Toelichting bij COM(2011)354 - Inspanningen die de lidstaten in 2009 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0354

/* COM/2011/0354 definitief */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de inspanningen die de lidstaten in 2009 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen


3.

INHOUDSOPGAVE


Inleiding

3

4.

2. Samenvatting van de verslagen van de lidstaten 3


5.

3. Ontwikkeling van de vangstcapaciteit in 2009 8


6.

3.1. Resultaten voor de continentale vloot (d.w.z. met uitzondering van de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vaartuigen) 8


7.

3.2. Resultaten voor de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vloten 9


8.

4. Naleving van de beheersvoorschriften inzake vangstcapaciteit 9


9.

5. Kwaliteit van de jaarverslagen van de lidstaten 9


10.

6. Conclusies van de Commissie 13


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de inspanningen die de lidstaten in 2009 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen

1.

Inleiding



De lidstaten zijn verplicht om vóór 1 mei van elk jaar bij de Commissie een verslag in te dienen over de inspanningen die zij in het voorgaande jaar hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen de vlootcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden te komen i. De Commissie heeft, op basis van deze verslagen en van de gegevens uit het EU-gegevensbestand over de vissersvloot, een samenvatting voor 2009 gemaakt, die zij heeft voorgelegd aan het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en aan het Comité voor de visserij en de aquacultuur. Met het onderhavige verslag van de Commissie wordt die samenvatting van de verslagen van de lidstaten, samen met een technische bijlage (werkdocument nr. SEC(2011) 759 van de diensten van de Commissie) en de adviezen van de bovengenoemde comités (werkdocument nr. SEC(2011) 760 van de diensten van de Commissie), nu aan de Raad en het Europees Parlement voorgelegd.

2.

Samenvatting


11.

VAN DE VERSLAGEN VAN DE LIDSTATEN


Dit jaar hebben tien lidstaten hun verslag tijdig ingediend. De overige verslagen zijn 1 tot 12 weken te laat binnengekomen. Ondanks deze vertraging heeft de Commissie het samenvattend verslag op 31 juli 2010 bij de bovengenoemde comités ingediend. Voorts zij opgemerkt dat, hoewel de meeste lidstaten de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1438/2003 voor het verslag vastgestelde instructies hebben gevolgd, de kwaliteit van de verstrekte informatie niet altijd toereikend was voor de doeleinden van dit verslag.

Dit verslag geeft een overzicht van de beschrijvingen van de vissersvloten door de lidstaten, de impact van de bestaande regelingen tot vermindering van de visserijinspanning en de naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen door de lidstaten.

België : In het verslag zijn de richtsnoeren toegepast voor het boomkortrawlersegment, dat voornamelijk op schol en tong vist. De gemiddelde waarde van de biologische indicator voor zowel schol als tong lag lager dan 1, maar dit was niet het geval voor elk bestand afzonderlijk. Zeven vaartuigen (goed voor meer dan 221 kW) die vissen met de boomkor, zijn gesloopt en twee vaartuigen zijn gedeeltelijk buiten bedrijf gesteld. Het vlootsegment van 24-40 m dat met de boomkor vist, heeft de quota voor schol en tong in alle gebieden met uitzondering van gebied VIIa in hoge mate benut. Volgens het rapport was de lage capaciteitsbenutting in dit gebied voornamelijk terug te voeren op verhoogde nationale quota vanwege uitwisselingen. Er is geen verdere verlaging van de vlootcapaciteit door middel van buitenbedrijfstelling gepland.

Bulgarije : 2.100 vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 12 m maken ongeveer 95% uit van alle Bulgaarse vaartuigen. Van de in totaal 2.206 vaartuigen zijn er in 2009 1.304 als inactief opgegeven. De vloot is als gevolg van een bestuursrechtelijk besluit dat vóór de toetreding was vastgesteld, met vijf vaartuigen uitgebreid. In 2009 zijn in totaal 366 vaartuigen uit het vlootregister geschrapt zonder overheidssteun, waarvan 344 als gevolg van een nationale bestuursrechtelijke maatregel ten aanzien van inactieve vaartuigen. Het Bulgaarse verslag is conform de richtsnoeren opgesteld. De technische indicator wijst op een lage capaciteitsbenutting voor alle vlootsegmenten, maar drie segmenten hebben meer dagen op zee benut dan vorig jaar. Vaartuigen met een lengte van minder dan 12 m kregen de negatiefste beoordeling. Bulgarije is voornemens restrictievere wetgevende maatregelen ten aanzien van inactieve vaartuigen vast te stellen. Bulgarije past slechts voor de twee belangrijkste soorten (tarbot en sprot) een quotaregeling toe.

Denemarken : In het verslag zijn de richtsnoeren toegepast voor 11 vlootsegmenten die zijn ingedeeld overeenkomstig de gegevensverzamelingsverordening. Uit de analyse blijkt dat de huidige situatie nagenoeg stabiel is en dat er geen significante overcapaciteit op lange termijn is. Worden passieve vaartuigen meegerekend, dan is er in de segmenten met kleine vaartuigen wel sprake van overcapaciteit. Vanwege de moeilijke economische omstandigheden kunnen de economische indicatoren op een toename van de overcapaciteit uit economisch oogpunt wijzen. De capaciteitsvermindering was het grootst in het segment 12-24 m. In 2009 bedroeg de capaciteit van gesloopte vaartuigen 4.684 BT, d.w.z. 6% van de totale capaciteit. De mogelijkheid om quota over te dragen, heeft geleid tot een vermindering van het aantal commerciële vaartuigen in Denemarken. Door een tekortkoming in het beheerssysteem is het moeilijk na te gaan of het motorvermogen correct is opgegeven.

Duitsland : Het verslag is niet conform de richtsnoeren opgesteld. In het verslag is de ontwikkeling van de capaciteit in elk vlootsegment versus de ontwikkeling van de belangrijkste betrokken bestanden beoordeeld. 55 vaartuigen zijn aan de Duitse vissersvloot onttrokken (- 3%); de totale tonnage is verminderd met 552 BT (0,8%) en het motorvermogen is toegenomen met 1.026 kW (0,64%). Volgens het verslag hebben de regelingen tot vermindering van de visserijinspanning slechts een beperkte (niet nader gekwantificeerde) impact gehad op de vlootreductie. Duitsland heeft geen maatregelen genomen met betrekking tot de ontwikkeling van de vloot omdat deze is aangepast aan zowel de economische eisen van het GVB als aan de beperkte beschikbaarheid van visbestanden.

Estland : Het verslag is deels conform de richtsnoeren opgesteld. De technische indicator wijst op een duidelijke overcapaciteit in het segment trawlers van meer dan 12 m. In 2009 zijn 11 vaartuigen met overheidssteun uit het gegevensbestand van vissersvaartuigen geschrapt. Sinds 2004 is de vangstcapaciteit van de Estse vissersvloot met 40% gedaald. In het verslag wordt vastgesteld dat de huidige capaciteit van de Estse vloot minder bedraagt dan de minimale vangstcapaciteit die nodig is om het vangstquotum te halen. Het effect van de voor kabeljauw in de Oostzee vastgestelde herstelmaatregelen is niet beoordeeld.

Griekenland: Het verslag bevat geen berekening van de in de richtsnoeren voorgestelde indicatoren. Er konden geen sociaaleconomische en biologische indicatoren worden verstrekt omdat het nationale programma voor de verzameling van gegevens over de visserij niet is uitgevoerd. Uit de in het kader van andere programma's verzamelde gegevens betreffende vangsten en visserijinspanning wordt evenwel geconcludeerd dat de visserijactiviteiten en de toestand van de biologische bestanden (ondanks kleine schommelingen in de biomassa als gevolg van de biologische cyclus) ongewijzigd bleven ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2009 is verder gebruik gemaakt van overheidssteun om capaciteitsvermindering te financieren, waardoor 23 vaartuigen met een capaciteit van 523 BT en 1.873 kW buiten bedrijf konden worden gesteld.

Spanje: De richtsnoeren zijn niet toegepast en het verslag bevat geen beoordeling van de vlootcapaciteit in verhouding tot de vangstmogelijkheden. De in de vorige jaren ingezette vermindering van de vlootcapaciteit is voortgezet; 66 vaartuigen met een totale tonnage van 4.949 BT zijn met overheidssteun buiten bedrijf gesteld; een aantal vaartuigen is aan de vloot onttrokken als gevolg van een bestuursrechtelijk besluit in verband met een gebrek aan visserijactiviteit. 85 nieuwe vaartuigen met een totale tonnage van iets meer dan 1.000 BT zijn aan de vloot toegevoegd. De Spaanse vloot valt onder het herstelplan voor zuidelijke heek en langoustine, alsook onder een aantal nationale plannen. Over het effect van de beperkingen van de visserijinspanning in het kader van deze plannen op de capaciteit van de vloten is evenwel geen informatie verstrekt.

Frankrijk : Het verslag bevat een uitgebreide beschrijving van de vloot en de beviste bestanden, maar de richtlijnen zijn niet toegepast. Er is geen beoordeling gemaakt van het evenwicht tussen de vlootomvang en de vangstmogelijkheden. In dit verband wordt in het verslag vastgesteld dat de bestaande beheersmaatregelen hebben geleid tot een inkrimping van de vlootcapaciteit en een geleidelijke aanpassing van de vloot aan de vangstmogelijkheden. Volgens het verslag werden in 2009 vijf buitenbedrijfstellingsregelingen ten uitvoer gelegd; deze regelingen hebben geresulteerd in de onttrekking van 110 vaartuigen aan de vloot, met een totale tonnage van ongeveer 8.200 BT. In het kader van het herstelplan voor kabeljauw en voor diepzeesoorten worden significante inspanningsverminderingen gemeld.

Ierland : Het verslag is niet conform de richtsnoeren opgesteld en bevat geen beoordeling van het evenwicht tussen de vlootcapaciteit en de vangstmogelijkheden. Er wordt evenwel gemeld dat veel beviste bestanden tot onder de biologisch veilige grens zijn gedaald. De onder herstelplannen vallende visserijtakken (ICES-gebieden VIa en VIIa) zijn zeer divers. Daarom vonden de Ierse bestuursdiensten het moeilijk om een raming te maken van de impact van de regelingen tot vermindering van de visserijinspanning. In 2009 is een verhoging met 11 BT toegekend als 'veiligheidstonnage'.

Italië: Het verslag is conform de richtsnoeren opgesteld. De biologische indicatoren zijn echter niet berekend omdat voor de visbestanden in de Middellandse Zee, met uitzondering van blauwvintonijn, geen TAC's zijn vastgesteld. De vangst per eenheid inspanning is in de periode 2004-2008 gedaald voor kleinschalige vaartuigen en ringzegenvaartuigen, en constant gebleven voor vaartuigen voor de visserij met de beug en trawlers. De economische indicatoren wezen op een verslechtering voor vrijwel alle segmenten. Niettemin wordt in het verslag vastgesteld dat de negatieve waarden van de indicatoren in 2008 niet kunnen worden toegeschreven aan een verstoring van het evenwicht tussen vloot en vangstmogelijkheden, maar veeleer het resultaat zijn van heel hoge brandstofprijzen. In 2009 is de capaciteit van de Italiaanse vloot zowel qua tonnage als qua vermogen gereduceerd met ongeveer 1%.

Cyprus : Het verslag bevat een berekening en een interpretatie van indicatoren, maar geen beoordeling van het evenwicht tussen capaciteit en vangstmogelijkheden. De twee biologische indicatoren kunnen niet worden berekend omdat er voor de geëxploiteerde bestanden (met uitzondering van blauwvintonijn) geen TAC-aandelen, noch vastgestelde exploitatiedoelstellingen zijn. Als gevolg van een sterke daling van de productie van witte tonijn, de belangrijkste commerciële soort van dit vlootsegment, is het inkomen van passief polyvalent vistuig in de lengtecategorie 12-24 m significant gedaald. Het effect is ook te zien in de lagere CPUE-waarde voor witte tonijn die wordt gevangen met vrije beuglijnen. In 2009 zijn twaalf vissersvaartuigen met overheidssteun en negentien vaartuigen zonder overheidssteun aan de vloot onttrokken.

Letland : In 2009 is de vissersvloot gereduceerd met 47 vaartuigen, wat het aantal vaartuigen op 794 bracht. Tegelijk is de totale capaciteit toegenomen als gevolg van bestuursrechtelijke besluiten die vóór de toetreding waren vastgesteld (coups parties). Sinds 2004 zijn in totaal 160 vaartuigen gesloopt met financiële steun. Het Letse verslag is conform de richtsnoeren opgesteld. De capaciteitsbenutting is vrij laag. Op basis van het geheel van biologische indicatoren concludeert Letland dat zijn visserij bijna een evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden heeft bereikt. De economische indicator 'current revenue/break-even revenue' (CR/BER) en de sociale indicatoren wijzen op een positieve ontwikkeling van de economische doeltreffendheid van de vissersvloot. De belangrijkste reden hiervoor is het lagere aantal vissersvaartuigen. Er zijn plannen om 70 vaartuigen in het Oostzeesegment en 110 vaartuigen in het kleinschalige segment buiten bedrijf te stellen.

Litouwen : De richtsnoeren zijn toegepast voor de segmenten die kabeljauwbestanden in het oostelijke deel van de Oostzee exploiteren. Uit de analyse blijkt dat de Oostzeevloot die op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee vist, in evenwicht is met de huidige visstand. De vangstcapaciteit van de vloot die op pelagische bestanden en zalm vist, is eveneens in evenwicht met de vangstmogelijkheden. Via de tenuitvoerlegging van de Litouwse visserijstrategie moet een evenwicht tussen de visserijinspanning en de vangstmogelijkheden worden bereikt. Doel is de vloot voor de kleinschalige kustvisserij tegen 2013 met 50% te reduceren, d.i. 12% van de capaciteit van de kustvisserij. In 2009 zijn 17 kleinschalige vaartuigen en 1 op volle zee vissend vaartuig met overheidssteun aan de vloot onttrokken. De economische resultaten van het segment demersale trawlers 24-40m zijn in 2009 als gevolg van de vermindering van het aantal vaartuigen aanzienlijk verbeterd.

Malta : Het verslag is conform de richtsnoeren opgesteld. De technische indicator wijst op een lage vlootbenutting, met een neerwaartse trend voor actief vistuig (trawlers) en een relatief stabiele vlootbenutting voor passief vistuig. Volgens het verslag geeft deze indicator aan dat bijna de helft van de huidige vloot van Malta niet wordt benut. In het verslag wordt geconcludeerd dat de toestand van de visbestanden die door de Maltese vissersvloot worden geëxploiteerd, zodanig is dat de vangstcapaciteit niet verlaagd hoeft te worden. Voor de Maltese vloot gold geen enkele regeling tot aanpassing van de visserijinspanning. In 2009 hebben 4 vissersvaartuigen hun visserijactiviteiten stopgezet in het kader van een aanpassing van de steunregeling betreffende de visserijinspanning.

Nederland : In 2009 is zowel de capaciteit als de visserijinspanning van de vissersvloot licht gedaald. De richtsnoeren zijn toegepast voor het segment boomkortrawlers en het segment vriestrawlers voor de pelagische visserij. De visserijsterfte bij de schol- en tongbestanden is aanzienlijk afgenomen, maar moet nog verder worden beperkt. Door de lage prijzen voor schol en tong en de hoge brandstofprijzen zijn de economische en sociale indicatoren verslechterd. Nederland heeft in 2009 de capaciteit van de visserij met vaste netten, die al een aantal jaar op rij gestaag groeit, afgeremd. In het verslag wordt vastgesteld dat de hoge brandstofprijzen een grote impact hebben gehad op de economische levensvatbaarheid van de vissersvloot en dat de verbetering van het brandstofrendement cruciaal is voor de Nederlandse vissersvloot.

Polen: Het verslag is conform de richtsnoeren opgesteld, maar was beperkt tot de biologische indicator. Het verslag bevat geen beoordeling van de vlootcapaciteit ten opzichte van de vangstmogelijkheden. In 2009 zijn 46 vaartuigen met overheidssteun aan de Oostzeevloot onttrokken. Volgens het verslag lag, als gevolg van de vermindering van de visserijinspanning, het aantal visdagen van de Oostzeevloot in 2008 41,57% lager dan in 2004. In de periode 2004-2008 is het aantal visdagen voor kabeljauw met 38% gedaald. Het aantal speciale kabeljauwdocumenten kon in 2009 worden beperkt door 2/3 van de Oostzeevloot uit te sluiten van de kabeljauwvangst. Slechts 147 vaartuigen hebben een speciaal kabeljauwdocument gekregen.

Portugal : De richtsnoeren zijn toegepast, maar het verslag bevat geen beoordeling van de vlootcapaciteit in verhouding tot de vangstmogelijkheden. 24 vaartuigen in diverse vlootsegmenten zijn met overheidssteun gesloopt, waarvan 21 als gevolg van de herstelplannen voor zuidelijke heek of langoustine. In 2009 zijn 34 met overheidssteun gebouwde vaartuigen aan de vloot van de Azoren toegevoegd. De totale activiteit van de onder deze plannen vallende vaartuigen is toegenomen ten opzichte van 2008, hoewel slechts 85% van het aantal aan deze vaartuigen toegewezen dagen is gebruikt. Naar aanleiding van het in 2008 vastgestelde aanpassingsplan voor vaartuigen die met korren op schelpdieren in het zuidelijke gebied mogen vissen, zijn in 2009 2 aanvragen voor buitenbedrijfstelling goedgekeurd. Vaartuigen die actief zijn in het NAFO-gebied vallen onder het herstelplan voor zwarte heilbot. Het totale aantal visdagen is toegenomen ten opzichte van 2008, hoewel het 31% onder dat van 2003 bleef.

Roemenië : Roemenië heeft bij het opstellen van het verslag de richtsnoeren niet gevolgd, maar beweert dat de vloot duurzaam werkt en dat de vissoorten in toereikende hoeveelheden beschikbaar zijn. De toestand van de vloot is in het algemeen verouderd en technisch belabberd. Van de 443 in het vlootregister opgenomen vaartuigen waren er 160 actief in 2009. Voor de EVF-programmeringsperiode 2007-2013 is voorzien in sloopplannen. In 2009 zijn 11 nieuwe vaartuigen aan de vloot toegevoegd als gevolg van een bestuursrechtelijk besluit dat vóór de toetreding was genomen, en zijn 6 vaartuigen zonder overheidssteun aan de vloot onttrokken. Roemenië wenst een minimumniveau voor zijn vissersvloot te handhaven ("minimum vitalis"), geschat op 12-13 moderne en krachtige vissersvaartuigen.

Slovenië : Het Sloveense verslag is deels conform de richtsnoeren opgesteld. De technische indicator wijst op een lage benutting (< 0,7). De biologische indicator kon niet worden berekend. Vanwege het wantrouwen van investeerders wordt er nauwelijks geïnvesteerd in de Sloveense visserij. In 2009 zijn 4 vaartuigen toegevoegd aan het segment vaartuigen van minder dan 12 m. De vloot heeft te kampen met structurele problemen die vooral te maken hebben met oude vaartuigen en verouderd vistuig. Voor de EVF-programmeringsperiode 2007-2013 is voorzien in sloopplannen. Slovenië heeft zijn eerste beheersplan in de geschiedenis van de Sloveense zeevisserij ten uitvoer gelegd. Sinds 2008 wordt een maatregel ter beperking van het aantal trawlnetten ten uitvoer gelegd.

Finland : De richtsnoeren zijn niet toegepast in het verslag, hoewel Finland concludeert dat er over het geheel genomen een acceptabel evenwicht is tussen de Finse vloot en de visbestanden. Geen van de quota is volledig opgebruikt in 2009. In 2009 is een nieuwe regeling tot vermindering van de vangstcapaciteit ten uitvoer gelegd. Vanwege de povere rentabiliteit van de offshore-zalmvisserij als gevolg van het verbod op de drijfnetvisserij sinds 2008 was deze regeling uitsluitend gericht op vaartuigen die met passief vistuig vissen. Als gevolg van de sloopregeling van 2009 is een totale capaciteit van 245 BT en 1.698 kW met overheidssteun aan de vloot onttrokken. Ondanks de capaciteitsreductie ten opzichte van 2003 geeft de totale visserijinspanning van de Finse vloot sinds 2005 een opwaartse trend te zien die pas in 2008 en 2009 is gestabiliseerd.

Zweden : Het verslag is conform de richtsnoeren opgesteld. Zowel de biologische als de technische indicatoren wijzen op overcapaciteit in een aantal segmenten. In het kader van het EVF 2007-2013 is in het Zweedse operationele programma prioriteit verleend aan sloopsteun en zijn sloopcampagnes gevoerd in de Oostzee en de Noordzee. Vanaf 2007 zijn jaarlijkse quota ingevoerd in het pelagische segment, wat tot structurele veranderingen en een zekere capaciteitsvermindering heeft geleid. In de loop van het jaar zijn ook overdraagbare visrechten ingevoerd in de pelagische visserij. De indicatoren wijzen op overcapaciteit in de vloot. Uit de bruto toegevoegde waarde (BrTW) blijkt dat de visserij in alle segmenten bijdraagt tot de Zweedse economie.

Verenigd Koninkrijk : De richtsnoeren zijn niet toegepast, maar het Verenigd Koninkrijk heeft wel andere technische, biologische en sociaaleconomische gegevens verstrekt. In de periode 2000-2009 hebben alle vlootsegmenten, behalve de visserij met korven en vallen, hun capaciteit gereduceerd. In het verslag wordt geconcludeerd dat de capaciteit van de gehele vloot van het VK de vangstmogelijkheden overstijgt. In 2009 was de inactieve vloot goed voor in totaal 23.000 BT (11% de totale geregistreerde vloot) en 140.000 kW (17% van de totale geregistreerde vloot). De problemen in de Engelse kustvisserijvloot (vaartuigen met een lengte van minder dan 10 meter) waren toe te schrijven aan een verstoring van het evenwicht tussen de capaciteit van deze vloot en de beschikbare quota. In 2009 zijn in totaal 65 vaartuigen met een lengte van minder dan 10 meter aan de vloot onttrokken en is een systeem voor de beperking van vergunningen ingevoerd.

12.

ONTWIKKELING VAN DE VANGSTCAPACITEIT IN 2009


Volgens het EU-gegevensbestand over de vissersvloot bestond de EU-vissersvloot per 31 december 2009 uit 84.301 vaartuigen met een totale vangstcapaciteit van 1.797.183 BT en 6.606.556 kW. In de loop van 2009 is het aantal vaartuigen verminderd met 1,53%, terwijl de tonnage en het vermogen met respectievelijk 2,84% en 2,24% afnamen. Deze cijfers omvatten ook de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vaartuigen.

In de zevenjarige periode 2003-2009 zijn ongeveer 305.212 BT en 969.597 kW met overheidssteun aan de EU-vloot onttrokken (inclusief de ultraperifere gebieden), waarvan 39.273 BT en 117.236 kW in 2009.

13.

Resultaten voor de continentale vloot (d.w.z. met uitzondering van de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vaartuigen)


De capaciteit van de vloot die onder de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen valt (d.w.z. zonder de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vaartuigen en de uitsluitend voor aquacultuur gebruikte vaartuigen), is in 2009 verminderd met ongeveer 2,80% wat de tonnage betreft en 2,55% wat het vermogen betreft. Ondanks de uitbreidingen in 2004 en 2007 is de EU-vissersvloot nu kleiner dan op 1 januari 2003.

Gedurende de zevenjarige periode 2003-2009 is de capaciteit van de 'vloot van de EU-15' verminderd met ongeveer 16%, zowel qua tonnage als qua vermogen. De capaciteit van de 'vloot van de EU-10' is verminderd met 31% wat de tonnage betreft en met 27% wat het vermogen betreft. Roemenië en Bulgarije hebben ongeveer 7% van hun capaciteit in kW onttrokken.

14.

Resultaten voor de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vloten


De ontwikkeling van de capaciteit van de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vloten is samengevat in tabel 4 van de technische bijlage. De capaciteit van de op de Canarische Eilanden geregistreerde vloot is zowel qua tonnage als qua vermogen gereduceerd. In de Franse overzeese departementen is de tonnage van de vloot gereduceerd, maar nam het vermogen toe, voornamelijk als gevolg van de regularisering van het motorvermogen naar aanleiding van een verhoging van de referentieniveaus. Op de Azoren en Madeira is het vermogen van de vloot als gevolg van de tenuitvoerlegging van een vlootontwikkelingsplan toegenomen hoewel de tonnage verder afnam. In alle gevallen zijn de referentieniveaus voor de diverse vlootsegmenten in acht genomen.

15.

NALEVING VAN DE BEHEERSVOORSCHRIFTEN INZAKE VANGSTCAPACITEIT


Alle lidstaten hebben deze voorschriften nageleefd, inclusief de specifieke beperkingen voor de in de ultraperifere gebieden geregistreerde vloten. Gemiddeld ligt de vangstcapaciteit van de EU-vloot ongeveer 9% onder de uit de beheersvoorschriften voortvloeiende grenzen. De tabellen 1 en 2 in de technische bijlage bij dit verslag geven een overzicht, per 31 december 2009, van de naleving door de lidstaten van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en van de referentieniveaus.

16.

KWALITEIT VAN DE JAARVERSLAGEN VAN DE LIDSTATEN


14 lidstaten hebben in hun nationaal verslag tot op zekere hoogte gebruik gemaakt van de richtsnoeren voor de beoordeling van het evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden. De technische moeilijkheden in verband met de toepasbaarheid ervan, de niet-beschikbaarheid van gegevens en het gebrek aan coördinatie, met name met wetenschappelijke instanties in de lidstaten, vormen nog steeds een belemmering voor de toepassing ervan. Zelfs wanneer de richtsnoeren worden toegepast, trekken de lidstaten niet altijd concrete conclusies uit de resultaten van de toepassing ervan. In een aantal gevallen wijzen de voor de evenwichtsindicatoren verkregen waarden echter op een te grote vangstcapaciteit.

In de meeste verslagen wordt geen verband gelegd tussen regelingen tot vermindering van de visserijinspanning en aanpassingen van de vlootcapaciteit. Er zij op gewezen dat er in sommige visserijtakken of vangstgebieden, zoals bv. de Middellandse Zee, geen regelingen tot aanpassing van de visserijinspanning zijn. Worden dergelijke regelingen wel ten uitvoer wordt gelegd, dan ontbreekt vaak duidelijke informatie over de ontwikkeling van de inspanning in bepaalde visserijtakken of van een gehele vloot. Algemeen blijkt dat de impact van maatregelen tot aanpassing van de visserijinspanning op de vlootcapaciteit beperkt is; in sommige vloten komen de gevolgen ervan evenwel tot uiting in het lage activiteitsniveau.

De beoordeling van het WTECV kan al volgt worden samengevat:

- Over het geheel genomen verschillen de verslagen van de lidstaten over 2009 qua volledigheid en kwaliteit, maar op het punt van volledigheid wordt ten opzichte van 2008 een algemene verbetering geconstateerd. Eens te meer is een sterk punt in alle verslagen van de lidstaten de beschrijving van de respectieve vloten, de veranderingen in de vloten in de loop van het jaar en de uitsplitsing naar visserijtak. Belangrijke punten:

- Ten opzichte van 2008 is er een duidelijke algemene verbetering in de opgave van de vereiste elementen in de verslagen van de lidstaten.

- Meerdere lidstaten die de vereiste elementen in 2008 niet hadden opgegeven, hebben deze opgenomen in de verslagen over 2009.

- Zweden, Spanje en het VK geven geen beschrijving van hun vissersvloten uitgesplitst naar visserijtak.

- Alle lidstaten geven aan of zij voldoen aan de regelingen inzake toevoegingen/onttrekkingen.

- 5 lidstaten (België, Cyprus, Estland, Griekenland en Spanje) geven geen overzicht van de zwakke en sterke punten van hun vlootbeheerssystemen.

- 11 verslagen voorzien niet in plannen voor verbeteringen in de vlootbeheerssystemen.

- 7 lidstaten geven geen informatie over de mate waarin de vlootbeleidsinstrumenten in acht zijn genomen. In 2008 waren dat er nog meer.

- 8 lidstaten laten zich niet uit over de vraag of hun vloot al dan niet in evenwicht was met de vangstcapaciteit in 2009 (in 2008 waren dat er 14).

- In Griekenland heeft de grootste vooruitgang geboekt qua behaalde score.

Het WTECV heeft een scorebord voor de kwaliteit en de inhoud van de verslagen van de lidstaten opgesteld dat hieronder wordt weergegeven.

Scores per lidstaat voor de opneming van de vereiste elementen in de jaarlijkse verslagen i

QVereist elementMax.scoresBEBGCYDKEEFIDEELEIITLVLTMTNLPLPTROSIESSEUK1Ai) Beschrijving van vlotenii) Uitsplitsing naar visserijtakiii) Vlootontwikkeling1Bi) Vermelding van regelingen tot vermindering van de visserijinspanningii) Impact van de regelingen tot vermindering van de visserijinspanning op de capaciteit1CVermelding van de naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en van de referentieniveaus1Di) Overzicht van zwakke en sterke punten van het vlootbeheerssysteemii) Plan voor verbeteringen in het vlootbeheerssysteemiii) informatie over de mate waarin de vlootbeleidsinstrumenten in acht zijn genomen1EInformatie over veranderingen in de voor het vlootbeheer relevante administratieve proceduresVerslag van 10 blz. of minder?OAlgemeen: wordt het evenwicht tussen capaciteit en vangstmogelijkheden beoordeeld in het verslag? Totaalscores:

17.

Scores per lidstaat voor de kwaliteit van de vereiste elementen in de jaarlijkse verslagen


QVereist elementMax.scoresBEBGCYDKEEFIDEELEIITLVLTMTNLPLPTROSIESSEUK1Ai) Beschrijving van vloten2.1.1.ii) Uitsplitsing naar visserijtak2.2.2.1.2.0.iii) Vlootontwikkeling2.0.2.1.1.1Bi) vermelding van regelingen tot vermindering van de visserijinspanning2.0.2.ii) impact van de regelingen tot vermindering van de visserijinspanning op de capaciteit2.1.1.0.1.1CVermelding van de naleving van de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen en van de referentieniveaus1.2.2.1.2.1Di) Overzicht van zwakke en sterke punten van het vlootbeheerssysteem1.1.1.2.1.1.1.ii) Plan voor verbeteringen in het vlootbeheerssysteem1.1.2.2.1.iii) informatie over de mate waarin de vlootbeleidsinstrumenten in acht zijn genomen0.1.0.0.2.1.1.1EInformatie over veranderingen in de voor het vlootbeheer relevante administratieve procedures1.2.2.1.1.1.Verslag van 10 blz. of minder?n.v.t.OAlgemeen: wordt het evenwicht tussen capaciteit en vangstmogelijkheden beoordeeld in het verslag?1.1.1.1. Totaalscores:14.20.20.28.18.22.20.21.12.21.23.17.20.20.25.23.23.22.9.16.24.


18.

CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE


Net zoals in de voorgaande jaren lag de algemene vermindering van de vlootcapaciteit in 2009 gemiddeld tussen 2 en 3%; De algemene ontwikkeling van de vangstcapaciteit sinds 1992, zoals weergegeven in de figuren 3 tot en met 5 van de technische bijlage, vertoont geen merkbare verandering.

De Commissie is bezorgd over het feit dat het totale vermogen van de vloot, zoals geregistreerd in het EU-gegevensbestand over de vissersvloot en in dat van de lidstaten, niet overeenkomt met het daadwerkelijk op zee ingezette vermogen; dit probleem zal worden geregeld door de toepassing van de nieuwe controleverordening en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

De economische gegevens voor 2009 waren voor het merendeel van de lidstaten niet beschikbaar; de verslagen van deze lidstaten bevatten gegevens voor 2008. Uit het economisch jaarverslag i blijkt een verslechtering van de economische prestaties in 2008. Redelijkerwijze kan worden geconcludeerd dat de hoge brandstofprijzen in 2008 en de daaropvolgende economische crisis van invloed waren op de economische prestaties van de vloot in 2009. Voorts kan uit de verslagen van de lidstaten worden opgemaakt dat de visserijactiviteit, d.w.z. het gemiddelde aantal visdagen per vaartuig, vrij laag ligt en vaak, voor zover tijdreeksen beschikbaar zijn, is gedaald.

De hoeveelheid met overheidssteun buiten bedrijf gestelde capaciteit is in 2009 met ongeveer 10% toegenomen ten opzichte van 2008. De capaciteitsvermindering met overheidsmiddelen bedroeg in 2009 73% (in GT) en 79% (in kW) van de nettocapaciteitsvermindering. Dit lijkt erop te wijzen dat economische problemen en de schaarste aan vangstmogelijkheden door overbevissing van de bestanden een neerwaartse druk op de omvang van de vloot uitoefenen. Voor vele lidstaten ligt de omvang van de vloot ruim onder de uit de regeling inzake toevoegingen/onttrekkingen voortvloeiende capaciteitsgrenzen. Bovendien worden oplegprogramma's, die een vrijwillige optie blijven voor eigenaars van vaartuigen, gemotiveerd door zwakke economische resultaten en niet noodzakelijk door de toestand van de bestanden. Deze overwegingen vereisen een beraad over de rol van de beperkingen van de vangstcapaciteit en stellen de noodzaak en de doeltreffendheid van door de overheid gefinancierde capaciteitsverminderingen ter discussie.

De toepassing van individuele overdraagbare rechten in een aantal visserijtakken heeft geresulteerd in capaciteitsverminderingen zonder overheidssteun. De uitbreiding van dergelijke regelingen tot andere visserijtakken, met name tot die met de grootste overcapaciteit, zou de aanpassing van de capaciteit kunnen vergemakkelijken.

Ondanks het feit dat de capaciteit van een aantal specifieke vloten relatief in evenwicht lijkt te zijn met hun vangstmogelijkheden, wijst de algemene beoordeling op een te grote vangstcapaciteit. Dit kan worden opgemaakt uit de combinatie van overbevissing (d.w.z. een te grote visserijsterfte in een aantal bestanden, die een vermindering van de visserijinspanning vereist), een lage capaciteitsbenutting (d.w.z. een heel laag gemiddeld aantal visdagen per vaartuig) en een lage rentabiliteit. Het huidige niveau van de capaciteitsverminderingen, die ten dele worden gecompenseerd door de technologische vooruitgang, maakt het moeilijk de overcapaciteit op korte termijn weg te werken indien het huidige beleid niet wordt bijgestuurd.

De komende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid biedt een niet te missen kans voor de tenuitvoerlegging van de beleidsveranderingen die nodig zijn om een te grote vlootcapaciteit weg te werken.