Toelichting bij COM(2012)747 - Vijfde jaarverslag over de uitvoering van het Europees visserijfonds (2011)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52012DC0747

VERSLAG VAN DE COMMISSIE VIJFDE JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN HET EUROPEES VISSERIJFONDS (2011) /* COM/2012/0747 final */


2.

INHOUDSOPGAVE


3.

1........... INLEIDING.................................................................................................................. 3


2........... DEEL I – Uitvoering van het EVF overeenkomstig artikel 68 van de EVF-verordening.... 3

4.

2.1........ Belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen.................................................... 3


5.

2.1.1..... Uitvoering van de begroting door de Commissie.............................................................. 4


6.

2.2........ Technische bijstand......................................................................................................... 4


7.

2.2.1..... Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de lidstaten................................ 4


8.

2.2.2..... Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de Commissie............................ 4


9.

2.3........ Resultaten van het in artikel 16, lid 1, bedoelde strategisch debat en tussentijdse evaluatie van het EVF 5


3........... Economische prestatie van de visserijsector in 2010 – 2011............................................ 6

10.

3.1.1..... Vangstsector.................................................................................................................. 6


11.

3.1.2..... Aquacultuur.................................................................................................................... 6


12.

3.1.3..... Verwerking.................................................................................................................... 7


13.

4........... DEEL II - Analyse.......................................................................................................... 8


14.

4.1........ Overheids- en particuliere maatregelen tot aanpassing van de vissersvloot........................ 8


15.

4.1.1..... Definitieve beëindiging van de visserijactiviteit.................................................................. 8


16.

4.1.2..... Aanpassing van de vloot aan de brandstofprijzen............................................................. 8


17.

4.2........ Modernisering in het kader van artikel 25, lid 2, van het EVF........................................... 9


18.

4.3........ Uitvoering van zwaartepunt 4 van de EVF-verordening.................................................. 10


19.

5........... Financiële uitvoering in de lidstaten................................................................................ 12


VERSLAG VAN DE COMMISSIE

VIJFDE JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN HET EUROPEES VISSERIJFONDS (2011)

Inhoudsopgave

1.

Inleiding



Overeenkomstig artikel 68 van de Verordening inzake het Europees Visserijfonds (EVF)[1] zendt de Commissie uiterlijk op 31 december van elk jaar een verslag over de daadwerkelijke uitvoering van het EVF toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's op basis van haar beoordeling van de jaarverslagen van de lidstaten en alle overige beschikbare informatie.

Dit verslag heeft betrekking op de uitvoering van het EVF in 2011. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de voorschriften van artikel 68 van de EVF-verordening behandeld. Dit deel bevat ook het resultaat van het in artikel 16, lid 1, van de EVF-verordening genoemde strategisch debat. Het tweede deel bevat een overzicht van een aantal essentiële elementen van het EVF in de periode 2007-2013, namelijk de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit, de modernisering in het kader van artikel 25 en de uitvoering van zwaartepunt 4.

Het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie bevat een beknopt overzicht van de uitvoering van het EVF in de verschillende lidstaten, alsook gedetailleerde gegevens over de financiële uitvoering[2].

2. DEEL I – Uitvoering van het EVF

20.

2.1. Belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen


Financiële uitvoering door de lidstaten. De door de lidstaten eind december 2011 toegezonden gecertificeerde tussentijdse betalingen maakten 28 % (1 187 725 419,93 euro) van de totale EVF-toewijzing uit, d.i. een verhoging met 84,5 % (551 273 466,57 euro) ten opzichte van december 2010. Eind 2011 bedroeg het gemiddelde vastleggingspercentage 55,29 %. In Bulgarije en Roemenië wordt een aanzienlijke vertraging genoteerd. Voor Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Malta, Slovenië, Spanje en Zweden ligt het vastleggingspercentage onder het gemiddelde EU-percentage. Voor België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Ierland, Litouwen, Letland, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Nederland en het Verenigd Koninkrijk daarentegen ligt het boven het EU-gemiddelde. Eind 2011 is voor zes lidstaten overeenkomstig de "n+2"-regel (artikel 90 van de EVF-verordening) voor de tranche 2009 in totaal een bedrag van 9 696 117 euro ambtshalve doorgehaald. Dit is een aanzienlijke toename ten opzichte van de situatie eind 2010.

Audit van de 'brandstofverordening'. In het kader van Verordening (EG) nr. 744/2008 van de Raad zijn audits verricht in België, Denemarken, Frankrijk, Portugal en Spanje. In juni 2011 heeft de Commissie de resultaten ontvangen. De belangrijkste bevindingen hadden betrekking op tekortkomingen in de nationale beheers- en controleregelingen. Bovendien werd de lidstaten in de auditverslagen aanbevolen (1) ervoor te zorgen dat audit- en controleregelingen voorhanden zijn en naar behoren functioneren; (2) voldoende auditactiviteiten te garanderen; (3) de samenwerking met de Commissie te verbeteren teneinde onregelmatigheden in een vroeg stadium tegen te gaan en (4) na te gaan of onregelmatigheden niet te wijten zijn aan systeemgebonden problemen. De Commissie heeft de auditverslagen aan de betrokken lidstaten toegezonden met het verzoek corrigerende maatregelen te nemen.

De bovenstaande bevindingen en aanbevelingen hebben de Commissie ertoe gebracht de overige lidstaten te verzoeken aanvullende controles te verrichten.

Naleving. Eind december 2011 hadden 26 lidstaten hun beoordelingen van de naleving ingediend; 25 daarvan zijn geaccepteerd. In vergelijking met eerdere verslagen werden minder nalevingsproblemen met betrekking tot de tijdelijke en de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit geconstateerd en werden dan ook minder betalingen onderbroken.

21.

2.1.1. Uitvoering van de begroting door de Commissie


Wat de jaarlijkse vastleggingen betreft, is in 2011 15,2 % (653 204 485 euro) van de totale kredieten voor de periode 2007-2013 (4 292 990 279 euro) vastgelegd, waarvan 496 297 184 euro voor convergentieregio's en 156 907 301 euro voor niet-convergentieregio's. Wat de betalingen betreft, is in 2011 10,2 % (440 909 408 euro) van de totale kredieten uitbetaald, waarvan 72,7 % voor convergentieregio's (320 405 479 euro) en 27,3 % voor niet-convergentieregio's (120 503 930 euro). Het betrof tussentijdse betalingen. Nadere gegevens hierover zijn te vinden in punt 5 hieronder en in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

22.

2.2. Technische bijstand


23.

2.2.1. Gebruik van de technische bijstand door de lidstaten


22 lidstaten hebben middelen in de begroting voor technische bijstand vastgelegd. De volgende lidstaten hebben hogere bedragen voor technische bijstand vastgelegd: Griekenland (7 115 250 euro), Polen (4 756 335 euro), Spanje (4 416 169 euro), Italië (2 581 161 euro) en Letland (2 092 140 euro). De gefinancierde maatregelen omvatten onder andere de versterking van de administratieve capaciteit, IT-ontwikkeling, reclame en voorlichting, alsook de ondersteuning van het beheer en de uitvoering van de OP's.

24.

2.2.2. Gebruik van de technische bijstand door de Commissie


In 2011 heeft de Commissie 3 874 825 euro van de begroting voor technische bijstand gebruikt voor de onderstaande doeleinden.

25.

Informatietechnologie


De Commissie heeft 554 741 euro vastgelegd voor informatica en aanverwante diensten met betrekking tot het onderhoud en de ontwikkeling van de voor de uitvoering van het EVF noodzakelijke informatiesystemen van DG MARE.

26.

Ondersteuningsteam voor het Europees Netwerk van visserijgebieden (FARNET)


Voor FARNET is 1 891 871 euro vastgelegd. In 2011 heeft FARNET zich met name toegelegd op de uitvoering van zwaartepunt 4 van het EVF via de lopende methodologische en thematische ondersteuning van de beheersautoriteiten en plaatselijke groepen (PG's). Voor de PG's zijn twee transnationale seminars georganiseerd: een seminar over de strategieontwikkeling in Sofia (BG) in maart en een seminar over de diversifiëring van visserijgebieden in Gdynia (PL) in juli. Via zijn website, zijn nieuwsbrief, zijn YouTubekanaal en zijn Twitteraccount heeft FARNET bijgedragen aan de zichtbaarheid van zwaartepunt 4. De publicaties omvatten twee uitgaven van het FARNET-magazine (in 4 talen) en een gids over diversifiëring (in 11 talen). In november 2011 bracht een grote conferentie over 'duurzame visserijgebieden' meer dan 450 belanghebbenden bijeen.

Conferenties De Commissie heeft een conferentie over 'duurzame toekomstige visserijgebieden' georganiseerd (324 443 euro) en een seminar over de uitvoering van het EVF (24 091 euro).

27.

Communicatieactiviteiten


De Commissie heeft 148 878 euro vastgelegd voor de opname van vier video's over projecten in het kader van zwaartepunt 4 die beschikbaar zijn op de EUROPA-website: Percebeiros van Baiona (Spanje), rechtstreekse verkoop en nieuwe technologieën (Duitsland), visserijtoerisme (Frankrijk) en zeewierwaardeketen (Denemarken).

28.

Tijdelijk personeel


De Commissie heeft 850 000 euro vastgelegd voor de lonen van bij de uitvoering van het EVF betrokken tijdelijk personeel, zodat voldoende talen worden bestreken.

29.

2.3. Resultaat van het in artikel 16, lid 1, van het EVF bedoelde strategisch debat


Eind juni 2011 heeft de Commissie alle tussentijdse evaluaties van het EVF ontvangen. Ze vormden de basis voor een samenvattend verslag dat door de voor visserij verantwoordelijke directeuren is gebruikt voor het strategisch debat in Brussel op 8 en 9 december 2011.

Belangrijkste bevindingen van het samenvattend verslag In termen van financiële absorptie is de vooruitgang het grootst bij zwaartepunt 1. De economische situatie heeft een aanzienlijke impact gehad op de uitvoering van zwaartepunt 1 en heeft de uitvoering van de maatregelen inzake de definitieve en tijdelijke beëindiging van de visserijactiviteit bespoedigd. Ondanks een specifieke bepaling in de EVF-verordening werden maatregelen inzake de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit niet geflankeerd door het vereiste plan voor de aanpassing van de visserijinspanning. De impact deed zich ook gevoelen bij de uitvoering van maatregelen ter ondersteuning van investeringen aan boord, zoals de verhoging van de selectiviteit van vistuig (met slechts een klein aantal operationele projecten) en van maatregelen inzake steun voor de kleinschalige kustvisserij. Bij zwaartepunt 2 gaat het leeuwendeel naar maatregel 2.3, met projecten ter verhoging van de productiecapaciteit en ter verbetering van de productiesystemen, de hygiëne en de arbeidsomstandigheden, met name in verwerkingsinstallaties. De productiecapaciteit in de aquacultuursector is in veel lidstaten toegenomen hoewel de verplichte milieueffectbeoordeling werd gezien als bemoeilijking van de uitvoering. De EFV-steun uit hoofde van zwaartepunt 3 was voornamelijk toegespitst op haveninfrastructuur (maatregel 3.3), collectieve maatregelen (maatregel 3.1) en proefprojecten (maatregel 3.5). Er is slechts zelden gebruik gemaakt van milieumaatregelen in de aquacultuur ter compensatie van de toepassing van aquacultuurmethoden die bijdragen aan de bescherming van het milieu. 21 lidstaten hebben maatregelen in het kader van zwaartepunt 4 uitgevoerd of gepland. De uitvoeringsgraad ligt evenwel lager dan bij de andere zwaartepunten. Dit kan worden verklaard door de vertragingen bij het opstellen van de procedures, de beperkte toegang tot particuliere financiering en het gebrek aan belangstelling bij de visserijsector. Het effect van zwaartepunt 5 (technische bijstand ter ondersteuning van de lidstaten bij het beheer van de EVF-fondsen) is beperkt. In het merendeel van de evaluatieverslagen wordt evenwel gewezen op het nut ervan voor de uitvoering van het OP en voor de informatie aan daadwerkelijke of potentiële begunstigden. Uit de evaluatie blijkt dat de totale bijdrage van de EVF-programma's tot de instandhouding van de bestanden of tot de milieuduurzaamheid beperkt is en de beschikbare milieumaatregelen onderbenut blijven. Tot slot werd de bijdrage van de EVF-programma's tot de bevordering van gelijke kansen over het algemeen als neutraal of nauwelijks positief beschouwd.

Tijdens de vergadering heeft de Commissie de lidstaten verzocht na te gaan hoe de uitvoering van het EVF kan worden bespoedigd. Voorts heeft zij een samenvatting van de standpunten over en de reacties op de stadia van de programmering van het EVF gepresenteerd. Veel lidstaten concludeerden dat het nationaal strategisch plan (NSP) nuttig was in de vroege stadia van het programmeringsproces, maar dat het in de verdere programmeringscyclus aan betekenis heeft ingeboet. Andere lidstaten wezen op de noodzaak van een regionale dimensie in het NSP, in voorkomend geval met een op zeegebieden gebaseerde benadering. Veel lidstaten overwogen een herziening van hun OP's met het oog op nieuwe toewijzingen om in te spelen op externe veranderingen.

3. Economische prestatie van de visserijsector in de periode 2010 – 2011

30.

3.1.1. Vangstsector


Anders dan in de periode 2007-2009 was de EU-vloot in 2010 over het geheel genomen rendabel. 11 van de 21 lidstaten waarvoor in het economische jaarverslag 2012 informatie beschikbaar is, maakten in 2010 een nettowinst, terwijl 4 lidstaten verliezen bleven lijden in deze sector en de overige lidstaten kostendekkend werkten.

De totale inkomsten bedroegen 7 miljard euro, de totale kosten 6,5 miljard euro (93 % van de totale inkomsten). De totale inkomsten zijn met 2,6 % gestegen ten opzichte van 2009. 6,6 miljard euro komt uit de verkoop van vis, 34 miljoen euro uit visrechten, 193 miljoen euro uit niet met de visserij verband houdende activiteiten en 126 miljoen euro uit rechtstreekse inkomenssteun (minder dan 2 % van de totale inkomsten en 27 % minder dan in 2009).

Het totaalbedrag van de lonen van de bemanning (1,9 miljard euro, 9 % minder dan in 2009, ondanks de toename van de werkgelegenheid), de brandstofkosten (1,3 miljard euro, 11 % meer dan in 2009, een percentage dat beduidend lager ligt dan de stijging van de brandstofprijzen met 37,5 % tussen 2009 en 2010), andere variabele kosten (943 miljoen euro) en afschrijvingskosten (793 miljoen euro) waren de 4 belangrijkste kostenposten, samen 75 % van de totale kosten.

Het totale aantal aan boord werkzame vissers (exclusief Griekenland) bedroeg 138 500 (105 700 VTE). Dit is een toename met 2,4 % ten opzichte van 2009. Van alle EU-lidstaten waarvoor gegevens beschikbaar waren, noteerde Spanje het hoogste werkgelegenheidsniveau, zowel wat het totale aantal werknemers als het aantal VTE's betreft.

31.

3.1.2. Aquacultuur


In 2009 bedroeg de aquacultuurproductie in EU-27 1,30 miljoen ton. Hoewel de productie wereldwijd aanzienlijk is toegenomen, is de productie in de aquacultuursector in de EU constant gebleven. Als percentage van de totale productie is het EU-aandeel gedaald van 3 % in 1997 tot 2,4 % in 2009. Hoewel recente gegevens duiden op een verbetering van de economische prestatie van de bedrijven in de aquacultuursector, zijn de meeste banen in de sector parttimebanen, met in totaal 80 000 werknemers in 14 000 bedrijven (90 % daarvan zijn microbedrijven).

In het EVF is aquacultuur goed voor ongeveer een derde van de middelen die zijn vastgelegd in het kader van zwaartepunt 2 (ongeveer 28 % van de totale EVF-begroting). Per februari 2011 waren ongeveer 1 679 projecten geselecteerd en was meer dan 40 miljoen euro uitbetaald. De meeste projecten hebben betrekking op productieve investeringen en meer dan 50 % op aquacultuur in zoet water. Uit de tussentijdse evaluatie van het EVF[3] komen uiteenlopende standpunten over de doeltreffendheid van de aquacultuurmaatregelen in het kader van het EVF naar voren. Het aantal door het EVF gecreëerde banen in de sector is te verwaarlozen: minder dan 0,3 %. Hoewel de productiecapaciteit over het geheel genomen lijkt te zijn toegenomen, heeft dit vanwege de financiële crisis en de toenemende mondiale concurrentie niet noodzakelijk geleid tot een productieverhoging. Andere obstakels voor de groei in de sector zijn het effect van ziekten, problemen met vergunningen, krediettoegang (bemoeilijkt door de zeer kleine omvang van de meeste bedrijven) en het gebrek aan nationale strategieën.

32.

3.1.3. Verwerking


In 2009 telde de visverwerkende sector in de EU meer dan 3500 bedrijven die visverwerking als hoofdactiviteit hadden. Zij namen ongeveer 25,5 miljard euro van de omzet en meer dan 6 miljard euro van de bruto toegevoegde waarde voor hun rekening[4]. In de hele EU waren in deze sector ongeveer 118 000 VTE werkzaam (in totaal 150 000 banen).

De productiewaarde is de afgelopen jaren gestaag toegenomen (17,8 miljard euro in 2003 – EU-25, 18,94 miljard euro in 2005, 22,5 miljard euro in 2007). De werkgelegenheid en het aantal bedrijven zijn evenwel afgenomen: van 132 000 VTE's en 4 216 bedrijven (EU-15) in 2003 tot 129 500 VTE's en 4 035 bedrijven in 2005 en 126 000 VTE's en nagenoeg 4 000 bedrijven in 2007.

Maatregelen op het gebied van visverwerking en afzet zijn goed voor meer dan 60 % van de vastgelegde middelen en 34 % van de projecten in het kader van zwaartepunt 2 van het EVF. De meeste projecten zijn toegespitst op een verhoging van de productiecapaciteit, hoewel de verbetering van de productiesystemen, de hygiëne en de arbeidsomstandigheden ook een belangrijke plaats innemen. Uit de tussentijdse evaluatie van het EVF kwam een positief effect van het EVF op de werkgelegenheid naar voren (+3 %); voor het productievolume of de productiewaarde bleef het effect echter beperkt. De zware administratieve belasting en de moeilijke toegang tot kredieten zijn de belangrijkste belemmeringen voor de doeltreffendheid en de uitvoering van het EVF in de sector verwerking. Voorts lijken mondiale concurrentie, de toegang tot grondstoffen tegen de achtergrond van een lagere EU-productie en lage marges de belangrijkste problemen voor de sector te zijn.

33.

4. DEEL II - Analyse


34.

4.1. Particuliere en overheidsmaatregelen tot aanpassing van de vissersvloot


35.

4.1.1. Definitieve beëindiging van de visserijactiviteit


Het EVF omvat maatregelen om de vissersvloot van de EU aan te passen, inclusief overheidssteun voor de definitieve of tijdelijke beëindiging van de visserijactiviteit.

Volgens de tussentijdse evaluatie van het EVF maakte de EVF-steun voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit op 31 december 2010 slechts 3 % van de opgezette projecten uit, maar nam hij 56 % van de EVF-betalingen uit hoofde van zwaartepunt 1 (202 miljoen euro) voor zijn rekening. Afgaande op de huidige prognoses voor de programmeringsperiode 2007-2013 zou dit ongeveer 720 miljoen euro zijn. Samen met het uit hoofde van het FIOV (periode 2000-2006) betaalde bedrag van 546 700 000 euro, geeft dit een totaalbedrag van bijna 1,3 miljard euro aan overheidssteun voor buitenbedrijfstellingsmaatregelen in de periode 2000-2015.

In opeenvolgende evaluaties van het EVF en zijn voorganger het FIOV wordt gewezen op een terugkerend probleem met de wijze waarop de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit in de praktijk wordt toegepast. Dit wordt niet zozeer uitgelokt door de noodzaak om de vloot aan te passen aan de beschikbare middelen, maar veeleer door de economische moeilijkheden van de vloten, ongeacht de toestand van de bestanden. De door het EVF opgelegde verplichting om plannen voor de aanpassing van de visserijinspanning in te voeren alvorens de visseractiviteit definitief te beëindigen, heeft dat probleem niet opgelost. Integendeel, in een aantal plannen voor de aanpassing van de visserijinspanning wordt definitieve beëindiging expliciet voorgesteld als instrument om de vermindering van vangstmogelijkheden te compenseren en de economische levensvatbaarheid van de resterende vaartuigen te verbeteren[5]. De definitieve beëindiging is derhalve vaak niet gericht op de vaartuigen die de grootste druk op de bestanden uitoefenen, maar op die met de ongunstigste financiële vooruitzichten, wat de doeltreffendheid van de aanpassing van de capaciteit beperkt.

Dit is ook het standpunt van de Europese Rekenkamer. In haar speciaal verslag van december 2011[6] over hoe EU-maatregelen hebben bijgedragen tot de aanpassing van de capaciteit van de vissersvloot van de EU, staat dat wordt geschat dat het daadwerkelijke vangstvermogen van de EU-vloten in de periode 1992-2008 ondanks buitenbedrijfstellingssteun 'rekening houdend met de technische verbeteringen, met 14 % is gestegen'. In het verslag wordt gewezen op gevallen waarin steun is verleend voor vaartuigen die de visserijactiviteit hoe dan ook zouden beëindigen of die slechts in beperkte mate van invloed waren op de toestand van de bestanden. Meer dan de helft[7] van de buiten bedrijf gestelde vaartuigen ontving geen sloopsteun. Dit bevestigt het beperkte effect van de EVF-steun op de aanpassing van de capaciteit. Er is slechts een kleine verbetering ten opzichte van het FIOV (2000-2006), in het kader waarvan buiten bedrijf gestelde vaartuigen die geen overheidssteun ontvingen, tot aan de hervorming van het GVB in 2002 konden worden vervangen met steun.

36.

4.1.2. Aanpassing van de vloot aan de brandstofprijzen


Eind 2011 waren de brandstofprijzen opgelopen tot 0,65 euro/l, dat is 20 % meer dan in december 2010 en 62,50 % meer dan in december 2009.

De visserijsector levert aanzienlijke inspanningen om de gevolgen van de stijging van de brandstofprijzen voor de economische prestatie te beperken. Uit gegevens van het economisch jaarverslag blijkt dat de brandstofkosten in de periode 2008-2010 minder sterk zijn gedaald of gestegen dan de brandstofprijzen. Er zijn twee verschillende trends te zien.

De eerste houdt verband met veranderingen in het visserijgedrag die exploitanten onmiddellijk en kosteloos of tegen lage kosten kunnen invoeren. Zo kan een lagere kruis- en vissnelheid het brandstofverbruik met 16 % doen dalen. Voorts is gebleken dat sommige vloten hun vangsten aanlanden in havens die dichter bij de visgronden liggen. De vangst wordt dan later per vrachtwagen naar de thuishaven vervoerd. Bovendien voeren exploitanten lichter vistuig in of schakelen ze over op andere vangstmethoden (beugvisserij in plaats van trawlvisserij en twinrigvisserij in plaats van boomkorvisserij). Voor zover mogelijk verplaatsen vloten zich naar visgronden die dichter bij de thuishaven liggen. Veel van deze aanpassingen gebeuren zonder overheidssteun.

De tweede trend houdt verband met technische aanpassingen van het vaartuig, zoals wijzigingen in de motor en de aandrijfsystemen, aerodynamica, een vermindering van de weerstand van het vistuig in het water en op de bodem, het gebruik van computers voor de bepaling van de kortste routes tot de visgronden, monitoring van de snelheid van het vaartuig en het uitzetten van trawlnetten bij een optimale snelheid afhankelijk van de wind, de stroming en de kracht en richting van de golven. Uit gegevens blijkt dat deze aanpassingen besparingen van meer dan 25 % op het verbruik kunnen opleveren. Er worden vaak, maar niet altijd, EVF-middelen aangesproken, en in sommige gevallen worden uitsluitend particuliere middelen gebruikt.

Beide trends leiden tot een aanzienlijke daling van het brandstofverbruik, ook wanneer de motor van het vaartuig niet wordt vervangen.

Er zij op gewezen dat veel van deze aanpassingen als bedoeld in artikel 25 van de EVF-verordening, met name investeringen aan boord ter verbetering van de energie-efficiëntie, in bovengenoemd verslag van de Europese Rekenkamer worden aangemerkt als maatregelen die 'het vangstvermogen' van vaartuigen verhogen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij straalaandrijvingssystemen, die niet alleen tot een aanzienlijke daling van het verbruik leiden (tot 20 %), maar ook de kruissnelheid kunnen verhogen.

37.

4.2. Modernisering in het kader van artikel 25, lid 2, van het EVF


De bevindingen in het verslag van de Europese Rekenkamer hebben een grote invloed gehad op de aanpak van de Commissie met betrekking tot de maatregelen in het kader van artikel 25, lid 2, van de EVF-verordening. Hoewel de werkzaamheden grotendeels in 2012 plaatsvonden, heeft de Commissie in december 2011 een richtsnoerennota aan de lidstaten toegezonden over de uitlegging van artikel 25, lid 2, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen die de vangstcapaciteit van de vaartuigen niet verhogen en die welke ze wel verhogen. De nota ging vergezeld van een brief waarin de lidstaten werd verzocht om uiterlijk op 15 januari 2012 een lijst over te leggen van de uit hoofde van artikel 25, lid 2, gefinancierde acties waarvoor een betalingsaanvraag was ingediend, met een korte beschrijving van de acties, de controles die zijn verricht om na te gaan of zij voldoen aan de bepalingen en de bedragen van de door de EU en de lidstaten toegekende financiering per actie. In de brief verklaarde de Commissie ook voornemens te zijn de verenigbaarheid van het OP met de richtsnoerennota na te gaan en waar nodig herzieningen te verlangen.

De Commissie analyseert momenteel de door de lidstaten verstrekte informatie en zal besluiten of de betrokken betalingsaanvragen, inclusief die waarvoor de betalingstermijn is opgeschort, al dan niet worden geaccepteerd. Voorts zal zij besluiten of op reeds gedane betalingen financiële correcties moeten worden toegepast. Uit de onzekerheid omtrent de uitlegging van artikel 25, lid 2, blijkt hoe moeilijk het is motoren te moderniseren of te vervangen zonder verhoging van de vangstcapaciteit.

38.

4.3. Uitvoering van zwaartepunt 4 van het EVF


De uitvoering van zwaartepunt 4 is gestaag toegenomen en begint vruchten af te werpen, maar is over het geheel genomen nog steeds beperkt. Eind december 2011 was het aantal geselecteerde plaatselijke actiegroepen toegenomen tot 220 in 18 lidstaten (dat zijn er 50 meer dan eind 2010). Van de 21 lidstaten die zwaartepunt 4 zullen uitvoeren, hadden alleen Ierland, Slovenië en Roemenië nog geen groepen geselecteerd. Naar verwachting zullen in totaal meer dan 300 plaatselijke actiegroepen worden opgericht.

Alle nieuwe groepen gaan nu het stadium van projectontwikkeling en -selectie in. Eind 2011 waren 1 625 projecten geselecteerd, eind 2010 waren dat er 685. De projecten kunnen worden onderverdeeld in drie grote thema's: verhoging van de toegevoegde waarde van visserijproducten, diversificatie van de plaatselijke economie van de visserijgebieden en het benutten van milieurijkdommen (groene groei), maatschappij en cultuur, met bijzondere aandacht voor de eerste twee. De geselecteerde projecten zijn qua investeringen meestal kleinschalig en komen de plaatselijke vissersgemeenschappen ten goede.

Het aandeel van de aan zwaartepunt 4 toegewezen EVF-middelen varieert van 2,6 % in Frankrijk tot 32,5 % in Roemenië. Het gemiddelde budget per plaatselijke actiegroep varieert van minder dan 1 miljoen euro tot meer dan 7 miljoen euro.

Er zijn ook aanzienlijke verschillen in het tempo van de uitvoering, die kunnen worden verklaard door verschillen in ervaring met territoriale ontwikkeling en door problemen die een aantal geregionaliseerde landen ondervinden bij de vaststelling en de afbakening van de rol van respectievelijk de nationale en de regionale autoriteiten in de uitvoering van zwaartepunt 4.

Er zijn ook significante verschillen in de uitlegging van de voorschriften en de richtsnoeren van de EU betreffende zwaartepunt 4 door de beheersautoriteiten. Voor een aantal plaatselijke actiegroepen bleek het ook zeer moeilijk publieke cofinanciering te krijgen. Door de economische crisis ondervonden particuliere projectontwikkelaars bovendien moeilijkheden om te voorzien in aanvullende financiering voor projecten. Hoewel er in dit stadium van de programmeringsperiode geen geaggregeerde gegevens beschikbaar zijn, kan het werkgelegenheidspotentieel van zwaartepunt 4 worden aangetoond aan de hand van een aantal voorbeelden.

Resultaten van zwaartepunt 4 – Voorbeelden van extra werkgelegenheid en inkomsten in het kader van lopende projecten

- Visserijtoerisme (Frankrijk): plaatselijke actoren van de plaatselijke werkgroep van de Var hebben drie jaar lang gewerkt aan de bevordering van visserijtoerisme in het gebied. In de periode 2009-2010 zijn in totaal 12 vaartuigen uitgerust en goedgekeurd voor visserijtoerisme. Op dagen dat vissers van deze vaartuigen toeristen meenamen, hadden zij 30 tot 70 % meer inkomsten hoewel ze veel minder visten dan op een normale visdag.

- 'Vis van op de boot' (Duitsland). Dankzij dit project kunnen vissers een deel van hun vangst rechtstreeks aan de eindconsument verkopen via een website waarop wordt aangegeven waar en wanneer vers gevangen vis beschikbaar zal zijn. De 11 bij dit project betrokken visserijbedrijven konden via rechtstreekse verkoop en eigen afzet beduidend hogere prijzen in rekening brengen dan via groothandel.

- Nieuwe banen voor 27 schelpdiervissers in Galicië (Spanje) dankzij steun voor de ontwikkeling en de afzet van nieuwe producten, waardoor extra inkomsten worden gegenereerd

- Hulp aan 6 gehandicapte vissers om terug te keren naar hun werkplek in de Charente Maritime (Frankrijk). Met dit project wordt beoogd 60 extra banen voor gehandicapte vissers te creëren.

- 6 extra banen in een plaatselijk visrestaurant dat een multifunctionele werkruimte in een historisch gebouw beschikbaar stelt voor kooklessen, tentoonstellingen en evenementen (Nederland, Urk).

- Oprichting van een MKB met 4 werknemers dat innoverende levensmiddelen met zeewier ontwikkelt, met een jaarlijkse omzet van meer dan 1 500 000 euro (Denemarken, Noord-Jutland).

- 6 nieuwe banen in visserijbedrijven en 2 nieuwe banen in de visverwerking door de ondersteuning van een logistiek centrum in Kuusamo waar een centrum voor de behandeling en de verwerking van vangsten voor plaatselijke vissers is ondergebracht (Finland, Noord-Ostrobothnië).

- Dankzij steun aan een aquacultuurbedrijf voor de productie van vismeel uit plaatselijk visafval (waardoor de kosten van vismeel daalden met 50 %, wat een besparing van 20 000 euro per jaar oplevert) werd een extra baan gecreëerd (Andalusië, Spanje).

39.

5. Financiële uitvoering in de lidstaten


TABEL: FINANCIËLE UITVOERING CONVERGENTIE- EN NIET-CONVERGENTIEDOELSTELLING|

Land|| Toegekend a| Vastgelegd b| Betaald c| % (b) / (a)| % (c) / (a)

België| Periode 2007-| 26 261 648,| 17 205 799,| 11 243 909,| 65,52 %| 42,81%

Begrotingsjaar: 4 412 449,| 4 412 449,| 7 567 279,|

Republiek Bulgarije| Periode 2007-| 75 876 747,| 47 107 496,| 15 625 873,| 62,08 %| 20,59 %

Begrotingsjaar: 13 084 212,| 13 084 212,| 4 424 514,|

Tsjechië| Periode 2007-| 27 106 675,| 18 492 712,| 14 758 064,| 68,22 %| 54,44 %

Begrotingsjaar: 4 043 811,| 4 043 811,| 7 671 187,|

Denemarken| Periode 2007-| 133 675 169,| 93 573 369,| 65 434 024,| 70,00 %| 48,95 %

Begrotingsjaar: 19 463 114,| 19 463 114,| 20 580 026,|

Duitsland| Periode 2007-| 149 121 176,| 103 720 590,| 60 355 018,| 69,55 %| 40,47 %

Begrotingsjaar: 22 443 794,| 22 443 794,| 12 931 618,|

Estland| Periode 2007-| 84 568 039,| 54 878 609,| 30 975 023,| 64,89 %| 36,63 %

Begrotingsjaar: 12 995 534,| 12 995 534,| 10 777 597,|

Ierland| Periode 2007-| 42 266 603,| 27 691 739,| 20 590 159,| 65,52 %| 48,71 %

Begrotingsjaar: 7 101 580,| 7 101 580,| 0,|

Griekenland| Periode 2007-| 207 832 237,| 149 533 189,| 67 985 280,| 71,95 %| 32,71 %

Begrotingsjaar: 29 514 336,| 29 514 336,| 35 990 929,|

Spanje| Periode 2007-| 1 131 890 912,| 803 995 016,| 404 470 852,| 71,03 %| 35,73 %

Begrotingsjaar: 162 654 289,| 162 654 289,| 118 436 927,|

Frankrijk| Periode 2007-| 215 686 616,| 150 871 906,| 87 774 969,| 69,95 %| 40,70 %

Begrotingsjaar: 31 457 343,| 31 457 343,| 13 506 474,|

Italië| Periode 2007-| 424 342 854,| 297 930 059,| 163 479 766,| 70,21 %| 38,53 %

Begrotingsjaar: 61 620 807,| 61 620 807,| 59 235 210,|

Cyprus| Periode 2007-| 19 724 418,| 13 807 204,| 13 278 025,| 70,00 %| 67,32 %

Begrotingsjaar: 2 871 876,| 2 871 876,| 4 367 980,|

Letland| Periode 2007-| 125 015 563,| 81 747 415,| 65 170 045,| 65,39 %| 52,13 %

Begrotingsjaar: 19 243 706,| 19 243 706,| 25 474 344,|

Litouwen| Periode 2007-| 54 713 408,| 36 709 949,| 23 120 863,| 67,09 %| 42,26 %

Begrotingsjaar: 8 161 553,| 8 161 553,| 4 675 239,|

Luxemburg| Periode 2007-| 0,| 0,| 0,| 0,00 %| 0,00 %

Begrotingsjaar: 0,| 0,| 0,|

Hongarije| Periode 2007-| 34 769 572,| 21 987 859,| 12 865 081,| 63,24 %| 37,00 %

Begrotingsjaar: 5 952 501,| 5 952 501,| 7 190 107,|

Malta| Periode 2007-| 8 372 329,| 5 300 916,| 2 126 063,| 63,31%| 25,39 %

Begrotingsjaar: 1 271 388,| 1 271 388,| 953 937,|

Nederland| Periode 2007-| 48 578 417,| 34 005 165,| 13 201 570,| 70,00 %| 27,18 %

Begrotingsjaar: 7 073 021,| 7 073 021,| 1 553 560,|

Oostenrijk| Periode 2007-| 5 259 318,| 3 692 103,| 3 645 455,| 70,20 %| 69,31 %

Begrotingsjaar: 763 814,| 763 814,| 753 548,|

Polen| Periode 2007-| 734 092 574,| 483 677 649,| 211 027 766,| 65,89 %| 28,75 %

Begrotingsjaar: 121 944 858,| 121 944 858,| 71 086 296,|

Portugal| Periode 2007-| 246 485 249,| 173 238 515,| 83 595 336,| 70,28 %| 33,91 %

Begrotingsjaar: 35 759 773,| 35 759 773,| 19 208 344,|

Roemenië| Periode 2007-| 230 645 644,| 143 020 768,| 32 299 988,| 62,01 %| 14,00 %

Begrotingsjaar: 39 257 052,| 39 257 052,| 0,|

Slovenië| Periode 2007-| 21 640 283,| 15 269 905,| 5 751 652,| 70,56 %| 26,58 %

Begrotingsjaar: 3 515 536,| 3 515 536,| 2 722 012,|

Slowakije| Periode 2007-| 13 123 309,| 8 607 829,| 5 170 176,| 65,59 %| 39,40 %

Begrotingsjaar: 1 782 386,| 1 782 386,| 1 257 371,|

Finland| Periode 2007-| 39 448 827,| 27 614 400,| 16 427 458,| 70,00 %| 41,64 %

Begrotingsjaar: 5 743 752,| 5 743 752,| 5 039 613,|

Zweden| Periode 2007-| 54 664 803,| 38 265 669,| 24 999 874,| 70,00 %| 45,73 %

Begrotingsjaar: 7 959 199,| 7 959 199,| 5 505 285,|

Verenigd Koninkrijk| Periode 2007-| 137 827 889,| 90 707 217,| 19 295 904,| 65,81 %| 14,00 %

Begrotingsjaar: 23 112 801,| 23 112 801,| 0,|

Totaal| Periode 2007-| 4 292 990 279,| 2 942 653 047,| 1 474 668 206,| 68,55 %| 34,35 %

Begrotingsjaar: 653 204 485,| 653 204 485,| 440 909 408,|

[1] Art. 68 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds, PB L 120 van 15.8.2006.

[2] Tabel I. Financiële uitvoering in convergentieregio’s.

Tabel II. Financiële uitvoering in niet-convergentieregio’s.

Tabel III. Geprogrammeerde EVF-bedragen per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

Tabel IV. Gecertificeerde EVF-uitgaven per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

[3] Beschikbaar op ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies Blz. 40.

[4] Daarnaast waren nog eens 900 bedrijven (2,3 miljard euro van de omzet) werkzaam in de visverwerking, maar dat was niet hun hoofdactiviteit.

[5] De tussentijdse evaluatie van het EVF en de evaluatie achteraf van het FIOV zijn beschikbaar op ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies

[6] Speciaal verslag nr. 12/2011 'Hebben de EU-maatregelen bijgedragen tot de aanpassing van de capaciteit van de vissersvloten aan de beschikbare vangstmogelijkheden?'

[7] 61 % van verwijderde BT en 48 % van de verwijderde KW in 2011.