Toelichting bij COM(2013)312 - Copernicus Programma - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)312 - Copernicus Programma. |
---|---|
bron | COM(2013)312 |
datum | 29-05-2013 |
Copernicus is de nieuwe naam van het Europees programma voor monitoring van de aarde GMES (Global Monitoring for Environment and Security – Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid). Copernicus of veeleer de voorganger ervan is bij Verordening (EU) nr. 911/2010 (GMES-verordening) opgezet als EU-programma. Het programma bestrijkt alle activiteiten die nodig zijn om een ononderbroken levering van nauwkeurige en betrouwbare gegevens en informatie over milieu- en veiligheidskwesties te garanderen ten behoeve van gebruikers die op EU-niveau en in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor beleidsvorming, uitvoering en monitoring. Copernicus beoogt Europa te allen tijde onafhankelijke en betrouwbare toegang tot aardobservatiegegevens en -informatie te verschaffen. De investering van de EU is erop gericht de lacunes op het gebied van observatie aan te vullen, toegang tot bestaande voorzieningen te verschaffen en operationele diensten te ontwikkelen.
Copernicus is opgezet rond zes diensten: monitoring van het mariene milieu, de atmosfeer, het land en de klimaatverandering alsook ondersteuning van rampenbeheer en veiligheidsdiensten. Copernicus maakt gebruik van gegevens van satellieten en in-situsensoren zoals boeien, ballonnen of luchtsensoren, om actuele en betrouwbare informatie en prognoses te verstrekken met toegevoegde waarde voor bijvoorbeeld landbouw en visserij, bodemgebruik en stadsplanning, bestrijding van bosbranden, rampenbestrijding, zeevervoer of bewaking van luchtverontreiniging.
Copernicus draagt ook bij tot economische stabiliteit en groei door het stimuleren van commerciële toepassingen (de zogenaamde downstreamdiensten) in een groot aantal verschillende sectoren via volledige en open toegang tot zijn observatiegegevens en informatieproducten. Het is een van de programma's die moeten worden uitgevoerd in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, en het werd ook opgenomen in het industriebeleidsinitiatief van Europa 2020, gezien de voordelen ervan voor het beleid van de EU op tal van gebieden.
De verantwoordelijkheid voor de financiering van de exploitatie en van de vervanging van de ruimte-infrastructuur die met steun van de EU en met intergouvernementele middelen is ontwikkeld, kan vanwege de kosten niet optimaal door de afzonderlijke lidstaten worden gedragen. De Europese landen hebben hun middelen op het gebied van satellietobservatie voor operationele meteorologie gebundeld voor de ontwikkeling en exploitatie van weersatellieten in het kader van de Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (Eumetsat). Ook hebben de Europese landen via het Europees Ruimteagentschap (ESA) of via hun nationale ruimteagentschappen demonstratiemodellen van milieusatellieten ontwikkeld. Zij hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken over gezamenlijke financiering van duurzame operationele milieumonitoringprogramma's. Gezien de toenemende politieke druk op de overheid om op basis van feiten beslissingen op het gebied van milieu, veiligheid en klimaatverandering te nemen alsmede de noodzaak om internationale overeenkomsten te eerbiedigen, wordt het dringend noodzakelijk dergelijke monitoring voort te zetten.
Voor diensten met een pan-Europese of wereldwijde dekking kunnen de lidstaten de doelstellingen van het voorgestelde optreden niet voldoende verwezenlijken, daar de inbreng van de verschillende lidstaten op Europees niveau moet worden samengevoegd. Voor de verlening van andere diensten (bv. rampenkaarten of thematische landmonitoringkaarten met een beperkter geografisch bereik) kan de EU beter zorgen om twee redenen. Ten eerste zal een meer samenhangend en gecentraliseerd beheer van inputgegevens die afkomstig zijn van satellietsensoren of in-situsensoren schaalvoordelen opleveren.
Ten tweede helpt een gecoördineerde verlening van aardmonitoringdiensten op het niveau van lidstaten overlappingen te voorkomen en versterkt zij de monitoring van de tenuitvoerlegging van EU-milieuwetgeving op basis van transparante en objectieve criteria. Enkel aan de hand van op lidstaatniveau geproduceerde vergelijkbare informatie kan worden nagegaan of er sprake is van doeltreffende uitvoering van de milieuwetgeving, die in veel gevallen betrekking heeft op problemen die in de ware zin van het woord geen grenzen kennen en dus internationaal zijn.
Bovendien levert optreden op Europees niveau schaalvoordelen op, waardoor overheidsgeld een groter rendement afwerpt. Optreden op EU-niveau leidt daarmee tot een duidelijke toegevoegde waarde.
Tot nog toe hebben de EU en het ESA in totaal meer dan 3,2 miljard EUR vrijgemaakt voor de ontwikkeling van het programma. Een groot deel van de GMES-begroting ging naar de ontwikkeling van observatiesatellieten: de Sentinel-satellieten. Dit gebeurde via een bijdrage van de Commissie ten belope van 738 miljoen EUR aan het GMES-ruimtecomponentprogramma (GMES Space Component programme – GSC) van het ESA.
Tot eind 2013 wordt Copernicus gefinancierd uit het KP7-Ruimtethema en het GMES en zijn programma voor initiële operationele diensten. Aangezien Copernicus gereed zal zijn voor de operationele fase, is met ingang van 2014 een nieuwe verordening noodzakelijk. In overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling 'Een vereenvoudigingsagenda voor het MFK 2014-2020'[1] zal deze nieuwe verordening het beheer van het programma, met name de rol van de Commissie, de doelstellingen van het programma en de indicatoren die een doeltreffende monitoring van de tenuitvoerlegging ervan mogelijk maken en zorgen voor een soepele overgang van de huidige activiteiten, beter afbakenen. De voorgestelde verordening bevat tevens bepalingen voor het vaststellen van hierop berekende financiële procedures, met name voor het grote deel van het programma dat indirect moet worden uitgevoerd. In de context van vereenvoudiging en 'slimme regelgeving' moet worden opgemerkt dat Copernicus ernaar streeft de kwaliteit van wetgeving te verbeteren door het verstrekken van op wetenschappelijke gegevens gebaseerde monitoringinstrumenten.
In haar mededeling 'Een begroting voor Europa 2020' (COM(2011) 500 definitief van 29 juni 2011) heeft de Commissie erop gewezen dat vanwege de beperkingen van de EU-begroting was voorgesteld GMES voor de periode 2014-2020 buiten het meerjarig financieel kader om te financieren. Dit voorstel werd door het Parlement verworpen in zijn resolutie P7_TA(2012)0062 van 16 februari 2012. Volgens de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013 over het meerjarig financieel kader (MFK) moet het programma worden gefinancierd uit subrubriek 1a van het financieel kader, waarbij voor maximaal 3 786 miljoen EUR (prijzen van 2011) aan vastleggingen in de MFK-verordening mag worden voorzien.
Sinds de oprichting van het GMES-bureau van de Europese Commissie in 2006 worden de belanghebbenden voortdurend over GMES geraadpleegd. Dit raadplegingsproces, waarvoor het startschot is gegeven in de mededeling 'GMES: van concept naar realiteit'[2] , heeft om te beginnen geleid tot de vaststelling van de mededeling 'GMES: voor een veiliger planeet'[3] uit 2008 . Verdere raadpleging heeft plaatsgevonden ter voorbereiding van het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013)[4] en de mededeling 'Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent'[5]. Uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent .
Na de inwerkingtreding van de GMES-verordening in 2010 is de raadpleging van de lidstaten en de gebruikers voortgezet via de bij de verordening zelf ingestelde nieuwe beheersorganen: het GMES-comité en het Gebruikersforum, samengesteld uit vertegenwoordigers van publieke gebruikers.
De raadpleging heeft het belang en de noodzaak van het Copernicus-programma bevestigd en thans — nu het daadwerkelijk een EU-programma wordt — richt de aandacht zich op verschillende ontwerpopties, met name voor de Copernicus-diensten. De belanghebbenden hebben erop gewezen dat het bovenal van de ononderbroken en gegarandeerde beschikbaarheid van de informatie van de Copernicus-diensten afhangt of het programma een succes wordt en of optimaal profijt wordt getrokken van de voordelen die het biedt.
In 2011 is een effectbeoordeling verricht en de belangrijkste conclusies daarvan zijn gepubliceerd in document SEC(2011) 867 definitief van 28 juni 2011, dat als begeleidend document is gevoegd bij het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (COM(2011) 500). De effectbeoordeling is intussen aangepast en er is rekening gehouden met de aanbevelingen van de Raad voor effectbeoordeling. Wat is er veranderd sinds 2011, is de politieke overweging dat het zinvol is het Copernicus-programma te financieren in het kader van het MFK. De Commissie acht daarom nu de tijd rijp om een formeel voorstel in te dienen.
Er zij evenwel op gewezen dat dit voorstel moest worden bijgesteld tot het in het kader van het plafond van het meerjarig financieel kader overeengekomen bedrag, dat meer dan 2 miljard EUR minder bedraagt dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Om de dienstverlening intact te houden, moest de Commissie nieuwe ontwikkelingen in de ruimtecomponent ter vernieuwing en modernisering van de observatiecapaciteit schrappen. Het ESA zal de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de volgende generatie Sentinel-satellieten op zich nemen.
De kwestie van de eigendom van de activa van de Copernicus-ruimtecomponent is belangrijk en kan niet los worden gezien van de rechten en verantwoordelijkheden die dergelijke eigendom voor de eigenaar meebrengt. De eigenaar bezit de meest omvattende rechten, waaronder het recht van gebruik, van overdracht en van vervreemding.
Om uit te maken of de eigendom van de ruimtecomponentactiva moet worden aanvaard, moet onderscheid worden gemaakt tussen twee fasen: in de eerste fase, namelijk het huidig meerjarig financieel kader, heeft de EU slechts voor circa 30 % een bijdrage aan een ESA-programma geleverd en beschikte zij niet over de middelen om een leidende rol bij de vormgeving van de ruimtecomponent van Copernicus op zich te nemen. Bovendien betrof het hier hoofdzakelijk KP7-kredieten en dienden deze EU-middelen niet om permanent een operationeel programma te financieren. De EU was dus in deze fase niet in staat de eigendom over te nemen. De tweede fase zal ingaan met het volgend meerjarig financieel kader. Dit brengt een fundamentele verandering teweeg in die zin dat de EU de meeste onderdelen van de Copernicus-ruimtecomponent, met inbegrip van het grondsegment en de kosten van de exploitatie van de satellieten, voor 100 % zal kunnen financieren.
Gezien deze nieuwe context is de eigendom van de satellieten aan herziening toe; artikel 18 vormt hiervan de neerslag. De verordening voorziet in de mogelijkheid dat de EU of een daartoe speciaal aangewezen orgaan of fonds de eigendom zou kunnen overnemen van het ESA. Er moeten met het oog op een eigendomsoverdracht verschillende opties worden beoordeeld, rekening houdend met relevante factoren zoals de exploitatie van de satellieten, de juridische eigendom van de gegevens, de voorwaarden voor toegang tot de gegevens en de waarde van de activa. Deze opties zullen uitsluitend in overweging worden genomen indien de aan de EU-eigendom verbonden nadelen zwaarder lijken te wegen dan de voordelen ervan. Het eigendomsrecht van de EU zou uitsluitend door middel van een gedelegeerde handeling kunnen worden overgedragen.
De mogelijkheid van een regeling voor de aankoop van gegevens zou eveneens in overweging kunnen worden genomen.
Inhoudsopgave
Gezien artikel 189 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt een nieuwe verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma voorgesteld. De belangrijkste aspecten ervan zijn:
1) wijziging van de naam in Copernicus;
2) beheer van GMES in de operationele fase, zodat de Commissie activiteiten aan een aantal exploitanten kan delegeren;
3) financiering gedurende de periode 2014-2020.
Het financieel memorandum bij dit voorstel voor een verordening geeft een indicatief overzicht van de begrotingskredieten, die verenigbaar zijn met het meerjarig financieel kader 2014-2020 en maximaal 3 786 miljoen EUR (in prijzen van 2011) belopen, hetgeen overeenkomt met 4 291 miljoen EUR (in lopende prijzen).
De Commissie kan gedelegeerde handelingen vaststellen met het oog op de verwezenlijking van bepaalde doelstellingen van het voorstel.