Toelichting bij COM(2011)484 - Wijziging van Verordening 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft het financiële beheer voor lidstaten met (dreigende) ernstige financiële moeilijkheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



De langdurige financiële en economische crisis vergroot de druk op de nationale financiële middelen naarmate de lidstaten meer en meer bezuinigen. In deze situatie is het van bijzonder belang voor de soepele tenuitvoerlegging van cohesieprogramma’s te zorgen als middel om de economie financieel te stimuleren.

Niettemin is de tenuitvoerlegging van de programma’s vaak moeilijk omdat de begrotingsproblemen leiden tot liquiditeitsproblemen. Dit is met name het geval voor die lidstaten die het meest door de crisis zijn getroffen en financiële bijstand hebben gekregen op grond van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), wat de eurolanden betreft, of van het betalingsbalansmechanisme, wat de niet-eurolanden betreft. Tot op heden hebben zes landen – waaronder Griekenland, dat vóór de oprichting van het EFSM reeds financiële bijstand heeft gekregen – in het kader van deze mechanismen om financiële bijstand verzocht en hebben zij met de Commissie een macro-economisch aanpassingsprogramma afgesproken. Deze landen zijn Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal, Griekenland en Ierland, hierna de “programmalanden” genoemd. Hierbij moet worden opgemerkt dat Hongarije weliswaar in 2008 tot het betalingsbalansmechanisme was toegetreden, maar het in 2010 alweer heeft verlaten.

Om ervoor te zorgen dat deze lidstaten verder gaan met de concrete uitvoering van de programma’s van het Europees Visserijfonds en middelen uitkeren ten behoeve van projecten, bevat het onderhavige voorstel bepalingen waarmee de Commissie de betalingen aan deze landen kan opvoeren voor de periode waarin zij onder de ondersteuningsmechanismen vallen. Daardoor krijgen de lidstaten extra financiële middelen en wordt de voortzetting van de concrete uitvoering van programma's vergemakkelijkt.

Algemene context



De financiële crisis, die zich in sommige lidstaten sterker doet voelen, heeft ongetwijfeld een grote invloed op de reële economie als gevolg van het schuldbedrag en de moeilijkheden die de regeringen hebben ondervonden om geld te lenen op de markt.

In 2008 heeft de Raad (op basis van een voorstel van de Commissie) een verordening vastgesteld in reactie op de crisis en de sociaaleconomische gevolgen daarvan. In het kader van dit pakket voorziet de verordening in een aantal wijzigingen van de regelgeving met het oog op de aanvullende voorfinanciering door de betaling van voorschotten voor EVF-programma’s. De aan de lidstaten uitgekeerde aanvullende voorschotten hebben gezorgd voor een onmiddellijke injectie van 293 miljoen euro in contanten binnen het voor elke lidstaat voor de periode 2007-2013 overeengekomen budget. Het totaal aan voorschotten bedraagt 586,4 miljoen euro.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Artikel 76 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 voorziet in twee mogelijkheden om de tussentijdse betalingen te berekenen. In lid 1 van dat artikel is bepaald dat tussentijdse betalingen worden berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritaire zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld. In lid 2 is bepaald dat, in antwoord op een specifiek en behoorlijk gemotiveerd verzoek van de lidstaat, een tussentijdse betaling het bedrag is van de voor het prioritair zwaartepunt of de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen EU-bijstand.

In artikel 77 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 is bepaald dat de saldobetaling beperkt blijft tot het laagste van beide volgende bedragen: a) het bedrag berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de definitieve uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het percentage van medefinanciering door de Unie toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld of b) het bedrag van de voor ieder prioritair zwaartepunt of iedere doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen EU-bijstand. Dat bedrag moet door de lidstaat worden aangegeven in de laatste uitgavenstaat die in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere doelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Het voorstel vertoont samenhang met andere voorstellen en initiatieven die door de Europese Commissie zijn vastgesteld in antwoord op de financiële crisis.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Externe belanghebbenden zijn niet geraadpleegd

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Op grond van de voorgestelde wijziging zou de Commissie de betalingen aan de betrokken landen kunnen opvoeren voor de periode waarin zij onder de ondersteuningsmechanismen vallen. De verhoging is een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop de medefinancieringspercentages voor het prioritaire zwaartepunt van de programma's en voor de nieuwe gecertificeerde uitgaven die in de betrokken periode zijn ingediend. Wanneer het extra percentage wordt toegepast, mag het medefinancieringspercentage van het programma niet meer dan 10 procentpunten hoger uitkomen dan de maxima van artikel 53, lid 3, van de EVF-verordening. De bijdrage van de EU aan de operationele programma’s en de betrokken prioritaire zwaartepunten mag in ieder geval niet meer bedragen dat het in het besluit van de Commissie genoemde bedrag.

Hiermee worden geen aanvullende financiële eisen gesteld aan de gehele begroting, aangezien de totale financiële toewijzing uit het EVF voor de betrokken periode voor de betrokken landen en programma’s niet zal veranderen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Voorgesteld wordt de artikelen 76 en 77 van de EVF-verordening te wijzigen zodat de Commissie de voor het eerst aangegeven uitgaven voor de betrokken periode en de betrokken landen kan vergoeden door middel van een verhoogd bedrag, berekend door een aanvulling van 10 procentpunten toe te passen op de toepasselijke medefinancieringspercentages voor de prioritaire zwaartepunten.

Wanneer het extra percentage wordt toegepast, mag het medefinancieringspercentage van het programma niet meer dan 10 procentpunten hoger uitkomen dan de maxima van artikel 53, lid 3, van de EVF-verordening. De bijdrage van het fonds aan de betrokken prioritaire zwaartepunten mag in ieder geval niet meer bedragen dat het in het besluit van de Commissie genoemde bedrag.

Na de goedkeuring van een besluit van de Raad waarbij steun wordt verleend aan een lidstaat in het kader van de ondersteuningsmechanismen, zal de Commissie de bovenstaande berekening toepassen op alle voor het eerst aangegeven uitgaven op grond van een operationeel programma voor de betrokken lidstaat.

Het betreft een tijdelijke maatregel die wordt beëindigd zodra de lidstaat het ondersteuningsmechanisme verlaat.

Rechtsgrondslag



Bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds is het kader vastgesteld voor de steun door de Unie voor de duurzame ontwikkeling van de visserijsector, de visserijgebieden en de binnenvisserij. Op grond van het beginsel van het gedeelde beheer tussen de Commissie en de lidstaten omvat deze verordening bepalingen voor het programmeringsproces, alsmede regelingen voor het programmabeheer, inclusief het financiële beheer, de monitoring, de financiële controle en de evaluatie van de projecten.

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, voor zover er met het voorstel naar wordt gestreefd via het Europees Visserijfonds extra steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden [of dreigen te ondervinden], en die met name problemen hebben met hun economische groei, hun financiële stabiliteit en met de verslechtering van de situatie ten aanzien van hun begrotingstekort en schuldpositie, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat. In dit verband moet op het niveau van de Europese Unie een tijdelijk mechanisme worden ingesteld waarmee de Europese Commissie de vergoeding voor de gecertificeerde uitgaven in het kader van het Europees Visserijfonds kan verhogen.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Het onderhavige voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het meer ondersteuning uit het Europees Visserijfonds verleent aan lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden als gevolg van buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaten niet kunnen beheersen en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme), of die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun betalingsbalans en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad, alsmede aan Griekenland, tot welk land Besluit 2010/320/EU van de Raad is gericht met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:

De Commissie heeft de manoeuvreerruimte onderzocht die het wettelijk kader biedt, en acht het in het licht van de tot op heden opgedane ervaring nodig om wijzigingen van de algemene verordening voor te stellen. Het doel van deze herziening is de medefinanciering van projecten te vergemakkelijken, zodat die sneller uitgevoerd kunnen worden en het effect van de investeringen op de reële economie ook sneller intreedt.

3.

Gevolgen voor de begroting



Er is geen effect op de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit het Europees Visserijfonds, als vastgesteld in de operationele programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013.

Het voorstel toont de bereidheid van de Commissie om steun te verlenen aan de inspanningen van de lidstaten om de financiële crisis te boven te komen. De wijziging voorziet de betrokken lidstaten van de middelen die nodig zijn om projecten en het herstel van de economie te ondersteunen.

Voor betalingskredieten in 2012 kan het voorstel tot gevolg hebben dat de betrokken lidstaten een hogere vergoeding krijgen. De aanvullende betalingskredieten voor dit voorstel houden in dat de betalingskredieten zullen toenemen (in 2012 met ongeveer 20 miljoen euro), en dat deze aan het einde van de programmeringsperiode zullen worden gecompenseerd. Het totaal van de betalingskredieten voor de hele programmeringsperiode blijft derhalve ongewijzigd.

De Commissie zal, op basis van het verzoek van de lidstaten om van de actie te mogen profiteren en rekening houdend met de ontwikkeling van de aanvragen voor tussentijdse betalingen, de behoefte aan aanvullende betalingskredieten in 2012 opnieuw onderzoeken en zal de begrotingsautoriteit eventueel voorstellen betreffende passende acties voorleggen.