Toelichting bij COM(2013)301 - Wijziging in verordening 1083/2006 aangaande financieel beheer van lidstaten in financiële moeilijkheden en doorhaling voor lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. achtergrond van het voorstel

·

Motivering en doel van het voorstel



a) Verlenging van het hogere medefinancieringspercentage voor lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden dreigen te ondervinden

De aanhoudende financiële en economische crisis heeft de nationale financiële middelen onder druk gezet, aangezien de lidstaten beleidsmaatregelen op het vlak van begrotingsconsolidatie moeten nemen. Tegen deze achtergrond is het voor investeringen in groei en banen van bijzonder belang dat wordt gezorgd voor een soepele uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma's.

De uitvoering van de programma's is vaak moeilijk, niet in de laatste plaats omdat begrotingsconsolidatie tot liquiditeitsproblemen leidt. Dit gaat met name op voor die lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen en financiële bijstand hebben gekregen op grond van een aanpassingsprogramma. Tot op heden hebben zeven landen financiële bijstand ontvangen en met de Commissie overeenstemming bereikt over een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze landen zijn Cyprus, Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal, Griekenland en Ierland, hierna 'programmalanden' genoemd. Hongarije, Roemenië en Letland vallen niet langer onder een aanpassingsprogramma.

Om te waarborgen dat deze lidstaten (en elke andere lidstaat die in de toekomst bijstand uit dergelijke programma's ontvangt) cohesiebeleidsprogramma's ter plaatse blijven uitvoeren en projecten blijven financieren, bevat het onderhavige voorstel bepalingen op grond waarvan de Commissie de betalingen aan deze landen kan opvoeren voor de periode waarin zij onder de ondersteuningsmechanismen vallen, zonder dat de totale middelen die hun in het kader van het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 toekomen, wijziging ondergaan. Daardoor krijgen de lidstaten op een kritiek moment de beschikking over extra financiële middelen en wordt de voortzetting van de concrete uitvoering van programma's vergemakkelijkt.

b) Follow-up van de conclusies van de Europese Raad van 8 februari 2013, punt 87

De Europese Raad heeft de Commissie verzocht praktische oplossingen te zoeken om het gevaar van ambtshalve te verrichten doorhaling van vastgelegde kredieten uit de totaalbedragen voor de periode 2007-2013 voor Roemenië en Slowakije in te perken, onder meer door wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006[1] (hierna 'algemene verordening' genoemd) (conclusies van 8 februari 2013, punt 87). De bepalingen van het akkoord van de Europese Raad van 8 februari over de plafonnering van de toewijzingen voor de periode 2014-2020 op 110 % van de toewijzingen in reële termen voor de periode 2007-2013, zullen zowel voor Slowakije als voor Roemenië gevolgen hebben (punt 46 van de conclusies). Dit zal tot uiting komen in punt [13 van bijlage III bis bij de gemeenschappelijke verordening (GV) met betrekking tot het financiële kader].

Bovengenoemde elementen zijn afhankelijk van de uitkomst van de lopende onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie en van het wetgevingsproces met betrekking tot en de goedkeuring van het meerjarig financieel kader (MFK) en de gemeenschappelijke verordening.

Nadat is gezocht naar praktische oplossingen om het gevaar van ambtshalve te verrichten doorhaling voor Roemenië en Slowakije in te perken, is gebleken dat dit gevaar niet substantieel kan worden ingeperkt zonder de algemene verordening te wijzigen. Om het in de conclusies van de Europese Raad vervatte akkoord te kunnen uitvoeren en het voor Roemenië en Slowakije makkelijker te maken om de middelen voor de periode 2007-2013 op te nemen, moet de termijn voor doorhaling voor deze twee lidstaten dus worden verlengd. Rekening houdend met punt 8 van de conclusies van de Europese Raad – waarin een strikte toepassing van de bepalingen inzake doorhaling in alle rubrieken, met name van de bepalingen inzake ambtshalve te verrichten doorhaling, als integraal onderdeel van het MFK-akkoord wordt genoemd – bestrijkt de voorgestelde verlenging de vastleggingen voor 2011 en 2012. In dat geval zal de ambtshalve te verrichten doorhaling van de vastleggingen voor 2011 niet eind 2013, maar eind 2014 plaatsvinden en de ambtshalve te verrichten doorhaling van de vastleggingen voor 2012 niet eind 2014, maar eind 2015.

De einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven voor de programmeringsperiode blijft dezelfde, namelijk 31 december 2015. Deze verlengde termijnen moeten Roemenië en Slowakije helpen eventuele moeilijkheden bij de uitvoering uit de weg te ruimen en het gevaar van doorhaling in 2013 en 2014 in te perken, zonder dat dit ten koste gaat van de noodzakelijke discipline en prikkels om de programmeringsperiode 2007-2013 tijdig af te ronden. Hierdoor kan vertraging bij de uitvoering van de programma's voor de periode 2014-2020 worden vermeden.

· Algemene context en vigerende bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Artikel 77 van de algemene verordening bepaalt dat de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen worden berekend door het in de Commissiebeschikking tot goedkeuring van het betrokken operationele programma bepaalde medefinancieringspercentage voor elk prioritaire as toe te passen. Het voorziet tevens in de toepassing van een hoger medefinancieringspercentage voor programmalanden. Deze bepaling geldt thans tot en met 31 december 2013.

Artikel 93 van de algemene verordening bepaalt dat de Commissie ambtshalve bedragen doorhaalt waarvoor geen betalingsaanvraag is ingediend vóór het einde van het tweede jaar (het derde jaar voor landen waarvan het bbp over de periode 2001-2003 minder bedroeg dan 85 % van het EU-gemiddelde voor vastleggingen voor de programma's tussen 2008 en 2010), met een speciale behandeling van de vastleggingen voor 2007.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Het voorstel is in overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Commissie als reactie op de financiële crisis heeft vastgesteld.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



Door het voorstel zou de Commissie de betalingen aan de programmalanden tot het einde van de periode 2007-2013 kunnen aanvullen. Daartoe worden de betalingen vermeerderd met een bedrag dat wordt berekend door de medefinancieringspercentages voor de prioritaire assen van de programma's met tien procentpunten te verhogen voor de nieuwe gecertificeerde uitgaven die in de betrokken periode worden ingediend, totdat het plafond voor de betalingen is bereikt.

Tegelijkertijd zullen Roemenië en Slowakije door het voorstel in staat zijn uitgavendeclaraties voor de vastleggingen voor 2011 tot eind 2014 in te dienen in plaats van tot eind 2013, en uitgavendeclaraties voor de vastleggingen voor 2012 tot de afsluiting van het programma in plaats van tot eind 2014. Hierdoor wordt het gevaar van ambtshalve te verrichten doorhaling van de vastleggingen voor 2011 en 2012 kleiner.

De totale financiële middelen uit de fondsen voor de betrokken landen en programma's zullen voor die periode dezelfde blijven.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Voorgesteld wordt artikel 77 van de algemene verordening aldus te wijzigen dat de Commissie tot afloop van de periode 2007-2013 voor de voor het eerst gedeclareerde uitgaven een hogere terugbetaling kan blijven verrichten, die wordt berekend door de toepasselijke medefinancieringspercentages voor de prioritaire assen met 10 procentpunten te verhogen.

Het aldus verhoogde medefinancieringspercentage van het programma mag niet meer dan 10 procentpunten meer bedragen dan de maxima van bijlage III bij de algemene verordening. Bovendien mag de bijdrage uit de fondsen aan de betrokken prioritaire as niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt genoemd in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma.

Tevens wordt voorgesteld artikel 93 van de algemene verordening te wijzigen, zodat de periode voor ambtshalve te verrichten doorhaling van de vastleggingen voor 2011 en 2012 in het geval van Roemenië en Slowakije met één jaar kan worden verlengd.

·

Rechtsgrondslag



De algemene verordening stelt gemeenschappelijke voorschriften voor de drie fondsen vast. Op grond van het beginsel van het gedeelde beheer tussen de Commissie en de lidstaten omvat deze verordening bepalingen voor het programmeringsproces, alsook regelingen voor het programmabeheer, inclusief het financiële beheer, de monitoring, de financiële controle en de evaluatie van de projecten.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel voor zover het ertoe strekt via de structuurfondsen en het Cohesiefonds meer steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die in ernstige moeilijkheden verkeren, met name wat hun economische groei en financiële stabiliteit betreft, en die een oplopend tekort en een verslechterende schuldenpositie kennen, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat. In deze context moet op EU-niveau een tijdelijk mechanisme worden ingevoerd dat de Commissie in staat stelt de terugbetaling op basis van de gecertificeerde uitgaven in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds op te schroeven.

Het voorstel is ook in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel voor zover het bepaalde lidstaten meer tijd gunt om hun vastleggingen voor 2011 en 2012 te besteden. Deze regel is reeds op EU-niveau vastgelegd.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De verlenging van de toepassing van de verhoogde medefinancieringspercentages is evenredig ten opzichte van de aanhoudende economische crisis en de overige inspanningen ter ondersteuning van deze lidstaten.

De verlenging van de termijn voor het ambtshalve doorhalen van vastleggingen is eveneens evenredig in die zin dat zij betrekking heeft op die lidstaten die te maken zouden kunnen krijgen met een plafonnering van hun financiële toewijzingen in de periode 2014-2020 op grond van het binnen de Europese Raad bereikte akkoord, omdat aldus het risico wordt beperkt dat nog meer toewijzingen uit de periode 2007-2013 wegens de ambtshalve te verrichten doorhalingen verloren gaan.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: wijziging van de huidige verordening.

De Commissie heeft de door het rechtskader geboden speelruimte onderzocht en acht het in het licht van de tot nu toe opgedane ervaringen nodig om wijzigingen in de algemene verordening voor te stellen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Er zijn geen gevolgen voor de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds, als vastgesteld in de operationele programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013.

Wat de betalingskredieten betreft, is het voorstel tot extra betalingen begrotingsneutraal. Het kan echter leiden tot een hogere terugbetaling aan de betrokken lidstaten in 2014, maar er zal bij de afsluiting in 2017 worden gezorgd voor evenwicht. De aanvullende betalingskredieten in het kader van dit voorstel houden een toename van de betalingskredieten in (in 2014 met ongeveer 484 miljoen EUR), die aan het einde van de programmeringsperiode zal worden gecompenseerd. Derhalve ondergaan de totale betalingskredieten voor de gehele programmeringsperiode geen wijziging.

De budgettaire gevolgen van het voorstel tot verlenging van de periode voor ambtshalve te verrichten doorhaling met één jaar in het geval van Roemenië en Slowakije werken niet door op het totale bedrag aan vastleggingskredieten. Het voorstel kan wegens het geringere gevaar van doorhaling evenwel een netto positief effect hebben op de gezamenlijke betalingskredieten in de komende jaren.