Toelichting bij COM(2013)501 - Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)501 - Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL. |
---|---|
bron | COM(2013)501 |
datum | 10-07-2013 |
·
Algemene context
De Europese Unie (EU) moet actie ondernemen om te zorgen dat zij uit de economische en financiële crisis komt en de weg vindt naar duurzame groei.
Een van de doelstellingen van Horizon 2020[1], het programma van de EU voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020, is het versterken van het Europese bedrijfsleven door steunmaatregelen voor onderzoek en innovatie in een aantal industriële sectoren.
De pijler “Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën” van Horizon 2020 is specifiek gericht op versterking van het industriële concurrentievermogen met betrekking tot essentiële technologieën zoals ICT. In Horizon 2020 zijn micro- en nano-elektronica en slimme ingebedde componenten en systemen binnen het thema ICT als prioriteitsgebieden aangewezen.
Om de EU-steun voor onderzoek en innovatie beter af te stemmen op de doelstellingen op industrieel gebied en meer investeringen in de Europese industrie aan te trekken, voorziet Horizon 2020 in publiek-private partnerschappen op belangrijke gebieden waar onderzoek en innovatie een bijdrage kunnen leveren aan Europa’s bredere mededingingsdoelstellingen en helpen maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden.
Dit nieuwe voorstel voor een publiek-privaat partnerschap betreft de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van elektronische componenten en systemen. De gemeenschappelijke onderneming ECSEL (“Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap’) vervangt de eerdere gemeenschappelijke ondernemingen ENIAC[2] en ARTEMIS[3], actief op het gebied van respectievelijk nano-elektronica en ingebedde systemen, die opgestart zijn uit hoofde van het Zevende Kaderprogramma[4]. Het voorstel wordt ingediend in de context van het meerjarig financieel kader[5], het voorstel van de Commissie voor Horizon 2020, de mededeling van de Commissie “Partnerschappen in onderzoek en innovatie”[6], het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie[7], de mededeling van de Commissie over cruciale ontsluitende technologieën “Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën – een brug naar groei en banen”[8] en de mededeling van de Commissie “Een Europese strategie voor micro- en nano-elektronische onderdelen en systemen”[9]. Het voorstel is ook in overeenstemming met de mededeling van de Commissie “Publiek-private partnerschappen in Horizon 2020: een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa”[10].
· Redenen voor en doelstellingen van een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van elektronische componenten en systemen
De sector elektronische componenten en ingebedde systemen is een belangrijke bedrijfstak met een wereldwijde omzet van meer dan 1 biljoen euro, maar ligt ook ten grondslag aan de meeste productiviteitsverbeteringen die aan de hele economie ten goede komen, en speelt een sleutelrol voor de aanpak van maatschappelijke problemen. Hoewel de bedrijfstak in Europa op belangrijke verticale markten, zoals de auto-industrie, energie, betalingssystemen e.d., sterk aanwezig is, heeft hij momenteel te kampen met grote uitdagingen die voor de hele economie van belang zijn.
Meer specifiek staat Europa wat elektronische onderdelen en systemen betreft voor twee grote uitdagingen. Enerzijds moet Europa de controle hebben over de cruciale schakels in de waardeketen (ontwerp, fabricage en integratie in eindproducten), die essentieel zijn om de waardecreatie uit elektronica in Europa te verankeren, en dus ook om het concurrentievermogen van vele andere industriesectoren in Europa (auto-industrie, energie, gezondheid, web enz.) te bestendigen. Anderzijds moet Europa de grote leemten in zijn innovatieketens opvullen en onderzoek op topniveau beter omzetten in commerciële successen.
Bij de aanpak van die problemen heeft Europa te maken met zware concurrentie op de wereldmarkt, een teruglopend marktaandeel van zijn industrie, hoge kosten voor onderzoek en innovatie en een snelle ontwikkeling van de techniek.
In deze context moet een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van elektronische componenten en systemen de volgende doelen nastreven:
· verzekeren van de beschikbaarheid van cruciale technologieën voor innovatie in alle belangrijke economische sectoren en ervoor zorgen dat Europa deze technologieën optimaal kan benutten om de algemene economische groei te stimuleren;
· ondersteuning van het beleid van de EU, het milieu en het concurrentievermogen, zoals vastgelegd in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei;
· overwinnen van hindernissen voor doeltreffend onderzoek en doeltreffende innovatie op dit gebied, waaronder de grote risico’s, de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling en marktfalen. Om particuliere investeringen als hefboom in te zetten, is de steun van het publiek nodig;
· met de lidstaten afstemmen van strategieën om particuliere investeringen aan te trekken en bij te dragen aan gezonde overheidsfinanciën, door dubbel werk en fragmentatie te voorkomen, en vergemakkelijken van de deelname van actoren die bij onderzoek en innovatie betrokken zijn;
· stimuleren dat de bedrijfstak een strategische onderzoeks- en innovatieagenda voor de lange termijn opzet, de noodzakelijke kritische massa creëert, particuliere investeringen als hefboom benut, het delen van kennis vergemakkelijkt, risico’s vermindert, kosten verlaagt en producten sneller marktrijp maakt.
De specifieke doelstellingen van de nieuwe gemeenschappelijke onderneming zijn:
· instandhouding en uitbreiding van de Europese capaciteit voor de fabricage van halfgeleiders en slimme systemen en een leidende positie op het gebied van productieapparatuur en materiaalverwerking;
· verkrijgen van een leidende positie op het gebied van ontwerp en systeemtechniek, met inbegrip van ingebedde technologieën;
· toegang voor alle belanghebbenden tot infrastructuur van wereldniveau voor ontwerp en fabricage van elektronische componenten en slimme systemen;
· stimulering van de ontwikkeling van ecosystemen waarin innovatieve kmo’s actief zijn, bestaande clusters worden versterkt en het ontstaan van nieuwe clusters op nieuwe veelbelovende gebieden wordt bevorderd.
· Voortbouwen op eerder opgedane ervaring
De voorgestelde gemeenschappelijke onderneming bouwt voort op wat met de eerdere gemeenschappelijke ondernemingen ENIAC en ARTEMIS in de context van het Zevende Kaderprogramma is bereikt. Beide gemeenschappelijke ondernemingen hadden als doel een Europabreed onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma op het gebied van nano-elektronica en ingebedde systemen op te zetten en te stimuleren dat de bedrijfstak, de lidstaten en de Europese Unie hun strategieën op elkaar afstemmen en hun investeringen uitbreiden. Dit bood een uitstekende gelegenheid om in heel Europa samen te werken, een kritische massa te creëren en investeringen als hefboom in te zetten. De gemeenschappelijke ondernemingen hebben laten zien dat zij in staat zijn om als onpartijdige facilitator en katalysator op te treden voor ambitieuze projecten om de betrokkenheid van excellente bedrijven te vergroten in een context waarin nationale en Europese overheden steun kunnen verlenen aan thema’s met een grote strategische waarde. Dit is overtuigend aangetoond door het succes dat ENIAC heeft geboekt met de snelle start van de uitvoering van de aanbevelingen voor cruciale ontsluitende technologieën op het gebied van nano-elektronica en door het opstarten van grootschalige proefprojecten voor innovatie door ARTEMIS. In de periode 2008–2012 hebben zo’n 2 000 deelnemers, waaronder ruim 500 kmo’s, in totaal 2,8 miljard euro geïnvesteerd in onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
Bij deze gemeenschappelijke ondernemingen zijn de particuliere sector, de nationale autoriteiten en de Europese autoriteiten betrokken. Een belangrijke uitdaging voor deze driepartijenstructuur is het afstemmen van procedures en inhoud op de verwachtingen en processen van de deelnemende lidstaten.
Bij de eerste en de tweede tussentijdse evaluatie van ARTEMIS en ENIAC zijn krachtige aanbevelingen gedaan om in de context van Horizon 2020 door te gaan met een soortgelijk initiatief, aangezien geen enkele organisatie of lidstaat zelfstandig alle problemen van deze sector kan aanpakken. Gecoördineerde actie op Europees niveau wordt daarom als de meest geschikte koers gezien.
De ervaring met het huidige model heeft uitgewezen dat het de doelstellingen ervan kan verwezenlijken, zij het dat de opstartperiode (waarin vertrouwen moest worden opgebouwd en een praktische modus operandi tot stand moest komen) langer duurde dan oorspronkelijk werd verwacht.
In aanvulling op de bovengenoemde successen moeten echter enkele opmerkingen worden gemaakt over de huidige structuur:
· er is onvoldoende synchronisatie tussen de verschillende nationale procedures (voor contracten en betalingen), wat tot vertraging bij de uitvoering van de projecten leidt;
· de verplichting om twee subsidieovereenkomsten te sluiten op basis van verschillende regels (gemeenschappelijke onderneming en nationale procedure) is een administratieve last voor de deelnemers;
· de verschillende nationale regels hebben gevolgen voor de wijze waarop consortia tot stand komen;
· de uitvoering van de begroting is gehinderd door de strikte afhankelijkheidsrelatie tussen de EU-vastleggingen en de nationale vastleggingen (de verordening van de Raad schrijft voor dat de verhouding tussen de bijdragen van de lidstaten en die van de EU 1,8 bedraagt);
· de financiële kaderregeling voor gedecentraliseerde agentschappen stelt strenge eisen aan de beperkte middelen van de gemeenschappelijke onderneming.
Deze moeilijkheden veroorzaakten geen uitstel, maar vergden wel aanhoudende inspanningen van alle partijen om het systeem werkend te maken. Voor het toekomstige initiatief biedt een vereenvoudigd werkingsmodel aanzienlijke voordelen, wat in overeenstemming is met de algemene doelstelling om met Horizon 2020 een algehele vereenvoudiging door te voeren. Het voorstel tot oprichting van een nieuwe gemeenschappelijke onderneming bevat bepalingen om de activiteiten eenvoudiger en flexibeler te maken.
2. RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
· Resultaten van de raadpleging
De betrokkenen beoordelen de twee bestaande gemeenschappelijke ICT-ondernemingen als zeer waardevol. Uit de openbare raadpleging is gebleken dat de gemeenschappelijke ondernemingen hebben bijgedragen tot de aanpak van knelpunten op hun respectieve activiteitengebied en tot een verhoging van het Europese concurrentievermogen.
De betrokkenen bij de huidige gemeenschappelijke ondernemingen ENIAC en ARTEMIS zijn industriële belanghebbenden (zowel grote ondernemingen als kmo’s) en onderzoeksorganisaties en organisaties voor kennisverspreiding in heel Europa. De lidstaten zijn rechtstreeks betrokken bij de bestuursstructuren en leveren ook een financiële bijdrage. De industrie en de onderzoekers zijn vertegenwoordigd via de vakorganisaties AENEAS en ARTEMIS-IA.
Uit de raadplegingen is gebleken dat alle actoren gemotiveerd zijn om de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) uit te voeren en zich ertoe hebben verbonden. Volgens de bedrijfstak hebben de GTI’s bijgedragen tot het bij elkaar brengen van de belanghebbenden en de samenwerking bij de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda’s gefaciliteerd. De GTI’s bundelen particuliere middelen met de openbare middelen van de lidstaten en de Europese Unie.
Alle belanghebbenden hebben voor het nieuwe GTI hun krachtige steun uitgesproken voor de volgende twee hoofddoelen:
· een kritische massa genereren door openbare en particuliere middelen te bundelen; en
· publieke steun bieden voor grootschalige demonstratie- en proefprojecten.
Samenwerking tussen verschillende waardeketens in heel Europa die dichter bij de markt staan, met als doel innovatie tot stand te brengen, moet worden ondersteund. Zowel het ontwerp van complexe elektronische componenten en systemen als de ontwikkeling van de fabricage en de technologie moeten onder die samenwerking vallen.
De lidstaten willen dat de openbare middelen zo efficiënt mogelijk worden besteed, in het belang van hun nationale industrie en wetenschappelijke onderzoekers. Alle deelnemende lidstaten erkennen dat een sterke industrie op het gebied van elektronische componenten en system van groot belang is voor de nationale economie. De lidstaten zijn bereid om deelnamen aan een driepartijenmodel te overwegen, als de nodige financiering alleen bijeen kan worden gebracht door middelen te bundelen en strategieën op regionaal, nationaal en EU-niveau strikter op elkaar af te stemmen.
Sommige lidstaten erkennen de moeilijkheden waarmee de deelnemers momenteel te kampen hebben, met name door de toepassing van nationale subsidiabiliteitscriteria en de gebrekkige synchronisatie en onderlinge afstemming van de nationale voorwaarden voor contracten en financiering. Door de verschillende nationale overeenkomsten ontstaan er uiteenlopende deelnamevoorwaarden en enige inconsequenties. Deze problemen zijn door de belanghebbenden gemeld in verband met het driepartijenmodel voor het GTI.
Voor het midden- en kleinbedrijf is de eenvoud van de deelname van het allergrootste belang. Deze bedrijven zijn een groot voorstander van meer gerichte steun, en de deelnemende lidstaten delen deze mening.
Veel belanghebbenden benadrukken ook dat zij er behoefte aan hebben dat de lidstaten meerjarige financiële vooruitzichten bieden voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.
Bij de opzet van het nieuwe GTI inzake elektronische componenten en systemen is met deze opmerkingen rekening gehouden, hoewel niet alle lidstaten het evenzeer eens waren met het onderbrengen van alle benodigde diensten in één gemeenschappelijke onderneming.
·
Effectbeoordeling
De voorgestelde verordening is door de Commissie onderworpen aan een effectbeoordeling, waarvan het verslag bij het voorstel is gevoegd.
Inhoudsopgave
·
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
Het voorstel betreft een verordening van de Raad betreffende de gemeenschappelijke onderneming ECSEL, waarbij de doelstellingen, de juridische status, de regels betreffende de werking en de statuten voor de periode 2014–2024 worden vastgelegd (tot 2020 wat de financiële programmering betreft). De gemeenschappelijke ondernemingen ENIAC en ARTEMIS werden opgericht bij respectievelijk Verordening (EG) nr. 72/2008 en (EG) nr. 74/2008 van de Raad en zijn actief op het gebied van respectievelijk nano-elektronica en ingebedde computersystemen. Deze verordeningen worden ingetrokken bij de inwerkingtreding van de verordening tot oprichting van de nieuwe gemeenschappelijke onderneming.
·
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De regels van Horizon 2020 voor deelneming en verspreiding zijn van toepassing. In verband met een specifieke operationele noodzaak in het kader van dit initiatief moet echter van deze regels worden afgeweken. Deze specifieke afwijking wordt in dit stadium evenwel niet in het voorstel opgenomen, om geen afbreuk te doen aan de interinstitutionele besprekingen over de juiste rechtsgrondslag en procedure voor de vaststelling ervan, aangezien deze nog in behandeling zijn in de context van het werk van de Commissie aan het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van “Horizon 2020” (COM(2011) 810 – 2011/0399 (COD). De specifieke afwijking zal in een later stadium aan de orde komen in het licht van de resultaten van deze besprekingen.
Voor de toepassing van de regels inzake overheidssteun moet worden afgeweken van Verordening (EU) nr. … [regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van “Horizon 2020”] wat het standaard financieringspercentage betreft. Gezien de medefinanciering door de lidstaten zijn op de overheidssteun die de gemeenschappelijke onderneming verleent, de regels inzake overheidssteun van toepassing met hun specifieke bepalingen over de steunintensiteit die afhankelijk zijn van het soort deelnemer en het soort activiteit.
·
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel gebieden bestrijkt die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt:
· de industrie en de economie van Europa staan voor grote uitdagingen, die zodanige aanzienlijke investeringen noodzakelijk maken dat deze van elke afzonderlijke lidstaat een zeer grote inspanning zouden vergen. De afzonderlijke lidstaten, ongeacht de omvang van hun economie, schrikken daarom terug voor activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie, of stellen investeringen uit die cruciaal zijn voor het aantrekken van meer particuliere investeringen en het opbouwen van Europa’s vermogen om te innoveren en concurreren. Door regionale, nationale en EU-middelen samen te brengen, kan Europa snel reageren op grote investeringsmogelijkheden en op de vraag daarnaar anticiperen, zoals blijkt uit de oproep tot het indienen van voorstellen voor het GTI ENIAC in 2012. Deze oproep betrof steun voor een aantal proef-productielijnen op gebieden die voor de Europese industrie cruciaal zijn.
· Europa beschikt over hoogwaardige gespecialiseerde technologie en industriële clusters op het gebied van micro- en nano-elektronische componenten en slimme en ingebedde systemen. Innovatie en concurrerende producten en diensten ontstaan steeds vaker door multidisciplinaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten en allianties en partnerschappen langs de waardeketen die van halfgeleiderontwikkeling tot aan ingebedde software en netwerktoepassingen leidt. Als geen nieuw initiatief op EU-niveau wordt gestart, zal het onderzoeks- en innovatielandschap van Europa steeds meer gefragmenteerd raken. Zonder een gericht en samenhangend programma blijft Europa’s bijdrage tot de sector elektronische componenten en systemen beperkt tot losse, ongestructureerde plaatselijke inspanningen. De vooruitgang zal worden afgeremd door een gebrek aan coördinatie van industriële O&O-doelstellingen, dubbel werk, onnodige bureaucratische formaliteiten en een suboptimale benutting van de beperkte financiële middelen die voor onderzoek beschikbaar zijn. Actie van de afzonderlijke lidstaten is dan ook onvoldoende om de uitdagingen het hoofd te bieden waarvoor de sector elektronische componenten en systemen zich geplaatst ziet. Er bestaat geen afzonderlijk nationaal mechanisme waarmee alle expertise en alle financiële middelen bijeen kunnen worden gebracht die nodig zijn om een sterke positie op de mondiale concurrentiemarkt te verwerven.
Er zijn meerdere redenen waarom het doel beter kan worden bereikt met maatregelen op EU-niveau. Met een Europees publiek-privaat partnerschap kunnen de noodzakelijke financiële en technische middelen worden gemobiliseerd om de complexiteit van de steeds snellere innovatie op dit terrein te beheersen. Er zal een concentrerende werking van uitgaan op de prioriteiten van Europa, de lidstaten en de bedrijfstak. De sterke punten van de transnationale en Europese programma’s worden gecombineerd. Als een vereenvoudigde modus operandi wordt vastgesteld, kunnen subsidies sneller en met minder formaliteiten voor de deelnemers worden verleend.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
·
Evenredigheidsbeginsel
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de bepalingen van deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstellingen ervan te bereiken.
Het voorstel is om de navolgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De voorgestelde gemeenschappelijk onderneming is de enige eenvoudige optie die de beperkingen overwint en aan de vereisten voldoet om de doelstellingen van de actie te verwezenlijken. Het biedt een structuur die duurzaam is, rechtspersoonlijkheid heeft en in een duidelijk juridisch kader voorziet voor de samenwerking en de participatie van actoren op het gebied van onderzoek en innovatie, nationale autoriteiten en de EU in een publiek-privaat partnerschap. De deelname van alle belanghebbenden is van kapitaal belang. Aangezien het initiatief zich toespitst op industriële doelstellingen die van groot belang zijn voor het economische concurrentievermogen, is de deelname van de industrie noodzakelijk om de uitwerking van de onderzoeksprioriteiten en het innovatiebeleid mede vorm te geven. De betrokkenheid van de lidstaten is nodig om gebruik te kunnen maken van nationale financiering, die goed is voor het leeuwendeel van de overheidsuitgaven voor onderzoek en innovatie op dit gebied. Tot slot heeft de EU een belangrijke rol te spelen door het integratieproces aan te sturen, de verschillende belangen van de partners in evenwicht te houden en adequaat toezicht te houden op het gebruik van haar financiële bijdrage.
De voorgestelde maatregelen zullen de noodzakelijke integratie op EU-niveau tot stand brengen en flexibiliteit bieden voor de deelname van de afzonderlijke lidstaten. De besluitvorming inzake het gebruik van de nationale financiële bijdragen blijft een nationale bevoegdheid. De gemeenschappelijke onderneming krijgt een slanke structuur voor de besluitvorming en de financiële en administratieve verrichtingen Zij wordt bijzonder kosteneffectief: de administratieve kosten worden geraamd op circa 3% van de totale EU-bijdrage aan de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming
·
Keuze van instrument
Voorgesteld instrument: verordening
Andere instrumenten zijn ongeschikt omdat voor de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming waarin de Europese Unie participeert, een verordening van de Raad vereist is.
De raming van de bijdrage die DG CONNECT levert uit zijn budget voor Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën[11], [12] geeft aan dat de uitgaven van de EU gedurende de gehele levensduur van ECSEL (tot 2024) maximaal 1 215 255 000 zullen bedragen (inclusief de bijdrage van de EVA-staten). Deze uitgaven moeten vóór 31 december 2000, wanneer de begroting van Horizon 2020 afloopt, worden vastgelegd en voor 31 december 2024 betaald.
·
Vereenvoudiging
Er wordt een vereenvoudig model voorgesteld als oplossing voor de praktische problemen die deelnemers aan de huidige gemeenschappelijke ondernemingen hebben ondervonden, zoals de uiteenlopende nationale voorschriften en werkwijzen, waardoor er grote verschillen ontstonden voor de behandeling van de afzonderlijke deelnemers. Er wordt voorgesteld dat de nieuwe gemeenschappelijke onderneming namens de autoriteiten van de lidstaten mag optreden bij de contractering en betaling, zoals nu al gebeurt voor de bijdrage van de EU. De deelnemers hebben daardoor alleen te maken met de gemeenschappelijke onderneming, en de financiering loopt synchroon voor alle deelnemers. Ook wordt voorgesteld om het percentage overheidsfinanciering (EU en nationaal) voor alle lidstaten te harmoniseren.
· Europees belang
Het is voor Europa van groot belang om een bedrijfstak voor geavanceerde elektronische componenten en systemen te hebben, omdat daardoor ontsluitende technologieën op het gebied van elektronica beschikbaar komen die de innovatie stimuleren in zeer uiteenlopende bedrijfstakken, van de auto-industrie en lucht- en ruimtevaart tot energie, medische apparatuur, huishoudelijke apparaten en allerlei soorten industriële fabricageprocessen. De doelstellingen en het werkterrein van ECSEL geven precies aan welke technologische koers moet worden gevolgd en welke economische doelen moeten worden bereikt. Er worden open en eerlijke selectiecriteria voor de deelnemers vastgesteld, de verbintenis van de bedrijfstak om te investeren en arbeidsplaatsen te scheppen wordt vastgelegd en de bestuursregelingen en uitvoeringsprocedures worden vastgesteld. De overheidssteun die ten behoeve van de activiteiten van ECSEL wordt geboden, verbetert de situatie van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie in de internationale context. Dit komt ten goede aan de hele waardeketen van de sector elektronische componenten en systemen in Europa, waaronder veel kmo’s, maar door het spillovereffect ook andere economische actoren. Als een lidstaat of groep van lidstaten daartoe een aanvraag doet, kan de Commissie overwegen de initiatieven van de gemeenschappelijke onderneming ECSEL als belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang aan te merken, indien aan alle voorwaarden wordt voldaan.