Toelichting bij COM(2011)798 - Wijziging van Verordening 1185/2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inhoud van het voorstel

Bij Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen[1] is een algemeen verbod ingesteld op de praktijk van 'het vinnen' van haaien; dat is het afsnijden van haaienvinnen waarna de rest van de haai in zee wordt teruggegooid.

De lidstaten mogen op grond van Verordening (EG) nr. 1185/2003 een speciaal visdocument afgeven waarmee toestemming wordt gegeven de haaien aan boord te verwerken en de haaienvinnen van het karkas af te snijden. Om ervoor te zorgen dat het gewicht van de vinnen en dat van de karkassen met elkaar overeenkomt, is een vaste verhouding tussen het gewicht van de vinnen en dat van de karkassen vastgesteld. Aangezien de verwerking aan boord van schepen plaatsvindt, kunnen vinnen en karkassen echter in verschillende havens worden aangeland. Inspecteurs moeten op de logboekgegevens vertrouwen om vast te stellen of de verhouding vinnen/karkassen in acht is genomen. In dergelijke gevallen, en gezien de variërende mate van controle en toezicht op de naleving in de havens overal ter wereld waar dergelijke aanlandingen plaatsvinden, kan 'vinnen' plaatsvinden, en vindt het vaak ook plaats, al is die praktijk vaak moeilijk op te sporen, laat staan in een juridische procedure te bewijzen. Onder deze omstandigheden wordt de gegevensverzameling (bijvoorbeeld over de aangetroffen soorten en de populatiestructuur) ter onderbouwing van het wetenschappelijk advies voor de vaststelling van visserijbeheers- en instandhoudingsmaatregelen sterk bemoeilijkt.

De EU heeft verscheidene internationale toezeggingen gedaan om haaien te beschermen, in overeenstemming met de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde naties (FAO), en met name in het kader van het internationale actieplan voor haaien (IPOA-haaien) dat in 1999 door de FAO is vastgesteld. De IPOA van de FAO diende als basis voor de Mededeling van de Commissie van 2009 inzake een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand[2] waarbij de Unie zich ertoe heeft verbonden de nodige maatregelen goed te keuren voor de instandhouding van de haaienbestanden en het afval en de teruggooi in verband met de haaienvangst tot een minimum te beperken. De Raad heeft de in die mededeling uiteengezette algemene aanpak en specifieke doelstellingen voor de Unie goedgekeurd[3]. Het vinnen van haaien wordt ook aangepakt door enkele regionale organisaties voor visserijbeheer, zoals de Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT) en de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC); volgens deze organisaties is het gebruik van verhoudingen als instrument om te bewijzen dat vinnen niet plaatsvindt, problematisch in termen van controle en efficiëntie. Vele wetenschappers van deze organisaties zijn duidelijk voorstander van het aanlanden van haaien waarbij de vinnen nog op natuurlijke wijze aan het karkas vastzitten.

Het Wetenschappelijk Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), dat het probleem van het vinnen van haaien onderkent, adviseert dat alle elasmobranchii (haaien en roggen) moeten worden aangeland met de vinnen / vleugels eraan vast.

Om het juiste beheer en de instandhouding van de haaienbestanden te garanderen moet deze verordening worden gewijzigd.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De Europese Commissie heeft tussen 15.11.2010 en 21.2.2011 een openbare raadpleging van belanghebbenden en van het grote publiek gehouden om informatie te verzamelen over de beste manier om Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad te wijzigen. Uit het resultaat blijkt dat de 'vinnen-eraan'-aanpak de voorkeur krijgt. Er is een effectbeoordeling uitgevoerd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het voorstel betreft voornamelijk de wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad, waarbij artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsgrondslag dient.

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie, en het evenredigheidsbeginsel wordt nageleefd.

Het voorgestelde instrument is een verordening van het Europees Parlement en de Raad; andere middelen zouden niet adequaat zijn, omdat een verordening bij een verordening moet worden gewijzigd.

3.

Gevolgen voor de begroting



Aan de voorgestelde maatregel zijn geen extra uitgaven voor de Unie verbonden.