mogelijkheid om gebruik te maken van de spoedprocedure wordt waar het de bescherming van de gezondheid en de veiligheid betreft aanvaard volgens de interinstitutionele gemeenschappelijke overeenstemming inzake gedelegeerde handelingen. Deze mogelijkheid werd reeds geboden in de oude richtlijn inzake elektromagnetische velden (2004/40/EG). Er zal slechts in uitzonderingsgevallen waarin dwingende urgente redenen, zoals mogelijke onmiddellijke risico's voor de gezondheid en veiligheid van werknemers ten gevolge van hun blootstelling aan elektromagnetische velden dat vereisen, gebruik van worden gemaakt.
Artikel 13 is nieuw en heeft betrekking op de noodzaak een praktische handleiding op te stellen om de uitvoering van de richtlijn te vergemakkelijken. Dit gebeurt reeds bij andere richtlijnen, met name ook bij de laatste Richtlijn 2006/25/EG inzake fysische agentia (kunstmatige optische straling).
De artikelen 14, 15, 16 en 17 bevatten bepalingen met betrekking tot de verslaglegging, omzetting, intrekking van Richtlijn 2004/40/EG en inwerkingtreding.
In bijlage I wordt een aantal natuurkundige grootheden opgevoerd die niet in de hoofdtekst (artikel 2) zijn opgenomen. Aan deze optie wordt de voorkeur gegeven omdat dit de samenhang van de tekst van het voorstel ten goede komt.
Bijlage II vormt een belangrijk onderdeel van het voorstel omdat het alle elementen bevat die nodig zijn voor een grotere flexibiliteit en evenredigheid in het frequentiebereik van 0 Hz tot 100 kHz. In deze bijlage wordt het 'zonesysteem' in de praktijk geïntroduceerd, dat door de meeste belanghebbenden wordt gesteund, samen met maatregelen om de risicobeoordelingsprocedures zo veel mogelijk te vergemakkelijken.
Bijlage III heeft betrekking op de bovenkant van het frequentiespectrum. Aangezien er op dit gebied geen nieuwe internationale aanbevelingen zijn gedaan, blijven de wijzigingen beperkt tot een nieuwe manier van presenteren en enkele elementen die het werk van de werkgevers vergemakkelijken.
Bijlage IV heeft specifiek betrekking op magnetische resonantie (MR) voor medische toepassingen. De bijlage heeft tot doel te zorgen voor een soepele en geharmoniseerde toepassing van geschikte, kwalitatief hoogwaardige, beschermingsmaatregelen in een gecontroleerde omgeving.
Bijlage V bevat een lijst van wetgevingshandelingen waarbij Richtlijn 2004/40/EG wordt gewijzigd (waarnaar in artikel 15 wordt verwezen) en een concordantietabel ter weergave van het verband tussen de bepalingen van Richtlijn 2004/40/EG, zoals gewijzigd, en dit voorstel.