Toelichting bij COM(2013)838 - Genetische hulpbronnen in de landbouw - van instandhouding tot duurzaam gebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013DC0838

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Genetische hulpbronnen in de landbouw – van instandhouding tot duurzaam gebruik /* COM/2013/0838 final */


1.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ


Genetische hulpbronnen in de landbouw – van instandhouding tot duurzaam gebruik

1. Genetische hulpbronnen – een pijler van ons natuurlijk kapitaal en de basis voor voedselzekerheid

Het vooruitzicht van een toenemende wereldbevolking maakt voedselzekerheid tot een uitdaging van het allerhoogste belang. Er moet aandacht worden geschonken aan de wijze waarop een duurzame voedselvoorziening kan worden gewaarborgd onder veranderende milieu- en klimaatomstandigheden en naarmate behoeften veranderen. De productiviteit, aanpasbaarheid en veerkracht van landbouwecosystemen zijn mede afhankelijk van een rijke genenpool van gekweekte rassen en gewasvariëteiten. Genetische diversiteit in de landbouw wordt in verband gebracht met zeer uiteenlopende economische en milieuvoordelen, die niet alleen essentieel zijn voor de duurzame landbouwproductie maar ook raken aan een grotere reeks maatschappelijke belangen. Voordelen zijn gevarieerde traditionele cultuurlandschappen met een rijke flora en fauna, de productie van voedingsmiddelen van hoge organoleptische kwaliteit, producten die aan de specifieke behoeften van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie voldoen, hetgeen van groot belang is voor nieuwe concepten voor economische ontwikkelingen in de landbouw, zoals korte toeleveringsketens en alternatieve vormen van toerisme. Genetische diversiteit wordt ook in verband gebracht met een toenemende waardering van plaatselijke en traditionele praktijken en de erfgoedwaarde die zij vertegenwoordigen.

De instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw is een behoefte die boven nationale belangen uitstijgt, ook in de toekomst. De staatshoofden en regeringsleiders van de Unie zijn in 2010 onder andere overeengekomen het verlies aan biodiversiteit in de Unie tegen 2020[1] tot staan te brengen. Voorts ging de Unie verbintenissen aan op grond van het Biodiversiteitsverdrag en beloofde zij plechtig te zullen werken aan de tenuitvoerlegging van deze verbintenissen in het kader van de strategie van de Unie inzake biodiversiteit zoals vastgesteld in 2011.

Dit verslag belicht de kansen die ontstaan uit agrarische biodiversiteit en de mogelijkheden die deze diversiteit biedt om een brede waaier aan uitdagingen en kansen op economisch en milieugebied zoals die worden genoemd in de Europa 2020-strategie, respectievelijk aan te gaan en te benutten.

De Commissie is voornemens om met behulp van dit verslag vooruitgang te boeken bij de instandhouding van Europa’s genetische diversiteit in de landbouw, voortbouwend op ervaringen uit het verleden. Doel is te herinneren aan de noodzaak om genetische hulpbronnen in stand te houden en duurzaam te gebruiken alsmede te waarborgen dat deze doelstelling voldoende wordt behartigd bij de voortgaande ontwikkeling van de relevante beleidsvormen en programma’s, met name:

· het plattelandsbeleid, door middel van de agromilieumaatregelen binnen dit beleid gericht op het niveau van de landbouwpraktijk, en door middel van het Europees innovatiepartnerschap om onderzoeksactiviteiten op praktijkbehoeften te laten aansluiten en de interactie tussen de relevante spelers te bevorderen;

· het onderzoeks- en innovatiebeleid met het bijbehorende kaderprogramma Horizon 2020 voor de opbouw van de kennisbasis op het gebied van de genetische diversiteit in de landbouw.

2.

2. Uitdagingen en behoeften


Behoud van toegang tot veilig en betaalbaar kwaliteitsvoedsel en het veiligstellen van een duurzame landbouwproductie zijn uitdagingen die moeten worden aangegaan tegen de achtergrond van een toenemende vraag naar landbouwproducten. Instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw dragen bij aan de levering van collectieve goederen en ecosysteemdiensten die van cruciaal belang voor duurzame landbouwproductie zijn, zoals bestuiving, verbeterde bestrijding van plagen, veerkrachtiger landbouwecosystemen en bodemstabiliteit. Agrarische biodiversiteit levert bijgevolg een bijdrage aan de voedselzekerheid door de risico’s in verband met intensieve en hooggespecialiseerde productiesystemen te verminderen.

In de huidige conventionele landbouw wordt doorgaans gebruikgemaakt van reguliere variëteiten en rassen. Monocultuur, vaak van één variëteit, voert de boventoon in cultuurlandschappen. De instandhouding en de verdere ontwikkeling van de verscheidenheid aan genetische hulpbronnen in landbouwrassen en -variëteiten vormen een veiligheidsnet met het oog op veranderende omstandigheden en het vergemakkelijken van innovatieve oplossingen, en zullen tevens economische kansen bieden aan de landbouwsector waarbij kwaliteitsregelingen en verscheidenheid in het voedselaanbod aan de basis zullen staan. De consument zal daar de vruchten van plukken.

Economische levensvatbaarheid is een van de belangrijkste factoren in de keuze van landbouwers voor hun rassen en gewassen. Om genetische hulpbronnen veilig te stellen is het noodzakelijk om het economisch voordeel te bevorderen dat landbouwers ontlenen aan het gebruik van weinig gebruikte soorten, variëteiten en rassen. In dat kader dienen nieuwe producten gepromoot te worden en moet de vraag van consumenten worden gestimuleerd.

Om tegen te gaan dat traditionele, aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste rassen en gewassen worden opgegeven, is het voor landbouwers nodig dat zij de knowhow in verband met selecteren en fokken en andere traditionele landbouwpraktijken in ere herstellen. Om landbouwers aan te moedigen dergelijke activiteiten te ontplooien en kennisuitwisseling te stimuleren, dient voor een gepaste economische opbrengst te worden gezorgd en dient de advisering en ondersteuning te worden gericht op moderne innovatieve economische kansen waarbij wordt voortgebouwd op traditionele kennis en praktijken.

Het is noodzakelijk dat de instandhouding en het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen worden ondersteund door systematische wetenschappelijk gefundeerde inspanningen gericht op het geno- en fenotyperen van genetische hulpbronnen, mede om specifieke kenmerken onder specifieke (natuurlijke) omstandigheden en/of specifieke gebruiksvormen in kaart te brengen. Behalve aan instandhouding en duurzaam gebruik van planten- en dierenrassen moet volgens deskundigen ook nadrukkelijk aandacht wordt geschonken aan micro-organismen – nog altijd een grotendeels ongerept onderzoeksterrein – die met name verband houden met de vruchtbaarheid en veerkracht van de bodem en de duurzame bestrijding van plagen. Samenwerking en wisselwerkingen tussen de onderzoekssector en alle belanghebbende partijen zullen ervoor zorgen dat genetische hulpbronnen in de landbouw worden gevaloriseerd.

3.

3. De mondiale context


In de verklaring van Rio+20 over 'De toekomst die we willen' wordt opnieuw benadrukt dat het noodzakelijk is de voedselzekerheid te verbeteren op basis van duurzame landbouwpraktijken die natuurlijke hulpbronnen in stand houden, met inbegrip van genetische diversiteit, door voort te bouwen op versterkt landbouwonderzoek en nauwere internationale samenwerking.

Als partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit is de Unie overeengekomen dat de genetische verscheidenheid van cultuurgewassen, landbouwhuisdieren, gedomesticeerde dieren en verwante wilde planten en dieren, met inbegrip van andere sociaaleconomisch en cultureel waardevolle soorten, tegen 2020 in stand wordt gehouden. Bovendien zijn er strategieën ontwikkeld en uitgevoerd voor het minimaliseren van genetische erosie en het waarborgen van hun genetische diversiteit.

Tot op heden is het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische bronnen voor voedsel en landbouw[2] (hierna 'het verdrag') het enige ter zake gespecialiseerde internationale instrument. Over dit verdrag is onderhandeld door de FAO-Commissie genetische hulpbronnen voor voedsel en landbouw, waarin de Unie een actieve rol speelt. Het verdrag, een gespecialiseerde overeenkomst inzake toegang en het delen van baten in de context van het Protocol van Nagoya, verplicht de partijen de agrarische biodiversiteit op het gebied van planten zowel binnen (ook op het landbouwbedrijf) en buiten ecosystemen en natuurlijke habitats in stand te houden en genetische hulpbronnen duurzaam te gebruiken. De partijen komen overeen maatregelen te treffen voor landbouw, onderzoek en teeltactiviteiten en de toegang tot plantgenetische hulpbronnen te vergemakkelijken. Het verdrag erkent de rol en de rechten van landbouwers bij de instandhouding, het gebruik en de verbetering van genetische hulpbronnen in de landbouw en het delen van de daarmee verband houdende baten.

4.

4. De context van het beleid van de Unie


De Unie heeft een strategie vastgesteld voor biodiversiteitsbehoud om het hoofdstreefdoel van de Europa 2020-strategie, het tot staan brengen van het biodiversiteitsverlies, te verwezenlijken[3]. In deze strategie wordt verzocht biodiversiteitsoverwegingen op te nemen in elk sectoraal beleid. Streefdoel 3 richt zich specifiek op de land- en bosbouw en legt de nadruk op de plicht de genetische verscheidenheid in de landbouw van de Unie in stand te houden, met name via het plattelandsontwikkelingsbeleid, door voor te stellen het gebruik aan te moedigen van agromilieumaatregelen tot behoud van de genetische diversiteit en door na te gaan of er ruimte is om een strategie voor de instandhouding van de genetische diversiteit in de landbouw te ontwikkelen.

Met de agromilieumaatregelen als deel van de plattelandsontwikkeling kunnen de lidstaten zich richten op het niveau van de landbouwpraktijk om genetische hulpbronnen op het landbouwbedrijf in stand te houden. Agromilieumaatregelen voorzien in de mogelijkheid om landbouwers een vergoeding te verstrekken voor aanvullende kosten en gederfde inkomsten als gevolg van activiteiten bedoeld om bedreigde dierenrassen en gewassen die door genetische erosie worden bedreigd, in stand te houden. Steun voor instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen maakt eveneens deel uit van het gemeenschappelijk GLB-hervormingspakket en de Commissie streeft ernaar de lidstaten en regio’s aan te moedigen in toekomstige programma’s sterk de nadruk te leggen op deze zaken.

De Unie heeft ook wetgeving ontwikkeld over 'instandhouding en amateurrassen' (Richtlijn 2008/62/EG en 2009/145/EG) en grasmengsels met wilde planten (Richtlijn 2010/60/EU) ter ondersteuning van de biodiversiteit en ter bescherming van de natuurlijke omgeving. In 2012 stonden er in de gemeenschappelijke lijsten van plantenrassen 656 instandhoudings- of amateurrassen, 158 landbouwgewassen en 498 groentegewassen.

In het communautair programma[4] inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw zijn instandhoudingsactiviteiten vastgelegd, zowel in situ als ex situ. Deze activiteiten versterkten de kennis van plantgenetische bronnen en de verspreiding van resultaten. Andere acties waren gericht op het vaststellen van strategieën en richtsnoeren en het opzetten van een Europese databank voor soorten en rassen van landbouwhuisdieren. Dit programma is in 2012 beëindigd. Dergelijke acties moeten worden voortgezet in het kader van het EU-programma voor onderzoek en innovatie, waardoor in de toekomst meer praktijkgeoriënteerde opzetten met verschillende spelers kunnen worden geëntameerd.

Samen met het lopende zevende kaderprogramma voor onderzoek heeft het Uniebeleid voor onderzoek en innovatie steun verleend aan middelgrote tot grootschalige onderzoeksprojecten waarbij verschillende spelers betrokken waren. Ze betroffen de karakterisering en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, bosbouw en visserij.

Het voorstel betreffende het Uniebeleid voor onderzoek en ontwikkeling Horizon 2020 voor de begrotingsperiode 2014-2020 legt de nadruk op duurzame voedselzekerheid en schenkt hernieuwde aandacht aan praktijkgeoriënteerde activiteiten, waaronder maatregelen voor onderzoek op het gebied van genetische hulpbronnen in de landbouw en voor investeringen daarin. In het voorstel zijn tevens maatregelen opgenomen die de verscheidenheid in genetische hulpbronnen moeten bevorderen door het promoten van de potentiële eindproducten die deze hulpbronnen voortbrengen, zijnde gediversifieerde producten van hoge kwaliteit. Dergelijke maatregelen gaan gepaard met onderzoek naar de levering van gezonde en veilige voedingsmiddelen, de ontwikkeling van een duurzame en concurrerende agrovoedingssector en het bevorderen van geïnformeerde consumentenkeuzes.

5.

5. Stand van zaken


Hoewel het voortschrijdend verlies aan agrarische biodiversiteit op landbouwbedrijfsniveau ernstige zorgen blijft baren, is uit de genomen maatregelen voor instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen gebleken dat voortbouwen op en uitbreiden van de instandhoudingsbenadering duidelijke perspectieven biedt. Tot dusver heeft het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen echter onvoldoende aandacht gekregen.

Programma’s voor plattelandsontwikkeling hebben bijgedragen aan de instandhouding van genetische hulpbronnen en landbouwers aangemoedigd plaatselijke rassen en gewassen in stand te houden door vergoedingen beschikbaar te stellen aan hen en andere begunstigden (niet-gouvernementele organisaties en andere relevante belanghebbenden) die zich met de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw of met verspreidings- en adviesacties bezighouden. In 21 lidstaten zijn acties op het gebied van genetische hulpbronnen geprogrammeerd waarbij 59 000 contracten betrokken waren en waarvoor in de periode 2007-2011 circa 143 miljoen EUR is uitbetaald.

Met het communautair programma4 inzake de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw zijn zowel in situ als ex situ zeventien instandhoudingsacties medegefinancierd met betrekking tot verschillende landbouwhuisdieren, planten en bosbomen. Deze acties, met een begroting van 8,9 miljoen EUR, zijn door ca. 180 partners in 25 lidstaten en 12 derde landen ten uitvoer gelegd[5]. Het programma resulteerde in de verzameling en karakterisering van verscheidene duizenden nieuwe aanwinsten en de opstelling van instandhoudingsinfrastructuren, databanken, kerncollecties, genenbanken en catalogi met aanwinsten. Andere acties betroffen de opstelling van richtsnoeren en de uitwisseling van genetisch materiaal tussen programmadeelnemers en eindgebruikers (land- en tuinbouwers, kwekers). Het evaluatieverslag onderstreept dat het programma nuttig was voor het verbeteren van de wetenschappelijke kennis over de aard, het beheer en het potentieel van verschillende genetische hulpbronnen in de landbouw, en dat het de kennis heeft vergroot over plaatselijke praktijken en behoeften. Het programma heeft daarnaast bijgedragen aan de opbouw van doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking en het stimuleren van contacten en actief netwerken. Ook heeft het de aandacht van de belanghebbenden gevestigd op het belang van instandhoudingsactiviteiten. Er bleven echter enkele pijnpunten bestaan, zoals de beperkte betrokkenheid van eindgebruikers, wat rechtstreekse gevolgen heeft voor het 'gebruik' van genetische hulpbronnen, en de ontoereikende samenwerking en uitwisseling van informatie en kennis onder de relevante actoren. Het onderzoeksbeleid omvat het gehele spectrum van activiteiten gerelateerd aan genetische hulpbronnen:

Het onderzoeksbeleid omvat het gehele spectrum van activiteiten gerelateerd aan genetische hulpbronnen: karakterisering (genomica, fenotypering, moleculaire biologie), verbeterde teeltbenaderingen en instandhouding ex situ. In de periode 2009-2012 werd in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek circa 44 miljoen EUR vrijgemaakt voor onderzoek naar plant- en diergenetische hulpbronnen. Voor de genetische hulpbronnen van planten, dieren en vissen is in het werkprogramma voor 2013 respectievelijk 19 , 15 en 6 miljoen EUR vrijgemaakt. Meer aandacht moet echter uitgaan naar de bevordering van de interactie tussen onderzoekers en eindgebruikers, met name landbouwers en kwekers, om onderzoeksresultaten te valoriseren in termen van innovatie en de toepassing ervan in de praktijk.

Voor een doeltreffende instandhouding en versterking van de biodiversiteit en variëteit in de landbouw is een wettelijk kader nodig in de Unie waarin aan genetische hulpbronnen gerelateerde vraagstukken in aanmerking worden genomen om instandhoudingsactiviteiten en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen te vergemakkelijken. Een belangrijke herziening van de wetgeving voor plantaardig teeltmateriaal die de Commissie recent heeft voorgesteld, zou de instandhouding van genetische hulpbronnen substantieel versterken, omdat die de toegang van traditionele rassen tot de markten aanzienlijk vergemakkelijkt en openingen biedt voor minder uniforme variëteiten.

Terwijl actieve betrokkenheid van landbouwers van de grond is gekomen door maatregelen voor plattelandsontwikkeling, zijn de andere bovengenoemde acties gericht op de onderzoeksgemeenschap. In het evaluatieverslag over het communautair programma wordt geconcludeerd dat veel meer moet worden gedaan om eindgebruikers te bereiken teneinde het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw te stimuleren en te verbreden. De enorme hoeveelheid wetenschappelijke kennis moet haar weg vinden naar de teelt- en landbouwpraktijk, waar ze moet worden afgestemd op praktische behoeften en moet samenvloeien met de traditionele kennis die op landbouwbedrijfsniveau bestaat. Voor het aanmoedigen van cocreatie en kennisuitwisseling onder alle betrokken spelers moet de leemte tussen op wetenschap gebaseerde activiteiten zoals de karakterisering en evaluatie van genetische hulpbronnen, en de ontwikkeling van meer diverse variëteiten worden opgevuld om duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen uit te breiden.

6.

6. Prioritaire actiegebieden


De instandhouding van de agrarische biodiversiteit en het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw vragen om maatregelen die uitstijgen boven het geldende kader. Er moet bijzondere nadruk worden gelegd op een geïntegreerde en holistische benadering die zorgt voor een betere coördinatie van de inspanningen voor de instandhouding van genetische hulpbronnen door middel van duurzaam gebruik en een doeltreffende interactie tussen de relevante spelers.

De ontwikkeling van het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen moet hand in hand gaan met een verbetering van de economische levensvatbaarheid van landbouwsystemen die bij de instandhouding van genetische hulpbronnen betrokken zijn. Nodig zijn teeltactiviteiten die op het niveau van het landbouwbedrijf gericht zijn op weinig gebruikte soorten en op traditionele en plaatselijke rassen en gewassen. Hiervoor is het nodig dat er Uniebrede netwerken worden opgezet om dergelijk materiaal te valoriseren, teneinde de rol van de landbouw in de ontwikkeling van plattelandsgebieden, behoud van tradities en traditionele landbouwpraktijken en de voorziening met collectieve milieugoederen te bevorderen. Actie is nodig om landbouwers in staat te stellen traditionele kennis te herwinnen en hen te voorzien van de noodzakelijke vaardigheden en de benodigde knowhow om met plaatselijke rassen en gewassen te werken, tegelijkertijd rekening houdend met veranderende klimaatomstandigheden. Om een economisch levensvatbare basis te scheppen voor de instandhouding en het gebruik van genetische hulpbronnen, kan de betrokkenheid van een gespecialiseerde kleinschalige voedingsmiddelenindustrie, streekgebonden restaurants en alternatieve vormen van toerisme een actieve rol spelen bij de valorisering van genetische hulpbronnen in de landbouw en de revitalisering van plaatselijke economieën.

Onderzoek zou zich moeten blijven bezighouden met het bruikbaar maken van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen met het oog op betere genomische en fenotypische karakterisering, bij voorkeur gericht op de opsporing en evaluatie van relevante kenmerken in verband met onder andere productiviteit, robuustheid, gezondheid, welzijn, benutting van hulpbronnen en productkwaliteit. Bevoegde instanties en/of adviesdiensten moeten aan landbouwers evaluatieresultaten beschikbaar stellen over genetische hulpbronnen, variëteiten en rassen. Onderzoeksactiviteiten dienen aan te sluiten op praktijkbehoeften en te worden geprioriteerd en gecoördineerd met inachtneming van bestaande hiaten en overlappingen, en dienen oplossingen aan te bieden aan eindgebruikers. Wetenschappelijk verantwoorde analyses dienen uitgebreid te worden naar verwante gewassen, omdat die nuttige informatie kunnen opleveren over de robuustheid van afzonderlijke soorten. Studies naar landschapsgenetica zouden helpen bij de verzameling van informatie over de genenstroom en over de selectie en dynamische aanpassing van rassen en gewassen aan plaatselijke en potentieel veranderende klimaatomstandigheden. Er is niet alleen nader onderzoek nodig naar biodiversiteit in de bodem en andere hulpbronnen zoals microben en ongewervelden (bijvoorbeeld voor de bestrijding van plagen, voor de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie, voor bestuiving, enz.), maar ook een analyse van wisselwerkingen tussen microflora en andere soorten (bijvoorbeeld bij herkauwers).

Onderzoekers en nationale bevoegde instanties hebben uitgebreide collecties en bijbehorende databanken op het gebied van genetische hulpbronnen en dieren- en plantenrassen ontwikkeld. Hoewel deze informatie algemeen toegankelijk is, moet er meer werk worden gemaakt van een betere coördinatie en harmonisatie om de collecties, databanken en informatiesystemen interoperabel te maken.

Actief netwerken en systematische uitwisseling van informatie en kennis tussen wetenschappers enerzijds en telers en landbouwers anderzijds spelen een cruciale rol bij het creëren van synergieën en het behalen van schaalvoordelen, waarbij tegelijkertijd overlappingen worden vermeden en resultaten toegankelijker worden gemaakt voor eindgebruikers. Bedoelde netwerken leiden tot een betere coördinatie, bieden mogelijkheden voor innovatie en bouwen voort op gedeelde behoeften.

7.

7. Hoofdrolspelers


Succes op het gebied van de instandhouding en het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw staat of valt met de actieve betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden en nationale bevoegde instanties. Landbouwers, onderzoekers, telers, de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie, andere verwerkende sectoren en consumenten hebben daar belang bij, omdat ze kunnen profiteren van mogelijkheden die genetische hulpbronnen te bieden hebben. Bovendien vervullen zij een cruciale rol in de waardeketen.

Bij wijze van bijdrage aan de instandhouding ex situ en begeleidende maatregelen voor instandhouding en gebruik in situ ontplooien wetenschappers en bevoegde instanties activiteiten om genetisch materiaal van dieren, planten, ongewervelden en microben te karakteriseren en evalueren en voordelige kenmerken te selecteren. Ook houden ze zich bezig met de verbetering van methodieken en instrumenten om het karakteriseren en testen van genetische hulpbronnen doeltreffender te maken en teelttechnieken te optimaliseren. Voorts spelen ze een essentiële rol bij het samenvatten en verspreiden van resultaten en bij het voor praktische doeleinden toegankelijk maken van genetisch materiaal en daarmee verband houdende informatie, ook voor de industrie, telers en landbouwers.

Landbouwers houden zich bezig met instandhouding en duurzaam gebruik op het landbouwbedrijf. Soms doen landbouwers dit om redenen die verder gaan dan de beginselen en logica van rechtstreekse economische winst uit levensmiddelenproductie of een hogere en duurzamere oogst. Om een duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen op ruimte schaal ingang te doen vinden, zou een economisch levensvatbare basis echter onontbeerlijk zijn. Die levensvatbaarheid kan voortkomen uit een verbeterde capaciteit voor aanpassing aan biotische en abiotische stress, ziektes en plagen of uit verbeteringen in efficiëntie en beheer van de productie, maar kan ook worden ontleend aan de aangeboden kwaliteit en uniciteit, met name in de context van lokale markten en bijbehorende culturele waarden en tradities.

Telers, waaronder landbouwkwekers, maken gebruik van genetische hulpbronnen om gezonde dierenrassen/fenotypen en plantenrassen met een hogere agronomische waarde te ontwikkelen (productiviteit, hogere ziekteresistentie) en bieden tegelijkertijd veilige producten aan met een hoge organoleptische kwaliteit en voedingswaarde en/of verschillende kenmerken. Om economisch concurrerend te worden, moeten plaatselijke en verwaarloosde rassen en gewassen voldoen aan bepaalde behoeften. Bij de specifieke teeltactiviteiten voor deze rassen en gewassen moet de productiviteit worden verbeterd of selectie plaatsvinden van uitstekende kenmerken en waardevolle teelteigenschappen. Telers moeten beantwoorden aan de behoeften en verwachtingen van respectievelijk landbouwers en consumenten en waren leveren aan de agrovoedingssector die op de productieketen zijn afgestemd.

Keuzen van consumenten zijn bepalend voor besluiten binnen de hele toeleveringsketen en zijn derhalve van invloed op algemene patronen in de agrovoedingsproductie, met name op het niveau van de primaire productie. Commerciële (en educatieve) strategieën kunnen dit proces aandrijven: steeds meer consumenten hebben de laatste tien jaar hun gedrag veranderd en leggen als het om voedingsmiddelen gaat inmiddels de nadruk op kwaliteit, diversiteit, duurzaamheid, eerlijke handel, dierenwelzijn, culinaire aspecten en gezelligheid. Ondersteuning en bevordering van producten afkomstig van traditionele en gediversifieerde rassen en variëteiten zullen helpen deze markten uit te breiden en landbouwers aanmoedigen op een economisch levensvatbare wijze gebruik te maken van soorten die zijn verwaarloosd of aan het risico van genetische erosie zijn blootgesteld. Deze activiteiten kunnen niet van bovenaf worden ontwikkeld maar vergen interactie en samenwerking tussen alle spelers, met inbegrip van landbouwers, verwerkers, de kleinhandel, en consumenten.

Besluitmakers en overheden moeten het nodige doen om de vereiste randvoorwaarden te scheppen. Ze moeten op alle niveaus zorgen voor coördinatie, ook met de relevante internationale normaliseringsorganisaties en internationale netwerken, en efficiënt gebruikmaken van bestaande structuren. Voorts moeten ze het institutionele en wettelijk kader ontwikkelen op een wijze die strookt met instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en tegelijkertijd de economische levensvatbaarheid daarvan verbeteren.

Het beleid voor plattelandsontwikkeling dat op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is vastgesteld, voorziet in de instandhouding van relevante rassen en plantgenetische hulpbronnen, in gerichte acties voor het karakteriseren en evalueren van deze hulpbronnen en in kwaliteitsregelingen voor agroproducten en levensmiddelen. Het is noodzakelijk om activiteiten te bevorderen die erop gericht zijn onderzoek op het gebied van instandhouding, karakterisering en evaluatie van genetische hulpbronnen aan landbouwers en telers over te dragen. Voorts dient kennisuitwisseling onder alle relevante spellers, ook eindgebruikers, te worden gestimuleerd.

8.

8. Van onderzoek naar instandhouding en actief duurzaam gebruik


Een geïntegreerde en holistische strategie biedt de beste vooruitzichten om de agrarische biodiversiteit te herstellen en in stand te houden en om het potentieel ervan te ontsluiten.

Ondertussen is het van eminent belang dat voor de voortgaande ontwikkeling van de programma’s voor plattelandsontwikkeling en het Europees Innovatiepartnerschap alsmede Horizon 2020 de instandhoudingsactiviteiten worden gecombineerd met op eindgebruikers georiënteerde benaderingen die berusten op het ontsluiten van het economisch potentieel van genetische hulpbronnen in de waardeketen. Een en ander dient te worden ondersteund door interactie en samenwerking tussen alle spelers die bij de instandhouding van genetische hulpbronnen betrokken zijn, en door wetenschappelijke activiteiten en de verspreiding van resultaten onder landbouwers en eindgebruikers. Met deze benadering zou met name het volgende moeten worden bereikt:

Duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen:

· Door gebruik te maken van de mogelijkheden die het beleid voor plattelandsontwikkeling biedt, zouden de lidstaten landbouwers en potentieel geïnteresseerde actoren ertoe moeten aansporen instandhoudingsactiviteiten in situ/op het landbouwbedrijf te intensiveren;

· Alle actoren in de voedselketen zouden zich moeten inspannen om het potentieel van de agrogenetische rijkdom overal in de voedselketen te ontsluiten en bestaande EU-instrumenten en processen te benutten om instandhouding en duurzaam gebruik kosteneffectief en rendabel te maken, met name door de vraag bij consumenten naar producten afkomstig van traditionele en plaatselijke variëteiten te stimuleren;

· Wetenschappers en operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap 'Productiviteit en duurzaamheid in de landbouw' zouden moeten samenwerken om het economisch belang van genetische hulpbronnen te vergroten en de bijbehorende economische kansen te belichten. Dit kan onder andere worden bereikt door de intrinsieke waarde van uit genetische hulpbronnen afgeleide producten te bevorderen, producten te ontwikkelen voor kwaliteitsregelingen of doelgerichte teeltactiviteiten te ontplooien.

9.

Wetenschappelijke en technologische ontwikkeling


· Wetenschappers zouden wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen moeten benutten om steun te bieden aan een uitgebreidere karakterisering, evaluatie en documentatie van kenmerken die voor de landbouw en industrie van belang zijn. Nieuwe wetenschappelijke en technologische inzichten zouden een uiteenlopend scala aan actoren de benodigde vaardigheden en knowhow ter hand moeten stellen om op alle niveaus activiteiten in verband met genetische hulpbronnen te ontplooien;

· Wetenschappers en andere actoren zouden een stimulerend kader moeten scheppen dat ruimte biedt voor benaderingen met verschillende spelers en voor een actieve uitwisseling van kennis over vraagstukken op het gebied van genetische hulpbronnen onder alle spelers;

· Wetenschappers en andere relevante spelers kunnen bijdragen aan het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen door steun te verlenen voor de aanpassing van bestaande praktijken aan de inwerkingtreding van het Protocol van Nagoya en de respectieve wetgeving en regelgevingsvereisten.

10.

Coördineren, harmoniseren en netwerken


· Alle spelers zouden activiteiten voor de instandhouding van genetische hulpbronnen beter moeten coördineren om schaalvoordelen te behalen, overlappingen te vermijden, synergieën te creëren en efficiënt gebruik van bestaande structuren te maken, met als doel resultaten te bewerkstelligen die relevant en toegankelijk zijn voor eindgebruikers. Het netwerk van het Europees innovatiepartnerschap biedt een goed instrument voor een dergelijke coördinatie;

· Het netwerk van het Europees innovatiepartnerschap zou moeten zorgen voor een actieve en voortdurende informatiestroom tussen de verschillende spelers, met name wetenschappers en eindgebruikers van genetische hulpbronnen, om toonaangevend en toegepast onderzoek doeltreffend aan praktische, op eindgebruikers gerichte activiteiten te verbinden en de resultaten voor landbouwers beschikbaar te maken.

11.

Institutioneel en wettelijk kader


· De Commissie zal een verbreed beleid bevorderen dat de bescherming van verwaarloosde en plaatselijke genetische hulpbronnen omvat, vergezeld van een effectief gebruik van beschikbare financiële middelen uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het kader van de Unie voor onderzoek en innovatie;

· De Commissie zal ervoor zorgen dat de instandhouding en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw worden ondersteund door een samenhangend wettelijk kader op het niveau van de Unie;

· De Commissie zal ervoor zorgen dat de instandhouding en het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw naar behoren worden geflankeerd door internationale verbintenissen.

Een gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie is nodig om de internationale verbintenissen van de EU na te komen, in het bijzonder met betrekking tot het verdrag, alsmede de verplichtingen die voortvloeien uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik hiervan, waarbij het accent met name ligt op de erkenning van de rechten van plaatselijke en autochtone gemeenschappen. Voor de tenuitvoerlegging van het Protocol van Nagoya moeten de Unie en haar lidstaten waarborgen dat alle gebruikers in de Unie enerzijds voldoen aan de toepasselijke wetgeving of regelgevingsvereisten betreffende toegang tot en gebruik van genetische hulpbronnen en daarmee verband houdende traditionele kennis, en anderzijds de rechtszekerheid hebben dat uit dit gebruik voortvloeiende voordelen eerlijk en billijk worden verdeeld op basis van wederzijds overeengekomen voorwaarden. Er zal een rol zijn weggelegd voor de herziene teeltmateriaalwetgeving bij het scheppen van faciliterende voorwaarden voor de productie en het in de handel brengen van teeltmateriaal, met inbegrip van landrassen en traditionele variëteiten.

Als belangrijke bouwsteen voor het Uniebeleid ter ondersteuning van de instandhouding in situ en op het landbouwbedrijf, zouden milieumaatregelen op landbouwgebied in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid steun blijven bieden aan landbouwers die traditionele en bedreigde plaatselijke rassen telen en gebruiken en/of plaatselijke door genetische erosie bedreigde plantgenetische hulpbronnen in stand houden. Plattelandsontwikkeling kan ook steun bieden aan begunstigden die maatregelen nemen gericht op het karakteriseren en verzamelen van genetische hulpbronnen. Maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling die ertoe bijdragen dat er een overgang plaatsvindt van instandhouding van genetische hulpbronnen naar een doeltreffend duurzaam gebruik en verdere ontwikkeling, omvatten kennisoverdracht, samenwerking en adviesdiensten. Bij de ophanden zijnde programmering voor de begrotingsperiode 2014-2020 dienen de lidstaten grotere nadruk te leggen op maatregelen die de instandhouding en het duurzaam gebruik van traditionele rassen en variëteiten kunnen bevorderen, met name in combinatie met marketingstrategieën voor het stimuleren van de economische levensvatbaarheid van plaatselijke en gediversifieerde kwaliteitsproducten en korte toeleveringsketens. Dergelijke acties zouden worden aangevuld met vereisten op het gebied van de 'vergroening' van de rechtstreekse betalingen onder de eerste pijler, in het bijzonder de vereiste om een zeker niveau van diversifiëring van gewassen te waarborgen en blijvend grasland te behouden, waaronder biologisch zeer divers grasland dat voor extensieve dierproductiesystemen wordt gebruikt.

De instandhouding en het duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en de integratie daarvan in de waardeketen dient vergezeld te gaan van een versterkte kennisbasis ter aanvulling op de cocreatie van kennis door telers en landbouwers door middel van een uitgebreid werkprogramma zoals vastgesteld krachtens het kader van de Unie voor onderzoek en innovatie Horizon 2020. Dit werkprogramma moet een breed gamma van activiteiten in verband met genetische hulpbronnen behandelen, bijvoorbeeld toonaangevend onderzoek en acties zoals voorheen opgenomen in het communautair programma krachtens Verordening (EG) nr. 870/2004. Het moet innovatieve gebruiksvormen van agrogenetische hulpbronnen omvatten, naast capaciteitsopbouw (bio-opslagplaatsen voor instandhouding ex situ, kennispools en richtsnoeren), de ontwikkeling van praktijkgeoriënteerde methoden voor karakterisering, evaluatie, selectie van kenmerken voor een verbeterde teelt, en demonstratieprojecten die duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen bevorderen. De aanpak van dergelijke zaken aan de hand van Horizon 2020 in plaats van met een afzonderlijk programma biedt mogelijkheden voor administratieve vereenvoudiging. De aanpak vergt een transnationale deelname en zal in combinatie met de functie van het Europees partnerschap voor innovatie – faciliteren van Uniebrede uitwisselingen onder alle relevante spelers – zorgen voor Europese meerwaarde waarin tevens een effectieve coördinatie en interactie tussen de verschillende activiteiten besloten ligt.

Binnen het werkprogramma voor maatschappelijke uitdaging 2 van Horizon 2020 dient bijzondere aandacht te worden besteed aan benaderingen met verschillende spelers, waarbij een interactie kan plaatsvinden tussen onderzoekers en eindgebruikers uit verschillende sectoren en landbouwadviesdiensten en innovatiemakelaars, met als doel de kennisuitwisseling te bevorderen en nieuwe wetenschappelijke inzichten te verspreiden waarbij zich tegelijkertijd de kans voordoet voor experimenten op het landbouwbedrijf en de validering van laboratoriumproeven.

De noodzaak van versterkte uitwisselingen onder alle relevante spellers is een van de belangrijkste lessen die uit het verleden getrokken zijn. Als doeltreffend kader voor het faciliteren van de wisselwerking tussen onderzoek en de praktijk biedt het Europees innovatiepartnerschap 'Productiviteit en duurzaamheid in de landbouw' belangrijke kansen om aan genetische hulpbronnen gerelateerde activiteiten te integreren. Het Europees innovatiepartnerschap wordt opgebouwd om spelers te mobiliseren, aan bewustmaking te doen, zorg te dragen voor een betere informatiestroom, en het delen van kennis en samenwerking te faciliteren.

De mechanismen van het Europees innovatiepartnerschap zouden bij uitstek geschikt zijn voor integratie van de activiteiten gericht op herstel, instandhouding, duurzaam gebruik en verdere ontwikkeling van de agrogenetische diversiteit. In praktisch opzicht zou het Europees innovatiepartnerschap belanghebbenden relevante informatie bieden over de kansen die geboden worden door de wetgeving en beleidsvormen van de Unie en eventuele samenwerkingspartners. Door te voorzien in de oprichting van projectdatabanken, de organisatie van seminars en de samenstelling van een speciale focusgroep voor genetische hulpbronnen zou het Europees innovatiepartnerschap kennisuitwisseling en interactie onder stakeholders bevorderen. Daarmee zou het de complementariteit versterken tussen onderzoek ter ondersteuning van de instandhouding van genetische hulpbronnen en de praktische maatregelen gericht op landbouwpraktijken. Voor een betere integratie van instandhoudingsacties en het gebruik van bedreigde gewassen en rassen bij het telen en in de productieketen zou het goed zijn als alle betrokken spelers van elkaar zouden leren en initiatieven van onderaf zouden worden ontplooid, vooral om activiteiten op het gebied van genetische hulpbronnen af te stemmen op de plaatselijke context en behoeften.

Teneinde deskundigheid te mobiliseren en de coördinatie op Unieniveau te verbeteren, zouden de activiteiten van het Europees innovatiepartnerschap worden ondersteund door een sterke betrokkenheid van het bij Verordening (EG) nr. 870/2004 ingestelde comité voor genetische hulpbronnen, dat gehandhaafd zal blijven.

12.

9. Conclusies


Overeenkomstig de verbintenis die is aangegaan in het kader van de biodiversiteitsstrategie van de Unie, werkt de Unie aan een strategisch proces dat de trend van verschraling van de agrarische biodiversiteit moet keren door de overgang van onderzoek en instandhouding naar duurzaam gebruik in het landbouwbedrijf te faciliteren en te integreren.

Door aan de hand van de hierboven uiteengezette basisrichtsnoeren een degelijk kader vast te stellen, stimuleert de Unie een consequente koersverandering in het beleid en moedigt zij de betrokken belanghebbende partijen met name aan om zich niet alleen met de instandhouding van genetische hulpbronnen bezig te houden, maar ook een stap verder te zetten en deze hulpbronnen actief en duurzaam te gebruiken. Deze verandering komt tot uiting in de coherente en complementaire aanpak in verschillende (nieuwe) beleidsinstrumenten van de Unie, die gericht is op een intensere en meer doeltreffende bescherming van de agrarische biodiversiteit.

In de aanloop naar 2020 zullen voor genetische hulpbronnen meer financiële middelen en een breder aanbod aan financieringsmogelijkheden beschikbaar zijn in het kader van de plattelandsontwikkeling, Horizon 2020 en andere beleidsgebieden van de Unie. Deze versterkte inspanningen, die meer nastreven dan louter instandhouding, zullen onder meer de landbouwproductie, O&O, de strijd tegen de klimaatverandering, het milieu en de werkgelegenheid ten goede komen. Van deze positieve resultaten zal op haar beurt de samenleving in het algemeen profiteren, en in het bijzonder de plattelandsgebieden die nauwe banden hebben met traditionele praktijken en de daaraan verbonden cultuur- en plaatsgebonden waarden.

Instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw maken deel uit van een bredere inspanning om innovatieve praktijken te bevorderen en overeenkomstig de Europa 2020-strategie bij te dragen aan slimme en duurzame groei. Om ervoor te zorgen dat de instandhouding van genetische hulpbronnen een succes wordt binnen het beleid voor plattelandsontwikkeling en het beleid voor onderzoek en innovatie, moeten op alle niveaus (EU, lidstaten en regio's) maatregelen worden genomen en moeten de betrokken belanghebbende partijen een krachtige verbintenis aangaan om zich actief met deze materie bezig te houden. De toepassing van een omvattende en holistische aanpak van genetische hulpbronnen in de landbouw zou een aanzienlijke bijdrage leveren aan het versterken van de duurzaamheid en economische levensvatbaarheid van verschillende landbouwsystemen en de hele voedselketen.

[1] Conclusies van de Europese Raad.

[2] www.planttreaty.org/

[3] COM(2011) 244.

[4] Verordening (EG) nr. 870/2004 van de Raad.

[5] Voor een uitvoerige beschrijving van het programma en de evaluatie ervan wordt verwezen naar het werkdocument van de diensten van de Commissie dat aan dit verslag is gehecht.