Toelichting bij COM(2012)725 - Aanpassing richlijn (EG) Nr. 659/1999 betreffende gedetailleerde regelgeving over de toepassing van Artikel 93 EG verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Europese staatssteunregels werden voor het eerst ingevoerd in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1952) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1957). Thans zijn zij opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna 'VWEU' of 'het Verdrag' genoemd).

Artikel 107 VWEU geeft een definitie van het begrip 'staatssteun' en de gronden op basis waarvan steun als verenigbaar kan worden beschouwd met de interne markt. In artikel 108 worden dan weer de belangrijkste procedurele beginselen beschreven waaraan de Commissie zich moet houden wanneer zij erop moet toezien dat de lidstaten de materiële voorschriften op het gebied van staatssteun in acht nemen. Artikel 109 VWEU geeft de Raad de mogelijkheid om, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, alle verordeningen vast te stellen die dienstig zijn voor de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU.

In 1999 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 659/1999[1] (hierna 'de procedureverordening' genoemd) vastgesteld waarin de procedureregels voor de handhaving van de artikelen 107 en 108 VWEU nader zijn uiteengezet, regels die tot op heden zonder ingrijpende wijzigingen zijn toegepast.

De staatssteunprocedures zoals die zijn vastgelegd in artikel 108 VWEU en nader zijn uitgewerkt in de procedureverordening, zijn gebouwd op drie pijlers:

– de lidstaten moeten in beginsel alle voorgenomen steunmaatregelen vooraf aanmelden, tenzij het gaat om zaken die onder een groepsvrijstellingsverordening of een besluit vallen. De betrokken lidstaat mag de maatregel pas ten uitvoer leggen nadat er een besluit van de Commissie is waarmee zij toestemming geeft voor steunverlening. Na een voorlopig onderzoek, dat in hoofdzaak bilateraal verloopt (tussen de betrokken lidstaat en de Commissie) en dat in beginsel twee maanden mag duren ("fase I"), kan de Commissie besluiten de steunmaatregel goed te keuren of een formeel onderzoek te beginnen ("fase II") - dat zij binnen 18 maanden probeert rond te krijgen - waarna zij de betrokken steunmaatregel kan goedkeuren (zo nodig, door bepaalde voorwaarden op te leggen) of deze verbiedt;

– de Commissie moet de klachten die belanghebbenden hebben ingediend, zorgvuldig en onpartijdig onderzoeken en daarover zo snel als mogelijk een besluit nemen. Wanneer de Commissie in een besluit tot de conclusie komt dat er, anders dan de klager beweert, geen sprake is van staatssteun, moet zij aan de klager ten minste voldoende duidelijk uitleggen waarom op basis van de in zijn klacht aangevoerde gegevens feitelijk en juridisch niet viel aan te tonen dat er sprake is van staatssteun;

– ten slotte moet de Commissie alle bestaande steunregelingen in de lidstaten aan een voortdurend onderzoek onderwerpen en kan zij dienstige maatregelen voorstellen, die de geleidelijke ontwikkeling of de werking van de interne markt vereist.

Die hoofdkenmerken van de staatssteunprocedure zijn rechtstreeks afgeleid uit het stelsel voor staatssteuntoezicht dat in het Verdrag is bepaald; daarop berust ook de uitsluitende bevoegdheid van de Commissie om staatssteunmaatregelen op hun verenigbaarheid met de interne markt te beoordelen.

Meer dan dertien jaar na de inwerkingtreding van de procedureverordening is een modernisering nodig om de staatssteunprocedures aan te passen aan een Europese Unie met 27 lidstaten, 500 miljoen inwoners en 23 officiële talen.

De financieel-economische crisis bracht de integriteit van de interne markt in gevaar en illustreert tegelijk hoe belangrijk een gestroomlijnd en doeltreffend staatssteuntoezicht en handhavingsbeleid is. Die ervaring maakte duidelijk dat de Commissie betere instrumenten moet krijgen om te kunnen ingrijpen binnen voor ondernemingen relevante termijnen en om te helpen publieke middelen slim in te zetten voor een groeigericht beleid.

Daarom keurde de Commissie op 8 mei 2012 de mededeling over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid goed[2]. Hiermee gaf zij de opmaat voor een ingrijpende hervorming van het staatssteunraamwerk. Deze hervorming moet ervoor helpen te zorgen dat het staatssteunbeleid bijdraagt tot de uitvoering van de Europa 2020-agenda[3] (de Europese groeistrategie voor het huidige decennium) en de begrotingsconsolidatie.

De herziening van de procedureverordening is een van de elementen die de Commissie in staat moeten stellen de doelstelling van dit initiatief te verwezenlijken. Een hervorming van de staatssteunprocedures moet het staatssteuntoezicht vooral slagkrachtiger maken[4].

Dat de staatssteunprocedures moeten worden hervormd, werd ook beklemtoond door de Rekenkamer in haar Speciaal verslag nr. 15/2011 'Waarborgen de procedures van de Commissie een effectief beheer van de controle op staatssteun?'[5]. Met de voorgestelde hervorming van het procedurele raamwerk voor staatssteun wil de Commissie met name een antwoord bieden op de aanbevelingen van de Rekenkamer om:

– het aantal verzoeken om informatie aan lidstaten te beperken;

– ongefundeerde klachten snel af te handelen, om de rechtszekerheid voor alle belanghebbenden te vergroten;

– klagers, lidstaten en begunstigden periodiek te informeren over de voortgang en over het resultaat van het onderzoek;

– de doelmatigheid en betrouwbaarheid van haar gegevensverzamelingsproces te verbeteren.

Die aanbevelingen kregen de uitdrukkelijke steun van de Raad[6] en het Europees Parlement[7].

2. OVERZICHT VAN DE VOORGESTELDE WIJZIGINGEN

Tegen die achtergrond zal de voorgestelde hervorming van de procedureverordening, zoals die is aangekondigd in de mededeling over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid[8], zijn toegespitst op twee aspecten: een betere afhandeling van klachten (2.1) en het doelmatig en betrouwbaar inwinnen van marktgegevens (2.2)

2.1.        DE AFHANDELING VAN KLACHTEN VERBETEREN

Klachten zijn in beginsel een bijzonder nuttige informatiebron om het onderzoek van de Commissie te oriënteren naar economische sectoren waar onrechtmatige staatssteun de mededinging op EU-niveau verstoort. De Commissie ontvangt jaarlijks echter gemiddeld meer dan 300 klachten, al dan niet afkomstig van belanghebbenden[9]. Daarvan zijn er vele niet ingegeven door echte mededingingsbezwaren of onvoldoende onderbouwd. De meeste klachten worden niet prioritair behandeld en daardoor blijft de gemiddelde doorlooptijd van dit soort zaken toenemen[10]. Dit leidt ertoe dat bij lidstaten en klagers soms de perceptie leeft dat de procedure voor de afhandeling van klachten onvoorspelbaar en weinig transparant is.

In 2009 werd in de gedragscode met goede praktijken voor het verloop van staatssteunprocedures[11] een stapsgewijze en transparante procedure uitgewerkt voor de afhandeling van klachten. De ervaring die de voorbije twee jaar met deze gedragscode is opgedaan, leert echter dat de verwachte voordelen - kortere doorlooptijden, grotere doelmatigheid en betere voorspelbaarheid - niet volledig zijn gerealiseerd. Goede praktijken konden geen oplossing bieden voor een aantal belangrijke tekortkomingen van het bestaande stelsel, omdat die rechtstreeks voortvloeien uit de procedureverordening. Daarom wordt een hervorming van de procedureverordening voorgesteld om zo een oplossing voor die kwesties te bieden.

*          *

*

In dat verband zetten dat de voorgestelde aanpassingen van de procedureverordening in op het verbeteren van de kwaliteit van de ontvangen informatie, door duidelijke voorwaarden te formuleren voor het indienen van een klacht en door een stapsgewijze, voorspelbare en transparante procedure formeel vast te leggen.

Momenteel moet de Commissie iedere verklaring onderzoeken dat inbreuk zou zijn gemaakt op staatssteunregels, ongeacht de bron. Anders dan bij de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 VWEU - waar voor het indienen van een klacht regels zijn uitgewerkt in de Verordeningen (EG) nr. 1/2003[12] en (EG) nr. 773/2004[13] - gelden er geen specifieke formele voorwaarden om een klacht over staatssteun te kunnen indienen. Bij gebreke van concrete regels in de procedureverordening heeft het Gerecht in zijn arrest van 29 september 2011 in de zaak-Ryanair verklaard[14] dat er momenteel geen formele voorwaarden gelden om bij de Commissie een klacht over staatssteun te kunnen indienen.

In het belang van de transparantie en de rechtszekerheid dient daarom duidelijkheid te worden verschaft over de voorwaarden om een klacht in te dienen waarbij de Commissie informatie over mogelijk onrechtmatige steun ter beschikking wordt gesteld, en die zo het begin is van het voorlopige onderzoek (wijziging van artikel 10). Het is immers passend om te verlangen dat:

– klagers een bepaalde hoeveelheid verplichte informatie meedelen. Met het oog daarop dient de Commissie te worden gemachtigd uitvoeringsbepalingen vast te stellen waarin de vorm en de inhoud van een klacht wordt bepaald (wijziging van artikel 27);

– klagers aantonen dat zij belanghebbenden in de zin van artikel 108, lid 2, VWEU[15] en artikel 1, onder h), van de procedureverordening[16] zijn en dat zij een rechtmatig belang hebben om een klacht in te dienen. Om die doelstelling te bereiken, is het voorstel om in artikel 20, lid 2, betreffende de 'rechten van de belanghebbenden' te bepalen dat 'elke belanghebbende een klacht kan indienen'.

In gevallen waarin de ontvangen informatie niet als klacht kan worden aangemerkt omdat deze niet voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, zal de Commissie niet langer verplicht zijn om een formeel besluit vast te stellen. Die verklaringen zullen worden geregistreerd als marktinformatie en kunnen in een later stadium worden gebruikt om ambtshalve onderzoek te voeren.

Als sluitstuk voor de stapsgewijze procedure die met de code goede praktijken[17] werd ingevoerd, dient de procedureverordening formeel de mogelijkheid vast te leggen dat de Commissie klachten als ingetrokken beschouwt indien de klager haar geen verdere dienstige inlichtingen kan verstrekken of anderszins geen medewerking verleent in de loop van de procedure. Op die wijze zou de behandeling van klachten kunnen worden gestroomlijnd en verbeterd (wijziging van artikel 20, lid 2).

*          *

*

Klachten vestigen de aandacht van de Commissie meestal op steun die al is verleend en die dus mogelijk onrechtmatige steun vormt. In 2009 heeft de Commissie een mededeling over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechter goedgekeurd[18], om nationale rechters en belanghebbenden te informeren over de rechtsmiddelen die voor hen beschikbaar zijn. Daarnaast heeft zij inspanningen geleverd om haar samenwerking met de nationale rechters uit te bouwen door meer praktijkgerichte instrumenten te ontwikkelen om nationale rechters in hun dagelijkse werkzaamheden te ondersteunen.

Het voorstel is om uitdrukkelijk te bepalen dat nationale rechters het recht hebben van de Commissie informatie te ontvangen met het oog op de toepassing van artikel 107, lid 1, en artikel 108 VWEU en de Commissie om advies kunnen vragen over kwesties die verband houden met de toepassing van de staatssteunregels (nieuw artikel 23 bis, lid 1).

Daarnaast wordt voorgesteld om voor de Commissie het recht in te voeren om mondelinge of schriftelijke verklaringen in te dienen bij de nationale rechter (nieuw artikel 23 bis, lid 2). De Commissie mag in het kader van die bepaling slechts van deze mogelijkheid gebruikmaken in het algemeen belang van de Unie (als amicus curiae) - en dus niet ter ondersteuning van een van de partijen. Die voorgestelde bepaling wil met name de Commissie de mogelijkheid bieden de aandacht van de nationale rechter te vestigen op punten die van aanzienlijk belang zijn voor een coherente toepassing van het EU-staatssteunrecht in de hele interne markt. De nationale rechter is niet verplicht een advies van de Commissie te volgen. Het nieuwe artikel 23 bis doet ook geen afbreuk aan het recht of de plicht van nationale rechters om het Hof van Justitie, op grond van artikel 267 VWEU, om een prejudiciële beslissing te verzoeken.

*          *

*

De bovenstaande voorstellen moeten ervoor zorgen dat de Commissie beter onderbouwde klachten ontvangt en zal dus een positief effect hebben voor alle spelers die betrokken zijn bij de afhandeling van staatssteunklachten.

Door het gebruik van het klachtenformulier verplicht te stellen, zal het voor de Commissie eenvoudiger maken om na te gaan of met een klacht staatssteunkwesties gemoeid zijn en om te bepalen welke prioriteit aan elke klacht moet worden toegekend, zonder dat zij de betrokken lidstaat of de klager telkens nieuwe verzoeken om informatie moet zenden. Omdat de lidstaten het recht hebben opmerkingen te maken over en te reageren op iedere klacht, zal een mogelijke daling van het aantal klachten bovendien de werklast voor de betrokken lidstaat doen dalen.

Wanneer klagers ook een zaak aanspannen voor de nationale rechter wegens een mogelijke inbreuk op het EU-staatssteunrecht, zal de nationale rechter dankzij de procedureverordening over de nodige instrumenten beschikken om van de Commissie ondersteuning te krijgen. Die samenwerking die binnen een passend tijdsbestek zal lopen, dient de toepassing van het EU-staatssteunrecht door de nationale rechter te ondersteunen. Het feit dat de Commissie ook ambtshalve ondersteuning kan bieden aan nationale rechters, zal ook helpen om nationale rechters en procespartijen beter vertrouwd te maken met de mechanismen voor samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechters, hun het nut daarvan duidelijk te maken en het gebruik daarvan te stimuleren.

Omdat klagers niet altijd goed weten welke informatie de Commissie nodig heeft om een klacht over staatssteun snel te kunnen beoordelen, zal een verplicht klachtenformulier klagers doorheen het hele proces loodsen van het verzamelen en indienen van informatie die de Commissie nodig heeft om zich te kunnen uitspreken over de vraag of er in een bepaalde zaak sprake is van staatssteun. Hiermee zou de noodzaak om klagers nadien verzoeken om informatie te zenden, sterk moeten worden verminderd, omdat dezen van bij de aanvang alle vereiste gegevens waarover zij beschikken, al hebben verschaft. Een transparantere en beter voorspelbare procedure zal klagers dan weer een beter beeld geven van de stand van zaken en de vooruitgang in het onderzoek, zodat niet nodeloos hoeft te worden gecorrespondeerd.

2.2.        ZORGEN VOOR EEN DOELMATIGE EN BETROUWBARE VERZAMELING VAN MARKTGEGEVENS

De afgelopen jaren is de verenigbaarheidsbeoordeling van staatssteunmaatregelen opvallend verfijnd. De Commissie hanteert een benadering waarbij naar de effecten van steun wordt gekeken; dit betekent dat bij het onderzoek van staatssteunmaatregelen wordt geprobeerd om de positieve en negatieve effecten tegen elkaar af te wegen. De verenigbaarheidsbeoordeling van een steunmaatregel is afhankelijk van de vormgeving van de maatregel en de impact ervan op de markt. Het belang van een solide, op feiten gebaseerde beoordeling is verder toegenomen, met name voor complexe zaken.

Om te voldoen aan de behoeften van de Commissie wat het verzamelen van informatie betreft, wordt daarom voorgesteld om markinformatie-instrumenten te introduceren (2.2.1) en een rechtsgrondslag in te voeren om onderzoeken naar bepaalde economische sectoren en bepaalde soorten steuninstrumenten te voeren (2.2.2) zodat de Commissie snel betrouwbare, feitelijk correcte en volledige informatie rechtstreeks van de markt kan krijgen.

2.2.1    Marktinformatie-instrumenten

Het bestaande procedurele raamwerk voor de bevoegdheden van de Commissie om tijdens staatssteunprocedures informatie in te winnen, levert een aantal problemen op. Wanneer de Commissie grotendeels afhankelijk is van de informatie die zij van de betrokken lidstaten ontvangt, kan dit tot vertragingen leiden wanneer de nationale autoriteiten niet gemakkelijk aan de informatie kunnen geraken en kan dit in bepaalde gevallen ook zeer belastend zijn voor die autoriteiten.

De Commissie heeft een aantal van die kwesties proberen aan te pakken met haar code met goede praktijken[19]. Met name is het nu zo geregeld dat de diensten van de Commissie, in het kader van een formele onderzoeksprocedure, belanghebbenden een kopie kunnen toezenden van het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure, met het verzoek opmerkingen te maken over specifieke aspecten van de zaak. Door de mogelijkheid in te voeren van het opleggen van sancties voor het verschaffen van onvolledige of onjuiste informatie in antwoord op een verzoek om inlichtingen, zal het mogelijk worden om de kwaliteit te verbeteren van de gegevens die de Commissie ontvangt.

Om de procedure doelmatiger en transparanter te maken, is het voorstel nu om een stap verder te zetten en formeel vast te leggen dat, zoals het Europees Hof van Justitie meermaals heeft erkend, de Commissie de bevoegdheid tot marktconsultatie heeft[20].

Het voorstel is dat de Commissie in procedures met betrekking tot aangemelde en onrechtmatige steun na de inleiding van het formele onderzoek via een eenvoudig verzoek om informatie of bij besluit informatie kan verlangen van entiteiten niet zijnde de betrokken lidstaat (nieuw artikel 6 bis en gewijzigd artikel 10).

Evenals bij mededingings- en concentratiezaken zouden die marktinformatie-instrumenten bestaan in de mogelijkheid om informatie te verlangen van een onderneming, ondernemersvereniging of lidstaat (nieuw artikel 6 bis), met daaraan gekoppeld de mogelijkheid om de betrokken ondernemingen sancties op te leggen in de vorm van geldboeten of dwangsommen (nieuw artikel 6 ter) indien zij niet antwoorden of geen volledige informatie verschaffen. Een en ander zou derden ervan moeten afschrikken om gekleurde informatie te verschaffen. Voorts zou het feit dat dezelfde vraag aan verschillende ondernemingen kan worden gesteld en dat de ontvangen antwoorden aan de lidstaat kunnen worden overgelegd met het verzoek opmerkingen te maken, de Commissie de mogelijkheid bieden om voor die informatie een tegencontrole uit te voeren en de betrouwbaarheid van de ontvangen gegevens te garanderen.

Bij het bepalen van de bedragen van de geldboeten en dwangsommen zou de Commissie rekening houden met de ervaring die is opgedaan op het gebied van concentratiecontrole en antitrustzaken. Daarom zouden de financiële sancties aansluiten bij de bestaande bedragen in het kader van de Verordeningen (EG) nr. 139/2004[21] en (EG) nr. 1/2003[22]. De gekozen bedragen bieden voldoende prikkels voor de betrokken partijen om de regels in acht te nemen, terwijl zij toch evenredig zijn met de mogelijke ernst (zwaarte) van de inbreuk:

– geldboeten van ten hoogste 1% van de totale omzet voor het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie in antwoord op eenvoudige verzoeken of verzoeken bij besluit of voor het niet antwoorden op verzoeken bij besluit (nieuw artikel 6 ter, lid 1);

– dwangsommen van ten hoogste 5% van de gemiddelde dagelijkse omzet voor elke werkdag waarmee de in het besluit vastgestelde termijn wordt overschreden, teneinde de betrokken partijen te dwingen om de bij besluit verlangde informatie volledig en correct te verschaffen (nieuw artikel 6 ter, lid 2).

In lijn met het in het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde beginsel van de loyale samenwerking zouden verzoeken aan lidstaten en overheidsinstanties niet tot het eventueel opleggen van geldboeten en dwangsommen in het kader van de procedureverordening kunnen leiden.

Om redenen van rechtszekerheid dienen voor het opleggen en afdwingen van sancties en dwangsommen verjaringstermijnen te worden vastgesteld die aansluiten bij de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2003[23] (nieuwe artikelen 15 bis en 15 ter).

Marktinformatie-instrumenten zouden vooral worden gebruikt bij complexe, individuele zaken die een diepgaande beoordeling vereisen, om zo een antwoord te kunnen bieden op een reeks vraagstukken wat betreft de kwalificatie van steun of de beoordeling van die steun op zijn verenigbaarheid. De volgende voorbeelden kunnen illustreren hoe dit instrument in de toekomst kan worden gebruikt: beoordelen van de normale marktpraktijk (bijv. het staatssteunelement in garanties/leningen), benchmarking wat betreft marktfalen en/of stimulerend effect. De keuze van de adressaten van de verzoeken om informatie zal zijn gebaseerd op objectieve zaakafhankelijke criteria. Zo zouden niet alleen aan de begunstigde van de steun, maar ook aan concurrenten, klanten, consumentenorganisaties enz. verzoeken kunnen worden gezonden, waarbij erover wordt gewaakt dat binnen elke categorie de steekproef van respondenten representatief is.

De verlangde informatie zal gemakkelijk beschikbaar zijn voor de betrokken marktdeelnemers en bestaat met name in:

– feitelijke marktgegevens (bijv. omvang van de markt, marktaandelen, aandeel van invoer) en bedrijfsgegevens (bijv. kostenstructuur, winst, eigendom en zeggenschap, deelnemingen in andere ondernemingen);

– een op feiten gebaseerde analyse van het functioneren van de markt (bijv. toegangsdrempels, toetredingskosten, belemmeringen op het gebied van regelgeving, groeipercentage van de markt en groeivooruitzichten, overcapaciteit), het effect op de begunstigde dat van de steun mag worden verwacht, beoordeling van de voorgestelde oplossingen of compenserende maatregelen.

Vertrouwelijkheid van de gevoelige informatie die de lidstaten verschaffen, zal volledig gegarandeerd zijn wanneer van de marktinformatie-instrumenten wordt gebruikgemaakt. Het besluit tot inleiding van de procedure is nu al bedoeld om derden op dusdanige wijze van de belangrijkste aspecten van de zaak in kennis te stellen dat potentieel gevoelige informatie beschermd blijft. De Commissie zal er ook op toezien dat geen gevoelige informatie wordt vrijgegeven wanneer verzoeken aan derden worden opgesteld.

Marktdeelnemers zal worden gevraagd om, bij het beantwoorden van een verzoek om informatie, de Commissie een niet-vertrouwelijke versie van hun antwoord te bezorgen. Indien bepaalde gegevens als vertrouwelijk worden beschouwd, zal de Commissie erop toezien dat deze gegevens afdoende worden beschermd (door bijvoorbeeld gegevens te aggregeren of door voor cijfers een bandbreedte te geven).

Indien de Commissie door derden verschafte vertrouwelijke gegevens wil gebruiken die niet kunnen worden geaggregeerd of anderszins geanonimiseerd, moet zij, indien zij deze gegevens in haar besluit wil kunnen gebruiken, toestemming krijgen voordat zij deze gegevens vrijgeeft aan de lidstaat.

In gevallen waar de als vertrouwelijk aangemerkte informatie niet onder de geheimhoudingsplicht lijkt te vallen, dient een mechanisme te worden uitgewerkt aan de hand waarvan de Commissie kan besluiten in hoeverre die informatie mag worden vrijgegeven. Dit soort besluit om een bewering dat informatie vertrouwelijk is, niet te accepteren, dient een periode te vermelden na afloop waarvan de informatie wordt vrijgegeven, zodat de betrokken derde partij kan gebruikmaken van alle vormen van rechterlijke bescherming die voor haar open staan, daaronder begrepen eventuele voorlopige maatregelen (nieuw artikel 7, lid 9).

*          *

*

Door van marktinformatie-instrumenten te gaan gebruikmaken moet de regeldruk voor lidstaten afnemen. Doordat de Commissie de autoriteiten in de lidstaten kan bevrijden van een deel van de last van het verzamelen van gegevens - met name in zaken waar de informatie niet beschikbaar is voor de lidstaat en het verkrijgen ervan aanzienlijke extra inspanningen van die lidstaat zou vergen - en rechtstreeks kan gebruikmaken van informatie die al op ondernemingsniveau bestaat (bijv. marktaandelen, marktstructuur), kan uiteindelijk een beter evenwicht worden bereikt tussen de steunverlener en de uiteindelijke begunstigde van de steun.

Toch doet deze modernisering van de regels niets af aan de verplichting voor de lidstaat om alle bewijsmateriaal te verschaffen om de verenigbaarheid van een steunmaatregel aan te tonen. Evenmin wordt met deze gemoderniseerde regels iets veranderd aan het bilaterale karakter van de staatssteunprocedure. Marktinformatie-instrumenten zouden lidstaten nauwer bij de procedure moeten betrekken, doordat zij de mogelijkheid krijgen hun opmerkingen te maken bij de antwoorden op de verzoeken om informatie (nieuw artikel 7, lid 8). Op die wijze blijven de rechten van verdediging gegarandeerd en is de transparantie van de procedure verzekerd.

Rechtstreekse correspondentie tussen de begunstigde van de steun en de diensten van de Commissie kan helpen om beter te bepalen wat echt nodig is om de beoordeling van de verenigbaarheid snel te kunnen afronden, hetgeen gunstig kan zijn voor de ontvanger van de steun en de lidstaat. Die ontwikkeling zou de toestand van de begunstigde ook beter voorspelbaar maken. De feitelijke gegevens waar specifiek wordt om gevraagd, zullen gemakkelijk beschikbaar zijn voor de begunstigde en dienen ook slechts een vrij beperkte inspanning van hem te vergen, inspanning die deze snel zal willen leveren om aan te tonen dat de steun die hij probeert te krijgen, daadwerkelijk gerechtvaardigd is.

Dat de Commissie gebruikmaakt van marktinformatie-instrumenten, zal ook in het belang zijn van concurrenten en klagers, omdat de Commissie met deze instrumenten de betrokken steunmaatregel nog zorgvuldiger op zijn verenigbaarheid kan beoordelen - en daarmee buitensporige concurrentieverstoringen als gevolg van onverenigbare steun kan voorkomen of deze kan aanpakken.

Door van marktinformatie-instrumenten gebruik te maken, zal de Commissie ook rechtstreeks en gelijktijdig in contact kunnen komen met de betrokken derde partijen. Een en ander zal bijdragen tot transparantere, nauwkeurigere en snelle informatiestromen, hetgeen het aantal herhaalde en opeenvolgende verzoeken om informatie zou moeten doen dalen, en zodoende ook de duur van het onderzoek. De Commissie zal een evenredigheidscriterium hanteren wanneer zij op de markt informatie inwint. Zo zal de druk op de betrokken onderneming worden verminderd tot het minimum dat voor de Commissie noodzakelijk is om haar beoordeling van een staatssteunmaatregel te kunnen voltooien. Kleine en middelgrote ondernemingen (hierna "kmo's" genoemd) zullen slechts bij wijze van uitzondering te maken krijgen met marktinformatie-instrumenten, omdat die instrumenten meestal zouden worden gebruikt in complexe individuele zaken die een diepgaande beoordeling vereisen, terwijl het merendeel van de steun die kmo's ontvangen, verloopt via steunregelingen, hetzij goedgekeurde regelingen hetzij regelingen die onder een groepsvrijstelling vallen[24]. In de hoogst zeldzame gevallen dat kmo's met marktinformatie-instrumenten te maken krijgen, zal de Commissie haar eisen aanpassen in het licht van het reeds genoemde evenredigheidsbeginsel.

Het feit dat marktinformatie-instrumenten worden geïntroduceerd na de inleiding van het formele onderzoek, zou geen afbreuk doen aan de rol van derden als een bron van informatie, zoals die nu al is vastgelegd en is bevestigd door duidelijke rechtspraak van het Hof van Justitie. Niettemin zouden de adressaten van besluiten waarbij geldboeten en/of dwangsommen worden opgelegd het recht hebben hun standpunt kenbaar te maken (nieuw artikel 6 ter, lid 5) en tegen dit soort besluiten beroep in te stellen (nieuw artikel 6 ter, lid 6).

De nieuwe regels betreffende het verzamelen van gegevens zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de Commissie stevige en goed onderbouwde besluiten vaststelt binnen voor ondernemingen relevante termijnen. Op die wijze zal de Commissie de rechtszekerheid voor lidstaten en ondernemingen doen toenemen, terwijl zij tegelijk ook het staatssteunbeleid doelmatiger en transparanter maakt.

2.2.2    Onderzoeken naar bepaalde sectoren van de economie en naar steuninstrumenten

In overeenstemming met de doelstellingen van het initiatief om het staatssteunbeleid te moderniseren, is het de vaste wil van de Commissie om haar inspanningen toe te spitsen op de zaken die het meest verstorend zijn voor het functioneren van de interne markt. De Commissie zou, door bij haar onderzoekswerkzaamheden een versterkte horizontale benadering te hanteren, beter in staat zijn om steun in een bepaalde sector of op basis van een bepaald instrument die de mededinging kan beperken of verstoren, op het spoor te komen.

De behoefte aan versterkte horizontale informatie laat zich met name duidelijk voelen in gevallen waarin de gegevens waarover de Commissie beschikt (verkregen via klachten, aanmeldingen of als marktinformatie), wijzen op knelpunten die verband houden met een specifieke sector in meerdere lidstaten en wanneer er aanwijzingen zijn dat vergelijkbare problemen misschien ook in andere lidstaten spelen.

Na de aanbevelingen van de Rekenkamer dat de Commissie haar monitoringactiviteiten moet intensiveren, zowel qua steekproefomvang als qua reikwijdte[25], heeft de Commissie al intensiever gebruikgemaakt van de bevoegdheden die zij momenteel heeft om goedgekeurde steunmaatregelen en vrijgestelde regelingen ex-post te monitoren. Op die wijze kan zij bij lidstaten horizontale informatie verzamelen over specifieke economische sectoren of het gebruik van specifieke steuninstrumenten in meerdere lidstaten. Om haar kennis van een bepaalde economische sector of staatssteunthema te verdiepen, kan de Commissie ook vragenlijsten uitsturen, verzoeken aan lidstaten formuleren of rapporten laten opstellen door deskundigen - en in de toekomst verzoeken om informatie richten tot marktdeelnemers.

Om de bestaande bevoegdheden van de Commissie aan te vullen en om vooraf een holistische kijk op de markt te krijgen, wordt voorgesteld om een specifieke rechtsgrondslag in te voeren voor het organiseren van onderzoeken naar bepaalde economische sectoren en soorten steunmaatregelen (nieuw artikel 20 bis).

De Commissie zou dit soort onderzoek voeren door gebruik te maken van haar bevoegdheden om verzoeken om informatie te zenden aan de lidstaten en alle relevante marktdeelnemers. Aan het eind van haar onderzoek kan de Commissie een verslag bekendmaken over de uitkomsten van het onderzoek naar bepaalde economische sectoren.

Vooraleer formeel een sectoraal onderzoeken te beginnen, zou de Commissie alle gegevens moeten analyseren die zij al ter beschikking heeft of die tot het publieke domein behoren. Om redenen van evenredigheid moeten er dus voor het inleiden van een sectoraal onderzoek aanwijzingen in publiek beschikbare bronnen zijn dat staatssteunkwesties spelen in een specifieke sector of met betrekking tot het gebruik van een specifiek steuninstrument in meerdere lidstaten: bijv. dat bestaande steunmaatregelen in een bepaalde sector of op basis van een bepaald steuninstrument in meerdere lidstaten niet of niet langer verenigbaar zijn met de interne markt.

Sectorale onderzoeken zouden een geringe initiële inspanning vergen van bepaalde marktdeelnemers aan wie de verzoeken om niet-publieke informatie in de eerste plaats zullen worden gericht. De Commissie zal daarna ook de lidstaten om informatie verzoeken en hen vragen opmerkingen te maken en hun standpunt kenbaar te maken over haar eigen bevindingen. De impact van die initiële werklast zou echter opwegen tegen het feit dat voor alle betrokken partijen (lidstaten, begunstigden, marktdeelnemers en de Commissie) de werklast die gepaard gaat met het toekomstige onderzoek van individuele zaken, aanzienlijk zou worden verminderd door een daling van het aantal verzoeken om informatie dat nodig is en door de efficiëntiewinsten die dankzij toegenomen transparantie en snelheid mogen worden verwacht voor de handhaving van de staatssteunregels.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen en gebruik van expertise

De hervorming van de staatssteunprocedures is tijdens bijeenkomsten op hoog niveau op 6 maart en 11 juli 2012 aan de lidstaten gepresenteerd en met hen besproken. Daarnaast vond op 19 september 2012 een technische workshop plaats over marktinformatie-instrumenten en sectorale onderzoeken.

Een publieke consultatie over de behandeling van klachten op het gebied van staatssteun en over het verzamelen van informatie tijdens staatssteunonderzoeken liep van 13 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012. De antwoorden op deze publieke consultatie zijn beschikbaar op de website van DG Concurrentie en de uitkomsten werden op 9 november 2012 aan de lidstaten gepresenteerd tijdens een bijeenkomst op hoog niveau.

Effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Het voorstel bestaat in een aanpassing van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van de procedureregels bij staatssteunonderzoeken ten aanzien van de afhandeling van klachten en het inwinnen van informatie op de markt.

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit en evenredigheid



De voorgestelde aanpassingen aan de procedureverordening zijn bedoeld om de staatssteunprocedures doelmatiger te maken en op die wijze bij te dragen tot het behoud van de integriteit van de interne markt en het bereiken van de doelstellingen van het initiatief tot modernisering van het staatssteunbeleid en meer algemeen de Europa 2020-strategie. Met deze aanpassingen zal onder meer ook de regeldruk voor lidstaten en derden worden verlicht. Daarom is het voorliggende voorstel van de Commissie evenredig aan de nagestreefde beleidsdoelstelling.

Dit voorstel betreft de toepassing van staatssteunregels, die onder de uitsluitende bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Keuze van het instrument



Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/99 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag.

3.

Gevolgen voor de begroting



Dit wijzigingsvoorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting (artikel 28 van het Financieel Reglement en artikel 22 van de uitvoeringsvoorschriften).