Toelichting bij COM(2011)398 - Bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Verdragsbasis

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna 'het Verdrag' genoemd) wordt bepaald dat de Raad met eenparigheid van stemmen een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader vaststelt. In het financieel kader worden de jaarlijkse maximumbedragen aan kredieten voor vastleggingen per uitgavencategorie vastgesteld, alsmede het jaarlijkse maximumbedrag van de kredieten voor betalingen. Het financieel kader omvat alle andere bepalingen die dienstig zijn voor het goede verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure (artikel 312).

Het eerste meerjarig financieel kader werd, naast bepalingen over interinstitutionele samenwerking en begrotingsdiscipline, meer dan 20 jaar geleden vastgesteld[1]. Het heeft, samen met de daaropvolgende kaders, geleid tot een significante verbetering en vereenvoudiging van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de samenwerking tussen de instellingen, en heeft daarnaast de begrotingsdiscipline versterkt.

Door het meerjarig financieel kader in het primaire recht van de Unie vast te leggen heeft het Verdrag het belang ervan als hoeksteen van de begrotingsstructuur van de Europese Unie erkend.

Het huidige meerjarig financieel kader voor de jaren 2007-2013 is in mei 2006 door de instellingen overeengekomen en opgenomen in het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[2] (hierna 'het huidige IIA' genoemd).

Om de nieuwe verdragsbepalingen ten uitvoer te leggen heeft de Commissie op 3 maart 2010 een voorstel voor een Verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2007-2013 ingediend, evenals een voorstel voor een nieuw Interinstitutioneel Akkoord betreffende samenwerking in begrotingszaken[3] (hierna 'de voorstellen van maart 2010' genoemd). Na goedkeuring ervan zullen deze twee voorstellen de huidige IIA vervangen en de bepalingen betreffende het financieel kader 2007-2013 en betreffende samenwerking van de instellingen in het kader van de begrotingsprocedure, in overeenstemming brengen met het Verdrag. Ondertussen blijven de bepalingen van het huidige IIA, voor zover zij door de inwerkingtreding van het Verdrag niet achterhaald zijn, van kracht.

In deze toelichting worden de nieuwe elementen ten opzichte van de voorstellen van maart 2010 besproken, zowel wat het voorstel voor een Verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 betreft (hierna 'de MFK-verordening' genoemd) als ten aanzien van het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord betreffende samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer (hierna 'het ontwerp-IIA' genoemd). De motivering van de wijzigingen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag is reeds gegeven in de toelichting bij het voorstel voor een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2007-2013 van 3 maart 2010, en behoeft hier niet te worden herhaald.

1.

1.2. Voorgestelde nieuwe bepalingen voor het financieel kader 2014-2020 1.2.1. Voornaamste beleidsrichtsnoeren


Met het voorstel voor de MFK-verordening, vergezeld van het ontwerp-IIA, wordt de mededeling van de Commissie 'Een begroting voor Europa 2020' welke op [29] juni 2011 is goedgekeurd[4], in wetgeving omgezet. Het voorstel zal worden aangevuld met een voorstel tot wijziging van het voorstel van de Commissie voor een Verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie, ten einde enkele nieuwe bepalingen in te voeren die deel uitmaken van het pakket voorstellen voor het financieel kader 2014-2020.

In de mededeling worden de algemene structuur en elementen van de huidige voorstellen uiteengezet, zoals bijvoorbeeld de duur, de structuur die de Europa 2020-strategie weergeeft, de noodzaak van grotere flexibiliteit en de bedragen die voor het financieel kader zelf zijn voorzien.

2.

1.2.2. Flexibiliteit


Hoewel het financieel kader vooral gericht is op het waarborgen van de begrotingsdiscipline, moet het tegelijkertijd ook voldoende flexibel zijn om een doeltreffende toewijzing van middelen en een snelle reactie van de Unie op onvoorziene omstandigheden mogelijk te maken.

Een aantal parameters, zoals de lengte van de door het financieel kader bestreken periode, het aantal en de opzet van de uitgavenrubrieken, het aandeel van EU-uitgaven dat vooraf aan lidstaten en regio's wordt toegewezen of dat van tevoren via 'referentiebedragen' in medebeslissingsbesluiten wordt bepaald, de binnen elk uitgavenplafond beschikbare marges en de resterende marges tussen de maxima van de financiële kaders en het maximum van de eigen middelen, beïnvloeden de mate van flexibiliteit dan wel rigiditeit van een financieel kader. De Commissie heeft, bij de uitwerking van haar voorstellen voor het volgende financieel kader, met deze elementen rekening gehouden.

Uit de recente ervaringen blijkt evenwel dat onvoorziene omstandigheden met mondiale gevolgen tot uitdagingen van een geheel nieuwe orde hebben geleid. Vanaf het allereerste begin van het huidige financieel kader moest een beroep worden gedaan op alle beschikbare flexibiliteitsbepalingen, terwijl het kader zelf op een aantal punten moest worden herzien. De Unie zal in toenemende mate blootstaan aan de gevolgen van de globalisering van de economie en de samenleving, klimaatverandering, energie-afhankelijkheid, migratiedruk en andere mondiale uitdagingen, welke zich vooral voordoen op terreinen waarop de verantwoordelijkheid en de rol van de Unie door het Verdrag van Lissabon zijn uitgebreid.

Het vinden van een goed evenwicht tussen strikte begrotingsdiscipline en voorspelbaarheid van de uitgaven enerzijds en de flexibiliteit die nodig is om de Unie in staat te stellen te reageren op onvoorziene uitdagingen anderzijds, zal altijd een moeilijke politieke opgave blijven. Op basis van haar beoordeling van de werking van het huidige IIA[5] en verdere overwegingen in het kader van de begrotingsevaluatie[6] stelt de Commissie voor, de volgende beperkte doch gerichte verbeteringen in de bestaande flexibiliteitsbepalingen aan te brengen:

1. Ten eerste heeft het feit dat er gedurende het huidige financieel kader in ruime mate en regelmatig gebruik is gemaakt van het flexibiliteitsinstrument en de reserve voor noodhulp, de noodzaak ervan aangetoond. Tegelijkertijd is uit de ervaring met het beheer van, met name, extern beleid in de afgelopen jaren gebleken dat de EU op omslachtige wijze gebruik moest maken van verschillende instrumenten (zoals de reserve voor noodhulp, het stabiliteitsinstrument, niet-toegewezen marges, en het flexibiliteitsinstrument) om op internationale ontwikkelingen en nieuwe uitdagingen te reageren.

Daarom wordt zowel voor het flexibiliteitsinstrument als voor de reserve voor noodhulp een verhoging van de elk jaar beschikbare maximumbedragen voorgesteld. Verder wordt de mogelijkheid om ongebruikte middelen van de jaarlijkse maximumbedragen in daaropvolgende begrotingsjaren te gebruiken voor het flexibliteitsinstrument uitgebreid tot het jaar n+3, en wordt deze mogelijkheid voor de reserve voor noodhulp ingevoerd tot het jaar n+1 (in het laatste geval mits hiertoe een bepaling in het Financieel Reglement wordt opgenomen). Het toepassingsgebied van de reserve voor noodhulp wordt uitgebreid tot situaties waarin sprake is van grote spanningen als gevolg van migratiestromen aan de buitengrenzen van de Unie.

Aldus zouden de twee instrumenten een snelle reactie van de Unie op onverwachte situaties van beperkte omvang kunnen verbeteren.

2. Ten tweede is, hoewel het solidariteitsfonds van de Europese Unie en het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering hun nut hebben bewezen, het jaarlijkse maximumbedrag dat in het huidige financieel kader voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is voorzien (500 miljoen EUR) nooit gebruikt. Voorgesteld wordt om het beschikbare bedrag enigszins te verlagen tot 429 miljoen EUR, en daarnaast de procedures om bijstand te financieren en vrij te maken te vereenvoudigen en het toepassingsgebied van het fonds uit te breiden om de gevolgen van de globalisering voor boeren te helpen verlichten.

3. Ten derde wordt voorgesteld de mogelijke afwijking van de indicatieve bedragen in de programma's waarvoor de medebeslissingsprocedure geldt, te verhogen van 5% tot 10% met het oog op een grotere flexibiliteit binnen de uitgavenrubrieken.

4. Ten vierde zal de Commissie voorstellen een nieuwe bepaling in het Financieel Reglement op te nemen om de flexibiliteit voor projecten die door de onlangs ingestelde infrastructuurfaciliteit worden gefinancierd, te verhogen.

Voor deze infrastructuurprojecten zullen, gezien hun aard, dikwijls ingewikkelde aanbestedingsprocedures noodzakelijk zijn. Daardoor kunnen zelfs geringe vertragingen tot een verlies van jaarlijkse vastleggingskredieten leiden en de levensvatbaarheid van deze projecten, en daardoor ook de politieke vastbeslotenheid van de Unie om haar vervoers-, energie- en telecommunicatienetwerken en infrastructuurvoorzieningen te moderniseren, ondermijnen. Om dit te voorkomen dient het Financieel Reglement de mogelijkheid te bieden om vastleggingskredieten die aan het einde van een begrotingsjaar niet zijn gebruikt voor projecten die door de infrastructuurfaciliteit worden gefinancierd, naar het volgende begrotingsjaar over te dragen.

5. Ten vijfde wordt, gezien de gevoeligheid van de landbouwsector voor grote crises, voorgesteld een speciale reserve voor crises in de landbouwsector in te stellen met een jaarlijks bedrag van 500 miljoen EUR dat boven de maxima van het financieel kader kan worden gebruikt. De procedure voor het aanspreken van deze reserve komt overeen met die welke voor de reserve voor noodhulp geldt. De nadere regels om voor deze reserve in aanmerking te komen zullen in specifieke voorschriften worden vastgelegd.

6. Tenslotte zal een herziening van het financieel kader opnieuw nodig zijn voor het geval zich onvoorziene omstandigheden met verstrekkende financiële gevolgen voordoen. Om over een zelfde mate van flexibiliteit te beschikken als in het huidige IIA, wordt voorgesteld een 'marge voor onvoorziene uitgaven' in te stellen die boven de in het meerjarig financieel kader vastgestelde maxima kan worden gebruikt, tot de grenswaarde van 0,03% van het BNI van de EU, volgens dezelfde procedure als die welke in punt 22 van het huidige IIA is vastgesteld.

De flexibiliteitsbepalingen die voor de MFK-verordening en het ontwerp-IIA worden voorgesteld sluiten aan bij de aanpak die in de voorstellen van maart 2010 wordt gevolgd: artikel 2 van de verordening voorziet in de mogelijkheid de in het financieel kader vastgestelde maxima te overschrijden wanneer een beroep wordt gedaan op de speciale instrumenten die niet onder het financieel kader vallen. De bepalingen betreffende de instrumenten zelf, de bedragen daarvan en de procedures voor het aanspreken ervan worden in het IIA opgenomen. Aldus wordt de samenhang van de procedures en van de rol van beide takken van de begrotingsautoriteit gewaarborgd (zie punten 10 t.e.m. 15 van het ontwerp-IIA).

3.

1.2.3. Specificieke bepalingen betreffende garanties


Indien de terugbetaling van een gegarandeerde lening die uit hoofde van het betalingsbalansmechanisme of het Europees financieel stabilisatiemechanisme is verstrekt, door de begroting van de Unie moet worden gedekt, voorziet Verordening nr. 1150/2000 in de mogelijkheid een beroep te doen op aanvullende eigen middelen om de wettelijke verplichting die op de begroting van de Unie rust, na te komen. Deze kasverrichting zou gevolgd moeten worden door een budgettaire verrichting, d.w.z. de indiening van een wijzigingsbegroting. Een wijzigingsbegroting moet de in het MKF vastgelegde maxima in acht nemen. Gezien de betrokken bedragen (de gegarandeerde leningen verstrekt in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme en het betalingsbalansmechanisme) zou hiervoor vrijwel zeker een herziening van het MFK nodig zijn.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze situatie zich ooit zal voordoen, maar om mogelijke problemen te voorkomen wordt voorgesteld in de MFK-verordening te bepalen dat dergelijke potentiële uitgaven van het financieel kader worden uitgesloten (d.w.z. dat de bedragen zo nodig boven de in het financieel kader vastgelegde maxima ter beschikking worden gesteld).

De mogelijkheid van de Unie om uit de begroting van de Unie garanties voor leningen te verstrekken, wordt beperkt door het plafond van de eigen middelen en niet door het maximum van het MFK. Om voor het geval van een beroep op deze garanties een herziening van het MFK te vragen lijkt in strijd te zijn met de bedoelingen van de wetgever.

4.

1.2.4. Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten


De kenmerken van grote technologische ontwikkelingsprogramma's die gebaseerd zijn op grootschalige infrastructuurprojecten, met name de Europese satellietnavigatieprogramma's EGNOS en Galileo, vereisen dat specifieke bepalingen worden vastgesteld opdat de bedragen die als bijdrage uit de begroting van de Unie ter beschikking worden gesteld uitsluitend voor dit doel worden bestemd ('ring-fencing'). In het licht van de ervaringen die met het financieel kader 2007-2013 zijn opgedaan zijn deze nieuwe bepalingen noodzakelijk om een geordende ontwikkeling van de uitgaven van de Unie te waarborgen en ervoor te zorgen dat de jaarlijkse begrotingsprocedure soepel verloopt.

De wetgevingsbesluiten met betrekking tot de bovengenoemde programma's dienen in overeenstemming te zijn met de in deze verordening vastgestelde financiële bepalingen.

5.

2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 2.1. Verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader


Artikel 1

In artikel 1 wordt de duur van het financieel kader aangegeven en wordt verwezen naar de bijlage waarin een schematische weergave van het financieel kader is opgenomen.

Artikel 2 – Inachtneming van het maximum van het MFK

Het eerste lid van artikel 2 verplicht de instellingen ertoe om in de loop van de begrotingsprocedure de maxima in acht te nemen overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

Het tweede lid voert de mogelijkheid in om deze maxima zonodig te overschrijden wanneer de niet in het financieel kader opgenomen instrumenten worden gebruikt. De reserve voor noodhulp, het solidariteitsfonds, het flexibiliteitsinstrument, het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, de onlangs ingestelde reserve voor crises in de landbouwsector evenals de marge voor onvoorziene uitgaven worden in de punten 10 t.e.m. 15 van het ontwerp-IIA omschreven. Zij zijn niet in het financieel kader opgenomen en zorgen ervoor dat in bijzondere omstandigheden zonodig financiering wordt verstrekt boven de in het financiële kader vastgestelde maxima. Zij vergroten de flexibiliteit van het financieel kader en worden door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk ingezet. Om het bestaande niveau van flexibiliteit en de rol van de instellingen bij het gebruik van deze instrumenten te handhaven zijn de bepalingen inzake deze instrumenten in het ontwerp-IIA opgenomen.

In het derde lid wordt bepaald dat de verplichting om de maxima van het financieel kader in acht te nemen en derhalve de noodzaak om het MFK te herzien, niet geldt voor de procedure waarbij garanties uit de begroting van de Unie worden gebruikt voor leningen die in het kader van het betalingsbalansmechanisme en het Europees financieel stabilisatiemechanisme zijn verstrekt. Het maximum dat in dit geval in acht moet worden genomen is dat van de eigen middelen.

Artikel 3 – Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

Voorgesteld wordt dit artikel te wijzigen ten opzichte van het voorstel van maart 2010, waarbij er uitdrukkelijk op wordt gewezen dat bij de toepassing van instrumenten die niet onder het financieel kader vallen en van leninggaranties die door de begroting van de Unie worden gedekt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 dan wel Verordening (EU) nr. 407/2010, eveneens het maximum van de eigen middelen in acht moet worden genomen.

Artikel 4 – Technische aanpassing van het financieel kader

Het financieel kader wordt uitgedrukt in prijzen van 2011. De procedure voor de technische aanpassing ervan wordt gehandhaafd, evenals de deflator van 2%. In lid 1, onder c), is een nieuw element ingevoerd: het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven op een niveau van 0,03% van het BNI van de EU, zoals gedefinieerd in punt 15 van het ontwerp-IIA.

Artikel 5 – Aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

Dit artikel reproduceert de tekst van punt 17 van het huidige IIA en artikel 5 van het voorstel van maart 2010. De aangebrachte wijzigingen betreffen het tijdschema van het financieel kader 2014-2020 en de verandering van de structuur van het kader.

Artikel 6 – Aanpassingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging

Dit artikel komt overeen met punt 18 van het huidige IIA en voorziet in de regels voor de jaarlijkse technische aanpassingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging. Er worden geen wijzigingen voorgesteld ten opzichte van het voorstel van maart 2010.

Artikel 7 – Aanpassing van Structuurfondsen, Cohesiefonds, Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en Europees Fonds voor de visserij

Dit artikel geeft de tekst weer van punt 48 van het huidige IIA. De opstelling van de rechtsgrondslagen en vervolgens van de programmadocumenten neemt gewoonlijk veel tijd in beslag, en er moet daarom rekening worden gehouden met een late goedkeuring van de wetteksten en programma's.

Artikel 8 – Aanpassingen in verband met een buitensporig overheidstekort

De tekst van dit artikel, dat regels bevat voor de aanpassingen in verband met buitensporige overheidstekorten, komt overeen met punt 20 van het huidige IIA en is niet gewijzigd ten opzichte van het voorstel van maart 2010.

Artikel 9 – Herziening van het financieel kader

De tekst van dit artikel komt overeen met de punten 21 t.e.m. 23 van het huidige IIA en artikel 8 van het voorstel van maart 2010. Er zijn enkele wijzigingen aangebracht: 1. de algemene regel betreffende het tijdschema van herzieningsvoorstellen zoals opgenomen in artikel 8, lid 2, van het voorstel van maart 2010, is geschrapt omdat deze regel niet strookt met de huidige praktijk waarbij moet worden ingespeeld op onvoorziene situaties wanneer deze zich voordoen; 2. de mogelijkheid om het financieel kader met gekwalificeerde meerderheid aan te passen zoals in artikel 8, lid 3, van het voorstel van maart 2010 was voorzien, is ingetrokken (in het licht van de voorgenomen verruiming van de flexibiliteitsinstrumenten, waaronder de invoering van een marge voor onvoorziene uitgaven); en 3. er werd een nieuw lid 5 toegevoegd dat bepaalt welke van de aanpassingen van het financieel kader die door andere artikelen worden aangebracht, tevens als een herziening van het financieel kader moeten worden beschouwd.

Artikel 10 – Aanpassing van het financieel kader in geval van een herziening van het Verdrag

De tekst van dit artikel, waarin de regels voor aanpassingen zijn vastgesteld voor het geval van een herziening van het Verdrag, geeft de tekst van punt 4 van de huidige IIA weer en komt overeen met artikel 9 van het voorstel van maart 2010.

Artikel 11 – Aanpassing van het financieel kader in geval van uitbreiding van de Unie

Dit artikel geeft de tekst van punt 29 van het huidige IIA en van artikel 11 van het voorstel van maart 2010 weer.

Er is een nieuw lid toegevoegd dat in het bijzonder verwijst naar een mogelijk alomvattende regeling van de kwestie-Cyprus in de periode die door het financieel kader wordt bestreken.

Artikel 12 – Interinstitutionele samenwerking in het kader van de begrotingsprocedure

De bepalingen van dit artikel komen overeen met die van het voorstel van maart 2010. De algemene regels inzake samenwerking in het kader van de begrotingsprocedure zijn opgenomen in de MFK-verordening, terwijl het ontwerp-IIA en de aangehechte bijlage nadere bepalingen bevatten.

Artikel 13 – Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

De bepaling van het voorstel van maart 2010 wordt gehandhaafd; wel wordt een minimumbedrag voor het GBVB vastgelegd.

Artikel 14 – Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

Er zijn specifieke bepalingen nodig voor grote technologische ontwikkelingsprogramma's op basis van grootschalige infrastructuurprojecten, met name de Europese satellietnavigatieprogramma's EGNOS en Galileo. De specifieke kenmerken van deze projecten, zoals een duur die het meerjarig financieel kader ruim overschrijdt, projectrisico's die aanzienlijke kostenoverschrijdingen met zich kunnen brengen, geringe of ontbrekende deelname van particulier kapitaal, en nauwelijks of geen mogelijkheid om op korte tot middelange termijn inkomsten uit commerciële exploitatie te genereren, maken dergelijke bepalingen noodzakelijk.

Derhalve voorziet de voorgestelde bepaling dat het bedrag dat ingevolge het financieel kader 2014-2020 wordt uitgetrokken voor de Europese satellietnavigatieprogramma's EGNOS en Galileo, uitsluitend voor deze programma's bestemd is ('ring-fencing').

Artikel 15 – Tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het financieel kader

Er wordt een nieuwe bepaling opgenomen waarin het tijdschema wordt vastgelegd voor een tussentijdse evaluatie van de werking van het financieel kader. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in het huidige IIA (punt 7 en Verklaring nr.1).

Artikel 16 – Overgang naar het volgend financieel kader

Artikel 16 legt de Commissie de verplichting op om vóór 1 januari 2018, d.w.z. drie jaar vóór het einde van het financieel kader, een nieuw financieel kader in te dienen.

In de tweede alinea worden de bepalingen in herinnering gebracht voor het geval bij afloop van het financieel kader waarop de verordening betrekking heeft, geen overeenstemming is bereikt over een nieuw financieel kader.

6.

Artikel 17


Het laatste artikel van de MFK-verordening stelt de datum van inwerkingtreding van de verordening vast. Het IIA moet op dezelfde dag in werking treden omdat de twee wetteksten elkaar aanvullen.

7.

2.2. Interinstitutioneel Akkoord betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer


Inleiding


– Punten 1 - 6 van het ontwerp-IIA

Het inleidend gedeelte van het nieuwe IIA bevat een verwijzing naar het Verdrag (art. 295), de bindende aard van deze overeenkomst, de samenhang ervan met andere wetteksten die verband houden met het meerjarig financieel kader en de begrotingsprocedure, beschrijft de structuur van het akkoord en stelt de datum van inwerkingtreding vast (dezelfde datum als die waarop de MFK-verordening van kracht wordt).

Deze inleiding geeft de punten 1 t.e.m. 6 van het voorstel van maart 2010 weer.

Deel I – Bepalingen betreffende het financieel kader en de speciale instrumenten die niet in het financieel kader zijn opgenomen

8.

A. Bepalingen betreffende het financieel kader


Punt 7 vermeldt de regels die van toepassing zijn op het verstrekken van gegevens over verrichtingen die niet in de begroting zijn opgenomen (bv. het Europees Ontwikkelingsfonds) en over de ontwikkeling van de categorieën eigen middelen. De praktijk om deze gegevens ter beschikking te stellen wordt gehandhaafd, maar voorgesteld wordt deze informatie niet langer samen met de technische aanpassing van het financieel kader in te dienen doch met de documenten die het voorontwerp van begroting vergezellen, waar deze informatie logischerwijze beter bij aansluit. Het tijdstip voor het indienen van de informatie blijft nagenoeg ongewijzigd (eind april/begin mei). Deze wijziging is reeds in het voorstel van maart 2010 opgenomen.

Punt 8 van het nieuwe IIA heeft betrekking op de marges onder de maxima. In de MFK-verordening worden voor alle rubrieken de maxima vastgesteld die tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure in acht moeten worden genomen, zoals in het Verdrag wordt bepaald. De praktijk om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat onder de maxima voldoende marges beschikbaar blijven, moet evenwel worden behouden. Dit vormt een onderdeel van de interinstitutionele samenwerking en de inzet van de instellingen bij de begrotingsprocedure en behoort als zodanig in het IIA te worden opgenomen. De bepaling wordt gehandhaafd zonder wijziging van de bestaande praktijk en ook zonder wijzigingen ten opzichte van het voorstel van maart 2010.

Punt 9 voorziet in een actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2020 in het vierde jaar van het financieel kader, overeenkomstig de huidige praktijk en het voorstel van maart 2010.

9.

B. Bepalingen betreffende de speciale instrumenten die niet in het financieel kader zijn opgenomen


De bestaande instrumenten die niet in het financieel kader zijn opgenomen (de reserve voor noodhulp, het solidariteitsfonds, het flexibiliteitsinstrument en het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering) blijven in het IIA behouden. In artikel 2 van de MFK-verordening wordt voorzien in de mogelijkheid om in voorkomend geval de in het financieel kader vastgestelde maximumbedragen te overschrijden wanneer op deze instrumenten een beroep wordt gedaan. Deze verdeling van de bepalingen tussen de twee wetteksten sluit beter aan bij de opzet van de voorstellen van maart 2010.

De wijzigingen ten opzichte van het voorstel van maart 2010 bestaan in een verhoging van de bedragen voor het flexibiliteitsinstrument en de reserve voor noodhulp, een verlaging van het bedrag van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, de invoering van de mogelijkheid om ongebruikte delen van jaarlijkse bedragen die in het kader van de reserve voor noodhulp beschikbaar zijn, te gebruiken tot het jaar n + 1 en om het toepassingsgebied ervan te verruimen zodat deze reserve tevens kan worden gebruikt wanneer zich bijzondere spanningen voordoen als gevolg van migratiestromen aan de externe grenzen van de Unie; de verlenging van de mogelijkheid om het ongebruikte deel van het bedrag van het flexibiliteitsinstrument over te dragen van n+2 tot n+3, evenals de schrapping van de bepalingen die de jaarlijks beschikbare bedragen in het kader van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beperken tot niet-bestede en geannuleerde bedragen van de voorgaande twee jaren en de verruiming van het toepassingsgebied ervan om de gevolgen van de globalisering voor boeren te helpen verlichten. Alle bedragen worden uitgedrukt in prijzen van 2011 om de samenhang ervan met de algemene presentatie van het financieel kader te waarborgen. De beschikbaarstellingsprocedures zijn vereenvoudigd ten opzichte van de huidige praktijk.

Er wordt voorgesteld een nieuwe reserve voor grote crises in de landbouwsector in te stellen. Nadere regels voor het in aanmerking komen voor bijstand uit deze reserve zullen in een specifieke rechtsgrondslag worden vastgelegd. Het IIA bepaalt het bedrag en de voorschriften voor de beschikbaarstelling ervan.

Voorgesteld wordt een nieuw instrument in te voeren dat niet onder het financieel kader valt, de 'marge voor onvoorziene uitgaven'. De bepaling ter zake stemt inhoudelijk overeen met de bepalingen die door de Raad zijn goedgekeurd in zijn standpunt van 18 januari 2011 betreffende de voorstellen van maart 2010. De opsplitsing van de bepalingen betreffende de marge voor onvoorziene uitgaven sluit echter aan bij de opzet van de voorstellen van maart 2010 – d.w.z. de handhaving van alle bepalingen met betrekking tot de speciale instrumenten die niet onder het financieel kader vallen in het IIA.

Deel II – Verbetering van de interinstitutionele samenwerking in het kader van de begrotingsprocedure

10.

A. De interinstitutionele samenwerkingsprocedure


De bepalingen betreffende de interinstitutionele samenwerking in het kader van de begrotingsprocedure zijn aanzienlijk gewijzigd ten opzichte van de huidige regels, opdat zij in overeenstemming zijn met de nieuwe begrotingsprocedure die door het Verdrag is ingevoerd. Alle bepalingen zijn opgenomen in de bijlage van het IIA overeenkomstig het voorstel van maart 2010.

De bepalingen in de bijlage stroken met het voorstel van maart 2010, doch omvatten tevens de wijzigingen die sindsdien in de verklaringen van de instellingen zijn overeengekomen.

11.

B. De opneming van financiële bepalingen in wetteksten


De bepalingen van het huidige IIA en derhalve ook van het voorstel van maart 2010 worden gehandhaafd. De mogelijkheid om af te wijken van de in de wetteksten vastgestelde bedragen wordt verhoogd van 5 tot 10% om de flexibiliteit binnen de uitgavenrubrieken te verbeteren. Deze bepaling is niet van toepassing op bedragen die vooraf aan de lidstaten zijn toegewezen voor de gehele duur van het financieel kader en evenmin op recentelijk uitgetrokken bedragen voor de grootschalige projecten als bedoeld in artikel 13 van de MFK-verordening.

12.

C. Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten


Voorgesteld wordt de bepalingen van het huidige IIA inzake uitgaven betreffende visserijovereenkomsten in overeenstemming te brengen met de nieuwe begrotingsregels. De voorgestelde wijziging in de tekst geeft de delen van de bestaande tekst weer die nog steeds relevant zijn en heeft louter betrekking op goede samenwerking en het informeren van de instellingen betreffende de ontwikkelingen. De bepalingen komen overeen met die van het voorstel van maart 2010, wijzigingen werden niet nodig geacht.

13.

D. Financiering van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid


De bepalingen komen overeen met die van het voorstel van maart 2010, wijzigingen werden niet nodig geacht.

14.

E. Betrokkenheid van de instellingen bij het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds


Om de parlementaire controle op het Europees Ontwikkelingsfonds (hierna 'EOF' genoemd) te verbeteren en nauwer te doen aansluiten bij de regels op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die uit de begroting van de Unie wordt gefinancierd, wordt voorgesteld een nieuwe bepaling in te voeren met betrekking tot de met het Europees Parlement te voeren dialoog over de programmadocumenten die door het EOF zullen worden gefinancierd.

15.

F. Samenwerking van de instellingen in het kader van de begrotingsprocedure met betrekking tot administratieve uitgaven


Er wordt een nieuwe bepaling ingevoerd die ervoor moet zorgen dat de instellingen elk jaar in een vroeg stadium van de begrotingsprocedure (tijdschema opgenomen in de bijlage) overeenstemming bereiken over de verdeling van de administratieve uitgaven; de jaarlijkse variatie van het niveau van administratieve uitgaven voor elke instelling dient ook de mogelijke budgettaire gevolgen van wijzigingen van het ambtenarenstatuut weer te geven, evenals de gevolgen van een geleidelijke inkrimping van het personeelsbestand met 5% tussen 2013 en 2018 in alle instellingen, organen en agentschappen.

Deel III – Goed financieel beheer van EU-middelen

Dit deel geeft de tekst weer van de voorstellen van maart 2010 inzake de financiële programmering (met enkele aanpassingen om de tekst beter te doen aansluiten bij de huidige praktijk), en inzake agentschappen en Europese scholen (met de toevoeging dat bij het wijzigen van de desbetreffende wettekst of van de taken van agentschappen dezelfde regels moeten worden gevolgd als bij de oprichting van nieuwe agentschappen).

Het hoofdstuk betreffende nieuwe of innoverende financieringsinstrumenten is niet langer noodzakelijk omdat in het Financieel Reglement een nieuwe titel zal worden opgenomen die volledig gewijd is aan financieringsinstrumenten en die uitvoerige voorschriften bevat betreffende de rapportage over deze instrumenten.