Toelichting bij COM(2013)922 - Gezamenlijke onderneming 'Shift2Rail'

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)922 - Gezamenlijke onderneming 'Shift2Rail'.
bron COM(2013)922 NLEN
datum 16-12-2013
1........... ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL.............................................................. 5

1.1........ Algemene context......................................................................................................... 5

1.2........ Motivering en doelstellingen voor een gemeenschappelijke onderneming voor het spoorvervoer   5

2........... RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN..................................................................................... 7

2.1........ Raadpleging van de belanghebbende partijen en gebruik van expertise...................... 7

2.2........ Effectbeoordeling......................................................................................................... 7

3........... JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL............................................ 8

3.1........ Inhoud van het voorstel................................................................................................ 8

3.2........ Rechtsgrondslag........................................................................................................... 8

3.3........ Subsidiariteit en evenredigheid.................................................................................... 8

4........... GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING.................................................................... 9

VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail................................................................................................... Error! Bookmark not defined.

FINANCIEEL MEMORANDUM.......................................................................................... 24

1........... KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF....................................................... 24

1.1........ Benaming van het voorstel/initiatief........................................................................... 24

1.2........ Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur.......................................... 24

1.3........ Aard van het voorstel/initiatief................................................................................... 24

1.4........ Doelstelling(en)........................................................................................................... 24

1.5........ Motivering van het voorstel/initiatief......................................................................... 24

1.6........ Duur en financiële gevolgen....................................................................................... 24

1.7........ Beoogde beheersvorm(en).......................................................................................... 24

2........... BEHEERSMAATREGELEN................................................................................... 24

2.1........ Regels inzake het toezicht en de verslagen................................................................. 24

2.2........ Beheers- en controlesysteem....................................................................................... 24

2.3........ Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden................................ 24

3........... GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 24

3.1........ Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven   24

3.2........ Geraamde gevolgen voor de uitgaven........................................................................ 24

3.2.1..... Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven...................................... 24

3.2.2..... Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten............................................................ 24

3.2.3..... Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten............................................. 24

3.2.4..... Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader.................................... 24

3.2.5..... Bijdrage van derden aan de financiering.................................................................... 24

3.3........ Geraamde gevolgen voor de ontvangsten.................................................................. 24

1........... KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF....................................................... 25

1.1........ Benaming van het voorstel/initiatief........................................................................... 25

1.2........ Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur.......................................... 25

1.3........ Aard van het voorstel/initiatief................................................................................... 25

1.4........ Doelstelling(en)........................................................................................................... 25

1.4.1..... De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie  25

1.4.2..... Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten............................. 25

1.4.3..... Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en).................................................................. 26

1.4.4..... Resultaat- en effectindicatoren................................................................................... 26

1.5........ Monitoring en rapportering op programmaniveau op basis van project- en werkpakketgegevens en met inbegrip van de toetsing van de resultaten aan een aantal tevredenheidscriteria; De monitoring van het projectbeheer ter beoordeling van de algemene kwaliteit en de conformiteit met het strategisch werkprogramma. Motivering van het voorstel/initiatief............................................. 26

1.5.1..... Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien........................ 26

1.5.2..... Toegevoegde waarde van de deelname van de EU.................................................... 26

1.5.3..... Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan............ 27

1.5.4..... Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten...................... 27

1.6........ Duur en financiële gevolgen....................................................................................... 28

1.7........ Beoogde beheersvorm(en).......................................................................................... 28

2........... BEHEERSMAATREGELEN................................................................................... 29

2.1........ Regels inzake het toezicht en de verslagen................................................................. 29

2.2........ Beheers- en controlesysteem....................................................................................... 29

2.2.1..... Geconstateerd(e) risico('s).......................................................................................... 29

2.2.2..... Intern controlesysteem................................................................................................ 29

2.2.3..... Kosten en baten van de controles............................................................................... 29

2.2.4..... Verwacht foutenrisico................................................................................................ 30

2.3........ Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden................................ 30

3........... GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 32

3.1........ Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven   32

3.2........ Geraamde gevolgen voor de uitgaven........................................................................ 34

3.2.1..... Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven...................................... 34

3.2.2..... Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten............................................................ 36

3.2.3..... Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten............................................. 37

3.2.3.1.. Samenvatting.............................................................................................................. 37

3.2.3.2.. Geraamde personeelsbehoeften.................................................................................. 39

3.2.4..... Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader.................................... 41

3.2.5..... Bijdrage van derden aan de financiering.................................................................... 41

TOELICHTING

1.

Achtergrond van het voorstel



1.1.        Algemene context

Om de ambitieuze EU-doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, energievoorziening en milieu te halen zal het spoor de volgende decennia een aanzienlijk deel van de steeds toenemende vervoersvraag moeten opvangen. In haar Witboek van 2011 'Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte'[1] heeft de Commissie benadrukt dat een eengemaakte Europese spoorwegruimte essentieel is om een concurrerend Europees vervoerssysteem te creëren dat zuiniger met hulpbronnen omspringt. In dat licht heeft zij het vierde spoorwegpakket[2] aangenomen. Dat pakket bevat voorstellen om de overblijvende administratieve, technische en regelgevende belemmeringen die de opening van de markt en interoperabiliteit van het spoor in de weg staan, weg te werken. De algemene doelstelling om een interne spoorwegmarkt tot stand te brengen en het spoor efficiënter en klantgerichter te maken vergt een innovatieve aanpak doorheen de volledige spoorwaardeketen en op het gebied van bedrijfsmodellen, diensten en producten. Om dat te bereiken moeten de inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie sterk worden opgevoerd.

Een van de hoofddoelstellingen van Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014-2020, is de Europese industrie te versterken door de ondersteuning van onderzoek en innovatie in diverse belangrijke industriële sectoren. Het programma voorziet met name in het opzetten van publiek-private partnerschappen (PPP's), om die sectoren te ondersteunen en een antwoord te helpen bieden op de grote uitdagingen waar Europa mee wordt geconfronteerd. Als onderdeel van het in juli 2013[3] aangekondigde pakket investeringen in innovatie heeft de Commissie reeds een aantal wetgevingsvoorstellen ingediend tot oprichting van PPP's in het kader van het Kaderprogramma Horizon 2020, in de vorm van gemeenschappelijke ondernemingen voor de verwezenlijking van de gezamenlijke technologie-initiatieven in verschillende industriële sectoren. Dit voorstel sluit naadloos aan bij de geplande gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief in het kader van het investeringspakket innovatie.

1.2.        Motivering en doelstellingen voor een gemeenschappelijke onderneming voor het spoorvervoer

Een nieuwe dynamiek in de spoorwegsector tot stand brengen is een van de prioriteiten van het Europees vervoersbeleid om ervoor te zorgen dat het spoor de concurrentie met de andere vervoerswijzen aankan. Nieuwe technologieën kunnen een belangrijke rol spelen bij de modernisering van de Europese spoorwegen, de exploitatie- en infrastructuurkosten drukken en nieuwe commerciële perspectieven creëren voor de Europese spoorwegindustrie. De jongste decennia hebben grote Europese investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer de Europese spoorwegindustrie geholpen om haar wereldleiderschap te handhaven, met name dankzij de ontwikkeling van hogesnelheidstreinen, ERTMS, automatische metrosystemen enz. Uit een recente studie van het concurrentievermogen van de spoorwegindustrie blijkt dat Azië de leiderspositie van Europa als grootste markt voor spoorweguitrusting[4] aan het overnemen is dankzij de groeiende investeringen in onderzoek en innovatie in landen als China en Korea.

Tegelijk lijden onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer onder de volgende markt- en systeemtekortkomingen die overheidsmaatregelen rechtvaardigen:

· sterke mate van productspecialisatie door de uiteenlopende nationale normen en exploitatiecontexten;

· het ontbreken van een systeembenadering op het gebied van innovatie vanwege een beperkte of niet-gecoördineerde deelname van de actoren uit de volledige spoorwaardeketen en de complexiteit van de interfaces tussen spoorsubsystemen;

· te weinig private investeringen in onderzoek en innovatie en moeizame marktintroductie door de kleine operationele marges en het gebrek aan financiering doorheen de volledige innovatiecyclus;

· grotere financiële risico's door de kapitaalintensiviteit van investeringen en de lange levenscyclus van producten.

Om deze problemen aan te pakken wordt voorgesteld een gemeenschappelijke onderneming op te richten die belast wordt met de Europese coördinatie van het onderzoeks- en innovatiebeleid inzake spoorvervoer, om de voltooiing van de eengemaakte Europese spoorwegruimte te ondersteunen en de concurrentiepositie van de spoorwegsector in de Unie te versterken ten opzichte van andere vervoerswijzen en buitenlandse concurrenten.

De doelstellingen van de voorgestelde gemeenschappelijke onderneming voor het spoor zijn:

· faciliteren van gezamenlijke visievorming en strategische planning;

· ontwikkelen van een programmeringsbeleid voor Europees onderzoek en innovatie om een brede focus te creëren die alle potentiële partners omvat;

· tot stand brengen van de nodige kritische massa om de vereiste schaal en reikwijdte te garanderen;

· een efficiënte besteding van publieke en private middelen waarborgen.

Met name door de ontwikkeling, integratie, demonstratie en validering van innoverende technologieën en oplossingen voor rollend materieel, infrastructuur en systemen voor verkeersbeheer zal de gemeenschappelijke onderneming de marktintroductie van technologische doorbraken versnellen en faciliteren, een doelstelling die aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren kan worden gemeten:

· levenscycluskosten en concurrentiepositie, gedefinieerd als een verlaging van de algemene totale kosten van spoorvervoer, waardoor de kosten voor gebruikers en de kosten van overheidssubsidies voor de belastingbetaler worden gedrukt;

· capaciteit en gebruikersvraag, gedefinieerd als de op een bepaalde route geboden frequentie van treinen/metro's/trams per uur, alsmede de passagiersbezetting en de vervoerde goederenvolumes;

· betrouwbaarheid en kwaliteit van de dienst, gedefinieerd als de verbetering van de stiptheid, enerzijds in het licht van de door de treingebruikers gewenste verbetering van de stiptheid en anderzijds in het licht van de vereiste investeringen in nieuw materieel. Betrouwbaarder materieel is immers beter inzetbaar.

Deze doorbraken zullen bovendien bijdragen tot het wegwerken van de resterende technische belemmeringen voor de interoperabiliteit en de externe kosten van het spoorvervoer drukken.

Uit studies van de spoorwegsector blijkt dat een gecoördineerde investering van EUR 800 miljoen tot EUR 1 miljard in onderzoek en innovatie, binnen een duidelijk afgebakend publiek-privaat samenwerkingsverband, de totale levenscycluskosten tot 50 % zou drukken, de totale capaciteit tot 100 % zou doen toenemen en de betrouwbaarheid in de verschillende spoormarktsegmenten tot 50 % kan opkrikken.

2.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

2.1.        Raadpleging van de belanghebbende partijen en gebruik van expertise

De belanghebbenden werden uitvoerig geraadpleegd. Op 28 juni 2013 is een open internetraadpleging gestart. Tijdens die twaalf weken durende raadpleging, tot 19 september 2013, konden alle belanghebbenden hun standpunten meedelen. De Commissie ontving 372 antwoorden, waaronder 152 reacties van individuele burgers en 220 van vertegenwoordigers van organisaties en instanties. De antwoorden kwamen uit 24 verschillende EU-lidstaten en zijn derhalve zeer representatief voor de hele Unie. 60 % van de antwoorden was afkomstig uit de vijf landen die op dit moment de meeste EU-middelen voor onderzoek op het gebied van spoorvervoer ontvangen: Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en het VK.

De meeste respondenten waren private ondernemingen (42 %), gevolgd door onderzoeksinstellingen en universiteiten (21,8 %), brancheorganisaties en kamers van koophandel (11,5 %), het mkb (10 %) en overheidsinstanties (5,5 %). De overige respondenten waren ngo's, zelfstandigen of anderen. De meeste respondenten kwamen uit de spoorwegindustrie (rollend materieel, voertuigonderdelen, productie en bouw). Infrastructuurbeheerders vertegenwoordigden slechts 5 %, spoorwegondernemingen 4 %.

Naast de onlineraadpleging werd overleg gepleegd met vertegenwoordigers uit de sector.

Op 12 september 2013 werd een vergadering van de belanghebbenden georganiseerd, waaraan 85 vertegenwoordigers van belanghebbenden deelnamen. Meer informatie over het raadplegingsproces staat in bijlage V van de effectbeoordeling.

2.2.        Effectbeoordeling

Voor dit voorstel voor een verordening heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd, die bij als bijlage bij het voorstel is gevoegd. In de effectbeoordeling zijn verschillende opties voor de organisatie van de geplande activiteiten inzake onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer onderzocht, waaronder de voortzetting van gezamenlijk onderzoek, de oprichting van een contractuele PPS, de oprichting van een institutionele PPS in de vorm van een gezamenlijke onderneming of de coördinatie van onderzoek en innovatie door het Europees Spoorwegbureau. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat, ondanks de langere termijn die nodig is om een gezamenlijke onderneming op te richten en rekening houdend met de ervaring die met bestaande gemeenschappelijke ondernemingen is opgedaan, de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming de meest geschikte bestuursstructuur is voor de uitvoering van de toekomstige activiteiten inzake onderzoek en innovatie.

Het belangrijkste voordeel van een gemeenschappelijke onderneming is dat de verantwoordelijkheid voor de coördinatie, programmering en uitvoering van onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer bij een specifieke administratieve structuur berust. Dat waarborgt een betere continuïteit en leidt tot minder versnippering van de inspanningen inzake onderzoek en innovatie. Door in nauwe samenwerking met alle marktspelers een strategisch langetermijnplan en gedetailleerde werkprogramma's op te stellen, worden de kwaliteit en relevantie van de toekomstige onderzoeks- en innovatieprojecten voor de ondersteuning van de concurrentiepositie van het spoor gewaarborgd. De leidende rol van de Commissie zal er voorts voor zorgen dat de onderzoeks- en innovatiestrategie spoort met de doelstelling om een eengemaakte Europese spoorwegruimte tot stand te brengen. De stabiliteit van de gemeenschappelijke onderneming en de sterke, juridisch bindende verbintenissen van de Unie en de industriële partners waarborgen een sterker hefboomeffect dan de andere opties. De gemeenschappelijke onderneming waarborgt ook een brede en evenredige deelname van de belanghebbenden dankzij flexibele en transparante aansluitingsvoorwaarden en adviesbevoegdheden.

Ook uit de openbare raadpleging komt de gemeenschappelijke onderneming als voorkeuroptie naar voren. Zij wordt tweemaal zo doeltreffend geacht als de andere opties. Vier op vijf respondenten zijn van oordeel dat een gemeenschappelijke onderneming een doeltreffend tot zeer doeltreffend instrument is om de geschetste uitdagingen aan te pakken.

3.

Juridische elementen van het voorstel



3.1.        Inhoud van het voorstel

Dit voorstel behelst de oprichting van de Gemeenschappelijke onderneming Shift2Rail (Gemeenschappelijke onderneming S2R) op grond van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De standaardbepalingen betreffende de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn identiek aan die van de in juli 2013 voorgestelde vijf gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief. Aangezien de kerntaak van S2R erin bestaat bij te dragen tot de totstandkoming van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, wordt van de overheden een grotere rol verwacht in de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan in de gemeenschappelijke ondernemingen voor de gezamenlijke technologie-initiatieven en wordt voor S2R een afwijkende bestuursstructuur voorgesteld.

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt opgericht voor een beperkte termijn, namelijk tot 31 december 2024. Ze wordt opgericht door de Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, en de andere in bijlage II bij deze verordening genoemde stichtende leden. De activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden van S2R.

3.2.        Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 187 VWEU. De regels voor deelname aan en de verspreiding van resultaten van Horizon 2020 zijn van toepassing.

3.3.        Subsidiariteit en evenredigheid

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door nationale programma's worden bereikt omdat de schaal van de uitdaging de mogelijkheden van de individuele lidstaten overstijgt. Er bestaan significante verschillen tussen de nationale programma's. Vanwege de fragmentatie en occasionele overlappingen zijn efficiëntere maatregelen op EU-niveau vereist. Door de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op EU-niveau te bundelen en te coördineren is de kans op welslagen groter gezien enerzijds het grensoverschrijdende karakter van de te ontwikkelen infrastructuur en technologieën en anderzijds de noodzaak om voldoende middelen bijeen te brengen. De betrokkenheid van de EU zal, niet alleen door gemeenschappelijk prenormatief onderzoek ter ondersteuning van de opstelling van normen, maar ook door de feitelijke normalisatie die zal ontstaan uit de nauwe onderzoekssamenwerking en de transnationale demonstratieprojecten, de onderzoeksprogramma's helpen rationaliseren en de interoperabiliteit van de ontwikkelde systemen waarborgen. Deze normalisatie zal een bredere markt openen en concurrentie in de hand werken. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de bepalingen van deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstellingen ervan te bereiken.

4.

Gevolgen voor de begroting



De financiële bijdrage van de Unie aan Shift2Rail bedraagt maximaal EUR 450 miljoen[5], inclusief bijdragen van de EVA, betaald uit de in de algemene begroting van de Unie gereserveerde kredieten voor het specifieke programma van Horizon 2020 voor de uitvoering van het kaderprogramma Horizon 2020. Deze bijdrage wordt gefinancierd uit de uitdaging slim, groen en geïntegreerd vervoer van de pijler maatschappelijke uitdagingen[6]. Dit bedrag omvat een bedrag van EUR 52 miljoen voor samenwerkingsprojecten inzake onderzoek op het gebied van spoorvervoer, dat in het kader van het H2020-werkprogramma vervoer 2014-2015 is gereserveerd in afwachting van de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze samenwerkingsprojecten inzake onderzoek zullen de voorloper zijn van onderzoeks- en innovatieacties die door S2R worden gefinancierd. Het beheer van deze acties en het overeenkomstige budget, alsmede alle na de oproepen tot het indienen van voorstellen niet-vastgelegde bedragen kunnen worden overgenomen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zodra zij over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting te uit te voeren. Tegenover de door de Unie ter beschikking gestelde middelen om de operationele kosten te dekken zal een minstens even grote inbreng van de sector staan.

De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R mogen gedurende de looptijd van S2R niet meer dan EUR 27 miljoen bedragen. De kosten worden voor de helft gedragen door de Unie[7] en voor de helft door de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.