Toelichting bij COM(2012)489 - Jaarverslag over het beleid van de EU inzake humanitaire hulp en civiele bescherming en de tenuitvoerlegging daarvan in 2011 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2012)489 - Jaarverslag over het beleid van de EU inzake humanitaire hulp en civiele bescherming en de tenuitvoerlegging daarvan in 2011. |
---|---|
bron | COM(2012)489 |
datum | 06-09-2012 |
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over het beleid van de Europese Unie inzake humanitaire hulp en civiele bescherming en de tenuitvoerlegging daarvan in 2011 /* COM/2012/0489 final */
Inhoudsopgave
- VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
- 2. De wereldwijde context van de hulpverlening
- 3. De humanitaire en civielebeschermingsactiviteiten van de EU in 2011
- 3.1. Interventies voor humanitaire hulp
- 3.2. Civielebeschermingsoperaties
- 3.3. Financiële en personele middelen
- 4. Het beleid voor humanitaire hulp en civiele bescherming
Jaarverslag over het beleid van de Europese Unie inzake humanitaire hulp en civiele bescherming en de tenuitvoerlegging daarvan in 2011
Inleiding
Bij rampen is snelle hulpverlening noodzakelijk. Hulpverlening aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in crisissituaties is een morele plicht voor de internationale gemeenschap en kan een kwestie van leven en dood zijn. Om aan deze verplichting tegemoet te komen, zijn de Europese Unie en haar 27 lidstaten ’s werelds voornaamste donor van humanitaire hulp en financieren zij voor ongeveer de helft alle noodhulp ten behoeve van slachtoffers van door de mens of door de natuur veroorzaakte rampen. De EU bepleit ook het respect voor en de naleving van het internationale humanitaire recht.
Dit jaarverslag bespreekt voornamelijk de door de Europese Commissie in 2011 verstrekte humanitaire hulp en civiele bescherming. Deze acties hebben tot doel levens te redden en te vrijwaren waar mensen in nood zijn, menselijk lijden te voorkomen en te verzachten, en tegelijk de integriteit en de waardigheid van bevolkingsgroepen te vrijwaren bij rampen die door de natuur of de mens zijn veroorzaakt.
Het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO) werd in 1992 opgericht als blijk van Europese solidariteit met mensen in nood in de hele wereld. In 2004 werd het omgevormd tot het directoraat-generaal Humanitaire Hulp van de Commissie; in 2010 werd er nog de civiele bescherming in geïntegreerd voor een betere coördinatie en rampenrespons binnen en buiten de EU. Sinds de oprichting van ECHO heeft de Commissie ongeveer 14 miljard euro van de EU-begroting vrijgemaakt voor slachtoffers van conflicten en rampen in meer dan 140 landen in de hele wereld. De afgelopen vijf jaar is gemiddeld 1 miljard euro per jaar besteed, waarmee bijna 150 miljoen mensen werden geholpen in de meest kwetsbare bevolkingsgroepen ter wereld die waren getroffen door natuurrampen of door de mens veroorzaakte crises.
Humanitaire hulp is een van de twee voornaamste hulpmiddelen van de Europese Unie om noodhulp te bieden aan mensen buiten de EU die worden geconfronteerd met de onmiddellijke gevolgen van rampen.
De humanitaire hulp van de EU is gebaseerd op de beginselen van humaniteit, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Elk besluit van de Commissie moet in overeenstemming zijn met deze vier beginselen die de basis vormen van de Europese consensus over humanitaire hulp. De humanitaire hulp van de EU wordt verstrekt zonder politieke agenda, en beoogt zonder uitzondering hulp te bieden aan wie dat het meest nodig heeft, zonder rekening te houden met nationaliteit, godsdienst, geslacht, etnische afkomst of politieke overtuiging. Dit engagement tot beginselvaste humanitaire hulp is nu ook verankerd in het Verdrag van Lissabon (artikel 214 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
Het andere zeer belangrijke hulpmiddel is de civiele bescherming. Tweeëndertig landen, waaronder alle EU-lidstaten, nemen deel aan een mechanisme voor civiele bescherming waarmee speur- en reddingsteams en uitrusting ter beschikking worden gesteld na een verzoek van een land dat door een ramp is getroffen. Dit mechanisme wordt beheerd door het waarnemings- en informatiecentrum (MIC) in ECHO.
Met de aanstelling van Kristalina Georgieva in 2010 als eerste Europese commissaris voor internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisrespons werden deze hulpmiddelen in één kader samengebracht, waardoor de samenhang van de EU-operaties voor rampenrespons werd versterkt.
Het beleid van de EU inzake humanitaire hulp en civiele bescherming toont het engagement aan voor hen die binnen en buiten de Unie behoefte hebben aan steunverlening wanneer zij het meest kwetsbaar zijn. Dergelijke steunverlening draagt bij aan de verwezenlijking van een van de strategische doelstellingen van de externe actie van de EU, zoals bedoeld in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Tegelijkertijd krijgt dit beleid veel steun bij het brede publiek in Europa. Blijkens een zeer recente Eurobarometer-enquête is de publieke steun voor de humanitaire hulp van de EU en de civiele bescherming ondanks de economische crisis de afgelopen jaren nog toegenomen.
· Negen op tien EU-burgers (88%) geloven dat het belangrijk is dat de Europese Unie de financiering van de humanitaire hulp voortzet; vergeleken met de laatste enquête in 2010 is dit een stijging met 9 procentpunten. Haast hetzelfde aantal (84%) sprak zich uit voor handhaving van de humanitaire hulp. · Er is ook brede steun (71%) voor de rol van de Commissie bij de coördinatie van de humanitaire hulp, dat is 13 procentpunten meer dan in 2010. Een grote meerderheid van de respondenten (88%) steunt tevens een initiatief om jongeren te betrekken bij humanitaire operaties van de EU als deel van een vrijwillig steunkorps van de EU. · Wat de civiele bescherming betreft, is 82% het ermee eens dat gecoördineerde EU-actie bij rampen doeltreffender is dan actie van individuele landen. · De enquête over civiele bescherming maakt duidelijk dat er bezorgdheid bestaat over de mogelijkheid van rampen in de EU. 75% van de respondenten gaf aan bezorgd te zijn over door de mens veroorzaakte rampen, zoals olievlekken en nucleaire ongelukken. Daarop volgden overstromingen en aardbevingen (67%), terreuraanslagen (64%), gewapende conflicten (59%). · 68% van de Europeanen is op de hoogte van het feit dat de EU humanitaire hulp financiert. Vier op tien (38%) Europeanen weten dat de EU de civiele bescherming coördineert. · Ongeveer één derde is van mening goed op de hoogte te zijn over de activiteiten van de EU inzake humanitaire hulp, een stijging met 12% tegenover de vorige enquête. In de enquête over de civiele bescherming beweerde 19% goed op de hoogte te zijn van de EU-activiteiten. In beide enquêtes vermeldden de respondenten televisie en internet als de voornaamste bronnen van informatie, gevolgd door de pers en de radio.
In 2011 is het aantal gevallen van humanitaire crises, rampen en kwetsbaarheid toegenomen. De trend van stijgende behoeften boven de beschikbare middelen wordt voortgezet. Dit betekent dat de verstrekking van humanitaire steun en civiele bescherming steeds complexer en moeilijker wordt. Door de grotere frequentie en ernst van natuurrampen ontstaan er ook meer onvoorziene humanitaire crisissituaties en meer bepaald ook meer grotere rampen, zoals in de Hoorn van Afrika en in Japan.
In de loop van 2011 waren er volgens de statistieken van het Centrum voor Onderzoek van de Epidemiologie bij Rampen (CRED)[1] en het VN-bureau voor rampenvermindering (UNISDR)[2], 302 natuurrampen van verschillende ernst, waarbij 30.000 mensen omkamen en wereldwijd 206 miljoen andere mensen betrokken waren. Ongeveer 106 miljoen mensen werden getroffen door overstromingen en 60 miljoen mensen door droogte, terwijl 1,6 miljoen mensen door aardbevingen werden getroffen. Azië was veruit de meest getroffen regio, met meer dan 45% van de rampen en 89% van het totale aantal slachtoffers. De gevolgen van de rampen zijn verschrikkelijk en uiteenlopend: verlies van mensenlevens, verlies van huisvesting, vernietiging van gewassen en bestaansmiddelen.
Hoewel er hier slechts enkele genoemd werden, heeft het effect van deze rampen de internationale humanitaire gemeenschap tot het uiterste beproefd. In 2011 moesten de Verenigde Naties de grootste geconsolideerde oproep tot giften in hun geschiedenis doen om in de humanitaire behoeften (5,7 miljard euro) te kunnen voorzien. Er is een steeds grotere wanverhouding tussen de stijgende wereldwijde humanitaire behoeften enerzijds en de steeds beperktere beschikbare financiële middelen om eraan tegemoet te komen, anderzijds, speciaal in het licht van de economische en financiële crisis die vele westerse donorlanden heeft getroffen. Tezamen met de economische kwetsbaarheid in vele delen van de wereld, blijft deze situatie rechtstreekse gevolgen hebben voor het leven van miljoenen mensen in nood.
Het betekent tevens dat de donoren hun inspanningen moeten verdubbelen om op een meer efficiënte en doeltreffende manier te reageren op rampen, door een nog beter gebruik te maken van de beperkte middelen. Voor ECHO betekent dit concreet dat bij de samenwerking met de partners moet worden uitgekeken naar mogelijkheden om efficiënter te werken en meer te investeren in paraatheid en weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen. Tegelijkertijd moeten de synergieën tussen de humanitaire hulp en de civiele bescherming volledig worden uitgebuit. Voorts heeft de EU als onderdeel van het internationale humanitaire stelsel een sleutelrol om andere landen en regio’s aan te moedigen om hun deelname aan humanitaire paraatheid en respons op te voeren, om de toenemende middelen van de opkomende economieën doeltreffender te richten op humanitaire actie en rampenrespons.
Humanitaire rampen die door de mens worden veroorzaakt, zijn nog steeds grotendeels te wijten aan interne burgerconflicten, waarbij de burgerbevolking steeds meer aan geweldplegingen en lijden wordt blootgesteld. Dit type conflict wordt vaak gekenmerkt door een gebrek aan respect van de oorlogvoerende partijen voor het internationale humanitaire recht en de beginselen daarvan, waardoor de humanitaire ruimte, waarbinnen de humanitaire hulp zonder belemmering op een neutrale en onpartijdige wijze kan worden verstrekt, wordt beperkt. In deze context worden de humanitaire toegang tot mensen in nood en de veiligheid en bescherming van de burgerbevolking en de humanitaire vrijwilligers steeds problematischer. De algemene situatie en de arbeidsvoorwaarden zijn in al deze opzichten verslechterd, vooral in Somalië, de Democratische Republiek Congo (DRC), Afghanistan en Noord-Korea.
Als antwoord daarop is er een groeiende consensus binnen de internationale humanitaire gemeenschap over de noodzaak om meer inspanningen te doen en grotere nadruk te leggen op de paraatheid en weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen om beter te leren omgaan met rampen en om de vernietigende gevolgen ervan op de getroffen bevolkingsgroepen en hun bestaansmiddelen te verminderen.
De langetermijngevolgen voor het leven en de levensomstandigheden na grote crises, zoals de aardbeving van 2010 in Haïti en de overstromingen in Pakistan, zijn een goede illustratie van het feit hoe cruciaal het is om het herstel op de langere termijn en de ontwikkelingsbehoeften reeds in een zeer vroeg stadium van de humanitaire respons adequaat aan te pakken. Alleen als de humanitaire werkers en de ontwikkelingswerkers samenwerken, bestaat er een kans om de vernietigende gevolgen van steeds weer terugkerende rampen op de duurzame ontwikkeling tegen te gaan. In dit verband zijn in 2011 de werkzaamheden inzake de koppeling van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD) voortgezet, bv. door de gezamenlijke programmering door de diensten van de Commissie van begrotingen voor voedselzekerheid in bepaalde regio’s en de nauwe samenwerking met het stabiliteitsinstrument voor eerste herstelmaatregelen (maatregelen op korte termijn). De gedane inspanningen omvatten onder meer de uitwerking van een gemeenschappelijke methode en het testen daarvan, intensievere samenwerking van de humanitaire en ontwikkelingswerkers, alsook een aantal innovatieve manieren van aanpakken voor de praktische uitvoering op het terrein.
Via de Commissie (ECHO) heeft de EU in 2011 aanzienlijke, op behoeften gebaseerde humanitaire hulp verleend en de verstrekking van civiele bescherming in natura mogelijk gemaakt voor een totaal van 1,154 miljard euro, bestaande uit:
· humanitaire hulp aan ongeveer 117 miljoen mensen[3] in 91 niet-EU-landen, hetgeen overeenkomt met gemiddeld 10 euro per begunstigde;
· snelle respons op 18 verzoeken om hulp uit het civielebeschermingsmechanisme, binnen en buiten de EU.
Het initiële budget voor humanitaire hulp van 853 miljoen euro werd bij diverse gelegenheden aangevuld om in de loop van het jaar een antwoord te bieden op nieuwe crises en natuurrampen, met name het interne conflict in Libië, de postelectorale crisis in Ivoorkust, de hongersnood ten gevolge van de droogte, nog verergerd door het conflict in de Hoorn van Afrika, het conflict in Sudan in verband met de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan en de overstromingen in Pakistan. Om aan deze extra behoeften tegemoet te komen, werden extra middelen vrijgemaakt via transfers uit de noodhulpreserve van de EU, via het tiende Europees Ontwikkelingsfonds dat is gereserveerd voor humanitaire hulp aan de landen van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, via EVA-bijdragen[4] en via transfers uit andere begrotingslijnen binnen de rubriek externe steun van de EU-begroting (rubriek 4).
Van de totale EU-steun die in 2011 is verleend, werd ongeveer 42% toegewezen voor langdurige crises, was 38% noodzakelijk voor respons op natuurrampen en werd 20% gebruikt voor ad-hoc-crises en interventies.
Natuurrampen hebben ook in 2011 menselijk lijden en grote schade veroorzaakt in de hele wereld. De Commissie heeft in verband met dit soort rampen een tweevoudige strategie opgezet:
· snelle respons, door het verstrekken van humanitaire hulp en het mogelijk maken en coördineren van civielebeschermingssteun van EU-lidstaten aan andere staten (EU of derde landen) die deelnemen aan het civielebeschermingsmechanisme op vrijwillige basis, na activering van het mechanisme;
· rampenparaatheid, door het bepalen van de geografische gebieden en bevolkingsgroepen die het meest kwetsbaar zijn voor natuurrampen en waarvoor specifieke programma’s voor rampenparaatheid worden opgezet.
In 2011 verstrekte de Commissie humanitaire hulp om de gevolgen van de volgende rampen aan te pakken:
· de drievoudige ramp van de aardbeving, tsunami en nucleaire explosie in Japan;
· droogte in West-Afrika (Burkina Faso, Mauritanië, Mali, Niger, Tsjaad), in de Hoorn van Afrika (Djibouti, Ethiopië, Kenia, Somalië) en in Centraal- en Zuid-Amerika (Paraguay, Bolivia, Honduras, El Salvador en Guatemala);
· overstromingen in Pakistan, Bangladesh, India, Sri Lanka en Peru;
· cyclonen/orkanen/tropische stormen in Zuidoost-Azië (Cambodja, Laos, de Filippijnen, Thailand, Vietnam), in Centraal-Amerika (El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua) en in het Caribische gebied (St. Lucia);
· epidemieën in Kameroen.
In 2011 ontwikkelde zich een grote humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika. Een combinatie van hoge voedselprijzen, uitblijvende regenseizoenen, toenemende bevolkingsverplaatsingen (voornamelijk door het voortdurend conflict in Somalië), restrictieve humanitaire toegang, heeft tot een snelle verslechtering geleid van de voedselzekerheid en de voedingsstatus voor de kwetsbare bevolkingsgroepen. De situatie verergerde nog door de onderliggende armoede en de beperkte weerbaarheid. In de tweede helft van 2011 waren meer dan 13 miljoen mensen getroffen door de crisis. De Commissie reageerde door meer dan 181 miljoen euro vrij te maken om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de regio bij te staan.
Behalve rampenrespons streeft de Commissie ook naar een betere rampenpreventie en -paraatheid, zowel binnen de EU als daarbuiten, speciaal in regio’s die onderhevig zijn aan natuurrampen. De reductie van het risico op rampen en de aanpassing aan de klimaatverandering stonden centraal in de financiering in 2011. ECHO lanceerde nieuwe DIPECHO-programma’s in Zuid-Azië, Zuid-Amerika, de Stille Oceaan en het Caribische gebied. De risicoreductie werd ook in de algemene hulpprogramma’s mee opgenomen.
Wat betreft crises die door de mens zijn veroorzaakt, is het politieke protest in Libië omgeslagen in een burgeroorlog, waardoor uiteindelijk een door de NAVO geleide luchtaanvallencampagne noodzakelijk werd om de burgerbevolking te beschermen. Het conflict in Libië leidde tot een grote vluchtelingencrisis aan de grenzen met Tunesië en Egypte, waarbij EU-steun noodzakelijk werd voor de humanitaire respons en de repatriëring van de mensen die in Libië werkzaam waren geweest en het conflict waren ontvlucht. De postelectorale crisis in Ivoorkust bleef voortduren, waardoor ook buurlanden getroffen werden. In Irak is de veiligheidssituatie sinds de parlementsverkiezingen van 7 maart 2010 steeds verder verslechterd. Opstandelingen hebben de politie en het leger verder aangevallen, alsook de burgerbevolking, door grote bomaanslagen, met de bedoeling het vertrouwen in de Iraakse veiligheidsdiensten te ondermijnen, net op het ogenblik dat de troepen van de VS eind 2011 Irak zouden gaan verlaten.
Naast deze crises is de Commissie verder tussengekomen in een aantal langdurige en complexe noodsituaties. Bijvoorbeeld:
Sudan en Zuid-Sudan: De formele splitsing van Sudan in twee staten verliep in het begin vreedzaam, toen Zuid-Sudan op 9 juli 2011 het 196e land van de wereld werd. Het gewapende conflict aan de nieuwe grens verergert echter steeds meer en er zijn nog steeds moeilijke onderhandelingen aan de gang om een aantal nog bestaande geschillen op te lossen (o.m. deling van de olie-inkomsten, grensafbakening). Ondertussen zijn er nieuwe noodsituaties ontstaan waardoor de humanitaire nood in zowel Sudan als Zuid-Sudan scherp is toegenomen.
In bezet Palestijns gebied blijft de bevolking onder Israëlische bezetting te lijden hebben van ernstige ontberingen en sociale problemen. Een langdurige economische crisis, met sterke belemmeringen van mobiliteit en de voortdurende vernietiging van fysieke goederen, heeft tot grote armoede en werkloosheid geleid. Op de Westelijke Jordaanoever blijven de toename van Joodse nederzettingen, geweldplegingen van kolonisten tegen Palestijnen en de veiligheidsbarrière het dagelijkse leven bemoeilijken. Er blijven strikte controles gelden op de toegang van Palestijnen naar Israël en Oost-Jeruzalem, en landbouwers blijven het moeilijk hebben om toegang te krijgen tot hun grond in de buurt van de veiligheidsbarrière en de nederzettingen. Duizenden huiseigenaars worden verder bedreigd door nog hangende sloopbevelen en er is een groeiend aantal onteigeningen.
In de Democratische Republiek Congo is de humanitaire situatie, met 1,9 miljoen ontheemden op een totale bevolking van 71 miljoen, in vele regio’s nog erg precair. Er is een aanzienlijk verlies van de oogst ten gevolge van problemen van bereikbaarheid en door conflicten. Er zijn nog steeds talrijke intern ontheemden in Noord- en Zuid-Kivu, in het oosten van het land, dat door conflicten getroffen wordt. Hoewel in bepaalde delen van Noord-Kivu een geleidelijke stabilisering van de situatie tot stand is gekomen, is de situatie in andere delen aanzienlijk verslechterd, waardoor de algemene situatie erg onstabiel is. In de Evenaarsprovincie heeft een stammenconflict eind 2009, gevolgd door een interventie van het leger, geleid tot een aanzienlijk aantal ontheemden en een uitstroom van vluchtelingen naar de Republiek Congo en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Voortdurende aanvallen van het zogeheten Verzetsleger van de Heer (Lord's Resistance Army - LRA) hebben massaal tot ontheemding geleid in de Oostelijke Provincie en tot een aanzienlijke uitstroom van vluchtelingen naar de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Ondanks de zware tol die de complexe noodsituaties de afgelopen jaren hebben geëist, en het gebrek aan respect voor humanitaire beginselen en aan veiligheid en zekerheid voor de humanitaire werkers, zijn er ook gevallen waarin de humanitaire situatie is verbeterd. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat de situatie verbetert indien humanitaire acties meteen gevolgd worden door doelgerichte ontwikkelingsacties[5].
Wat civiele bescherming betreft, werd het EU-mechanisme voor civiele bescherming in de loop van het jaar 18 maal geactiveerd[6] (4 maal binnen en 14 maal buiten de EU). Het betrof hier onder meer de explosie in een zeemachtbasis op Cyprus, bosbranden in Griekenland en Albanië, overstromingen in Pakistan, een aardbeving in Turkije, de aardbeving en vloedgolf in Japan. Daarnaast werden EU-burgers en onderdanen van derde landen geëvacueerd tijdens de crisis in Libië. Er werden binnen en buiten de EU deskundigen gezonden als onderdeel van twaalf toetsings- en coördinatiemissies.
Het voorstel voor een besluit betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming[7] werd door de Commissie eind 2011 goedgekeurd. Het is nog steeds in behandeling bij de Raad en het Parlement. Punt 4 hieronder geeft hierover verdere details.
Dit wetsvoorstel heeft tot doel de instrumenten van het mechanisme te versterken. Momenteel wordt de ontplooiing van de middelen van het EU-mechanisme in grote mate gebaseerd op vrijwillige aanbiedingen van de 32 deelnemende landen. De Commissie is van plan over te gaan tot een systeem dat op voorhand is gepland en het mogelijk maakt meteen tot actie over te gaan.
ECHO heeft meer dan 300 medewerkers in het hoofdkantoor te Brussel en meer dan 400 in de 44 kantoren op het terrein in 38 landen over de hele wereld. Meteen na een ramp komen humanitaire deskundigen ter plaatse om de behoeften te evalueren en ook om toe te zien op de tenuitvoerlegging van de humanitaire projecten die door de EU zijn gefinancierd. Deze op behoeften gebaseerde aanpak is een typerend kenmerk van de humanitaire hulp van de EU en van de manier waarop die wordt verdeeld aan ongeveer 200 partners, nl. niet-gouvernementele organisaties, agentschappen van de Verenigde Naties, andere internationale organisaties, zoals het internationale comité van het Rode Kruis, de internationale federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen, en een aantal gespecialiseerde agentschappen van de EU-lidstaten.
Het is van belang voor ECHO een breed spectrum van partners te hebben, om zo een steeds langer wordende lijst van behoeften in diverse delen van de wereld te bestrijken, vaak in steeds complexer wordende situaties. De subsidies en bijdragen die door ECHO worden beheerd, worden geselecteerd uit de beste ingediende voorstellen. In 2011 werd de financiering over de partners van ECHO als volgt verdeeld: ngo’s 50%, VN-agentschappen 36% en internationale organisaties 14%.
De humanitaire organisaties staan voor steeds grotere problemen om toegang te krijgen tot de mensen die de hulp nodig hebben. Dit is te wijten aan de inperking van de humanitaire ruimte door de regeringen en door gewapende groepen die enerzijds geen respect hebben voor zelfs maar de meest elementaire bescherming die onder het internationale humanitaire recht wordt gegarandeerd, en anderzijds vanwege veiligheidsbeperkingen. De regeringen beperken steeds meer de verstrekking van humanitaire hulp (bv. Sri Lanka). In vele conflictgebieden (bv. Democratische Republiek Congo, Somalië, Sudan) worden de humanitaire werkers getuige van zeer brute oorlogsmethoden, inclusief het tot doelwit nemen van burgers en vaak ook seksueel geweld als oorlogswapen.
Daarnaast zijn er kennelijk steeds meer aanvallen op humanitaire werkers, met inbegrip van ontvoeringen, uitwijzingen en moorden. De donoren moeten er zich rekenschap van geven dat niet alleen de veiligheid van het humanitaire personeel, maar ook de financiering en de infrastructuur die zij verstrekken, gevaar lopen. Sommige regeringen zijn bereid tot het uiterste te gaan om de financiële middelen of eigendommen die door donoren werden gefinancierd, te onteigenen of te “lenen” en/of de organisaties voor humanitaire hulp uit te wijzen zodra zij van hun middelen zijn ontdaan.
Op beleidsniveau heeft de Commissie zich in 2011 toegespitst op de volgende strategische initiatieven:
· Presentatie van wetgevingsvoorstellen inzake de civiele bescherming van de EU met als doel de bestaande instrumenten aanzienlijk te versterken. Momenteel wordt de ontplooiing van de teams en de middelen van het EU-mechanisme voor civiele bescherming in grote mate gebaseerd op vrijwillige aanbiedingen van de deelnemende landen. Hoewel het EU-mechanisme voor civiele bescherming reeds een belangrijke rol speelt bij de ondersteuning, de coördinatie en de aanvulling van het proces van wederzijdse bijstand, stelt de Commissie voor te komen tot een systeem dat op voorhand gepland en onmiddellijk werkzaam is. In deze context zijn voorbereidingen van start gegaan om in 2013 een doeltreffender rampenresponscentrum op te zetten, dat het waarnemings- en informatiecentrum (MIC) moet vervangen. Het is de bedoeling dat dit centrum dag en nacht volledig operationeel is en de EU in staat stelt een meer actieve rol te spelen bij de planning, voorbereiding, operationele coördinatie en logistieke ondersteuning.
· Er zijn plannen voor een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening, zoals dat wordt verlangd door het Verdrag van Lissabon (artikel 214, lid 5, VWEU). In 2011 ging ECHO van start met een openbare raadpleging en een effectbeoordeling, alsook met een aantal proefprojecten. De resultaten van deze activiteiten zullen hun weg vinden in het voorstel voor een wetgevend kader tot oprichting van het korps, vermoedelijk goed te keuren in 2012.
ECHO heeft ook bijzondere aandacht gehad voor geselecteerde horizontale beleidsprioriteiten, overeenkomstig de verbintenissen van de Europese consensus over humanitaire hulp[8] en het actieplan daarvan. Deze beleidsprioriteiten omvatten onder meer de verdere ontwikkeling van het humanitaire voedselhulpbeleid van de EU. De onderhandelingen over de modernisering van het Voedselhulpverdrag verliepen tegen deze achtergrond. Om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de gezamenlijke inspanningen te vergroten met het oog op voedselzekerheid en voedingsbehoeften, heeft de Commissie een intentieverklaring ondertekend over programmatische samenwerking inzake voedselzekerheid en voeding, met drie VN-agentschappen: de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), het Wereldvoedselprogramma (WFP) en het Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD).
De Commissie heeft steun verleend aan acties voor rampenparaatheid in regio’s waar vaak natuurrampen voorkomen, ten einde de lokale gemeenschappen te helpen bij rampen snel en doeltreffend te reageren, en zo talrijke levens te redden. Deze steun wordt verdeeld via de DIPECHO-programma’s waarmee in 2010 is begonnen en via nieuwe programma’s in Zuid-Azië, de Stille Oceaan, Zuid-Amerika en het Caribische gebied. De bijdrage aan de rampenparaatheid gaat veel verder dan de DIPECHO-actieplannen, aangezien vele van de grote financieringsbesluiten voor humanitaire hulp rampenparaatheid of verzachting van de gevolgen van rampen onder hun doelstellingen tellen. De stroomlijning houdt verband met infrastructuurondersteuning, belangenbehartiging en openbare bewustwording, verzachting op kleine schaal, inventarisatie en geautomatiseerde gegevensverwerking, systemen voor vroegtijdige waarschuwing, onderwijs, institutionele versterking en activiteiten in verband met de klimaatverandering.
Wat het onderdeel civiele bescherming betreft, heeft ECHO de samenwerking tussen de 32 landen[9] die deelnemen aan het mechanisme voor civiele bescherming, aangemoedigd en bevorderd. Hiermee beoogt ECHO de doeltreffendheid te verbeteren van de systemen in Europa ter preventie van en tot bescherming tegen rampen die door de natuur, de technologie of de mens worden veroorzaakt.
De Commissie is ook begonnen informatie te verzamelen als onderdeel van een programma van achttien maanden inzake optimale werkwijzen voor rampenpreventie, met de focus op specifieke rampen (aardbevingen, vloedgolven, overstromingen, stormen, droogten en hittegolven) en horizontale maatregelen (zoals planning en ontwerp van infrastructuur). De uitvoering van het mechanisme voor civiele bescherming is een garantie dat de mensen, het milieu, hun have en goed en het culturele erfgoed bij rampen beter beschermd worden. Op het gebied van de paraatheid had de EU-steun vooral betrekking op systemen voor vroegtijdige waarschuwing, op modules en het opleidingsprogramma van het mechanisme voor civiele bescherming (meer dan 890 deskundigen werden in 2011 opgeleid en vijf oefeningen op grote schaal werden ondersteund). Daarnaast verstrekte de Commissie financiële steun aan een aantal samenwerkingsprojecten inzake paraatheid (opzetten van een team voor de evacuatie van burgers, evacuatie bij een nucleair ongeluk, bewustmaking inzake reddingswerkzaamheden in grotten, en de schoonmaak van door olie vervuilde kustgebieden).
Steun op basis van middelen van de lidstaten werd verstrekt in EU-lidstaten en derde landen die door een ramp waren getroffen, na een verzoek van de regering van het betrokken land.
[1] www.cred.be.
[2] www.unisdr.org.
[3] Waarvan 105 miljoen via humanitaire hulp en voedselhulp en 12 miljoen via activiteiten voor rampenparaatheid.
[4] Europese Vrijhandelsassociatie.
[5] Zoals verder uitgelegd met een aantal concrete voorbeelden in het begeleidende document. Zie de voorbeelden van Tsjaad, Burundi/Tanzania of, in hoofdstuk 3.9, in verband met overgang en weerbaarheid.
[6] 18 activeringen, 3 voor-alarmen en 6 toetsingsverzoeken.
[7] COM(2011) 934 definitief, goedgekeurd op 20.12.2011.
[8] Goedgekeurd door de Raad, het Europees Parlement en de Commissie op 18 december 2007 (PB C 25 van 30.1.2008.
[9] De 27 lidstaten van de EU, naast Noorwegen, IJsland, Liechtenstein, Kroatië en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië.