Toelichting bij COM(2013)522 - Aanpassing van richtlijn (EG) 2012/2002 betreft de oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)522 - Aanpassing van richtlijn (EG) 2012/2002 betreft de oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. |
---|---|
bron | COM(2013)522 |
datum | 25-07-2013 |
Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) is in 2002 opgericht[1] zodat de EU steun kan verlenen bij grote rampen in de lidstaten en in landen waarmee zij over toetreding onderhandelt. Over het algemeen leent het instrument zich goed om de doelstellingen te verwezenlijken, maar het reactievermogen en de zichtbaarheid zijn onvoldoende, en wat betreft bepaalde criteria voor het gebruik ervan is het te ingewikkeld en niet duidelijk genoeg.
In 2005 presenteerde de Commissie een voorstel voor een nieuwe SFEU-verordening[2]. Hoewel het voorstel positief werd ontvangen door het Europees Parlement[3], werd het niet goedgekeurd door de Raad. In juni 2012 trok de Commissie het voorstel officieel in.
In oktober 2011 presenteerde de Commissie een mededeling over de toekomst van het Solidariteitsfonds[4] met een evaluatie van de acties van het huidige instrument en voorstellen voor verbetering van de werking van het Fonds. Daarnaast was in het jaarverslag over 2008 van het SFEU een apart hoofdstuk gewijd aan een analyse van het huidige beleid[5].
Het voorliggende voorstel past in het nieuwe meerjarige financiële kader voor de jaren 2014-2020.
Daarnaast vormt het voorstel een aanvulling op het recente gemeenschappelijke voorstel van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor de maatregelen ter uitvoering van de solidariteitsclausule van artikel 222 VWEU[6], waarin de rol van het Solidariteitsfonds als onmisbaar Unie-instrument voor de toepassing van deze clausule uit het Verdrag wordt onderstreept.
Inhoudsopgave
De mededeling van oktober 2011 heeft als uitgangspunt gediend voor overleg met de lidstaten en het Europees Parlement en andere belanghebbende partijen.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Parlement hebben verslagen aangenomen waarin de analyse van de mededeling in zeer grote lijnen werd onderschreven en de door de Commissie gepresenteerde ideeën voor verbetering van het Fonds middels een aantal aanpassingen van de verordening werden ondersteund[7],[8].
De lidstaten hebben hun standpunten kenbaar gemaakt in bijeenkomsten van het Coördinatiecomité voor de fondsen en de groep Structuurmaatregelen van de Raad.
3. Inhoud van het voorstel
De belangrijkste doelstelling van het voorstel is de werking van het bestaande Solidariteitsfonds als instrument te verbeteren door het reactievermogen ervan en de zichtbaarheid voor de burger te vergroten, het gebruik te vereenvoudigen en de bepalingen te verduidelijken. Dit kan worden bereikt met een beperkt aantal technische aanpassingen van de verordening. De beginselen van het instrument blijven ongewijzigd, evenals de wijze van financiering buiten het meerjarige financiële kader (MFK) en het verwachte uitgavenniveau.
Het voorstel bevat die aanpassingen van de SFEU-verordening die zijn besproken in de Mededeling over de toekomst van het Solidariteitsfonds uit 2011:
· Een duidelijk omschreven toepassingsgebied van het SFEU beperkt tot natuurrampen met inbegrip van door de mens veroorzaakte rampen die het directe gevolg zijn van een natuurramp (cascade-effecten). Op deze manier komt een einde aan de juridische onzekerheid over het toepassingsgebied en wordt vermeden dat er aanvragen worden ingediend die niet aan de voorwaarden voldoen.
· Één enkel nieuw en eenvoudig criterium voor de uitzonderlijke inzet van het SFEU voor zogenoemde uitzonderlijke regionale rampen volgens een aan het bbp gerelateerde drempel. Zoals de mededeling van 2011 duidelijk maakt, zal de onduidelijkheid in de huidige bepalingen over de voorwaarden voor uitzonderlijke inzet van het SFEU worden weggenomen door de schadedrempel voor regionale rampen op 1,5 % van het bbp op NUTS2-niveau te stellen. Dat betekent een aanzienlijke vereenvoudiging en bespoediging van de voorbereiding van aanvragen door subsidiabele landen en de beoordeling ervan door de Commissie. Het betekent ook een belangrijke vermindering van het aantal afgewezen aanvragen, aangezien de aanvragers nu direct weten of aan het criterium wordt voldaan. Het percentage van 1,5 % van het regionale BBP wordt voorgesteld als nieuwe drempel omdat na uitgebreide analyse van aanvragen uit het verleden is gebleken dat de resultaten vrijwel identiek zullen zijn als tot nu toe en er tegelijkertijd een aanmerkelijke vereenvoudiging wordt verkregen, terwijl de besluitvorming over en uitbetaling van de subsidies aanzienlijk sneller zullen verlopen.
· Introductie van de mogelijkheid om op verzoek van de getroffen lidstaat snel een voorschot te betalen tot 10 % van het verwachte bedrag van de financiële steun en tot een maximum van 30 miljoen EUR. Terugvorderingen van door lidstaten ontvangen bijdragen uit het Solidariteitsfonds en uit de cohesie-instrumenten (EFRO en Cohesiefonds) dienen tot een jaarlijks maximum als bestemmingsontvangsten beschikbaar te worden gesteld aan het Solidariteitsfonds om voorschotten te kunnen vastleggen in de begroting van de Unie. Naast een specifieke bepaling in de verordening over het Solidariteitsfonds zal hiervoor een bepaling moeten worden opgenomen in de gemeenschappelijke verordening[9] inzake de middelen van het Cohesiebeleid en in de overgangsbepalingen in verband met de lopende programmeringsperiode. Het is de bedoeling dat de Commissie een wijzigingsvoorstel presenteert dat tegelijk met het voorliggende voorstel wordt goedgekeurd.
· De opname van een specifieke bepaling voor rampen die zich langzaam voltrekken, zoals droogte. Door de aanvang van dergelijke rampen te bepalen als de datum waarop de overheid de eerste tegenmaatregelen heeft getroffen, komt er een einde aan de juridische moeilijkheden die ontstaan door de huidige verplichting om aanvragen in te dienen binnen tien weken na de datum van de eerste schade.
· De introductie van een aantal bepalingen ter bevordering van een doeltreffender rampenpreventie, zoals de volledige uitvoering van de desbetreffende preventiewetgeving van de Unie, het gebruik van beschikbare Uniemiddelen voor relevante investeringen en verbeterde rapportage over die maatregelen. Indien zich eenzelfde soort ramp voltrekt als die waarvoor eerder steun is verleend uit het Fonds en de Uniewetgeving niet is nagekomen, zal de Commissie ernstig overwegen om een nieuwe aanvraag af te wijzen of slechts een beperkt bedrag aan steun toe te wijzen.
· De samenvoeging van het besluit tot toekenning van steun en de uitvoeringsovereenkomsten in één handeling. Deze bestuursmaatregel draagt bij tot een snellere verwerking van de aanvragen binnen de Commissie, zodat er sneller steun kan worden verleend.
De aanbevelingen van het prestatie-auditverslag van de Europese Rekenkamer over de financiële steun aan Italië voor de aardbeving in L'Aquila[10] zijn in acht genomen door de begrippen 'voorlopige huisvesting' en 'onmiddellijke noodacties' duidelijker te definiëren en door een bepaling over het genereren van inkomsten op te nemen.
Daarnaast bevat het voorstel nog enkele nieuwe elementen, zoals een uitdrukkelijke bepaling over de subsidiabiliteit van btw-uitgaven en de uitsluiting van technische bijstand, een bepaling die eerbiediging van het EU-acquis verlangt, een herziene bepaling om dubbele financiering te vermijden, uitgebreide rapportage achteraf over preventiemaatregelen en een bepaling over het gebruik van de euro en de omrekening ervan naar nationale munteenheden.
Tot slot worden er enkele aanpassingen ingevoerd om de verordening in overeenstemming te brengen met het in 2012 gewijzigde Financieel Reglement. Dit betreft niet alleen terminologie maar met name bepaalde regels en verplichtingen in verband met de uitvoering van het Fonds door de lidstaten volgens het beginsel van gedeeld beheer en door kandidaat-lidstaten (landen die in onderhandeling zijn over toetreding tot de Unie) volgens het beginsel van indirect beheer. Om de doelstelling van het Fonds, te weten het zo snel mogelijk beschikbaar stellen van financiële steun na een grote ramp, niet in gevaar te brengen, is het evenwel noodzakelijk af te wijken van enkele bepalingen in het Financieel Reglement, met name die inzake het gewoonlijk tijdrovende proces van het aanwijzen van de uitvoerende autoriteiten, waaronder die voor audit en controle, en die betreffende het moment van de jaarlijkse verslagen.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrond van dit voorstel is artikel 175, derde alinea, en artikel 212, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit strookt met de rechtsgrondslag van de huidige verordening. Hantering van artikel 212 is nodig om het Fonds ook van toepassing te laten zijn op niet-lidstaten waarmee toetredingsonderhandelingen worden gevoerd.
Het Solidariteitsfonds is weliswaar een van de Unie-instrumenten voor de uitvoering van de solidariteitsclausule van artikel 222 VWEU, maar dit artikel is niet geschikt als rechtsgrondslag voor het Fonds. Waar artikel 222 is gereserveerd voor de ernstigste crisissituaties, zijn de criteria voor steunverlening uit het Solidariteitsfonds van dien aard dat er jaarlijks diverse keren beroep op het Fonds wordt gedaan. Volgens de wetgevingsprocedure van artikel 222 wordt het Europees Parlement wel geïnformeerd, maar wordt het geen actieve rol toegekend, terwijl het volgens de bepalingen van het Fonds volledig betrokken wordt bij het bijeenbrengen van de kredieten voor financiële steun uit het Solidariteitsfonds. Bovendien heeft het Solidariteitsfonds ook betrekking op enkele niet-lidstaten die niet onder artikel 222 vallen.
Subsidiariteitsbeginsel
Het voorstel respecteert het subsidiariteitsbeginsel en gaat niet verder dan wat nodig is om de in 2002 gestelde doelen van het Solidariteitsfonds te bereiken. De verordening betreffende het Solidariteitsfonds is zelf gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel. Derhalve treedt het Fonds alleen op wanneer een door een ramp getroffen land zelf niet meer in staat is de situatie het hoofd te bieden. De opzet is rampen niet op EU-niveau te bestrijden maar het getroffen land financiële steun te bieden om het te helpen de financiële last te dragen die het gevolg is van een natuurramp. Het voorstel is derhalve niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel en evenmin met de subsidiabiliteitscriteria voor hulp bij rampen.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de reeds in het huidige instrument vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken.
Het voorstel houdt rekening met het meerjarige financiële kader voor de jaren 2014-2020, dat voorziet in de handhaving van het huidige mechanisme waarbij de begrotingsmiddelen die nodig zijn om financiële steun te verlenen bovenop de MFK-plafonds worden bijeengebracht middels een besluit van de begrotingsautoriteit tot een maximale jaarlijkse toewijzing van 500 miljoen EUR (prijzen van 2011).
Overeenkomstig het besluit om de maximale jaarlijkse toewijzing van het Fonds uit te drukken in prijzen van 2011 (in plaats van in actuele prijzen) is een van de twee drempels voor 'grote rampen' gesteld op hetzelfde bedrag van 3 miljard EUR. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de andere drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen.
In gevallen waarin een voorschot is betaald, wordt het bedrag verrekend met de definitieve bijdrage uit het Fonds.