Toelichting bij COM(2012)714 - 29e jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het eu-recht (2011)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52012DC0714R(01)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE 29e JAARLIJKSE VERSLAG OVER DE CONTROLE OP DE TOEPASSING VAN HET EU-RECHT (2011) /* COM/2012/0714 final/2 */


1.

Verslag van de Commissie 29ste Jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het EU-recht (2011)


Inleiding



De Europese Unie kan haar beleidsdoelstellingen niet bereiken indien de lidstaten het EU-recht niet daadwerkelijk in de praktijk toepassen. De verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten zijn duidelijk in de Verdragen vastgelegd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor een juiste toepassing van het acquis[1], waardoor zij verplicht zijn richtlijnen correct en tijdig om te zetten. De Commissie is belast met het toezicht op de werkzaamheden van de lidstaten en de naleving van het EU-recht, waarbij zij gebruik kan maken van formele gerechtelijke procedures.

Met het oog op een doeltreffende beleidsuitvoering tracht de Commissie, in overleg met de lidstaten, de problemen en klachten van burgers, bedrijven, ngo's en andere belanghebbenden met betrekking tot de toepassing van het EU-recht op een efficiënte en bevredigende wijze op te lossen alvorens een formele inbreukprocedure in te leiden.

Wanneer deze pogingen om de problemen op te lossen niet succesvol zijn, kan de Commissie een formele inbreukprocedure inleiden (op grond van artikel 258 VWEU[2]). Deze procedure kan worden ingeleid wegens te late of onjuiste omzetting van richtlijnen of wegens een verkeerde toepassing van het recht.

In dit verslag wordt nader ingegaan op de prestaties met betrekking tot belangrijke aspecten van de toepassing van het EU-recht, en wordt een overzicht gegeven van strategische kwesties. De prestaties en problemen in verband met de toepassing van het EU-recht per sector en per lidstaat worden in de aan dit verslag gehechte werkdocumenten van de diensten van de Commissie behandeld.

2.

1. Omzetting van richtlijnen 1.1. Overzicht van de omzettingswerkzaamheden in 2011


In 2011 moesten de lidstaten meer richtlijnen omzetten dan in het jaar daarvoor (131 tegen 111 richtlijnen in 2010).

Het aantal te late omzettingen is in 2011 sterk toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. De Commissie heeft in 2011 1185 inbreukprocedures ingeleid wegens te late omzetting, tegen 855 in 2010 en 531 in 2009. Eind 2011 waren er 763 zaken hangende wegens te late omzetting, een stijging met 60% ten opzichte van eind 2010. De controle op te late omzetting vormt een prioriteit van de Commissie[3]; zij kan in het kader van de speciale sanctiebepaling van artikel 260, lid 3, VWEU voorstellen om boetes op te leggen aan lidstaten die richtlijnen niet op tijd omzetten (voor nadere bijzonderheden zie onder 1.2).

De volgende grafiek bevat de voornaamste cijfers[4] betreffende de inbreukprocedures die de Commissie in 2011 heeft ingeleid wegens vertraging bij de omzetting:

In de volgende tabel worden de inbreukzaken wegens te late omzetting per lidstaat weergegeven[5]:

De drie beleidsterreinen ten aanzien waarvan in 2011 de meeste procedures werden ingeleid waren vervoer (240 procedures), interne markt en diensten (198) en gezondheid en consumenten (164).

Bij veel van deze zaken waren een groot aantal lidstaten betrokken. Zo startte de Commissie procedures tegen 23 lidstaten in verband met de te late omzetting van de richtlijn inzake schone en energiezuinige wegvoertuigen[6]. Evenzo werden tegen 22 lidstaten procedures ingeleid met betrekking tot de richtlijn betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur[7], werden 23 procedures ingeleid in verband met de richtlijn betreffende openbare aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied[8], en eenzelfde aantal met betrekking tot de herschikte ICBE-richtlijn[9]. Tegen 12 lidstaten werden procedures gestart inzake vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen[10].

3.

1.2. Zaken die op grond van artikel 258 en/of artikel 260, lid 3, VWEU bij het Hof aanhangig zijn gemaakt


Krachtens artikel 260, lid 3, VWEU kan de Commissie, wanneer zij een inbreukzaak wegens te late omzetting bij het Hof aanhangig maakt op grond van artikel 258 VWEU, geldelijke sancties vaststellen zonder een eerste arrest van het Hof af te wachten.

Deze vernieuwing van het Verdrag van Lissabon heeft ten doel de lidstaten nog meer aan te sporen richtlijnen binnen de door de wetgever vastgestelde termijnen om te zetten en er aldus voor te zorgen dat de wetgeving van de Unie werkelijk doeltreffend is.

De Commissie heeft eind 2011 voor het eerst een inbreukzaak wegens te late omzetting bij het Hof aanhangig gemaakt met een verzoek om geldelijke sancties op grond van artikel 260, lid 3, VWEU[11]. In 2011 werd in negen gevallen besloten een dergelijke sanctie voor te stellen, met betrekking tot vijf lidstaten: Oostenrijk (1 zaak), Duitsland (3), Griekenland (1), Italië (1) en Polen (3). De voorgestelde dwangsom liep uiteen van 44 876,16 tot 215 409,60 euro per dag (er werd niet om een forfaitaire som verzocht).

De in het werkdocument van de diensten van de Commissie opgenomen inbreukprofielen van de lidstaten bevatten nadere informatie over deze zaken.

4.

2. Onjuiste omzetting en verkeerde toepassing van EU-wetgeving


Terwijl de Commissie als hoedster van het Verdrag haar eigen onderzoeken instelt om inbreuken op het EU-recht op te sporen (punt 2.1.2), leveren burgers, ondernemingen en organisaties van belanghebbende partijen een belangrijke bijdrage aan deze controlerende taak door melding te maken van tekortkomingen bij de omzetting en/of de toepassing van het EU-recht door nationale autoriteiten (zie klachten onder punt 2.1.1.). Wanneer de problemen zijn vastgesteld, voeren de Commissie en de betrokken lidstaat bilaterale besprekingen om deze, voor zover mogelijk, op te lossen via EU-Pilot.

5.

2.1. Opsporing van problemen en informele oplossingen 2.1.1. Klachten


Klachten worden ingediend door burgers, ondernemingen, ngo's of andere organisaties. Zij worden behandeld overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de betrekkingen met de klager inzake de toepassing van het recht van de Unie[12], waarin een streeftermijn is vastgesteld van uiterlijk een jaar na registratie van een klacht om de zaak te seponeren of de formele procedure in te leiden. De onderstaande grafiek bevat de voornaamste gegevens[13] betreffende klachten van burgers in 2011:


3115 nieuwe klachten – De drie lidstaten waartegen de meeste klachten zijn ingediend waren Italië (386 klachten), Spanje (306) en Duitsland (263). Burgers, ondernemingen en organisaties maakten met name melding van onregelmatigheden op het gebied van milieu, interne markt en diensten, en justitie (respectievelijk 604, 530 en 434 klachten).

3078 behandelde klachten – Na een eerste beoordeling van meer dan drieduizend klachten in 2011 is de Commissie met betrekking tot 619 klachten bilaterale besprekingen met de lidstaten begonnen om vast te stellen of er EU-regels waren geschonden[14]. Klachten die aanleiding gaven tot bilaterale besprekingen betroffen meestal milieu, interne markt en diensten, en belastingen en douane-unie (respectievelijk 149, 101 en 87 pre-inbreukdossiers). Bilaterale besprekingen met de lidstaten vinden plaats in het kader van het EU-Pilot-project (zie onder punt 2.1.3.).

Ook in 2011 attendeerden burgers het Europees Parlement door middel van verzoekschriften op tekortkomingen in de wijze waarop de lidstaten de EU-wetgeving toepassen. Het Europees Parlement besteedde met name aandacht aan kwesties op het gebied van milieu, werkgelegenheid, justitie en grondrechten, regionaal beleid en gezondheid en consumenten.

Het werkdocument van de diensten van de Commissie bevat nadere informatie over de verzoekschriften (deel II).

6.

2.1.2. Op eigen initiatief (ambtshalve) geopende zaken


Ook door de Commissie zelf uitgevoerd onderzoek brengt potentiële schendingen van het EU-recht aan het licht. Net als bij klachten voert de Commissie eerst bilateraal overleg met de betrokken lidstaat om snel een oplossing te vinden. In 2011 werden 1271 onderzoeken gestart. Milieu, vervoer, en belastingen en douane-unie waren de drie beleidsterreinen waarop de meeste potentiële inbreuken werden vastgesteld (respectievelijk 376, 178 en 177 nieuwe zaken). Deze betroffen hoofdzakelijk de lidstaten Italië, Spanje en Polen (respectievelijk 125, 113 en 81 nieuwe dossiers).

In sommige gevallen leidde de Commissie rechtstreeks formele inbreukprocedures in door middel van een ingebrekestelling op grond van artikel 258 VWEU, zonder van EU-Pilot gebruik te maken. Deze uitzonderlijke gevallen hadden betrekking op:

· de maatregelen van 20 lidstaten binnen de OIV (Organisation Internationale de la Vigne et du Vin); en

· de bilaterale overeenkomst tussen Italië en China op grond waarvan houders van een diplomatiek paspoort van de visumplicht zijn vrijgesteld.

7.

2.1.3. Partnerschap met de lidstaten: EU-Pilot


EU-Pilot is op initiatief van de Commissie opgezet met het doel vragen te beantwoorden en oplossingen te vinden voor problemen bij de toepassing van het EU-recht. Het project wordt ondersteund door een online-databank en communicatie-instrument. EU-Pilot biedt de mogelijkheid om problemen op te lossen voordat tot een formele inbreukprocedure wordt overgegaan. Aangezien zaken in beginsel binnen 20 weken moeten worden afgehandeld, bevordert de via EU-Pilot gevoerde dialoog een snelle probleemoplossing.

De deelname van de lidstaten aan EU-Pilot is geleidelijk tot stand gekomen. Tegen eind 2011 waren 25 lidstaten bij het project aangesloten en bevonden de voorbereidende werkzaamheden voor de deelname van de overige twee lidstaten zich in een vergevorderd stadium[15]. In de volgende tabel worden de voornaamste EU-Pilotcijfers[16] voor 2011 weergegeven:

In 2011 werden 1201 nieuwe dossiers geopend – Deze dossiers betreffen 510 klachten die door de Commissie zijn bevestigd, en 691 op eigen initiatief geopende zaken.

In 2011 werden 700 dossiers afgesloten – Van de 700 EU-Pilotdossiers in 2011 sloot de Commissie 508 zaken af omdat de lidstaten een bevredigend antwoord gaven. Dit is een percentage opgeloste zaken van 72,5% (een daling met 8,5% ten opzichte van de 81% van 2010)[17].

1096 dossiers waren nog hangende – Tegen eind 2011 hadden de meeste EU-Pilotdossiers betrekking op Italië (371), gevolgd door Spanje (365) en Duitsland (193). Wat de beleidsterreinen betreft was milieubescherming het sterkst vertegenwoordigd met 335 lopende zaken, vervolgens interne markt en diensten (129) en belastingen en douane-unie (117).

De Commissie rondde vorig jaar 183 EU-Pilotdossiers af met een formele inbreukprocedure. De aanpak via EU-Pilot leidde het vaakst tot negatieve resultaten op het gebied van milieu (49 dossiers), belastingen en douane-unie (24) en vervoer (21 afwijzingen). Wat de lidstaten betreft werden vooral in het geval van Italië, Polen en Spanje tot inbreukprocedures overgegaan (respectievelijk 21, 15 en 14 dossiers).

Het meest recente evaluatieverslag over EU-Pilot[18] bevat nadere informatie.

8.

2.2. Inbreukprocedures


Wanneer een lidstaat de beweerde inbreuk op het EU-recht niet ongedaan maakt, leidt de Commissie een inbreukprocedure in op grond van artikel 258 VWEU[19], en kan zij de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het 'Hof').

Eind 2011 stonden 1775 inbreukzaken open[20]. Het aantal lopende inbreukzaken is elk jaar afgenomen – 2100 zaken in 2010 en bijna 2900 zaken in 2009. In de volgende grafieken worden de inbreuken per lidstaat en beleidsterrein opgesplitst:

Gedurende de formele procedure worden de besprekingen tussen de lidstaat en de Commissie voortgezet om het nationale recht in overeenstemming te brengen met EU-wetgeving. Uit statistische gegevens blijkt dat de lidstaten hun best doen om inbreuken zonder tussenkomst van het Hof op te lossen[21]. In 2011:

· sloot de Commissie 203 inbreukzaken af na ingebrekestelling;

· werden nog eens 167 zaken opgelost na toezending van een met redenen omkleed advies; en

· werden 29 inbreukzaken beëindigd (of bij het Hof stopgezet) toen de Commissie had besloten de zaak bij het Hof aanhangig te maken.

In totaal werden 399 inbreukzaken beëindigd omdat de lidstaten in kwestie aantoonden dat zij het EU-recht waren nagekomen. Het Hof heeft in 2011 62 keer uitspraak gedaan op grond van artikel 258 VWEU, waarbij het de Commissie in 53 arresten (85%) steunde.

De lidstaten stellen gewoonlijk tijdig de nodige maatregelen vast om aan het arrest van het Hof te voldoen. Eind 2011 moest de Commissie echter 77 inbreukprocedures op grond van artikel 260, lid 2, VWEU voortzetten omdat de betrokken lidstaten het arrest van het Hof niet waren nagekomen. De meeste van deze zaken betroffen Griekenland (13), Italië (12) en Spanje (8). Bij bijna de helft van de onder artikel 260, lid 2, VWEU vallende zaken ging het om inbreuken op de milieuregelgeving (36); verder waren er enkele gevallen op het gebied van interne markt en diensten (10) en vervoer (8) .

Van deze 77 zaken waren er eind 2011 reeds 11 voor de tweede keer bij het Hof aanhangig gemaakt. Vorig jaar deed het Hof slechts tweemaal uitspraak op grond van artikel 260, lid 2, VWEU, en wel tegen Griekenland[22] en Italië[23]. In beginsel wordt bij een arrest van het Hof op grond van artikel 260, lid 2, VWEU een forfaitaire som en/of een dwangsom aan de in gebreke gebleven lidstaat opgelegd. De forfaitaire som moet onmiddellijk worden betaald, terwijl de dwangsom dagelijks moet worden voldaan totdat het eerste arrest van het Hof volledig wordt nagekomen.

3. Inbreuken en de beleidscyclus 3.1. Inbreukgegevens – een aanleiding om actie te ondernemen

De gegevens betreffende de prestaties van de lidstaten bij de toepassing van de wetgeving zijn van invloed op de beleidscyclus. Veelvuldige inbreuken kunnen op uitvoeringsproblemen wijzen die moeten worden opgelost (zoals de wijziging van bestaande regels, een duidelijker uitleg van bestaande wetgeving of eventueel de opstelling van nieuwe wetgeving). Een aantal van de strategische initiatieven van het werkprogramma van de Commissie voor 2011 zijn specifiek naar aanleiding van uitvoeringsproblemen vastgesteld.

· Het nieuwe wetgevingsvoorstel inzake de detachering van werknemers met het oog op de verbetering van 'de uitvoering en praktische toepassing van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers'[24];

· Het voorstel voor een nieuw wetgevingskader betreffende de bevriezing en confiscatie van de opbrengsten van misdrijven erkent dat als gevolg van het onduidelijke bestaande EU-wetgevingskader, 'sommige bepalingen niet zijn omgezet in nationale wetgeving of niet naar behoren worden uitgevoerd'[25];

· In het voorstel tot wijziging van de richtlijnen kapitaalvereisten (RKV IV-pakket) word betoogd dat de talrijke nationale opties en bevoegdheden in de voormalige RKV een samenhangende uitvoering van de kapitaalvereisten in heel Europa in de weg staan[26].

9.

3.2. Een betere voorbereiding en planning van tenuitvoerlegging


Het is van het grootste belang dat in een vroege fase van beleidsontwikkeling inzicht bestaat in de problemen die zich bij de omzetting en de toepassing van wetgeving kunnen voordoen (bv. in de fase van de effectbeoordeling). Om te kunnen beoordelen of een voorstel deugdelijk is, moet de Commissie in een vroeg stadium reeds een voorstelling hebben van de wijze waarop het in de lidstaten zal worden uitgevoerd.

Anticipatie op de uitvoering tijdens de fase van de effectbeoordeling kan de latere implementatiewerkzaamheden ten goede komen. De Commissie kan de bevoegde nationale autoriteiten helpen bij een correcte omzetting en toepassing van de EU-regels door hen attent te maken op de grootste risico's voor een tijdige en correcte tenuitvoerlegging van nieuwe (of gewijzigde) wetgeving en door aanbevelingen te doen waarmee deze risico's in uitvoeringsplannen kunnen worden tegengegaan.

De Commissie heeft in 2011 een aantal uitvoeringsplannen opgesteld met betrekking tot haar strategische initiatieven, en wel op het gebied van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)[27], de alternatieve beslechting van consumentengeschillen[28], de wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen[29], en de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting[30].

Andere vormen van ondersteuning van de lidstaten zijn bilaterale contacten tussen de nationale overheden en de Commissie, de instelling van deskundigengroepen en de publicatie van richtsnoeren, handboeken, interpretatienota's en werkdocumenten.

3.3. De uitwisseling van informatie – Naar een betere kennisbank

Het is voor het bereiken van de doelstellingen op het gebied van 'slimme regelgeving' van het grootste belang dat burgers en ondernemingen weten op welke wijze de EU-wetgeving in de lidstaten wordt toegepast. In 2011 kon een langdurig geschil tussen de EU-instellingen op dit gebied worden opgelost. Dit verschil van mening betrof de wijze waarop lidstaten nader moeten toelichten hoe zij richtlijnen omzetten in hun nationale recht (zie het onderdeel 'Correlatietabellen' in de vorige jaarlijkse verslagen over de controle op de toepassing van het EU-recht).

De tussen de EU-instellingen overeengekomen oplossing is vastgelegd in gezamenlijke politieke verklaringen die op 1 november 2011 van kracht zijn geworden[31]. Op grond van de hierin vervatte afspraken kan de Commissie per geval en met passende motivering, de lidstaten verzoeken 'toelichtende stukken' te verstrekken. Indien de lidstaten dit zinvol achten kunnen deze documenten de vorm aannemen van een concordantietabel. Deze toelichtende stukken moeten het verband tussen de nationale omzettingsinstrumenten en de specifieke bepalingen van een richtlijn illustreren. De preambule van de richtlijn bevat een overweging waarin de lidstaten zich ertoe verbinden de Commissie één of meer toelichtende stukken te verstrekken.

Het eerste onderzoek om na te gaan of deze verklaringen hun doel hebben bereikt, vindt uiterlijk op 1 november 2013 plaats.

10.

4. conclusies


De correcte toepassing van het EU-recht blijft de lidstaten voor uitdagingen stellen. In de vroege stadia van uitvoering doen zich dikwijls moeilijkheden voor, waardoor te late omzetting een steeds groter probleem wordt. Het aantal inbreuken wegens te late omzetting is in de afgelopen drie jaar steeds verder toegenomen, en dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Wel worden gewoonlijk snel nationale maatregelen bekendgemaakt zodra de Commissie de inbreukprocedure heeft ingeleid.

De mechanismen voor probleemoplossing werken goed. In 2011 zijn nog eens zeven lidstaten tot EU-Pilot toegetreden, waarmee het totale aantal deelnemers op 25 is gekomen. Dankzij de besprekingen met het oog op probleemoplossing in het kader van EU-Pilot kon bijna twee derde van de potentiële inbreuken in 2011 tijdig worden opgelost.

Het aantal formele inbreukprocedures nam opnieuw af, net als het aantal bij het Hof aanhangig gemaakte zaken. Dit is ten dele het gevolg van de succesvolle werking van EU-Pilot, en is daarnaast te danken aan het feit dat de lidstaten hun uiterste best deden om hun wetgeving of praktijken in overeenstemming te brengen met het EU-recht wanneer de procedure eenmaal was ingeleid.

De Commissie zal, als hoedster van de Verdragen, de toepassing van het EU-recht actief blijven controleren. Aangezien implementatie essentieel is voor een succesvolle en doeltreffende beleidsvorming op EU-niveau en een integraal onderdeel vormt van de agenda inzake slimme regelgeving van de Commissie, zullen inbreukgegevens bovendien stelselmatiger in de beleidscyclus, en met name in evaluaties, worden verwerkt.

[1] Eind 2011 bestond het acquis van de EU uit 8862 verordeningen (2010: circa 8400) en 1885 richtlijnen (2010: circa 2000) naast het primaire recht (de Verdragen).

[2] Opgemerkt zij dat ook op grond van andere bepalingen van het EU-recht inbreukprocedures kunnen worden ingeleid, zoals op grond van artikel 106 VWEU in combinatie met artikel 101 of 102 VWEU.

[3] Mededeling van de Commissie "Een Europa van resultaten – Toepassing van het Gemeenschapsrecht", COM(2007)502 definitief, blz. 9.

[4] Van de som van de in 2010 openstaande zaken en de in 2011 aanhangig gemaakte zaken (470+1185=1655), is het aantal afgesloten zaken afgetrokken (1655-893=763).

[5] De onderstaande tabel geeft het aantal inbreukzaken wegens te late omzetting weer die op 31 december 2011 aanhangig waren, ongeacht het jaar waarin de procedure werd ingeleid. Daarentegen wordt in het hoofdstuk met de titel 'Omzetting van richtlijnen' van bijlage I (in het deel betreffende de lidstaten), aangegeven hoeveel nieuwe inbreukprocedures in 2011 tegen de lidstaten zijn ingeleid wegens te late omzetting.

[6] Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen.

[7] Richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur.

[8] Richtlijn 2009/81/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied.

[9] Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's).

[10] Richtlijn 2009/53/EG tot wijziging [van eerdere richtlijnen], wat wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen betreft.

[11] De Mededeling van de Commissie – Uitvoering van artikel 260, lid 3, van het VWEU, bevat nadere richtsnoeren over de wijze waarop de Commissie dit artikel toepast.

[12] COM(2002)141 definitief. Deze mededeling is vervangen door COM(2012)154 van 2 april 2012.

[13] Van de som van de nog openstaande klachten van 2010 en de nieuwe klachten van 2011 (2197+3115=5312) wordt het aantal behandelde klachten afgetrokken (5312-3078=2234).

[14] De overige klachten zijn niet verder behandeld omdat hierbij ofwel geen sprake was van een inbreuk op EU-wetgeving, of omdat de Commissie niet bevoegd was, of omdat de betrokken brieven niet als klacht konden worden aangemerkt. Verder zij opgemerkt dat de Commissie, in dringende en uitzonderlijke gevallen, kan besluiten om zonder voorafgaande bilaterale bespreking een ingebrekestelling (artikel 258, VWEU) aan de lidstaat te richten.

[15] België, Polen, Letland en Roemenië hebben zich in januari 2011 bij EU-Pilot aangesloten, in maart gevolgd door Cyprus. Nadat Frankrijk en Griekenland in september 2011 waren toegetreden, namen alleen Luxemburg en Malta in 2011 nog niet aan het project deel.

[16] Van de som van de EU-Pilotdossiers die in 2010 waren geopend en de nieuwe dossiers van 2011 (1384+1201=2585), wordt het aantal behandelde dossiers afgetrokken (2585-804=1781).

[17] 28e jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het EU-recht (2010)

[18] Tweede evaluatieverslag over EU Pilot, gepubliceerd op 21 december 2011.

[19] Of op grond van andere bepalingen van het VWEU, zie voetnoot 2.

[20] Dit cijfer omvat alle procedures waarin de lidstaat ten minste een ingebrekestelling van de Commissie heeft ontvangen op grond van artikel 258 VWEU.

[21] De volgende cijfers betreffen op klachten gebaseerde en ambtshalve geïnitieerde zaken; zij omvatten geen gegevens over inbreuken wegens te late omzetting, die in punt 1 worden besproken.

[22] Commissie/Griekenland, C-407/09 (opgelegde forfaitaire som van 3 miljoen EUR)

[23] Commissie/Italië, C-496/09 (opgelegde forfaitaire som van 30 miljoen EUR).

[24] Routekaart en Voorstel voor een richtlijn betreffende de handhaving van Richtlijn 96/71/EG inzake de terbeschikkingstelling van werknemers.

[25] Routekaart en Voorstel voor een richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van de opbrengsten van misdrijven.

[26] Routekaart en voorstellen (1, 2) tot wijziging van de richtlijnen kapitaalvereisten (RKV IV) 2006/48/EG en 2006/49/EG.

[27] COM(2011) 651 final

[28] COM(2011) 793 final

[29] COM(2011) 778

[30] COM(2011) 121/4

[31] Gezamenlijke politieke verklaringen over toelichtende stukken van 28 september 2011 (PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14OJ C 369, 17.12.2011, p. 14–14) en 27 oktober 2011 (PB C 369 van 17.12.2011, blz. 15).