Toelichting bij COM(2011)750 - Vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De beleidslijnen die betrekking hebben op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht hebben de afgelopen jaar gestaag aan belang gewonnen. Deze beleidslijnen vormen de kern van het Europese project om een ruimte zonder binnengrenzen tot stand te brengen, waar burgers van de Unie en onderdanen van derde landen het recht van binnenkomst, verkeer, wonen en werken hebben en zo nieuwe ideeën, kapitaal, kennis en innovatie kunnen aanbrengen of lacunes in de nationale arbeidsmarkt kunnen opvullen, in het vertrouwen dat hun rechten volledig worden geëerbiedigd en hun veiligheid is gewaarborgd. Het toenemende belang van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is bevestigd door het programma van Stockholm van 2009[1]. Het is ook één van de beleidsterreinen waar het Verdrag van Lissabon voor grote veranderingen heeft gezorgd.

Wat interne veiligheid betreft, zijn in belangrijke documenten, zoals de mededeling van de Commissie over de interneveiligheidsstrategie[2], duidelijke aanwijzingen gegeven voor de richting waarin de activiteiten de komende jaren zullen gaan. Ten aanzien van het grensbeheer en het visumbeleid is in de mededeling over migratie[3] nader aangegeven voor welke uitdagingen we staan wat de beveiliging van de grenzen en de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen betreft. In de mededeling over Schengengovernance[4] zijn voorstellen gepresenteerd om het Schengenacquis te versterken door middel van een governancesysteem waarmee doeltreffend, op tijd en op EU-niveau gecoördineerd kan worden opgetreden bij uitzonderlijke omstandigheden en problemen die een bedreiging vormen voor Schengen in het algemeen. In de mededeling Slimme grenzen – opties en te volgen weg[5] wordt geschetst hoe met nieuwe IT-systemen, zoals een inreis-/uitreissysteem en een programma voor geregistreerde reizigers, kan worden bijgedragen tot verbetering van de beheersing van de migratiestromen binnen de Unie.

Een belangrijk onderdeel van het gemeenschappelijke geïntegreerde grensbeheersysteem is de ontwikkeling van EU-solidariteitsmechanismen, waarmee een uniforme en kwalitatief hoogstaande toepassing van de EU-normen voor grensbeheer en het gemeenschappelijk visumbeleid wordt ondersteund. Betere coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van grenstoezicht via Frontex is een belangrijke stap in de richting van de totstandkoming van dat systeem. Bovendien vertaalt de Unie met het Buitengrenzenfonds solidariteit in financiële bijstand aan de lidstaten die aan de buitengrenzen de bepalingen inzake Schengen en visa toepassen.

In het programma van Stockholm wordt uitdrukkelijk opgeroepen tot de oprichting van een fonds om de tenuitvoerlegging van de interneveiligheidsstrategie te ondersteunen en tot een samenhangende en alomvattende aanpak van de samenwerking inzake rechtshandhaving, ook wat het beheer van de buitengrenzen van de Unie betreft.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in haar voorstel van 29 juni 2011 voor het volgend meerjarig financieel kader voor 2014–2020[6] opgeroepen tot de instelling van een fonds voor interne veiligheid, dat deel uitmaakt van een vereenvoudigde structuur met slechts twee fondsen voor de toekomstige uitgaven op het gebied van binnenlandse zaken, waartoe ook een fonds voor asiel en migratie behoort. Het Fonds voor interne veiligheid zal kunnen beschikken over een algemeen budget van 4,648 miljard euro (huidige prijzen) ter ondersteuning van de vijf strategische doelstellingen die in de interneveiligheidsstrategie zijn vastgelegd: ontwrichten van internationale criminele netwerken, voorkomen van terrorisme en aanpakken van radicalisering en werving, verbeteren van de internetveiligheid voor burgers en bedrijfsleven, verbeteren van de veiligheid door grensbeheer en vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen.

Door de verschillende rechtsgrondslagen die in het Verdrag zijn opgenomen voor deze sterk uiteenlopende strategische doelstellingen is het juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne veiligheid in één enkel financieel instrument onder te brengen. De Commissie stelt daarom voor het Fonds de vorm te geven van een breed financieringskader dat twee sectorspecifieke voorstellen omvat, waarvan dit er één is, aangevuld met een horizontaal instrument waarin gemeenschappelijke bepalingen zijn opgenomen.

De juridische structuur wordt nader besproken in hoofdstuk 3.

3.

2. RESULTATEN VAN OVERLEG MET DE BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING


In overeenstemming met de sterkere nadruk die wordt gelegd op evaluatie als middel om de beleidsvorming te sturen, is dit voorstel gebaseerd op de resultaten van evaluatie, overleg met de belanghebbenden en effectbeoordeling.

De ontwikkeling van de nieuwe financieringsinstrumenten voor binnenlandse zaken is begonnen in 2010 en voortgezet in 2011. In het kader van deze voorbereidende werkzaamheden is in december 2010 een evaluatie/effectbeoordeling gestart, waarvoor een beroep is gedaan op een externe contractant. De studie is afgerond in juli 2011 en omvatte alle beschikbare evaluatieresultaten van de bestaande financieringsinstrumenten. Op basis hiervan zijn de problemen, doelstellingen en beleidsopties (en de waarschijnlijke gevolgen) geformuleerd die in de effectbeoordeling zijn onderzocht. Voortbouwend op deze studie heeft de Commissie een effectbeoordelingsverslag opgesteld, waarover de dienst effectbeoordelingen op 9 september 2011 advies heeft uitgebracht.

In overeenstemming met de sterkere nadruk die wordt gelegd op evaluatie als middel om de beleidsvorming te sturen, is in dit wetgevingsvoorstel ook volledig rekening gehouden met de tussentijdse evaluatie van het Buitengrenzenfonds. De Commissie heeft in haar verslag van [… november 2011] de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de tenuitvoerlegging van dit Fonds voor de periode 2007-2009 beoordeeld. Het verslag geeft een overzicht van de concrete activiteiten die in de lidstaten in het kader van het Fonds zijn ondernemen om het beheer van de buitengrenzen van de Unie en de afhandeling van visa op nationaal niveau te verbeteren. Bijzondere aandacht is geschonken aan maatregelen van de lidstaten op het gebied van de beveiliging van documenten, de aanzienlijke investeringen ter versterking van de grensbewakingscapaciteit voor het Middellandse Zeegebied en het Atlantische gebied, alsmede de proefprojecten inzake automatische grenscontroles en programma’s voor geregistreerde reizigers. Bij de voorbereiding van dit voorstel is rekening gehouden met de resultaten van een specifieke online openbare raadpleging over de toekomstige financiering van de sector binnenlandse zaken[7], waaraan van 5 januari tot en met 20 maart 2011 kon worden deelgenomen door belanghebbenden uit de Unie en derde landen. In totaal werden 115 reacties ontvangen van personen en organisaties, waaronder acht standpuntnota’s. Bijdragen werden ontvangen van respondenten uit alle lidstaten en enkele derde landen.

In april 2011 werd de conferentie “The future of EU funding for Home Affairs: A fresh look” gehouden, waar de voornaamste belanghebbenden (lidstaten, internationale organisaties, maatschappelijke organisaties, enz.) in de gelegenheid waren hun mening te geven over de toekomst van de EU-financiering voor binnenlandse zaken. Deze conferentie diende ook om de resultaten van de inventarisatie en de openbare raadpleging te toetsen.

De toekomst van de EU-financiering voor binnenlandse zaken is ook meermaals met institutionele betrokkenen besproken, onder meer tijdens een informeel lunchoverleg tijdens de JBZ-Raad van 21 januari 2011, een informeel ontbijt met de fractiecoördinatoren van het Europees Parlement op 26 januari 2011, de hoorzitting met commissaris Malmström voor de EP-commissie SURE van 10 maart 2011 en de gedachtewisseling tussen de directeur-generaal van DG Binnenlandse zaken en de EP-commissie LIBE op 17 maart 2011.

Specifiek deskundig advies over de toekomstige financieringsinstrumenten voor interne veiligheid werd ingewonnen via discussies tijdens de EOS-conferentie over industrie en veiligheid op 9 februari 2011 en de vergadering van het Comité voor immigratie en asiel van 22 februari 2011. Bovendien is in april 2011 binnen het gemeenschappelijk comité voor het algemene programma “Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (Solid-comité) op basis van een schriftelijke raadpleging met deskundigen van de lidstaten gesproken over technische aspecten van de tenuitvoerlegging van het toekomstige financieringsinstrument voor interne veiligheid.

Bovenstaande raadplegingen, conferenties en discussies met deskundigen wezen uit dat er bij de voornaamste belanghebbende partijen een algemene consensus bestaat dat de reikwijdte van de EU-financiering op het gebied van interne veiligheid moet worden vergroot, ook wat betreft de externe dimensie, en dat er moet worden gestreefd naar verdere vereenvoudiging van de uitvoeringsmechanismen en meer flexibiliteit (met name met het oog op spoedeisende situaties). Willen de uitgaven van de Unie een meerwaarde hebben, dan moeten deze in sterkere mate de prioriteiten en strategische verbintenissen op EU-niveau weerspiegelen en de uitvoering van het acquis van de Unie op het gebied van binnenlandse zaken ondersteunen. De belanghebbende partijen waren van mening dat de brede thematische prioriteiten op het gebied van interne veiligheid al zijn vastgesteld in het programma van Stockholm van 2009 en de interneveiligheidsstrategie van 2010. Een toekomstig financieringsmechanisme moet daarom zo breed mogelijk worden gedefinieerd, en zowel rechtshandhaving als grensbewaking en douane omvatten. Ook werd gewezen op de noodzaak om de bevoegde agentschappen van de EU, zoals Europol en Frontex, meer in te zetten. Er was brede steun voor het plan om de diverse financieringsinstrumenten terug te brengen tot een structuur van twee fondsen, mits dit tot vereenvoudiging leidt. Ook waren de belanghebbende partijen het eens over de noodzaak van een flexibel noodresponsmechanisme. Over het algemeen werd gedeeld beheer, gecombineerd met meerjarige programmering, beschouwd als de juiste beheersmethode voor de uitgaven op het gebied van binnenlandse zaken. Niet-gouvernementele organisaties waren echter van mening dat ook direct beheer moest worden gehandhaafd.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Het recht van de Unie om op te treden, is ontleend aan artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat luidt: “De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit.”

Het optreden van de Unie is gerechtvaardigd op grond van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hierna “het Verdrag” genoemd, waarin wordt bepaald op welke wijze de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand komt. In artikel 80 van het Verdrag wordt bovendien benadrukt dat aan dit beleid van de Unie en de uitvoering daarvan de beginselen ten grondslag liggen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak.

Voor de instelling van het Fonds voor interne veiligheid moeten twee wetgevingsinstrumenten worden vastgesteld, die gezamenlijk het Fonds vormen. Voor deze overkoepelende structuur is gekozen in het licht van de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. In verband met de verschillende regels voor de stemming binnen de Raad op grond van Protocol nr. 19 (betreffende het Schengenacquis), Protocol nr. 21 (betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht) en Protocol nr. 22 (betreffende de positie van Denemarken, onder meer met betrekking tot deel III, titel V, van het Verdrag) is het juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne veiligheid in te stellen met één enkel alomvattend wetgevingsvoorstel, ondanks de eenheid van de te verwezenlijken beleidsdoelstellingen.

Het Fonds voor interne veiligheid wordt daarom ingesteld als een alomvattend financieel kader dat bestaat uit twee afzonderlijke rechtshandelingen waarbij de verschillende onderdelen van het Fonds worden opgezet en de doelstellingen, de subsidiabele acties en de budgetten van elk onderdeel worden vastgesteld:

– een verordening tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds, van de component financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer;

– een verordening tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds, van de component grensbeheer en gemeenschappelijk visumbeleid;

Binnen het alomvattende financiële kader van het Fonds voor interne veiligheid worden derhalve bij de onderhavige verordening de bepalingen betreffende financiële steun voor het grensbeheer en het gemeenschappelijk visumbeleid vastgesteld.

De rechtsgrondslag voor deze verordening is artikel 77 van het Verdrag.

Over het geheel genomen heeft optreden van de Unie op dit gebied een duidelijke meerwaarde ten opzichte van dat van de afzonderlijke lidstaten. De Europese Unie is beter in staat dan de lidstaten om een kader te bieden voor het betonen van solidariteit binnen de Unie met betrekking tot het grenstoezicht, het visumbeleid en de beheersing van migratiestromen, en om een platform te bieden voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van die beleidsterreinen. De uit hoofde van deze verordening verleende financiële steun strekt dan ook met name tot het versterken van het nationale en Europese potentieel op die gebieden. Deze verordening is dan ook onder meer bedoeld voor systematischer ondersteuning van de diensten die afzonderlijke lidstaten verstrekken ter beveiliging van het gebied zonder binnengrenzen (mechanisme voor operationele ondersteuning), voor verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten voor grenstoezicht en andere rechtshandhavingsautoriteiten, en voor de uitbreiding van de in de lidstaten beschikbare gespecialiseerde uitrusting die aan het agentschap Frontex ter beschikking moet worden gesteld ten behoeve van gezamenlijke operaties ter bescherming van het gebied zonder binnengrenzen. Het is echter duidelijk dat maatregelen op het toepasselijke niveau dienen te worden genomen en dat het optreden van Unie niet verder mag gaan dan nodig is. Zoals in de evaluatie van de begroting wordt onderstreept, moet “de EU-begroting […] worden aangesproken om collectieve voorzieningen en maatregelen te financieren waar de lidstaten en de regio’s dat zelf niet of niet met beter resultaat kunnen”[8].

2.

Gevolgen voor de begroting



Voor het Fonds voor interne veiligheid wordt in het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 een bedrag uitgetrokken van 4,648 miljard euro (in huidige prijzen). Binnen dit totaalbedrag is voor de tenuitvoerlegging van deze verordening in totaal 3,52 miljard euro beschikbaar. Ter indicatie: ongeveer 61% van dit bedrag (2,15 miljard euro) dient te worden gebruikt voor nationale programma’s van lidstaten en ondersteuning van de bijzondere doorreisregeling die door Litouwen wordt uitgevoerd, 31% (1,1 miljard euro) dient te worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van het slimmegrenzenpakket, terwijl de rest beschikbaar dient te zijn voor de financiering van EU-acties, noodmaatregelen en technische bijstand, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de bijdragen die van de met Schengen geassocieerde landen worden verwacht en die aan het totaalbedrag worden toegevoegd.

4.

miljard euro


Fonds voor interne veiligheid inclusief nieuwe IT-systemen| 4,648

– Instrument voor politiële samenwerking| 1,128

– Instrument voor de buitengrenzen| 3,520

Overeenkomstig de mededeling van juni 2011 wordt bovendien buiten het Fonds voor interne veiligheid een afzonderlijk bedrag van 822 miljoen euro (huidige prijzen) uitgetrokken voor het beheer van bestaande grootschalige IT-systemen (Schengeninformatiesysteem II, Visuminformatiesysteem en Eurodac). Het beheer van die systemen zal geleidelijk worden overdragen van de Commissie aan het toekomstige Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (het IT-agentschap), vanaf het moment dat dit agentschap eind 2012 met zijn werkzaamheden begint.

5.

5. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL


6.

5.1. Accent op de strategische prioriteiten


Door de instelling van een instrument voor financiële ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen en het gemeenschappelijk visumbeleid in de periode 2014-2020 kan de Unie de volgende taken uitvoeren:

· ondersteuning en versterking van de nationale capaciteiten op het gebied van het grenstoezicht en het visumbeleid, en daarmee uiting van financiële solidariteit met de taken waarmee de afzonderlijke lidstaten aan de buitengrenzen en op de consulaire posten zijn belast in het belang van de ruimte zonder binnengrenzen, als openbare dienstverlening aan de Unie (nationale programma’s, inclusief “operationele ondersteuning”);

· financiering van de ontwikkeling van het slimmegrenzenpakket, d.w.z. het opzetten van een EU-inreis-/uitreissysteem (EES) en een EU-programma voor geregistreerde reizigers (RTP);

· financiering van de invoering en de werking van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), in het bijzonder door de aanschaf van uitrusting, infrastructuur en systemen in de lidstaten;

· versterking van de Schengengovernance en het evaluatie- en monitoringmechanisme om toe te zien op de toepassing van het Schengenacquis, door a) financiering van de werking van dit mechanisme onder direct beheer, b) invoering van de voorwaarde dat het Schengenacquis moet worden nageleefd voor de uitbetaling van operationele steun aan de lidstaten, en c) invoering van de verplichting dat de lidstaten de middelen die zij in het kader van dit instrument hebben ontvangen, met voorrang (her)toewijzen om zwakke punten aan te pakken die via het mechanisme zijn geïdentificeerd;

· versterking van het operationele potentieel van Frontex, door de lidstaten te verzoeken om binnen hun programma’s aanvullende middelen aan te wijzen voor gespecialiseerde uitrusting die ter beschikking van Frontex kan worden gesteld voor de uitvoering van gezamenlijke operaties;

· ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de relevante EU-beleidslijnen binnen de EU, in derde landen en samen met derde landen met het oog op de totstandkoming van “EU-acties”, waarmee het algemene beheer van de migratiestromen naar de Unie kan worden verbeterd (projecten die hetzij direct worden beheerd, zoals studies en proefprojecten ter versterking van de samenwerking met derde landen, hetzij indirect, zulks overeenkomstig het Financieel Reglement[9]);

· beschikbaarstelling van passende middelen om noodhulp te kunnen verlenen bij urgente of uitzonderlijke migratiedruk;

· verdere ondersteuning van de werking van de bijzondere doorreisregeling voor Litouwen, overeenkomstig de verplichtingen van de EU[10], door steun te verlenen aan Litouwen ter compensatie van de gederfde leges uit transitvisa en bijkomende kosten die voor Litouwen voortvloeien uit de toepassing van de regeling betreffende het doorreis­faciliteringsdocument (FTD) en het doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD), in de vorm van onder andere vervanging en modernisering van uitrusting, IT-systemen, opleiding en operationele kosten.

Het instrument voorziet in brede ondersteuning van het vierledige toegangscontrolemodel volgens het concept geïntegreerd grensbeheer (maatregelen in derde landen, samenwerking met buurlanden, grenstoezicht en maatregelen binnen de ruimte van vrij verkeer).

7.

5.2. Middelen voor IT-systemen en het slimmegrenzenpakket


In het kader van de nationale programma’s kunnen de lidstaten met hun toewijzingen steun bieden voor het beheer en, waar van toepassing, de modernisering van de nationale componenten van de bestaande grootschalige IT-systemen.

Daarnaast valt de ontwikkeling en het onderhoud van toekomstige IT-systemen (het “slimmegrenzenpakket”) op dit gebied ook onder dit instrument. Zoals vermeld in de mededeling betreffende slimme grenzen, is de Commissie voornemens in de eerste helft van 2012 voorstellen in te dienen voor een EU-inreis-/uitreissysteem (EES) en een EU-programma voor geregistreerde reizigers (RTP). Daarom voorziet onderhavig instrument in de instelling van een specifiek uitgavenprogramma dat slechts voor de ontwikkeling van een EES en een RTP is bestemd.

De kosten omvatten niet alleen de componenten op centraal (EU-) niveau van deze IT-systemen, maar ook de nationale componenten in de lidstaten, dit alles binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

De kosten van de ontwikkeling van centrale en nationale systemen voor een EES en een RTP zijn geraamd op 1 tot 1,3 miljard euro, afhankelijk van de gekozen opties. Er kunnen aanzienlijke kosten worden bespaard als de voorkeursoptie voor het EES samen met de voorkeursoptie voor het RTP wordt opgezet (d.w.z. op hetzelfde technische platform)[11]. Op basis van deze veronderstelling en aangezien de ontwikkeling pas in 2015 van start zal gaan, wordt voorgesteld voor deze twee systemen binnen dit voorstel 1,1 miljard euro te reserveren, zonder vooruit te lopen op de voorstellen die de Commissie nog zal doen betreffende het slimmegrenzenpakket en het daaropvolgende besluit van het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie is voornemens de uitvoeringstaken voor dit programma toe te vertrouwen aan het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad[12]. Die verordening zal in dat geval te zijner tijd worden gewijzigd om de betreffende taken toe te voegen aan de taken van het Agentschap. De daarvoor bestemde bedragen van het budget van het Agentschap zouden dan worden bekostigd uit de beleidskredieten voor het programma.

5.3. Middelen voor de nationale programma’s

Bij de fondsen van het algemene programma “Solidariteit en beheer van migratiestromen” is de huidige praktijk om aan het begin van de periode de criteria vast te stellen voor de toewijzingen die de lidstaten gedurende de hele periode van zeven jaar zullen ontvangen. Dit systeem waarborgt de continuïteit en een zekere mate van voorspelbaarheid. Dit is in wezen echter een statische aanpak, waarmee de lidstaten niet gestimuleerd worden om acties uit te voeren die een antwoord geven op de prioriteiten van de Unie en de EU niet kan reageren op gewijzigde situaties en prioriteiten door significante en geconcentreerde hertoewijzing van middelen. Het mechanisme dat wordt gekozen voor de verdeling en uitvoering van de middelen in het kader van de toekomstige fondsen moet daarom de noodzaak van continuïteit en stabiliteit, wat een voorwaarde is voor een solide meerjarenprogrammering, verenigen met de noodzaak van grotere flexibiliteit en aanpassing aan veranderingen.

Gezien het bovenstaande is de toewijzing van middelen onder gedeeld beheer gebaseerd op een combinatie van:

– een basisbedrag dat aan de lidstaten wordt toegewezen aan het begin van het volgende meerjarig financieel kader;

– een flexibel bedrag dat naast het basisbedrag wordt toegewezen in twee fasen.

Het basisbedrag wordt berekend aan de hand van objectieve criteria en behoeften en aan de lidstaten toegewezen aan het begin van het volgende meerjarig financieel kader. Het gaat uit van 60% van het totaalbedrag voor nationale programma’s; de toewijzingen worden per lidstaat vermeld in bijlage I bij deze verordening. De toewijzingen zijn gebaseerd op de berekeningen voor 2010-2012 in het kader van het Buitengrenzenfonds, terwijl voor iedere lidstaat een minimumbedrag wordt toegekend. Dit waarborgt een zekere mate van continuïteit met het huidige meerjarig financieel kader en geeft de lidstaten de nodige financiële stabiliteit voor de planning van hun nationale meerjarenprogramma’s.

· Het flexibele bedrag wordt bij het basisbedrag opgeteld, afhankelijk van de bereidheid van elke lidstaat om in het kader van zijn nationale programma acties te financieren die antwoord geven op specifieke prioriteiten van de Unie. Deze specifieke acties worden vermeld in bijlage II en kunnen worden gewijzigd. In principe wordt het flexibele bedrag in twee fasen toegewezen: aan het begin van het meerjarig financieel kader, in het kader van de beleidsdialoog en de onderhandelingen over het nationale programma van de betrokken lidstaat, en bij de tussentijdse herziening in 2017.

Deze tussentijdse herziening biedt de gelegenheid om de situatie in de lidstaten opnieuw te bekijken en nieuwe middelen toe te wijzen voor de resterende jaren van het MFF (2018-2020). Wat deze verordening betreft, wordt de tussentijdse herziening gebaseerd op een combinatie van een toekomstgerichte risicobeoordeling en de prioriteiten van de Unie, zoals door de Unie herbepaald. Omdat voor de basisbedragen voor de lidstaten is uitgegaan van historische gegevens aan het begin van de programmeringsperiode, is bijwerking ervan geboden. De risico- en behoeftebeoordelingen kunnen worden uitgevoerd met de hulp van Frontex. Als uit deze beoordelingen blijkt dat een lidstaat grotere behoeften heeft of met hogere risico’s te kampen heeft, kan een aanvullend bedrag worden toegewezen, waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de beginselen van solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid.

8.

5.4. Acties in of met betrekking tot derde landen


Met betrekking tot de externe dimensie op dit terrein kan, op gebieden die van belang zijn voor het EU-migratiebeleid en de EU-doelstellingen voor interne veiligheid, gerichte steun worden verleend ter versterking van de samenwerking met derde landen en van bepaalde belangrijke aspecten van hun grenstoezicht en grensbeheer. In het kader van Eurosur zou bijvoorbeeld financiering beschikbaar kunnen worden gesteld om de systemen en infrastructuren van derde landen te koppelen aan die van de Unie, teneinde regelmatige informatie-uitwisseling mogelijk te maken. Dergelijke acties mogen niet rechtstreeks op ontwikkeling gericht zijn en dienen, waar relevant, een aanvulling te vormen op de financiële steun die via de EU-instrumenten voor externe steun wordt verleend; deze laatste blijven de belangrijkste financieringsbron om derde landen te helpen hun capaciteiten op te bouwen. Bij de uitvoering van de steun wordt gestreefd naar volledige coherentie met de beginselen en de algemene doelstellingen betreffende het externe optreden en het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. De complementariteit wordt verzekerd door intensieve coördinatie met de EDEO en de betrokken diensten van de Commissie.

De acties worden rechtstreeks beheerd door de Commissie of indirect door entiteiten of personen die geen lidstaten zijn, zulks overeenkomstig het Financieel Reglement.

9.

5.5. Agentschappen van de Unie


Teneinde op het gebied van binnenlandse zaken doeltreffender gebruik te maken van de competentie en de deskundigheid van de betrokken EU-agentschappen is de Commissie ook van plan de door het Financieel Reglement geboden mogelijkheid te benutten om binnen de grenzen van de uit hoofde van deze verordening beschikbare middelen deze agentschappen te belasten met de uitvoering van specifieke taken, in het kader van hun opdracht en in aanvulling op hun werkprogramma’s. Wat betreft de taken die onder dit instrument vallen, gaat het hier met name om:

– het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), voor activiteiten binnen en buiten de Unie die operationele deskundigheid op het gebied van grenstoezicht vereisen;

– het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), voor activiteiten als opleiding inzake asiel, bestemd voor grenswachters;

– de Europese politiedienst (Europol) en de Europese Politieacademie (CEPOL) in het kader van de samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten en grensbewakingsautoriteiten;

– het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, wat betreft de ontwikkeling van IT-systemen.