Toelichting bij COM(2012)70 - Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2012 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2012)70 - Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2012. |
---|---|
bron | COM(2012)70 |
datum | 21-02-2012 |
VERSLAG VAN DE COMMISSIE VERSLAG OVER HANDELS- EN INVESTERINGSBELEMMERINGEN 2012 /* COM/2012/070 final */
Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2012
Inhoudsopgave
- Inleiding
- VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD
- 2. BELEMMERINGEN 2011: WAT WERD BEREIKT?
- 2.1 Belemmeringen waarbij aanzienlijke vooruitgang werd geboekt
- 2.2 Belemmeringen waarbij enige vooruitgang werd geboekt
- 2.4 Belemmeringen waarbij in 2011 geen vooruitgang werd geboekt
- 3. NIEUWE BELANGRIJKE BELEMMERINGEN IN ONZE HANDELSBETREKKINGEN
- 4. EEN TENDENS TOT HANDELSBEPERKEND INDUSTRIEBELEID IN OPKOMENDE ECONOMIEËN
- 5. CONCLUSIE
In 2011 heeft de Commissie haar eerste verslag over handels- en investeringsbelemmeringen (VHIB) aan de Europese Raad voorgelegd. Dat verslag vloeide voort uit een verbintenis in het kader van de Europa 2020-strategie[1], die naderhand werd opgenomen in de mededeling van de Commissie 'Handel, groei en wereldvraagstukken'[2]. Met het verslag werd beoogd "de aandacht [van de politiek] te vestigen op de gemeenschappelijke inspanningen die nodig zijn voor een geselecteerde reeks markttoegangsbelemmeringen" die Europese ondernemingen hinderen bij hun uitvoer naar of investeringen in derde landen. Het verslag wilde erop wijzen hoe belangrijk het is om dergelijke belemmeringen doelgericht en gecoördineerd aan te pakken, zodat Europese ondernemingen profijt kunnen hebben van de wereldmarkt, in overeenstemming met de resultaten van de bi‑ of multilaterale onderhandelingen met de handelspartners van de EU.
Dit is het tweede verslag over handels- en investeringsbelemmeringen. Het geeft een overzicht van de vorderingen die zijn gemaakt bij de 21 in het eerste verslag genoemde belemmeringen, terwijl voorts wordt gewezen op een aantal nieuwe belemmeringen die het waard zijn om gecoördineerd te worden aangepakt en om door de Commissie en de lidstaten als politieke prioriteit te worden gezien. Evenals in het verslag van 2011 wordt ook nu de aandacht gevestigd op marktbelemmeringen bij enkele van de strategische partners van de EU, namelijk China, India, Japan, de Mercosur[3], Rusland en de VS[4].
Dat speciale aandacht aan de strategische partners van de EU wordt besteed, wil evenwel niet zeggen dat belemmeringen op andere markten niet aan de orde komen. Integendeel, de Commissie zet zich er actief voor in om de markttoegangsvoorwaarden ten opzichte van een grotere groep handelspartners te verbeteren; dit betreft onder meer landen als Vietnam, Indonesië, Oekraïne en Turkije, waar Europese ondernemingen met tal van belemmeringen te kampen hebben.
Het uit de weg ruimen van specifieke handelsbelemmeringen blijft een van de hoekstenen van de betrekkingen van de EU met derde landen en een belangrijk aspect van het EU-handelsbeleid. Het belang hiervan neemt nog toe omdat de aanhoudende economische crisis ernstige gevolgen heeft voor veel ondernemingen en burgers in de EU. In die context is handel een uiterst belangrijke aanjager van economische groei en nieuwe banen[5]. Terzelfder tijd vormen de groter wordende risico's van protectionisme[6] een bedreiging voor een open handelssysteem. Daarom is het zeker in het belang van de EU om op elk niveau, zowel multilateraal als bilateraal, open handel te bevorderen en na te streven.
Omdat een spoedige afronding van de ontwikkelingsagenda van Doha steeds onwaarschijnlijker wordt, heeft de EU haar handelsstrategie nu op bilaterale onderhandelingen gericht. Op 1 juli 2011 is een zeer uitgebreide en ambitieuze vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea voorlopig in werking getreden; deze zal de Europese ondernemingen en consumenten grote economische voordelen bieden. De bilaterale onderhandelingen met Midden-Amerika en Peru en Colombia werden afgesloten. Momenteel worden de onderhandelingen met Oekraïne beëindigd, zit er schot in de onderhandelingen met Canada, India en Singapore en lopen er voorts onderhandelingen met Maleisië en de Mercosur. Nieuwe onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst zijn geopend met Georgië en Moldavië, terwijl met Indonesië, Vietnam, Thailand, de Filipijnen en Japan gesprekken over mogelijke onderhandelingen gaande zijn. De toetreding van Rusland tot de WTO opent nieuwe perspectieven voor de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst. De EU voert op hoog niveau overleg met de VS en China, onder meer over belemmeringen voor de markttoegang. Ten aanzien van China kijkt de EU momenteel ook naar de wenselijkheid en haalbaarheid van een afzonderlijke investeringsovereenkomst.
Met een dermate uitgebreide onderhandelingsagenda is het van wezenlijk belang bestaande markttoegangsverbintenissen voor Europese ondernemingen in derde landen onherroepelijk te maken en elders markttoegang te creëren. Dit helpt ook om wereldwijd stabiele, voorspelbare kadervoorwaarden voor ondernemingsactiviteiten tot stand te brengen. De succesvolle afronding van onderhandelingen is evenwel slechts één zijde van de medaille. De andere, even belangrijke, zijde is ervoor te zorgen dat de door onderhandelingen gecreëerde kansen ook worden omgezet in reële handelsstromen. Al te vaak nog hebben Europese ondernemingen te kampen met aanzienlijke belemmeringen wanneer zij vaste voet proberen te krijgen op buitenlandse markten. Deze belemmeringen nemen vaak de vorm aan van niet-tarifaire belemmeringen, zoals technische voorschriften en normen, lastige douaneprocedures of een zwakke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Sinds het begin van de economische crisis in 2008 nemen de belemmeringen sterk toe in gebieden met een nog vrij zwakke discipline op het gebied van de internationale handel, zoals bij de overheidsopdrachten en de uitvoerbeperkingen.
Handelsbesprekingen en handhaving moeten hand in hand gaan. Versterking van de onderhandelingsagenda leidt onvermijdelijk tot meer aandacht voor de naleving. Dit wordt ook benadrukt in een recente resolutie van het Europees Parlement[7], die een belangrijke richtsnoer voor de werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten op het punt van handelsbelemmeringen bevat. Zij weerspiegelt het toenemende politieke bewustzijn dat de bestrijding van handelsbelemmeringen van cruciaal belang is voor de legitimiteit en de doeltreffendheid van het handelsbeleid. Daarom moet vooral in tijden van economische crisis naleving als een prioritair doel worden nagestreefd, ook op politiek vlak.
De centrale boodschap van dit verslag is in overeenstemming met de grondgedachte achter de markttoegangsstrategie: wanneer de Commissie en de lidstaten samen vastbesloten hun schouders zetten onder gerichte acties, kunnen belemmeringen in derde landen uit de weg worden geruimd en Europese ondernemingen beter toegang tot buitenlandse markten krijgen. Succes laat soms op zich wachten en is ook niet altijd zo omvangrijk als de marktdeelnemers eigenlijk zouden willen. Maar wanneer er een succes wordt geboekt, kan dit aanzienlijke economische voordelen voor de Europese ondernemingen en burgers hebben.
Deze tweede editie van het VHIB is als volgt opgebouwd: in punt 2 wordt uiteengezet welke vorderingen zijn gemaakt met betrekking tot de in het vorige verslag vermelde belemmeringen en welke opties er zijn voor nadere acties wanneer er onvoldoende vooruitgang werd geboekt. In punt 3 wordt een aantal nieuwe belemmeringen genoemd, waarvoor in de toekomst prioritaire acties nodig zijn. Punt 4 laat zien dat in bepaalde landen de neiging bestaat om een handelsbeperkende industriepolitiek in te voeren.
Het VHIB 2011 telde 21 belemmeringen bij zes handelspartners/-partnerregio's. Deze belemmeringen werden van groot belang voor het Europese bedrijfsleven geacht wegens de potentiële economische of systemische gevolgen en het strategische belang van de betrokken landen. Deze markttoegangsproblemen werden in de bilaterale handelsbetrekkingen van de EU met die landen tot topprioriteit verheven. De Commissie heeft getracht ze systematisch in alle bilaterale vergaderingen aan de orde te stellen, in voorkomend geval zelfs op het hoogste politieke niveau (bv. topconferenties).
In dit deel zal verslag worden gedaan van de belangrijkste acties die in verband met de belemmeringen werden ondernomen, en van de vorderingen die in de loop van 2011 werden gemaakt. Een werkdocument van de diensten van de Commissie met een uitgebreid overzicht van alle acties van de Commissie, ook op operationeel niveau, is aan dit verslag gehecht. In sommige gevallen kon de belemmering volledig uit de weg worden geruimd. In andere gevallen is wel enige vooruitgang geboekt, maar is de belemmering deels blijven bestaan. Bij een paar belemmeringen is de situatie ondanks talrijke acties verder verslechterd ten opzichte van het voorgaande jaar.
Deze drie categorieën worden in dit punt op basis van de geboekte vooruitgang geanalyseerd. Wat Rusland betreft, zou de binnenkort plaatsvindende toetreding tot de WTO kunnen leiden tot de oplossing van tal van langlopende problemen in verband met de toegang tot de markt; de stand van zaken ten aanzien van de belemmeringen in Rusland zal daarom afzonderlijk worden geanalyseerd.
Er werd flinke vooruitgang geboekt bij twee maatregelen met betrekking tot India. Ten eerste werd succes behaald bij de opheffing van de uitvoerbeperkingen voor katoen, namelijk voor garen van katoen en ruwe katoen, die in 2010 waren ingevoerd. In augustus 2011 hief de Indiase regering uiteindelijk de laatste kwantitatieve beperkingen voor ruwe katoen op. Momenteel zijn er geen beperkingen voor de uitvoer van katoen meer. De uitvoerbeperkingen voor katoen en producten daarvan waren zorgwekkend wegens de opwaartse druk op de wereldmarktprijzen en de aantasting van de voorzieningszekerheid als gevolg daarvan. Bovendien is India een van de belangrijkste leveranciers van katoenwaren in de EU gebleven: in 2009 kwam 23% van de invoer van de producten waarvoor de beperkingen golden, uit India. Daarom is de opheffing van deze belemmering van groot economisch belang voor EU-ondernemingen, met name die in de textielsector. In de loop van 2011 werd de bezorgdheid van de EU herhaaldelijk kenbaar gemaakt aan de Indiase autoriteiten, ook door de directeur-generaal van DG Handel.
De tweede Indiase maatregel waarbij aanzienlijke vooruitgang werd geboekt, betrof de in 2010 ingevoerde vergunningsvoorschriften voor telecommunicatieapparatuur; deze werden uiteindelijk zodanig gewijzigd dat de meeste lastige voorwaarden werden ingetrokken. Volgens de oorspronkelijke, in 2009 en 2010 uit veiligheidsoverwegingen ingevoerde eisen moesten buitenlandse aanbieders van telecomapparatuur hun technologie binnen de eerste drie jaar van het contract overdragen en moesten zij hun technici binnen twee jaar vervangen door Indiase technici. Bovendien moest bepaalde gevoelige informatie om veiligheidsredenen worden bekendgemaakt aan de Indiase autoriteiten. Die voorschriften weken echter sterk af van gangbare internationale praktijken. Nadat diverse marktdeelnemers en landen, en ook de EU, hun zorgen kenbaar hadden gemaakt, beëindigde India ten slotte de stringente veiligheidsvoorschriften, alsmede de eisen betreffende de verplichte technologieoverdracht.
De acties die de Commissie in 2011 heeft ondernomen, zijn zeer doeltreffend gebleken. De kwestie werd bij alle gelegenheden aangekaart, ook door voorzitter Barroso tijdens de EU/India-top in december 2010. De vorderingen die werden gemaakt, hebben ertoe bijgedragen dat de voor het EU-bedrijfsleven belangrijkste kwesties werden opgelost. De totale Indiase markt voor telecomapparatuur had in het boekjaar 2010-11 een waarde van ongeveer 16,7 miljard euro. De Commissie blijft in nauw contact met de betrokken bedrijfstak en zal passende maatregelen nemen ten aanzien van een aantal technische kwesties die nog niet zijn opgelost.
Ook ten aanzien van een aantal andere in het VHIB 2011 genoemde belemmeringen werd vooruitgang geboekt. Toch werden die kwesties niet volledig opgelost, zodat zij op de prioriteitenlijst voor 2012 blijven staan. In sommige gevallen zijn de belemmeringen van systemische aard en staan zij al lang op de agenda bij bilaterale handelsbetrekkingen. Daarom zijn de in 2011 bereikte verbeteringen veelbelovende signalen voor wat er dit jaar zou kunnen worden bereikt. De Commissie zal deze kwesties bij alle gelegenheden aan de orde blijven stellen, en daarbij voortbouwen op de in 2011 gemaakte vorderingen en streven naar een volledige verwijdering in 2012.
Wat China betreft, heeft de aanhoudende druk van de Commissie vruchten afgeworpen bij een van de meest systemische kwesties op de lijst van bilaterale handelsergernissen. Belangrijke vorderingen werden bereikt bij het zogenaamde 'binnenlandse innovatie'-beleid, dat gebaseerd is op het beginsel dat alleen innovatieve producten waarvan de intellectuele eigendom van Chinese origine is, voor overheidsopdrachten in aanmerking komen. Nadat tijdens de economische en handelsdialoog op hoog niveau in december 2010 al eerste positieve aanwijzingen waren gegeven, zette China in 2011 concrete stappen om overheidsopdrachten en de eisen inzake de oorsprong van intellectuele eigendom te ontkoppelen, bijvoorbeeld door verwijzingen naar binnenlandse innovatie te verwijderen uit het ontwerp van een uitvoeringsbesluit van de wet inzake overheidsopdrachten en door zich ertoe te verbinden eisencatalogussen (ook op provinciaal niveau) af te schaffen. Bovendien keurde het Ministerie van Financiën een bericht over de afschaffing van drie vormen van nationaal beleid inzake binnenlandse innovatie goed. Ten slotte deed China tijdens de vergadering van de Gezamenlijke Handelscommissie VS-China ook concrete stappen inzake de uitvoering van verbintenissen op provinciaal niveau.
De Commissie verwelkomt de belangrijke in 2011 geboekte vooruitgang daar dit een grote stap is op weg naar afschaffing van discriminerende bepalingen op het belangrijke gebied van de overheidsopdrachten. De Commissie zal de aansluitende verbintenissen van China blijven volgen teneinde ervoor te zorgen dat deze uitmonden in een werkelijke toegang tot de Chinese markt voor Europese ondernemingen.
Ondertussen kunnen positieve ontwikkelingen worden gemeld over de actie die de EU in verband met Chinese uitvoerbeperkingen voor grondstoffen heeft ondernomen in het kader van het in 2009 bij de WTO aangespannen geschil betreffende negen producten[8]. In juli 2011 verscheen het verslag van het WTO-panel, waarin werd verduidelijkt dat uitvoerbeperkingen, zoals China die voor een aantal grondstoffen toepast, onverenigbaar zijn met China's verplichtingen uit hoofde van het WTO-recht. Het panel stelde in het bijzonder vast dat de Chinese uitvoerrechten voor de betrokken grondstoffen onverenigbaar zijn met de verplichtingen van China uit hoofde van het protocol inzake de toetreding van China tot de WTO. De door China voor de genoemde grondstoffen ingestelde uitvoercontingenten bleken in strijd te zijn met het algemene verbod op invoering van kwantitatieve uitvoerbeperkingen. Bovendien stelde het panel vast dat de maatregelen in kwestie niet gerechtvaardigd waren op grond van zorgen over de bescherming van het milieu of een tekort aan een essentieel product. China ging tegen het verslag van het panel in beroep en op 30 januari 2012 bevestigde de WTO-Beroepsinstantie de onwettigheid van de Chinese contingenten en uitvoerrechten. In de loop van 2011 bleef de Commissie ook de meer algemene kwestie van uitvoerbeperkingen voor grondstoffen buiten de specifieke WTO-zaak aan de orde stellen aangezien dit Chinese beleid nog steeds een uitgebreide reeks zeer belangrijke grondstoffen bestrijkt, waaronder zeldzame aarden. Na de publicatie van het verslag van de Beroepsinstantie zal de Commissie besluiten hoe zij deze aangelegenheid verder zal aanpakken.
Terwijl er onderhandelingen met India over een vrijhandelsovereenkomst lopen, werd enige vooruitgang geboekt op het gebied van sanitaire en fytosanitaire kwesties, meer in het bijzonder met betrekking tot een mogelijke aanpassing aan internationale normen wat genetisch materiaal van runderen betreft. Om de uitvoer uit de EU volledig te deblokkeren, moeten er evenwel nog meer vorderingen worden gemaakt. Verder legde India in oktober 2011 ad-hocrichtsnoeren op het gebied van de voedselveiligheid vast, waardoor de handel in diverse naar India uitgevoerde levensmiddelen wordt vergemakkelijkt. Over het geheel genomen moet India zich evenwel nog meer aan de internationale normen aanpassen om zijn markt volledig voor EU-producten open te stellen. Daarom zal de Commissie deze kwesties aan de orde blijven stellen in alle multilaterale en bilaterale vergaderingen met de Indiase autoriteiten en daarbij voortbouwen op de positieve resultaten uit 2011.
Terwijl de voorbereidende besprekingen om mogelijk in 2012 te beginnen met onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Japan vorderden, werd enige vooruitgang geboekt ten aanzien van medische hulpmiddelen; dit geschiedde in aansluiting op verbintenissen die Japan tijdens de EU-Japantop in 2009 had gedaan. Na regelmatige contacten met het Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn werden de goedkeuringsprocedures verduidelijkt die in Japan worden toegepast voordat medische hulpmiddelen op de markt mogen worden gebracht, en werd voor bepaalde categorieën medische hulpmiddelen een kleine verbetering van de conformiteitsbeoordelingsprocedure bereikt (bv. beperking van audits ter plaatse tot hulpmiddelen van klasse IV). De Commissie zal de tenuitvoerlegging van deze verbintenis volgen en verdere verbeteringen en vereenvoudigingen van de Japanse conformiteitsbeoordelingsprocedures nastreven, teneinde te waarborgen dat deze geen ongerechtvaardigde belemmering voor de markttoegang voor medische hulpmiddelen of voor andere producten vormen.
Er werden met Japan ook vorderingen gemaakt op het gebied van overheidsopdrachten; dit geschiedde in het kader van de onderhandelingen over een overeenkomst inzake overheidsopdrachten, die in december 2011 tot een goed einde werden gebracht. Japan verbond er zich jegens de EU toe de clausule inzake operationele veiligheid in spoorwegaanbestedingen op transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen. Deze verbintenis moet uitmonden in een niet-discriminerend gebruik van de clausule, waardoor aanbestedingen in de spoorwegsector blijft openstaan voor buitenlandse ondernemingen.
Vooruitgang werd ook geboekt ten aanzien van de '100% scanning'-wetgeving. van de VS. Als resultaat van een aantal acties, onder meer van de Europese Commissie, heeft de minister van Binnenlandse Veiligheid aangekondigd dat zij zal kijken of de inwerkingtreding van de maatregel, aanvankelijk voorzien voor 1 juli 2012, kan worden uitgesteld. Hopelijk leidt deze eerste stap tot intrekking van deze wetgeving door het Congres. Hieraan vooraf gingen acties in het kader van de Trans-Atlantische Economische Raad, vooral in 2010 en 2011, waar de kwestie van veilige handel aan de orde kwam. De samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van de beveiliging van de bevoorradingsketen kreeg vaart door een gezamenlijke verklaring van de VS-minister van Binnenlandse Veiligheid Napolitano en de commissarissen Šemeta, Kallas en Malmström op 23 juni 2011. Deze verklaring biedt een politiek kader voor de samenwerking tussen de EU en de VS, zowel bilateraal als bij multilaterale organisaties zoals de WCO, de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Wereldpostunie (UPU). Tijdens de vergadering van de Trans-Atlantische Economische Raad in november 2011 voltooiden de EU en de VS naar aanleiding van de verklaring hun voorbereidende werkzaamheden over de wederzijdse erkenning van handelspartnerschapsprogramma's, die, wanneer ze in 2012 ondertekend en ten uitvoer gelegd worden, deel zullen uitmaken van een alternatief voor de 100%-scanningprocedure.
Er was ook – weliswaar beperkt – succes ten aanzien van de 'Buy American'-wetgeving. Dit wetgevingspakket met verreikende bepalingen ter stimulering van de aankoop van Amerikaanse waar, dat gedurende de financiële crisis in 2009 werd ingevoerd[9], liep in september 2011 af en werd niet verlengd. In de huidige kritische economische toestand is er in het Congres en bij de regering echter nog steeds een tendens om wetgevingsvoorstellen met soortgelijke 'Buy American'-bepalingen in te dienen. Het meest recente voorbeeld betreft de aankondiging door president Obama in september 2011 van het voorstel voor een 'American Jobs Act', in het kader waarvan een programma voor overheidsuitgaven voor infrastructuur wordt geïntroduceerd waarbij moet worden voldaan aan 'Buy American'-eisen. Gezien de huidige politieke situatie in het Congres is het vooralsnog vrij onzeker of goedkeuring aan deze initiatieven zal worden gegeven. De Commissie zal evenwel waakzaam blijven met betrekking tot alle ontwikkelingen die kunnen leiden tot de goedkeuring van 'Buy American'-bepalingen in nieuwe wetgeving.
2.3 Rusland – gevolgen van de toetreding tot de WTO voor slepende markttoegangsproblemen
Na een 18 jaar durend proces zal Rusland in de loop van 2012 officieel toetreden tot de WTO. Rusland zal daarom multilaterale voorschriften ten uitvoer moeten leggen die kunnen bijdragen tot een oplossing voor diverse slepende kwesties met betrekking tot de markttoegang, terwijl zij ook helpen voorkomen dat vóór de officiële toetreding nog nieuwe maatregelen worden ingevoerd die in strijd zijn met Ruslands WTO-verplichtingen.
In de eerste plaats zal toetreding tot de WTO ook leiden tot een regeling voor de Russische handelsgerelateerde investeringsmaatregelen in de sector motorvoertuigen en onderdelen daarvan. Volgens de overeengekomen toetredingsvoorwaarden krijgt Rusland voor zijn investeringsprogramma vrijstelling van de WTO-regels tot 1 juli 2018, wanneer deze maatregelen geleidelijk zullen zijn stopgezet. Tegelijk is evenwel in een bilaterale overeenkomst tussen de EU en Rusland een compensatiemechanisme ingesteld, dat in werking treedt als de uitvoer van delen en onderdelen van motorvoertuigen als gevolg van de toepassing van de Russische maatregelen daalt.
Verder wordt vooruitgang verwacht op het gebied van de douanepraktijken. De bezorgdheid in verband met de totstandkoming van de douane-unie is gedeeltelijk weggenomen dankzij nauwe contacten tussen de Commissie en de Russische autoriteiten, enerzijds, en een overgangsperiode bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe douanewetgeving, anderzijds. De nieuwe douanepraktijken hebben over het algemeen niet geleid tot meer belemmeringen voor de markttoegang, zoals aanvankelijk werd gevreesd. Desalniettemin blijven kwesties zoals een arbitraire uitlegging van de douanewetgeving door de Russische autoriteiten een bron van zorg. Verwacht wordt dat de toetreding van Rusland tot de WTO een aantal verbeteringen met zich zal meebrengen omdat Rusland zich zal moeten houden aan de WTO-bepalingen en aan WTO-overeenkomsten zoals die betreffende de vaststelling van de douanewaarde; deze verbeteringen zullen alle helpen de handel te bevorderen. Voorts is een begin gemaakt met de werkzaamheden in verband met de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het strategisch kader voor douanesamenwerking tussen de EU en Rusland, waarbij wordt gestreefd naar een maximale bevordering van de handel, terwijl tegelijkertijd de openbare orde en de veiligheid worden gewaarborgd.
Ook wordt vooruitgang verwacht op het punt van de intellectuele-eigendomsrechten waarbij de dialoog tussen de EU en Rusland ter zake waarschijnlijk zeer nuttig zal blijven bij problemen in verband met de handhaving.
Ten slotte mag vooruitgang worden verwacht ten aanzien van de vele sanitaire en fytosanitaire kwesties, aangezien Rusland de internationale normen volledig moet naleven en deze op niet-discriminerende wijze moet toepassen. Verder moet Rusland ervoor zorgen dat zijn maatregelen ter zake gebaseerd zijn op de beginselen van transparantie en wetenschappelijke onderbouwing en dat zij evenredig en niet-discriminerend zijn. Het overleg over sanitaire en fytosanitaire kwesties voorafgaande aan de toetreding tot de WTO heeft er al toe geleid dat Rusland een aantal verbintenissen is aangegaan en diverse teksten heeft goedgekeurd – ook op het niveau van de douane-unie met Belarus en Kazachstan – ter voorbereiding van de volledige aanpassing van de sanitaire en fytosanitaire normen aan de internationale normen op het moment van toetreding. Andere besluiten of normen zijn al vastgesteld of in voorbereiding[10]. Er moet nauwgezet toezicht worden uitgeoefend op de tenuitvoerlegging van deze en andere wetgeving in overeenstemming met de sanitaire en fytosanitaire voorschriften van de WTO, teneinde ervoor te zorgen dat Rusland zijn verplichtingen ter zake volledig nakomt zodra het tot de WTO toetreedt, in het bijzonder waar het gaat om niet-discriminatie en evenredigheid. Daarnaast zet de Commissie de bilaterale besprekingen met Rusland en zijn partners in de douane-unie voort over de noodzakelijke verdere aanpassing van hun voorschriften aan de internationale normen.
Met de toetreding van Rusland tot de WTO is een zeer belangrijke stap gezet naar de opheffing van tal van handelsbelemmeringen waarmee Europese ondernemingen al sinds jaar en dag op de Russische markt te kampen hebben. Het volgen van de tenuitvoerlegging door Rusland van zijn WTO-verbintenissen en de vooruitgang die hierbij op het punt van deze handelsbelemmeringen wordt gemaakt, staat hoog op de handhavingsagenda van de EU in 2012 en daarna.
Ondanks de door de Europese Commissie in 2011 ondernomen acties, waaronder in sommige gevallen het ter tafel brengen van problemen op het hoogste politieke niveau, werd voor sommige belemmeringen geen vooruitgang van betekenis geboekt. Deze blijven op de lijst van prioriteiten voor 2012 staan.
China heeft bijvoorbeeld geen vooruitgang aangeboden bij twee van de in het VHIB 2011 genoemde belemmeringen. Gezien het grote potentieel van China blijven investeringen een cruciaal thema in de bilaterale betrekkingen met dit land. Toch blijven er belemmeringen voor investeringen bestaan en in 2011 is het beeld er niet beter op geworden. Afgezien van de al bestaande beoordelingsmechanismen voor buitenlandse directe investeringen (BDI) heeft China in februari 2011 een onderzoeksmechanisme in het kader van de nationale veiligheid goedgekeurd, op grond waarvan fusies en overnames waarbij buitenlandse investeerders betrokken zijn, grondig kunnen worden onderzocht op verenigbaarheid met overwegingen van nationale veiligheid (zie punt 3). Het zeer ruim en vaag gedefinieerde toepassingsgebied heeft geleid tot zorgen over mogelijke nieuwe belemmeringen voor investeerders in China. Dit signaal werd bevestigd door de langverwachte ontwerpherziening van de investeringscatalogus van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie, die in april 2011 verscheen; deze voldeed niet aan de verwachtingen inzake een verdere openstelling voor buitenlandse investeringen in China, bijvoorbeeld op het gebied van telecommunicatie, financiële diensten[11], bouwnijverheid, detailhandel, koeriersdiensten en een aantal industriesectoren, zoals de automobielindustrie, en met name de subsector elektrische auto's. Commissaris De Gucht heeft deze kwestie aangekaart bij de vergadering van het Gezamenlijke Comité in juli 2011, en de Commissie heeft de Chinese autoriteiten uitvoerig technisch commentaar gegeven. De catalogus werd op 24 december 2011 goedgekeurd, zonder dat het ontwerp van april ingrijpend was gewijzigd.
De Commissie blijft actief werkzaam op het gebied van de algemene investeringsbetrekkingen met China. Sinds in 2010 een bilaterale taskforce EU-China voor investeringen werd opgericht, wordt overleg gevoerd over de voorbereiding van onderhandelingen over een investeringsovereenkomst tussen de EU en China, die aspecten van de markttoegang en zo hoog mogelijke normen voor de bescherming van investeringen moet omvatten, alsmede meer transparantiemechanismen om de rechtszekerheid van EU-investeerders in China te vergroten.
Op het gebied van normalisering en technische voorschriften zijn de Chinese belemmeringen op het gebied van ICT-veiligheid, die als prioritair waren aangemerkt (bv. de verordening van de OSCCA[12] over commerciële encryptie en het Multi-Level Protection System - MLPS) een bron van blijvende zorg. De Commissie heeft in 2011 veel aandacht hieraan besteed en de kwestie op ministerieel niveau aan de orde gesteld. Steeds weer – en meer in het bijzonder bij de herziening van de OSCCA-verordening – hebben de Chinese autoriteiten aangegeven dat belanghebbenden over de herziene verordening zullen worden geraadpleegd voordat deze wordt goedgekeurd, dat rekening zal worden gehouden met de zorgen van het bedrijfsleven en dat de verordening zal leiden tot grotere openheid voor buitenlandse technologie. Desondanks blijft het tijdschema voor de goedkeuring van de nieuwe verordening, die was verwacht voor 2011, onduidelijk. Intussen worden de OSCCA-verordening en de MLPS nog steeds gebruikt als rechtsgrondslag voor maatregelen die verband houden met de informatieveiligheid, zoals in het geval van de zes normen voor IT-toepassingen. In 2012 zal de Europese Commissie deze kwestie opnieuw bij alle gelegenheden aankaarten en haar inspanningen voortzetten om te trachten alle bij dit uiterst complexe web van maatregelen betrokken Chinese autoriteiten te bereiken.
In India werd bij de openstelling van bepaalde sectoren voor buitenlandse investeringen geen vooruitgang van betekenis geboekt: het gaat hierbij onder meer om juridische diensten, accountancy, verzekering, banken en financiële diensten. Ook zijn de hervorming van de postsector en potentiële negatieve gevolgen voor koeriersdiensten nog een punt van zorg. Deze kwesties worden voor het grootste deel aangepakt in het kader van de huidige onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst. De voorgestelde wetgeving die momenteel wordt besproken met het oog op goedkeuring ervan, staat buitenlandse investeringen in de detailhandel en de distributie toe. Daarentegen werd de mogelijkheid van investeringen in de multimerken-detailhandel (multi-brand retail) in verband met politieke en sociale acties al snel voor onbepaalde tijd opgeschort. In Japan werd ondanks een intensivering van de bilaterale activiteiten in 2011 weinig bereikt ten aanzien van sommige van de in het VHIB 2011 genoemde belemmeringen. Na de laatste top EU-Japan in mei 2011 werd een verkennend onderzoek gedaan naar het toepassingsgebied en het ambitieniveau van toekomstige onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst. Dit bleek een bruikbaar forum om specifieke belemmeringen bij de Japanse autoriteiten aan de orde te stellen. Hoewel enige vooruitgang werd geboekt met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsprocedures voor medische hulpmiddelen en overheidsopdrachten (zie punt 2.2), bleef de situaties voor de financiële diensten ongewijzigd.
Ten slotte werden er evenmin verbeteringen bereikt ten aanzien van de in 2011 voor de Mercosurlanden vastgestelde belemmeringen. Integendeel, bepaalde protectionistische tendensen bleken juist te worden voortgezet, met name bij de in Argentinië en Brazilië van kracht zijnde maatregelen[13]. Sommige van deze belemmeringen (bv. belemmeringen bij de zeevaart en uitvoerbeperkingen voor grondstoffen in Argentinië en Brazilië) worden momenteel vooral besproken in het kader van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst; daarom zullen die kwesties daar met voorrang worden besproken. De Commissie heeft deze ergernissen bovendien op bilateraal niveau bij Argentinië en Brazilië aangekaart en zal dit ook in 2012 blijven doen.
In Argentinië is het systeem van de niet-automatische invoervergunningen nog steeds van kracht en is de situatie niet verbeterd. In maart 2011 heeft Argentinië de toepassing van de niet-automatische invoervergunningen uitgebreid tot 178 nieuwe tariefposten[14]. Hierdoor bestrijkt dit systeem nu 589 tariefposten, wat neerkomt op 12,3% van de uitvoer van de EU naar Argentinië. Weliswaar is de EU door deze maatregelen minder hard getroffen dan andere landen, zoals de VS, China of Brazilië, maar het verlies voor de Europese ondernemingen als gevolg van de toepassing van het vergunningensysteem wordt voor het tijdvak van januari tot september 2011 toch op 147 miljoen VS-dollar geschat. De Commissie heeft de kwestie herhaaldelijk bij Argentinië aangekaart, zowel bilateraal als samen met een groot aantal andere landen in de desbetreffende WTO-organen.
Na herhaalde tussenkomst van de Commissie heeft de Argentijnse regering enige bereidheid getoond om van geval tot geval naar een oplossing te zoeken. Dit heeft enigszins bijgedragen tot een verlichting in de voor Europese ondernemingen dringendste gevallen. Het probleem blijft echter zeer ernstig, in het bijzonder omdat Argentinië ondernemingen heeft gedwongen tot invoer/uitvoer-compensatieprogramma's: voor elke ingevoerde peso moeten ondernemingen voor hetzelfde bedrag goederen uitvoeren, wat tot een ernstige verstoring van bedrijfsbesluiten leidt. Gezien de ernst van de situatie onderzoekt de Commissie alle mogelijke opties, waaronder een geschilprocedure bij de WTO. Hierover wordt ook met andere betrokken landen overlegd.
De situatie is ook verslechterd voor de toegang tot overheidsopdrachten in Brazilië. In 2010 voerde Brazilië in zijn nationale wetgeving inzake overheidsopdrachten een horizontale preferentiële marge van 25% in, die onmiddellijk werd toegepast op de ICT-sector. De kwestie werd in 2011 bij diverse gelegenheden aan de orde gesteld, zoals in het Gezamenlijk Comité. Desondanks heeft de Braziliaanse regering intussen aangekondigd de preferentiële marges ook te zullen toepassen op medische, communicatie- en hightechapparatuur.
Alle onder dit punt genoemde belemmeringen verdienen in 2012 bijzondere aandacht wat handhavingsacties betreft. De Commissie zal krachtig optreden tegen deze belemmeringen en haar acties intensiveren op alle niveaus, waaronder – in voorkomend geval – op bilaterale toppen, bij onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten of door middel van geschilprocedures, teneinde ervoor te zorgen dat bij het volgende verslag, in 2013, tastbare vooruitgang kan worden gemeld
Naast de belemmeringen die in het VHIB 2011 al als onopgelost waren aangemerkt, verdient een aantal in 2011 opgedoken nieuwe belemmeringen voor de markttoegang opname in de lijst van prioriteiten voor handhavingsacties in 2012.
In China zijn er belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van investeringen, ook in samenhang met de goedkeuring van het 12e vijfjarenplan, dat de prioriteiten voor de industriële ontwikkeling in de komende vijf jaar bevat. In dit verband heeft China in februari 2011 een nationaal veiligheidsbeoordelingsmechanisme voor fusies en overnames waarbij buitenlandse investeerders betrokken zijn, goedgekeurd, in het kader waarvan China buitenlandse overnames op grond van nationale veiligheidsoverwegingen kan blokkeren. Te oordelen naar de tekst van de maatregel en de voorlopige indicatieve lijst van sectoren waarop het mechanisme mogelijk van toepassing is, is het begrip nationale veiligheid zeer ruim genomen en kan het zich uitstrekken tot overwegingen van economisch beleid. Tot de voor de nationale veiligheid belangrijk geachte sectoren behoren er ook die verder gaan dan het 'klassieke' begrip van veiligheidsgerelateerde sectoren zoals defensie of energie, bijvoorbeeld medische hulpmiddelen, posterijen, opslag en groot- en detailhandel.
Een ander punt van zorg zijn de Chinese financieringsvoorwaarden en subsidies bij uitvoer. China gebruikt uitvoerkredieten die niet in overeenstemming met de OESO/WTO-voorschriften zijn, ten einde de uitvoer van zijn nationale marktleiders in kapitaalintensieve sectoren, vaak in de hightechbranche, te stimuleren. Dit zorgt steeds vaker voor serieuze uitdagingen voor zeer grote, wereldwijd actieve en concurrerende EU-ondernemingen en is een bedreiging voor sectoren die van groot belang voor de economie van de EU zijn, niet alleen op de markt van derde landen maar ook in Europa zelf. Bovendien worden veel bedrijfstakken op ondoorzichtige wijze gesubsidieerd, onder meer door de activiteiten van staatsbedrijven en banken, en door de terbeschikkingstelling van gesubsidieerde grond, grondstoffen en energie. Deze kwestie is niet nieuw. Toch moeten de acties om deze concurrentieverstorende praktijken aan te pakken, worden geïntensiveerd en moeten deze praktijken systematisch op het hoogste niveau worden aangekaart omdat zij leiden tot belemmeringen van de markttoegang in veel sectoren en tot concurrentieverstoringen op internationale markten.
India werkt aan de invoering van een nieuw nationaal industriebeleid, dat in oktober 2011 door het kabinet van de Unie werd goedgekeurd. Dit beleid moet nog door het parlement worden goedgekeurd. Het programma voorziet in maatregelen ter ontwikkeling van de binnenlandse industrie, zoals stimulansen – in de vorm van belastingvoordelen en overheidssubsidies – voor de ontwikkeling van technologie en preferentiële aankopen van in het binnenland ontwikkelde producten en technologieën door de overheid. Bovendien overweegt de overheid voor specifieke sectoren het gebruik van overheidsopdrachten met een beding van lokale toegevoegde waarde op gebieden als apparatuur voor zonne-energie, elektronische hardware, energie-efficiënte vervoermiddelen en op IT gebaseerde veiligheidssystemen. Hoewel dit nationale industriebeleid zich nog maar in de ontwerpfase bevindt, zijn de bepalingen ervan al in diverse sectorale programma's overgenomen. Het Indiase Ministerie van Communicatie en Informatietechnologie legt momenteel de laatste hand aan drie afzonderlijke, maar met elkaar verbonden nationale beleidsmaatregelen met betrekking tot elektronica, informatietechnologie en telecommunicatie, die in oktober 2011 voor commentaar openbaar werden gemaakt. De Commissie heeft de bezorgdheid van de EU al tot uitdrukking gebracht. Vicevoorzitter Kroes en commissaris De Gucht hebben een brief naar hun Indiase collega's gestuurd. Bovendien heeft vicevoorzitter Kroes tijdens een recent bezoek aan India de kwestie met diverse betrokken autoriteiten besproken.
Ten slotte werden er enkele nieuwe maatregelen ingevoerd in de Mercosurlanden, waarbij in 2011 vooral Brazilië actief was. Op 15 september 21011 verhoogde Brazilië de belasting op industrieproducten (IPI) voor auto's en vrachtwagens die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot lokale productie. Om in aanmerking te komen voor een belastingverlichting moet 65% van de onderdelen in Brazilië geproduceerd zijn; ondernemingen moeten ten minste 0,5% van hun bruto-omzet investeren in S&O in Brazilië en zij moeten een aantal essentiële productieprocessen in Brazilië uitvoeren. De maatregel werd op 12 december 2011 ingevoerd en het is de bedoeling dat hij van kracht blijft tot 31 december 2012. De Commissie heeft de kwestie al op bilateraal niveau en ook samen met andere betrokken partners in de hiervoor bestemde WTO-organen aangekaart. Zij zal met de betrokken ondernemingen in contact blijven met het oog op passende verdere acties om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen voor EU-ondernemingen zo klein mogelijk zijn.
Brazilië heeft ook zijn procedures voor de invoer van textiel en kleding aangescherpt door middel van strengere douanecontroles. Textiel en kleding doorlopen nu de grijze en rode douaneprocedure. Dit betekent dat de goederen fysiek worden geïnspecteerd en dat er monsters kunnen worden genomen voor laboratoriumproeven. Als gevolg daarvan kan het wel 90 dagen (plus zo nodig nog eens 90 dagen) duren voordat de goederen voor invoer worden vrijgegeven. Bovendien verlangen de douaneautoriteiten een groter aantal certificaten.
Argentinië heeft nieuwe beperkingen in de herverzekeringssector ingevoerd. In februari 2011 vaardigde de Argentijnse toezichthouder voor het verzekeringswezen (Superintendencia de Seguros de la Nacion ‑ SSN) een resolutie uit tot wijziging van het regelgevend kader voor herverzekeringen. Een van de belangrijkste bepalingen van de nieuwe regeling betreft het voorschrift dat alleen nationale ondernemingen of in Argentinië gevestigde filialen van buitenlandse ondernemingen herverzekeringsdiensten in het land mogen aanbieden. Ondernemingen kunnen ontheffing van deze eis vragen wanneer zij kunnen aantonen dat de omvang van het risico niet op de plaatselijke markt kan worden gedekt. In mei 2011 verlichtte een nieuwe resolutie het regelgevend kader enigszins door grensoverschrijdende verlening van herverzekeringsdiensten toe te staan voor risico's boven 50 miljoen VS-dollar en voor retrocessiediensten. Andere belangrijke beperkingen blijven evenwel van kracht; zo zijn herverzekering van levensverzekering in het buitenland en overdrachten naar het buitenland van meer dan 40% van de premies van lokale herverzekeraars niet toegestaan.
Uit een analyse van de ruimere context van de gemelde belemmeringen komt naar voren dat maatregelen vaak deel uitmaken van nationale industrieprogramma's met discriminerende bepalingen ten opzichte van buitenlandse producten, diensten en investeringen. Dit weerspiegelt een algemene tendens die zich de afgelopen twee jaar heeft afgetekend, met name in opkomende economieën. Tussen 2008 en 2009, bij het begin van de economische en financiële crisis, vielen veel landen terug op overheidsingrijpen om de negatieve effecten voor de vraag tegen te gaan. In een aantal gevallen leidden die maatregelen evenwel potentieel tot een verstoring van de handel. Tot op zekere hoogte waren de maatregelen bedoeld om sectoren te beschermen die bijzonder te lijden hadden onder de negatieve gevolgen van de wereldwijd afnemende vraag. In het algemeen bestond er een duidelijk verband tussen de crisis en de ingevoerde maatregelen, die in feite waren bedoeld om slechts tijdelijk van kracht te blijven totdat de economie weer zou aantrekken.
De recente golf van handelsbeperkende maatregelen, met name in opkomende economieën, is evenwel van een andere orde. De maatregelen houden niet langer verband met de crisis aangezien deze landen zich goed van de crisis hebben hersteld en hoge groeicijfers te zien geven (ten minste vanaf 2010). De maatregelen zijn dan ook niet tijdelijk, maar maken deel uit van nationale industrieprogramma's met een lange looptijd, die structurele veranderingen in het productiepatroon van de nationale economieën op basis van potentiële comparatieve voordelen beogen. Opkomende economieën hebben zeker het recht hun industriebeleid te gebruiken om hun productiepatroon structureel te veranderen en te verbeteren; dat beleid moet evenwel stoelen op de beginselen van niet-discriminatie en een gelijk speelveld.
China kent een lange traditie van begunstiging van de nationale industriële ontwikkeling door middel van discriminatie tegen buitenlandse marktdeelnemers en oneerlijke concurrentie. Dit komt ook tot uiting in het in maart 2011 goedgekeurde 12e vijfjarenplan. Het plan beoogt een kwalitatieve verschuiving van wat werd beschouwd als een 'expansionistisch' ontwikkelingsmodel naar een model dat gericht is op industriële consolidatie, energie-efficiëntie, grotere productiviteit en nadruk op hogere kwaliteit met als algemeen doel de waardeketen van de industrie op te krikken en China's groei duurzamer te maken. Bovendien legt het 12e vijfjarenplan nog meer nadruk op versterking van de dienstensector, wat op een andere verschuiving in het beleid van China duidt.
Tegen deze achtergrond zal China waarschijnlijk steun blijven verlenen aan geselecteerde 'strategische opkomende industrieën' (bv. schone energie, elektrische voertuigen, ICT en breedband, geneesmiddelenindustrie), onder meer door het sturen van investeringen (vaak door dwingende eisen voor technologieoverdracht) en financiering. Het 12e vijfjarenplan en de bepalingen van de investeringscatalogus worden al weerspiegeld in verscheidene sectorale plannen op centraal en provinciaal niveau. Een van de plannen op centraal niveau is het recente 12e vijfjarenplan voor nationale wetenschappelijke en technische ontwikkeling, dat is gebaseerd op het beginsel van versterking van onafhankelijke innovatiecapaciteiten. Bovendien waren er aanwijzingen dat het door het ministerie voor Industrie en Informatietechnologie (MIIT) ontwikkelde nieuwe plan voor elektrische voertuigen technologieoverdracht verplicht stelde in joint ventures waarin buitenlandse investeerders een minderheidsaandeel krijgen. Bovendien werd de vrees geuit dat het MIIT zou eisen dat uiterlijk in 2015 alle elektrische auto's in China van Chinees fabricaat zijn. Onlangs gaven de Chinezen echter de garantie dat zij niet voornemens zijn maatregelen inzake verplichte technologieoverdracht of andere eisen voor ondernemingen met buitenlandse investeringen met betrekking tot de vestiging van binnenlandse merken in China te handhaven. In het licht van deze positieve signalen en de positieve stappen op het vlak van de binnenlandse innovatie moedigt de Commissie China aan innovatie met inachtneming van beginselen als een gelijk speelveld en bescherming van de intellectuele eigendom te bevorderen. Tegelijkertijd spelen subsidies en financiering van de uitvoer nog steeds een grote rol bij het stimuleren van de ontwikkeling van innovatieve industrieën in het land.
Het onlangs in India ingevoerde nationale industriebeleid is een ander geval van een industriebeleid dat deels gebaseerd is op discriminatie. Dit programma heeft ten doel het economische en werkgelegenheidsbeeld van India nieuw vorm te geven door het aandeel van de industrie in het bbp voor 2022 te verhogen van 16% tot 25%, met nadruk op de binnenlandse productie. Zoals onder punt 3 al is gezegd, combineert dit programma elementen van preferentie voor binnenlandse producten bij overheidsopdrachten en eisen met betrekking tot lokale inhoud bij aankopen door particuliere marktdeelnemers met belastingvoordelen en overheidssubsidies die de ontwikkeling van binnenlandse technologieën ten goede komen. Het is daarom van cruciaal belang om zorgvuldig toezicht te houden op de verenigbaarheid van de tenuitvoerlegging van dit beleid en de sectorale plannen ter zake[15] met de internationale regels.
Onlangs zijn ook nationale industrieprogramma's goedgekeurd in Brazilië en Argentinië. In Brazilië werd bijvoorbeeld in augustus 2011 het 'Plano Brasil Maior' goedgekeurd als algemeen programma ter stimulering van de industriële ontwikkeling van het land. Er ontstaan in zoverre problemen dat de specifieke maatregelen van het programma voorzien in instrumenten als indirecte subsidiëring of belastingvrijstellingen voor specifieke industrieën (bv. textiel en schoeisel, mobiele communicatie en software). Een van de elementen van het Plano Maior betreft de uitbreiding van de 25%-preferentiemarge bij overheidsopdrachten tot de ICT-sector, en waarschijnlijk ook tot andere sectoren, zoals gezondheid, defensie, communicatie en hightechapparatuur.
Het handelsbeleid van Argentinië wordt de laatste jaren gekenmerkt door verschuivingen naar 'beheerde handel' en invoervervanging, onder meer door maatregelen die van invloed zijn op de in- en uitvoer – en niet-automatische invoervergunningen staan zeker centraal in dit beleid ‑, wat neerkomt op kortetermijnoplossingen voor macro-economische problemen. Delen van het recente 'Strategieplan voor de industrie 2020' geven de pogingen van Argentinië weer om een langetermijnvisie te ontwikkelen voor sectoren als de automobielbouw, kapitaalgoederen, schoeisel, landbouwmachines, bouwmaterialen, geneesmiddelen, chemische producten en textiel, maar ze bevestigen ook de hierboven beschreven invoerbeperkende elementen. Daarom bestaat het gevaar dat maatregelen als de niet-automatische invoervergunningen ook in de toekomst blijven bestaan als onderdeel van een ruimer industriebeleid dat is gebaseerd op invoervervanging.
Naast de nationale ontwikkelingsprogramma's zijn er in tal van landen ook specifieke handelsverstorende maatregelen goedgekeurd die stimulering van de industriële ontwikkeling ten doel hebben. Veel van de in dit verslag als prioritair aangemerkte maatregelen vallen onder dit industrialisatiepatroon. Eisen in verband met lokale inhoud, vaak in verband met investeringen en overheidsopdrachten, lijken tot de meest gebruikte handelsverstorende instrumenten op het gebied van de industrialisering te behoren. Naast het Indiase nationale industriebeleid en de daarmee verband houdende sectorale programma's is ook het zogenaamde lokaliseringsinitiatief voor de automobielsector in Rusland in dit verband van belang; daarbij moeten buitenlandse investeerders geleidelijk lokale productiedrempels in acht nemen en moet een vastgesteld percentage lokale inhoud worden gebruikt. Deze maatregel zal uiterlijk in 2018 geleidelijk zijn afgebouwd wanneer Rusland is toegetreden tot de WTO. Van de nieuwe maatregelen omvat de belasting op industrieproducten voor de automobielindustrie in Brazilië eisen inzake lokale productie om in aanmerking te komen voor een belastingverlichting van 30%.
Eisen in verband met normalisering en conformiteitsbeoordeling lijken ook een vaak gebruikt instrument ter bevordering van de industriële ontwikkeling te zijn. De aanpak van China bij de vaststelling van normen kan hier als voorbeeld dienen. Ondanks de grote ambities van China op het punt van industriële ontwikkeling en innovatie heeft het nog een sterk op het binnenland gerichte aanpak bij de vaststelling van normen en technische eisen[16]. Dit is een ernstige belemmering voor de toegang tot zijn markt waardoor de binnenlandse industrie doeltreffend wordt afgeschermd van mededinging uit het buitenland. Wanneer China de ambitieuze doelstellingen van het 12e vijfjarenplan ‑ wereldleider worden voor bepaalde producten en sectoren ‑ wil bereiken, zal het zijn gedrag moeten veranderen en meer moeten integreren in het internationale kader van normen en technische voorschriften. IT-beveiliging is een voorbeeld van de wijze waarop de huidige aanpak van technische voorschriften en conformiteitsbeoordeling de toegang tot de Chinese markt ernstig belemmert. Op grond van nationaleveiligheidsoverwegingen heeft China conformiteitsbeoordelingsprocedures ontwikkeld met uitermate lastige tests en procedures die in de meeste gevallen door nationale laboratoria moeten worden uitgevoerd. Om de noodzakelijke certificeringen voor de Chinese markt te krijgen, zijn bekendmaking van geoctrooieerde informatie en het gebruik van binnenlandse technologie dwingende eisen.
India heeft dezelfde aanpak gekozen voor zijn telecommunicatiesector aangezien het oorspronkelijke voorstel voor beveiligingsmaatregelen voor telecomapparatuur, dat naderhand werd gewijzigd, de eis bevatte dat voor het verkrijgen van de certificering de broncodes openbaar worden gemaakt. Het herziene voorstel geeft een verbetering te zien; toch voorziet het nog steeds in verplichte tests in Indiase laboratoria en andere lastige testvereisten. Daarnaast stimuleert het recente ontwerp voor het nationale telecommunicatiebeleid de ontwikkeling van nationale normen en verwijst het, met name voor veiligheidsgerelateerde aspecten, naar de ontwikkeling van technische eisen en normen die speciaal op India zijn toegesneden.
De meest onverbloemde wijze van bescherming van lokale productie is de beperking van de invoer van concurrerende producten en ook van de uitvoer, met name van grondstoffen, teneinde de kosten voor binnenlandse industrieën te verlagen. De algemene tendens is dat het aantal uitvoerbeperkingen in de lift zit, wat de WTO kwalificeerde als een van de meest zorgwekkende tendensen in de handel van het afgelopen jaar.
Bovenstaande voorbeelden getuigen van het groeiende belang van handelsbeperkende maatregelen als elementen van nationaal industriebeleid. Dit is een reden voor ernstige zorg omdat maatregelen die in het kader van dergelijke programma's worden genomen waarschijnlijk structureel van aard zijn en lange tijd van kracht zullen blijven. De Commissie zal grondig toezicht op deze ontwikkelingen uitoefenen en passende maatregelen nemen.
Waarborging van de toegang tot de markten van derde landen voor Europese ondernemingen is een centraal element van de externe dimensie van het Europese groeibeleid. Door te onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten, door bij fora op hoog niveau de dialoog aan te gaan met strategische partners en door te zorgen voor een krachtige handhaving van de rechten in het kader van bi- en multilaterale overeenkomsten, levert de handelspolitiek van de EU een belangrijke bijdrage aan de doelstellingen van Europa 2020 inzake een slimme, duurzame en inclusieve groei.
Dit verslag laat zien in welke mate gerichte acties op uiteenlopende niveaus, zo nodig ook op politiek niveau, ertoe kunnen leiden dat belemmeringen op de markten van derde landen worden opgeheven. Bovendien kan een gecoördineerd optreden van de Commissie en de lidstaten een beslissend verschil maken. Wanneer belangrijke economische belangen in het geding zijn, mogen de Commissie en de lidstaten niet terugdeinzen voor het gebruik van alle hun ten dienste staande middelen om de belangen van de EU op een goed gecoördineerde wijze na te streven. In deze context heeft de Europese Raad herhaaldelijk opgeroepen tot verbeterde synergieën tussen de Europese Unie en de lidstaten in overeenstemming met de Verdragen, tot meer coördinatie tussen institutionele actoren, tot betere integratie van alle relevante instrumenten en beleidsvormen en tot een effectiever gebruik van topoverleg met derde landen. De Commissie en de lidstaten moeten hun respectieve acties derhalve op gecoördineerde wijze blijven versterken, mede door de instrumenten van het partnerschap voor markttoegang te consolideren en door de aanbevelingen van het VHIB met kracht na te streven. Wanneer de partners van de EU hun internationale verplichtingen niet nakomen, zullen een beroep op procedures voor geschillenbeslechting en gerichte vergeldingsmaatregelen tot de mogelijkheden behoren.
De lessen die de in dit verslag gepresenteerde gevallen ons leren, zijn duidelijk: voor veel van de belemmeringen die Europese ondernemingen op de markten van derde landen ondervinden, is er geen eenvoudige oplossing. Verwijdering van deze belemmeringen vereist aanhoudende, gecoördineerde inspanningen van de Commissie en de lidstaten. Dit werk is wellicht niet altijd zichtbaar voor het grote publiek, maar het heeft een zeer concreet, tastbaar effect voor de Europese ondernemingen en burgers.
[1] Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei europa.eu/press_room/pdf
[2] Handel, groei en wereldvraagstukken, COM (2010) 612, 9.11.2010. trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/november (Engels)
[3] Argentinië en Brazilië.
[4] Zie voor strategische partners in het algemeen: Conclusies van de Europese Raad van 16 september 2010, punt 4: 'De strategische partnerschappen die de Europese Unie met de belangrijkste spelers op mondiaal niveau onderhoudt, vormen een nuttig instrument voor het bevorderen van Europese doelstellingen en belangen. Maar dit functioneert alleen indien de partnerschappen in twee richtingen werken en gebaseerd zijn op wederzijdse belangen en voordelen alsook op de erkenning dat alle actoren zowel rechten als plichten hebben.'
[5] Werkdocument van de diensten van de Commissie 'Trade as Driver of Prosperity' bij de mededeling van de Commissie over 'Handel, groei en wereldvraagstukken'.
[6] Wereldhandelsorganisatie, Overview of developments in the international trading system, 21 november 2011; Wereldhandelsorganisatie, Report on G20 Trade Measures (May to mid-October 2011), 25 oktober 2011; DG Handel, Eighth Report on Trade Restrictive Measures – October 2011-September 2011, oktober 2011; trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/october
[7] Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen (2011/2115 (INI)), Commissie internationale handel van het Europees Parlement, rapporteur: Robert Sturdy.
[8] Op 23 juni 2009 hebben de EU en de VS, gevolgd door Mexico, gevraagd om WTO-overleg met China over de Chinese uitvoerbeperkingen voor negen producten: bauxiet, cokes, vloeispaat, siliciumcarbide, silicium, zink, magnesium, mangaan en gele fosfor. De EU vroeg met name overleg over China's uitvoerrechten en –contingenten en zijn maatregelen inzake contingentenbeheer en vergunningen, alsmede over China's systeem van minimumuitvoerprijzen. In december 2009 werd een panel samengesteld.
[9] Op 13 februari 2009 keurde het Congres de American Economic Recovery and Reinvestment Act (ARRA) ter waarde van 790 miljard dollar goed; deze wet bevat twee Buy America(n)-bepalingen, die verhinderen dat door de ARRA toegewezen middelen: i) worden gebruikt voor projecten betreffende de bouw, de verbouwing, het onderhoud of de reparatie van een openbaar gebouw of een openbaar werk, tenzij alle ijzer, staal of industriegoederen die voor het project worden aangewend, in de Verenigde Staten zijn geproduceerd, en/of ii) worden gebruikt voor de aankoop door het ministerie van Binnenlandse Veiligheid van een lange lijst van textielproducten (bv. kleding, tenten, katoen en natuurlijke vezels), tenzij deze producten in de Verenigde Staten zijn geteeld, verwerkt of vervaardigd.
[10] Deze normen bieden garanties ten aanzien van onder meer transparantie, evenredigheid, niet-discriminatie, gelijkwaardigheid, risicobeoordeling, veterinaire controles en certificering en invoer- en doorvoervergunningen.
[11] Verzekering behoort bijvoorbeeld nog steeds tot de investeringscategorieën met beperkte toegang.
[12] Office of State Cryptography Administration.
[13] DG Handel, Eighth Report on Trade Restrictive Measures – October 2011-September 2011, oktober 2011; trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/october
[14] Tot dit uitgebreide toepassingsgebied behoren nu ook bepaalde auto's en onderdelen daarvan, motorfietsen, rijwielen en delen daarvan, textiel, producten van de metaalindustrie en bepaalde elektrische producten.
[15] Afgezien van het nationale programma voor het telecombeleid (punt 3) is ook de in 2008 goedgekeurde Jawaharal Nehru National Solar Mission (nationale zonnemissie) van belang; deze lijkt bij investeringen in bepaalde projecten om infrastructuur op het gebied van zonne-energie te ontwikkelen als voorwaarde te stellen dat aan 'binnenlandse inhoudvereisten' is voldaan, wat betekent dat de door de ontwikkelaars bij dergelijke projecten gebruikte uitrusting in India moet zijn vervaardigd. Bovendien zou India tariefsubsidies aanbieden wanneer zonne-energie wordt gekocht die is gegenereerd door projecten in het kader van de nationale zonnemissie, waarbij ontwikkelaars pas in het genot van die tariefsubsidies kunnen komen indien hun programma voldoet aan de eisen inzake lokale inhoud. Voorts heeft het Ministerie van Nieuwe en Hernieuwbare Energie in september 2011 ontwerprichtsnoeren gepubliceerd die leveranciers van windturbinegeneratoren met een vermogen van meer dan 15 MW voorschrijven dat zij productiefaciliteiten in India moeten openen, waardoor buitenlandse leveranciers de facto worden uitgesloten.
[16] Zo zijn er in diverse sectoren, waaronder de ICT, beperkingen met betrekking tot de deelneming van ondernemingen met buitenlandse investeringen.