Toelichting bij COM(2013)174 - Meerjarenfinanciering voor het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ter bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. DOEL VAN HET VOORSTEL

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ("het Agentschap" of 'het EMSA') is in 2002[1] opgericht en in 2004[2] belast met taken op het gebied van de bestrijding van mariene verontreiniging. Aangezien de verantwoordelijkheid voor de bestrijding van verontreiniging voor een lange periode aan het Agentschap wordt toevertrouwd, moet een verbintenis over meerdere jaren worden aangegaan om het Agentschap passende financiële garanties te verstrekken, zodat het zijn taken efficiënt en nauwkeurig kan uitvoeren. Daartoe heeft de EU-wetgever in 2006 een meerjarenfinanciering vastgesteld voor de periode 2007-2013[3] voor acties door het Agentschap op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging. Het doel van dit wetgevingsvoorstel is het vernieuwen van de meerjarenfinanciering voor de periode 2014-2020 in het kader van de nieuwe financiële perspectieven[4].

1.

Motivering van de voorgestelde maatregel



Achtergrond



Het Agentschap is opgericht in 2002 naar aanleiding van de ramp met de olietanker Erika in december 1999, waarbij een grote hoeveelheid olie in zee terechtkwam. Naar aanleiding van de olie die in zee terechtkwam bij de ramp met de olietanker Prestige in november 2002 kreeg het Agentschap specifieke taken en plichten op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging. Het Agentschap heeft in oktober 2004 een actieplan inzake de paraatheid voor en bestrijding van olieverontreiniging goedgekeurd (hierna 'het olieactieplan' genoemd). In juni 2007 heeft het een actieplan inzake de paraatheid voor en bestrijding van verontreiniging door gevaarlijke en schadelijke stoffen goedgekeurd (hierna 'het HNS-actieplan' genoemd)[5]. Beide actieplannen worden door de raad van bestuur van het EMSA bijgewerkt in het kader van de jaarlijkse werkprogramma's van het Agentschap.

In maart 2010 heeft de raad van bestuur een vijfjarenstrategie[6] goedgekeurd, waarvan twee punten van belang zijn voor de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging. Ten eerste is onder punt 8 beschreven welke rol het EMSA dient te spelen inzake illegale lozingen door schepen (handhavingskwesties, verdere verbetering van CleanSeaNet door integratie van informatie over de positie van schepen). Ten tweede heeft punt 12 betrekking op de paraatheid voor en bestrijding van mariene verontreiniging.

Ten slotte heeft de Commissie in oktober 2010 een wijziging van de EMSA-verordening voorgesteld die onder meer inhoudt dat de activiteiten op het gebied van oliebestrijding expliciet worden uitgebreid met ongevallen waarbij offshore-olie- en gasinstallaties betrokken zijn[7]. Tevens is in dit kader voorgesteld om de bijstand, met inbegrip van activiteiten op het gebied van oliebestrijding, door het EMSA uit te breiden tot de buurlanden van de EU. Het Europees Parlement en de Raad hebben in april 2012 een akkoord over het voorstel bereikt en in de verordening die in januari 2013 is vastgesteld[8] worden de bovengenoemde bepalingen bevestigd.

2.2. Huidige taken van het EMSA op het gebied van de bestrijding van verontreiniging

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2038/2006 en Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen[9] zijn de drie voornaamste taken van het Agentschap op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging:

(a) Operationele bijstand aan de lidstaten

Het Agentschap beschikt over een netwerk van oproepbare schepen voor de bestrijding van olielekkages dat kan worden ingezet om de bestrijdingsactiviteit van de lidstaten bij olieverontreiniging aan te vullen. Het beschikt tevens over een dienst voor satelliettoezicht op olielekkages die 'CleanSeaNet' wordt genoemd en het verstrekt informatie over lekken van chemische stoffen via het 'MAR-ICE'-netwerk. Getroffen kuststaten kunnen via het communautair mechanisme voor civiele bescherming[10] verzoeken om bijstand door schepen voor de bestrijding van olielekkages. Regelmatige deelname aan landelijke en regionale oefeningen waarborgt een soepele integratie met de mechanismen ter bestrijding van verontreiniging van de lidstaten.

(b) Samenwerking en coördinatie

Het Agentschap onderhoudt contacten met nationale deskundigen op het gebied van de bestrijding van verontreiniging, met bestaande samenwerkingsverbanden op regionaal niveau en met de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

(c) Informatie

Het Agentschap verzamelt, analyseert en verspreidt informatie over beste praktijken, technieken en innovatie op het gebied van de bestrijding van mariene verontreiniging.

Samenvatting van de prestaties (2007 – september 2012)

De voornaamste diensten van het EMSA inzake paraatheid voor en bestrijding van mariene verontreiniging en aanverwante prestaties die ter beschikking zijn gesteld op basis van het bestaande meerjarig financieringskader, zijn hieronder weergegeven.

Netwerk van oproepbare schepen voor de bestrijding van olielekkages

Er zijn tot nu toe 16 contracten ondertekend, die alle regionale zeegebieden rond de Europese Unie afdekken. 18 schepen, die gemiddeld rond de 3 500 m3 opgeruimde olie kunnen opnemen, kunnen tegelijkertijd worden gemobiliseerd en binnen 24 uur uitvaren.| De EMSA-schepen hebben vanaf 2007 deelgenomen aan 36 internationale (grensoverschrijdende) operationele oefeningen. Deelname aan oefeningen is bevorderlijk voor de integratie van de EMSA-diensten met de bestrijdingsmechanismen van de lidstaten.

CleanSeaNet

Sinds de dienst in april 2007 van start is gegaan, zijn er meer dan 12 000 satellietfoto's gemaakt, dat wil zeggen gemiddeld meer dan 2 000 foto's per jaar.| Er is meer dan 1 miljard km2 bewaakt.| Rond de 200 illegale lozingen per jaar worden naar aanleiding van bewaking 'op locatie' bevestigd door de lidstaten.

Ingrijpen bij voorvallen

De diensten van het EMSA inzake de bestrijding van verontreiniging zijn sinds 2007 gebruikt bij in totaal 25 voorvallen. De noodhulp aan getroffen kuststaten omvatte onder meer: bestrijdingsschepen; satellietbeeldvorming; toepassing van MAR-ICE; alsmede aanbieden van expertise ter plekke.| In het kader van de noodhulp zijn er in Europa vier keer bestrijdingsschepen ingezet.| In het kader van de noodhulp is er tijdens de ramp met de Deepwater Horizon één uitrustingspakket naar de Verenigde Staten gestuurd.

Beste praktijk: ontwikkeling en bevordering

Het EMSA heeft 20 vergaderingen van deskundigen en workshops georganiseerd. (Als aanvulling op de reguliere scholing voor functionarissen uit de lidstaten inzake CleanSeaNet en/of bijeenkomsten met exploitanten van schepen die deel uitmaken van het netwerk.)| Publicatie van zeven inventarisaties van verschillende aspecten van het beleid en de capaciteiten van de lidstaten inzake paraatheid voor en bestrijding van verontreiniging.| Beheer van het uitwisselingsprogramma voor ambtenaren 'EMPOLLEX' waardoor sinds de start in juni 2008 de uitwisseling van 21 deskundigen tussen de lidstaten werd vergemakkelijkt.| Ontwikkeling van een instrument voor beslissingen over de toepassing van dispergeermiddelen bij voorvallen. Naar behoefte coördinatie van specifieke studies (bijv. studie over losfaciliteiten, studie over veilige platforms: ontwikkeling van eisen aan schepen die in een gevaarlijke atmosfeer werken)

2.3. Toekomstige taken

Zoals hierboven is uiteengezet, heeft het EMSA bij de inwerkingtreding van de wijzigingen aan de oprichtingsverordening in januari 2013 de volgende nieuwe taken op het gebied van verontreinigingsbestrijding gekregen:

a) de huidige acties van het EMSA bij de bestrijding van 'door schepen veroorzaakte verontreiniging' wordt ook van toepassing op 'door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging';

b) het bestaande CleanSeaNet van het EMSA zal ook worden ingezet om 'de omvang en de milieugevolgen van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene olieverontreiniging te monitoren';

c) het huidige geografische toepassingsbereik (lidstaten en toetredingslanden) wordt uitgebreid met 'Europese nabuurschapspartnerlanden en landen die partij zijn bij het Memorandum van Parijs inzake toezicht op schepen door de havenstaat'. Zodoende kunnen de schepen van het EMSA worden gebruikt in het hele gebied van de regionale zeegebieden van de Unie.

De Commissie stelt voor dat het uitgetrokken bedrag alleen wordt ingezet voor de eerste twee nieuwe taken, met aanvangsfinanciering om de nieuwe taken op te bouwen, waarbij de bestaande taken niet worden benadeeld. De derde nieuwe taak wordt gefinancierd uit bestaande EU-programma's voor landen die onder het uitbreidingsbeleid en het Europese nabuurschapsbeleid vallen (het programma SAFEMED voor de Middellandse Zee en programma's in het kader van het Traceca-initiatief voor de Zwarte Zee). Uit het oogpunt van programma- en begrotingsbeheer verdient het de voorkeur deze nieuwe taak te financieren binnen het bestaande kader van EU-steun aan deze landen.

2.4. Evaluatie van de huidige activiteiten van het EMSA op het gebied van de bestrijding van verontreiniging

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1406/2002 heeft het Agentschap elk jaar tot en met 2012 vóór 31 januari verslag uitgebracht over de financiële tenuitvoerlegging van de actieplannen. Deze verslagen staan op de website van het Agentschap. Met ingang van 2013 wordt de rapportage geïntegreerd in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap.

Daarnaast heeft de Commissie in mei 2011 verslag uitgebracht over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2038/2006[11]. Voor dit verslag is er gebruikgemaakt van een uitgebreide bijdrage van het Agentschap, waarvoor onder meer belanghebbenden zijn geraadpleegd en gedetailleerde scenario's zijn uitgewerkt; deze bijdrage is goedgekeurd door de raad van bestuur van het EMSA[12]. Het toezicht op en de controle van de acties van het Agentschap wordt verricht door de raad van bestuur van het EMSA (met name door het aannemen van het werkprogramma, de begroting en het jaarverslag), de Rekenkamer en de begrotingsautoriteit (via de kwijtingsprocedure).

De twee voornaamste conclusies, die op basis van deze evaluatieactiviteiten zijn getrokken, zijn:

het budget dat is uitgetrokken voor de bestrijding van verontreiniging is voldoende;

de gefinancierde maatregelen zijn kostenefficiënt, leveren een meerwaarde op en worden naar behoren beheerd.

2.5. Evaluatie ex ante van de voorgestelde activiteiten

Er is een evaluatie ex ante uitgevoerd en bij dit voorstel gevoegd (document SEC(2013) xxx). Hierin worden het nut en de doeltreffendheid van het meerjarige financiële kader bevestigd en wordt het toe te kennen bedrag vastgelegd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



3.1.        Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 100, lid 2, VWEU, dat in de vorige versie van het verdrag ook als rechtsgrondslag heeft gediend voor Verordening (EG) nr. 2038/2006.

3.2.        Subsidiariteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel

De beginsels van subsidiariteit en evenredigheid zijn volledig gerespecteerd, aangezien de acties van het Agentschap op Europees niveau invulling geven aan een gedifferentieerd systeem ter bestrijding van door schepen en offshore-installaties veroorzaakte verontreiniging. De meeste activiteiten worden ontplooid op aanvraag van de getroffen kuststaten. Het feit dat de EU overeenkomstsluitende partij is bij de onderstaande regionale organisaties geeft blijk van de nauwe coördinatie op regionaal niveau:

· het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied (Verdrag van Helsinki als herzien in 1992);

· het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (Verdrag van Barcelona) en een aantal protocollen daarbij;

· de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn);

· het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-Verdrag);

· de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bescherming van de kusten en het aquatische milieu van het Noordoostatlantische gebied tegen verontreiniging (Overeenkomst van Lissabon) en het aanvullend protocol daarbij, die nog niet in werking zijn getreden.

Daarnaast onderhandelt de Unie over toetreding tot het Verdrag inzake de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging (Verdrag van Boekarest).

3.3.        Keuze van instrumenten

Een verordening is het meest geschikte wetgevingsinstrument om een meerjarig financieel kader vast te leggen. Dit instrument is al in 2006 gekozen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Gezien het bovenstaande stelt de Commissie voor om in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, die samenvalt met het nieuwe meerjarige financiële kader, weer een meerjarige financiële toewijzing op te nemen in de begroting van de Unie. In overeenstemming met het Commissiepakket 'Een begroting voor Europa 2020' van juni 2011 en de gebruikelijke gang van zaken dient het bedrag onder rubriek 1 'Slimme en inclusieve groei' te vallen. De Commissie stelt voor om een bedrag van 160,5 miljoen euro uit te trekken voor de referentieperiode. Verdere details worden verstrekt in het bijgevoegde financiële memorandum en de evaluatie ex ante. De begrotingsautoriteit moet toestemming verlenen voor de jaarlijks toe te kennen bedragen, overeenkomstig de begrotingsprocedure.

5. Inhoud van het voorstel

Het voorstel is grotendeels afgestemd op de structuur van Verordening (EG) nr. 2038/2006 en bevat de nodige aanpassingen. Het bestaat uit de volgende acht artikelen:

· Artikel 1: Doel

· Artikel 2: Definities

· Artikel 3: Toepassingsgebied

· Artikel 4: Financiering van de Unie

· Artikel 5: Toezicht op de bestaande capaciteit

· Artikel 6: Bescherming van de financiële belangen van de Unie

· Artikel 7: Evaluatie na halve looptijd

· Artikel 8: Inwerkingtreding