Toelichting bij COM(2014)287 - Uitvoering van Richtlijn 2009/50/EG inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan ("Europese blauwe kaart")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014DC0287

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de uitvoering van Richtlijn 2009/50/EG betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan ("Europese blauwe kaart") /* COM/2014/0287 final */


1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


inzake de uitvoering van Richtlijn 2009/50/EG betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan

("Europese blauwe kaart")

Via een goed migratiebeleid om hooggekwalificeerde migranten aan te trekken, kunnen de economische groei en het concurrentievermogen worden bevorderd, kunnen tekorten op de arbeidsmarkt worden aangepakt en kan de vergrijzing van de bevolking worden opgevangen.

De richtlijn betreffende de Europese blauwe kaart i werd aangenomen om de toelating en de mobiliteit van hoogopgeleide migranten i en hun gezinsleden te vergemakkelijken, door de toegangs- en verblijfsvoorwaarden over de hele EU te harmoniseren en in een juridisch statuut en een reeks rechten te voorzien.

De mondiale strijd om talent neemt steeds toe. In deze context moet de Europese blauwe kaart de EU aantrekkelijker maken voor hoogopgeleide werknemers van over de hele wereld en zo de Europese kenniseconomie versterken. De richtlijn heeft ook als doel de braindrain in ontwikkelingslanden en landen met een gemiddeld inkomen te beperken, en circulaire en tijdelijke migratie aan te moedigen.

De lidstaten hebben tot 19 juni 2011 de tijd gekregen om de richtlijn om te zetten in hun nationale wetgeving. De Commissie heeft tegen 20 lidstaten i inbreukprocedures ingeleid wegens het niet tijdig omzetten van de richtlijn. Alle procedures zijn ondertussen afgesloten.

Alle door de richtlijn gebonden lidstaten i zijn nu in staat de Europese blauwe kaart af te geven. Veel lidstaten i beschikken over een parallel nationaal beleid om hoogopgeleide migranten aan te trekken. Sommige lidstaten i hebben een toegestaan aantal hoogopgeleide migranten vastgelegd, terwijl andere lidstaten i gunstigere bepalingen hebben vastgesteld of gehandhaafd met betrekking tot specifieke bepalingen van de richtlijn.

Met deze mededeling i voldoet de Commissie aan haar verplichting om aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van de richtlijn betreffende de Europese blauwe kaart i. Eerst worden de belangrijkste aspecten met betrekking tot de aantrekkingskracht van de Europese blauwe kaart beoordeeld. Vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de manier waarop in de nationale wetgeving maatregelen zijn vastgesteld. Er is, voor zover mogelijk, bijzondere aandacht besteed aan de impact van nationale regelingen voor hoogopgeleide migranten (artikel 3, lid 4), de toelatingscriteria (artikel 5) en met name de salarisdrempel, en de voorwaarden voor verblijf in andere lidstaten (artikel 18).

2.

1. Aantrekkingskracht van de Europese blauwe kaart 1.1. Statistische gegevens


Door de late omzetting is de Europese blauwe kaart-regeling in de meeste lidstaten pas laat in 2012 ingevoerd i. Desondanks zijn dat jaar 3 664 Europese blauwe kaarten afgegeven en 1 107 gezinsleden toegelaten i.

In tabel 1 is te zien dat in 2012 de meeste blauwe kaarten werden afgegeven door DE (2 584; 70,52 %), ES (461; 12,58 %) en LU (183; 4,99 %). Daartegenover staan PL, PT en FI met twee blauwe kaarten, NL en HU met elk één blauwe kaart en BE, CY, EL en MT met geen enkele blauwe kaart i. CY heeft het toegestane aantal personen vastgesteld op nul.

In 2013 is het aantal afgegeven blauwe kaarten gestegen tot minstens 15 261 i. DE i, LU en FR gaven de meeste blauwe kaarten af (respectievelijk 14 197, 306 en 304 blauwe kaarten).

Tabel 2 toont dat in 2012 de meeste blauwe kaarten werden afgegeven aan hoogopgeleide migranten uit Azië (1 886), gevolgd door Oost-Europa (463), Noord-Amerika (380), Zuid-Amerika (278), Zuid-Europa (227), Noord-Afrika (174) en Centraal-Amerika (118). Slechts 78 hoogopgeleide werknemers waren afkomstig uit elders in Afrika. Oceanië was goed voor 38 blauwe kaarten.

Van 96 landen waren India (699), China (324), Rusland (271), de Verenigde Staten (313) en Oekraïne (149) de meest frequente landen van herkomst. De eerste statistieken voor 2013 lijken deze rangorde te bevestigen.

Van slechts 294 van de 3 664 personen aan wie in 2012 een blauwe kaart werd afgegeven (d.w.z. 8,02 %), is het beroep gekend i. Er zijn bijgevolg onvoldoende gegevens om een representatief beeld te vormen.

In DE werden in de eerste zes maanden van 2013 aan 6 131 migranten een blauwe kaart afgegeven. Daarvan waren 4 442 personen (72,45 %) DE al vóór 2013 binnengekomen i. Voor slechts 1 689 personen (27,55 %) was het de eerste binnenkomst i.

In de eerste negen maanden van 2013 werden in Duitsland 8 888 blauwe kaarten afgegeven. Daarvan werden er 4 100 (46,13 %) afgegeven met betrekking tot knelpuntberoepen i en 4 788 (53,87 %) met betrekking tot standaardberoepen i. In deze periode werden in DE 6 971 (78,43 %) blauwe kaarten afgegeven aan mannen, en 1 914 (21,53 %) aan vrouwen i.

Het aantal in DE aan migranten afgegeven blauwe kaarten per leeftijdscategorie:

0 – 25 jaar: 183 (2,06 %) 25 – 35 jaar: 6 533 (73,50 %) 35 – 45 jaar: 1 765 (19,86 %) 45 – 55 jaar: 308 (3,47 %) 55 – 65 jaar: 95 (1,07 %) 65 jaar en ouder: 4 (0,05 %) 1.2. Nationale regelingen voor hoogopgeleide migranten (artikel 3, lid 4) i

In een groot aantal lidstaten wordt parallel met de Europese blauwe kaart een beleid gevoerd om hoogopgeleide migranten aan te trekken i.

Sommige lidstaten hebben specifieke nadruk gelegd op bepaalde groepen individuen i of specifieke beroepssectoren waarin er bijzondere behoeften en tekorten bestaan wat arbeidskrachten betreft i. De meeste landen promoten zichzelf ten aanzien van hoogopgeleide werknemers en vergemakkelijken de toelating en toegang van deze werknemers tot hun land, onder meer via versnelde procedures voor vergunningen en visa, vrijstellingen van algemene immigratievereisten en arbeidsmarkttoetsen, en informatiecampagnes. De systemen in deze lidstaten variëren van op punten gebaseerde systemen tot systemen die door de werkgever en door de vraag worden gestuurd.

In verschillende lidstaten die een nationaal beleid met betrekking tot hoogopgeleide migranten toepassen, ligt het aandeel hoogopgeleide personen i binnen de migrantenbevolking hoger dan in een aantal lidstaten die geen dergelijk beleid voeren i.

Tabel 3 suggereert dat het bestaan van nationale regelingen voor hoogopgeleide werknemers een invloed kan hebben op het aantal Europese blauwe kaarten dat sommige landen afgeven. In 2012 werden in NL 5 514 nationale vergunningen afgegeven tegenover 1 blauwe kaart. In FR waren dat er 3 030 tegenover 77, in AT 1 158 tegenover 124, in ES 1 136 tegenover 461 en in FI 748 tegenover 2.

Enkele opmerkelijke uitzonderingen in de andere richting: in DE werden 210 nationale vergunningen afgegeven tegenover 2 584 blauwe kaarten, in LU werden 21 nationale vergunningen afgegeven tegenover 183 blauwe kaarten en in RO werd geen enkele nationale vergunning afgegeven, maar wel 46 blauwe kaarten.

3.

1.3. Toegestane aantal personen (artikel 6)


De meeste lidstaten hebben er niet voor gekozen het toegestane aantal hoogopgeleide migranten vast te stellen. Enkele lidstaten i hebben overeenkomstig artikel 79, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wel in deze mogelijkheid voorzien. Zij hebben op verschillende manieren dat aantal vastgesteld. De lidstaten zijn ertoe verplicht mee te delen of zij maatregelen ter beperking van het toegestane aantal personen vaststellen i.

In sommige lidstaten i bedraagt het toegestane aantal personen een zeker percentage van het aantal nationale arbeidskrachten of van de bevolking, of is het aantal berekend aan de hand van het werkloosheidspercentage of de behoeften op de arbeidsmarkt, soms ook per regio en vakgebied. In verschillende lidstaten i worden de aantallen elk jaar of om de twee jaar door de bevoegde ministers vastgesteld.

Slechts twee lidstaten i hebben de Commissie van het toegestane aantal personen in kennis gesteld.

4.

1.4. Ethisch wervingsbeleid (artikel 3, lid 3, en artikel 8, lid 4)


Geen enkele lidstaat heeft met een derde land een overeenkomst gesloten omtrent beroepen die niet onder de richtlijn mogen vallen teneinde een ethisch wervingsbeleid te garanderen in sectoren waarin in ontwikkelingslanden een personeelsgebrek bestaat.

BE, CY, DE i, EL, LU en MT hebben de mogelijkheid een verzoek te weigeren om een ethisch wervingsbeleid in dergelijke sectoren te garanderen, omgezet. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, moeten hun beslissingen meedelen i. Tot op heden is nog geen enkele melding gemaakt van een weigering om ethische redenen.

Aangezien er op dit moment weinig Europese blauwe kaarten worden afgegeven aan hoogopgeleide migranten van de minst ontwikkelde landen, blijft het risico van braindrain voor deze landen beperkt. Landen met een gemiddeld inkomen lopen mogelijk wel een groter risico. Sommige lidstaten i regelen braindrain en verkeer van kennis via nationale wetgeving, bilaterale overeenkomsten en/of samenwerking met de landen van herkomst.

5.

2. Omzetting door de lidstaten 2.1. Definities (artikel 2)


De meeste lidstaten hebben voorzien in de definitie van 'hooggekwalificeerde baan', 'hogere beroepskwalificaties', 'getuigschrift van hoger onderwijs', 'beroepservaring' en 'gereglementeerd beroep'. Er bestaan evenwel verschillen wat terminologie en werkingssfeer betreft, en binnen lidstaten met een federale structuur.

DE i, EE, EL, ES, FR, LT, LU, MT, PL, PT, SE en SK hebben ervoor gekozen de afwijking toe te passen waarbij ten minste vijf jaar relevante beroepservaring die vergelijkbaar is met het niveau van getuigschriften van hoger onderwijs, volstaat als bewijs van hogere beroepskwalificaties i.

6.

2.2. Toelatingscriteria en salarisdrempel (artikel 5)


Alle lidstaten vereisen een geldige arbeidsovereenkomst of een bindend aanbod van een baan, maar DE en LV verlangen niet expliciet een minimumduur van één jaar i.

Alle lidstaten verlangen een geldig reisdocument, maar enkel CY, EL, FI, LT, MT, PT en SE hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid te vereisen dat het reisdocument ten minste even lang geldig is als de initiële verblijfsvergunning. Zoals de richtlijn bepaalt, vereisen alle lidstaten een ziektekostenverzekering, met uitzondering van Spanje, dat geen overeenkomstige bepaling heeft vastgesteld. Het merendeel van de lidstaten i bepaalt dat de aanvrager geen bedreiging voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid mag vormen.

De meeste lidstaten i hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid op grond van artikel 5, lid 2, van de aanvrager te verlangen dat hij zijn adres in de lidstaat meldt. AT, BE en NL verlangen dat elke adreswijziging wordt gemeld en IT en LU verlangen bewijs van passende huisvesting.

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, hebben de meeste lidstaten de salarisdrempel feitelijk vastgesteld op anderhalve keer het gemiddelde brutojaarsalaris. Enkele lidstaten hebben echter gebruikgemaakt van de mogelijkheid op grond van de richtlijn om een hogere drempel vast te stellen i. De meeste lidstaten hebben in hun wetgeving een berekeningsmethode vastgelegd i. LV, EE, HU, SK en LT berekenen de drempel op basis van het gemiddelde brutomaandsalaris. Andere lidstaten gebruiken hiervoor andere formules of criteria dan het gemiddelde brutojaarsalaris i. De meeste lidstaten lijken nationale gegevens te gebruiken om de salarisdrempel te bepalen. De lidstaten wordt verzocht gegevens van Eurostat te gebruiken i, ten minste als benchmark i.

De lidstaten zijn ertoe verplicht de relevante salarisdrempels vast te leggen en bekend te maken. Onderzoek door de Commissie van de EU-portaalsite over immigratie i en de nationale websites heeft echter aangetoond dat in veel lidstaten de salarisdrempels niet worden gepubliceerd of geactualiseerd, moeilijk te vinden zijn of enkel in de nationale taal beschikbaar zijn i. De lidstaten hebben de salarisdrempels en de jaarlijkse actualiseringen niet aan de Commissie meegedeeld. De Commissie is er op grond van de richtlijn toe verplicht de relevantie van de salarisdrempel i te beoordelen, maar kan dat enkel doen indien de drempels jaarlijks worden meegedeeld.

Een vergelijking van de beschikbare salarisdrempels met gegevens over het gemiddelde brutojaarsalaris afkomstig van Eurostat en de OESO, doet vermoeden dat in sommige lidstaten de drempel niet minimaal anderhalve keer het gemiddelde brutojaarsalaris bedraagt (zie tabel 4).

CY, DE, EE, EL, ES, HU, LU, MT en PT hebben de mogelijkheid omgezet een salarisdrempel van 1,2 keer het gemiddelde brutojaarsalaris vast te stellen voor banen in beroepen waarin specifieke behoefte bestaat aan migrerende werknemers en die in de klassen 1 en 2 vallen van de ISCO. Enkel van DE, EE, HU en LU is geweten dat zij daadwerkelijk gebruikmaken van de mogelijkheid een lagere salarisdrempel vast te leggen. Geen van deze landen heeft echter de verplichte jaarlijkse lijst beroepen waarvoor besloten is de afwijking toe te passen, aan de Commissie doen toekomen.

7.

2.3. Geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart (artikel 7, lid 2)


De lidstaten dienen in hun wetgeving een standaardgeldigheidsduur voor de Europese blauwe kaart vast te stellen, die ligt tussen één en vier jaar. Deze geldigheidsduur geldt in beginsel voor alle aanvragen en verlengingen in de respectievelijke lidstaat.

Een uitzondering daarop is dat indien de arbeidsovereenkomst een kortere looptijd heeft dan de standaardperiode, de Europese blauwe kaart moet worden afgegeven voor of verlengd met de duur van de arbeidsovereenkomst plus drie maanden. De minimumduur van een Europese blauwe kaart bedraagt één jaar, aangezien dat de minimumduur is van de arbeidsovereenkomst die of van het aanbod van een baan dat moet worden voorgelegd i. De mogelijkheid tot verlenging van de Europese blauwe kaart is impliciet in de richtlijn vervat en is onbeperkt zolang aan de voorwaarden is voldaan i.

De standaardgeldigheidsduur i van de Europese blauwe kaart is één jaar in BG, CY, ES, LT, MT en PT, en dertien maanden in BE. AT, CZ, EL, FI, IT, LU, PL, RO, SE en SI hebben een geldigheidsduur van twee jaar vastgesteld, en EE een geldigheidsduur van twee jaar en drie maanden. In FR en SK is de geldigheidsduur drie jaar, in DE, HU en NL vier jaar en in LV vijf jaar.

In bijna alle lidstaten i wordt wanneer de arbeidsovereenkomst of het bindend aanbod van een baan een kortere looptijd heeft dan de standaardgeldigheidsduur, de Europese blauwe kaart afgegeven voor of verlengd met de duur van de arbeidsovereenkomst plus drie maanden. Als op het moment dat de Europese blauwe kaart wordt verlengd, de overblijvende duur van de arbeidsovereenkomst minder dan een jaar bedraagt, zou dit kunnen betekenen dat een kaart met een geldigheidsduur van minder dan één jaar wordt afgegeven. Een aanvraag met betrekking tot een initiële arbeidsovereenkomst of een initieel aanbod van een baan met een duur van minder dan één jaar, moet worden afgewezen i. IT heeft een onderscheid gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur, waarvoor een Europese blauwe kaart met een geldigheidsduur van twee jaar wordt afgegeven, en alle andere overeenkomsten, waarvoor een Europese blauwe kaart met een geldigheidsduur van de duur van de arbeidsovereenkomst plus drie maanden wordt afgegeven.

Alle lidstaten lijken verlenging toe te staan. Sommige lidstaten i hebben evenwel een andere (langere) geldigheidsduur vastgelegd voor verlengingen dan voor de initiële Europese blauwe kaart, in de plaats van één standaardgeldigheidsduur toe te passen. SE beperkt de cumulatieve duur van de initiële Europese blauwe kaart plus de verlengingen tot vier jaar.

2.4. Arbeidsmarkttoets (artikel 8, lid 2) i

AT, BE, BG, CY, ES, HU, IT, LU, MT, PL, SK en SI hebben de mogelijkheid om een arbeidsmarkttoets uit te voeren, omgezet. De meeste lidstaten i hebben ervoor gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid na te gaan of de betrokken vacature niet kan vervuld worden door een nationale of EU-arbeidskracht.

8.

2.5. Intrekking of niet-verlenging van de Europese blauwe kaart (artikel 9)


In bijna alle lidstaten i bestaat de mogelijkheid i de Europese blauwe kaart om redenen die verband houden met de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in te trekken of niet te verlengen. In AT, BE, ES, FI, FR en IT ligt deze mogelijkheid vervat in algemene bepalingen of in de toelatingsvoorwaarden. AT, BE, BG, DE, EE, IT, NL, PL en SK gebruiken de term 'openbare orde' (public order) en AT, BE, BG, EL, FR, IT en PL vermelden de term 'volksgezondheid' niet.

Het merendeel van de lidstaten i heeft de mogelijkheid toegepast de Europese blauwe kaart in te trekken of niet te verlengen wanneer de houder ervan niet over voldoende middelen beschikt om in zijn bestaan en dat van zijn gezin te voorzien zonder een beroep te doen op het socialebijstandsstelsel van de betrokken lidstaat i.

BE, BG, CY, EE, ES, HU, MT en PL hebben ervoor gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid de Europese blauwe kaart in te trekken of niet te verlengen indien de betrokkene zijn adres niet heeft meegedeeld i. CY, CZ, EE, EL, MT, RO en SK hebben gekozen voor de mogelijkheid de Europese blauwe kaart in te trekken of niet te verlengen wanneer de houder ervan sociale bijstand vraagt en op voorhand de passende schriftelijke informatie werd verstrekt i.

9.

2.6. Toelatingsaanvragen (artikel 10)


De meeste lidstaten verlangen dat de migrant de Europese blauwe kaart aanvraagt. CY, ES, FR, IT en MT verlangen dat de werkgever dat doet. In BE en LV moet de aanvraag zowel door de migrant als door de werkgever worden ingediend, terwijl in NL, AT, PT en SI ofwel de migrant ofwel de werkgever dat kan doen. AT en NL staan toe dat een advocaat de aanvraag indient.

De meeste lidstaten i bepalen dat aanvragen in overweging kunnen worden genomen en kunnen worden onderzocht wanneer de aanvrager zich buiten de lidstaat bevindt of daar reeds verblijft met een geldige verblijfsvergunning of een geldig nationaal visum voor verblijf van langere duur i. Het merendeel van de lidstaten i past de afwijking toe dat een persoon een aanvraag mag indienen indien die niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning maar wel legaal op het grondgebied van de betrokken lidstaat verblijft (artikel 10, lid 3). LU en SE hebben de standstillafwijking op grond van artikel 10, lid 4, toegepast, waardoor een aanvraag enkel van buiten het grondgebied kan worden ingediend i.

10.

2.7. Procedurele waarborgen (artikel 11)


In de meeste lidstaten i is een termijn van 90 dagen vastgelegd om een besluit te nemen over een volledige aanvraag en een schriftelijke kennisgeving aan de aanvrager te zenden. In sommige lidstaten is die termijn echter korter: 60 dagen (EE, LT en PT; SK en PL voor complexe zaken), 56 dagen (AT), 45 dagen (ES), 30 dagen (LV, RO en SI; SK en PL voor niet-complexe zaken) en 7 dagen (BG). De meeste lidstaten hebben de gevolgen van een niet-tijdige beslissing vastgelegd i. BE, EL, IT en PL voorzien in een termijnverlenging.

De meeste lidstaten hebben een termijn vastgesteld waarin in geval van een onvolledige aanvraag extra informatie kan worden ingediend, en schorten in dat geval de behandelingstermijn op. Alle lidstaten voorzien in een schriftelijke kennisgeving van weigering, niet-verlenging of intrekking, en hebben termijnen vastgelegd voor het instellen van een beroepsprocedure.

11.

2.8. Rechten


Toegang tot de arbeidsmarkt (artikel 12)

In het merendeel van de lidstaten i bestaat de mogelijkheid dat na de eerste twee jaar van beperkte toegang tot de arbeidsmarkt ten aanzien van de toegang tot een hooggekwalificeerde baan dezelfde behandeling wordt toegekend als aan nationale onderdanen.

Vrijwel alle lidstaten i verlangen toestemming van de bevoegde autoriteit indien de betrokkene gedurende de eerste twee jaar van werkgever verandert. Een groot aantal lidstaten i vereist dat wijzigingen die van invloed zijn op de toelatingsvoorwaarden, worden meegedeeld of vooraf worden goedgekeurd.

12.

Tijdelijke werkloosheid (artikel 13)


De desbetreffende bepalingen zijn door de meeste lidstaten omgezet. Sommige lidstaten passen gunstigere wettelijke bepalingen toe of beperken de toepassing tot onvrijwillige werkloosheid.

13.

Gelijke behandeling (artikel 14)


De bepalingen betreffende gelijke behandeling worden door de meeste lidstaten toegepast. Wel varieert het toepassingsgebied van de bepalingen, hebben sommige lidstaten niet alle bepalingen expliciet omgezet en passen sommige lidstaten gunstigere wettelijke bepalingen toe i.

In CY, DE, EL, ES, FI, LU, MT, PL en RO kunnen er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot onderwijs en beroepsopleiding en de toegang tot goederen en diensten. Voorts moet in AT, BE, CY, CZ, DE, EL, FI, LT, LU, MT, NL, PL en RO voor de toegang tot de universiteit en postsecundair onderwijs aan specifieke voorwaarden worden voldaan.

De meeste lidstaten i hebben er niet voor gekozen de gelijke behandeling te beperken wanneer de houder van een Europese blauwe kaart naar een tweede lidstaat verhuist en er nog geen positieve beslissing is genomen over de afgifte van een Europese blauwe kaart.

14.

Gezinsleden (artikel 15)


In 2012 werden 1 107 vergunningen voor gezinsleden van houders van de Europese blauwe kaart afgegeven. In 2013 hebben in DE ten minste 1 421 echtgenoten en 899 kinderen zich bij een houder van de Europese blauwe kaart gevoegd i. De overgrote meerderheid van de houders van de Europese blauwe kaart is echter jonger dan 35 jaar en heeft mogelijk nog geen gezin gesticht i. De Commissie zal hier verder onderzoek naar doen.

15.

Status van langdurig ingezetene in de EU (artikelen 16 en 17)


AT, BG, CY, DE, EE, ES, EL, LT, MT, LV, NL en RO hebben ervoor gekozen gebruik te maken van de door artikel 16, lid 5, geboden mogelijkheid de afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG met betrekking tot perioden van afwezigheid van het grondgebied van de EU te beperken.

16.

2.9. Verblijf in andere lidstaten (artikelen 18 en 19)


Een houder van de Europese blauwe kaart die na achttien maanden legaal in een eerste lidstaat te hebben verbleven, naar een andere lidstaat wenst te verhuizen, moet in de tweede lidstaat een nieuwe Europese blauwe kaart aanvragen. Concreet betekent dit dat er een nieuwe beoordeling plaatsvindt, deze keer om na te gaan of de betrokkene voldoet aan de voorwaarden die in de tweede lidstaat worden gesteld.

De toelatingsvoorwaarden variëren in zekere mate tussen de lidstaten, en de salarisdrempels variëren aanzienlijk.

Het is nog niet mogelijk de impact van het aan de Europese blauwe kaart verbonden aspect van mobiliteit van burgers binnen de EU te evalueren, aangezien een groot aantal houders van de Europese blauwe kaart de vereiste periode van achttien maanden nog niet heeft volmaakt.

17.

3. Conclusies en volgende stappen


Het aantal Europese blauwe kaarten dat wordt afgeven, varieert aanzienlijk naargelang de lidstaat. De grootte van de lidstaat en zijn economische situatie kunnen een invloed hebben op zijn aantrekkingskracht, maar bieden geen volledige verklaring voor de huidige grote verschillen. Een andere verklaring zijn de beleidskeuzes van de lidstaten, die de Europese blauwe kaart op een zeer verschillende manier toepassen en promoten.

De onderhandelingen over en de goedkeuring van de richtlijn betreffende de Europese blauwe kaart vonden plaats vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Toen was binnen de Raad nog eenparigheid van stemmen vereist, terwijl nu gekwalificeerde meerderheid nodig is, en het Europees Parlement was geen medewetgever. De onderhandelingen over het voorstel van de Commissie verliepen daardoor moeilijk en namen veel tijd in beslag. De richtlijn die er uiteindelijk uit voortkwam omvatte enkel minimumnormen en gaf veel speelruimte aan de lidstaten via een groot aantal facultatieve bepalingen en verwijzingen naar nationale wetgeving.

De nationale stelsels om hoogopgeleide migranten aan te trekken, concurreren in vele lidstaten met de Europese blauwe kaart, en concurreren onderling. Sommige lidstaten voeren echter een beleid dat de voorkeur geeft aan de Europese blauwe kaart, hetgeen zich vertaald in het aantal Europese blauwe kaarten dat wordt afgegeven. Andere lidstaten geven met hun beleid dan weer voorrang aan hun nationale stelsels.

Hoewel het aantal Europese blauwe kaarten in de meeste lidstaten tussen 2012 en 2013 is gestegen, is het nog te vroeg om te concluderen in hoeverre met de Europese blauwe kaart hoogopgeleide migranten tot de EU zijn aangetrokken. De Commissie maakt zich zorgen over gebreken bij de omzetting, de lage coherentie, het beperkt aantal rechten en de belemmeringen voor de mobiliteit binnen de EU.

Dit verslag toont aan dat de lidstaten over het algemeen te weinig communiceren over gegevens en maatregelen die verband houden met de uitvoering van de richtlijn, onder meer met betrekking tot het toegestane aantal personen, arbeidsmarkttoetsen, ethisch wervingsbeleid en de salarisdrempel i. Voor de goede werking van de Europese blauwe kaart-regeling, onder meer voor mobiliteit binnen de EU, en om de aantrekkingskracht van de Europese blauwe kaart te evalueren, is betrouwbare, gedetailleerde en geactualiseerde informatie nodig.

Er zijn een aantal tekortkomingen met betrekking tot de omzetting van de richtlijn vastgesteld. De Commissie zal haar inspanningen vergroten om ervoor te zorgen dat de richtlijn in de hele EU correct wordt omgezet en uitgevoerd. De omzettingstermijn voor de richtlijn is drie jaar gelegen verstreken en het is dan ook hoog tijd dat de richtlijn volledig wordt toegepast. Daarom zal de Commissie bijeenkomsten organiseren met de lidstaten, en zal zij indien nodig gebruikmaken van de aan haar krachtens het Verdrag toebedeelde bevoegdheden.

Tot slot moeten hoogopgeleide migranten en werkgevers beter worden geïnformeerd over de Europese blauwe kaart. De Commissie zal de huidige websites, zoals de EU-portaalsite over immigratie, zo goed mogelijk inzetten. Verder moedigt zij de lidstaten aan de informatieverstrekking te verbeteren en ook via andere kanalen het bewustzijn over de Europese blauwe kaart te vergroten.

Aangezien de beschikbare informatie nog beperkt is, en de richtlijn nog niet lang wordt toegepast, worden op dit moment geen wijzigingen voorgesteld.

Tabel 1: Europese blauwe kaarten in 2012 en 2013

[zie origineel document voor tabel]

Europese blauwe kaarten per soort beslissing|| Toegelaten gezinsleden van houders van de Europese blauwe kaart, per soort beslissing

|| Uitgereikt| Verlengd| Ingetrokken|| Uitgereikt| Verlengd| Ingetrokken

||| 2013

Totaal| 3 15| 1 0

BE| :|| :|||||

BG||||||

CZ|||||

DE| 2 14| :||||| :|

EE|| 0

EL|||||| :|| :|| :|

ES| n.n.b.||||||

FR|||| :|| :|| :|

IT| :|| :||| :|| :|| :|

CY||||||

LV|||||

LT| van kracht:||||||||||

LU||||||

HU||||||

MT| n.n.b.||||||

NL| n.n.b.||||||

AT| n.n.b.||||||

PL||||||

PT| n.n.b.||||| :|| :|

RO|||| :|| :|| :|

SI| n.n.b.||||||

SK||||||

FI||||||

SE| van kracht:|||||| 0

HR| van kracht:||||||||||

Bronnen:

Eurostat, EU Blue Cards by type of decision, occupation and citizenship [migr_resbc1]; Admitted family members of EU Blue Cards holders by type of decision and citizenship [migr_resbc2], geraadpleegd op 16 april 2014.

Gegevens voor 2013: ad-hoconderzoek van het EMN (antwoordtermijn 20 februari 2014) en directe contacten met verschillende lidstaten.

Opmerkingen bij de gegevens voor 2013:

18.

LT en RO: voorlopige gegevens


N.n.b.: nog niet beschikbaar

Tabel 2: Europese blauwe kaarten per nationaliteit in 2012

Totaal| 3 664 |||

Azië| 1 886 |||

|||| Zuid-Azië[76]| 869

|||| Oost-Azië[77]| 489

|||| West-Azië[78]| 410

|||| Zuidoost-Azië[79]| 99

|||| Centraal-Azië[80]| 19

Amerika| 783 |||

|||| Noord-Amerika i| 380

|||| Zuid-Amerika i| 278

|||| Centraal-Amerika i| 118

|||| Caribisch gebied i| 7

Europa| 690 |||

|||| Oost-Europa i| 463

|||| Zuid-Europa i| 227

Afrika| 252 |||

|||| Noord-Afrika i| 174

|||| Midden-Afrika i| 35

|||| Zuidelijk Afrika i| 18

|||| West-Afrika i| 15

|||| Oost-Afrika i| 10

Oceanië[92]| 38 |||

Overige| 15 |||

|||| Onbekend| 9

|||| Staatloos| 6

Bron: Eurostat, EU Blue Cards by type of decision, occupation and citizenship [migr_resbc1].

Tabel 3: Vergelijking met nationale regelingen voor hoogopgeleide werknemers

[zie origineel document voor tabel]

|| Eerste vergunningen in het kader van de nationale regelingen|| Blauwe kaarten

||| 2013

Totaal| 16 14 16 19 19| 3 15 261

BE| 3 1| 5

BG||||| 25

CZ||| 74

DE|| 2 14 197

EE|||| 12

EL|| 0

ES| 2 2 1 1 1| n.n.b.

FR| 1 2 2 3 3| 304

IT||| 1 1 1| 112

CY|| 0

LV||| 13

LT|||| van kracht: 40

LU||| 306

HU||||| 3

MT||| n.n.b.

NL| 6 4 5 5 5| n.n.b.

AT| 1| n.n.b.

PL||||| 27

PT|| n.n.b.

RO||||| 119

SI||| n.n.b.

SK|||| 8

FI||||| 5

SE|| 2 3 4 4| van kracht: 2

HR||||||| van kracht: 9

Bronnen:

Eurostat, EU Blue Cards by type of decision, occupation and citizenship [migr_resbc1], geraadpleegd op 16 april 2014.

Gegevens voor 2013: ad-hoconderzoek van het EMN (antwoordtermijn 20 februari 2014) en directe contacten met verschillende lidstaten.

Gegevens over de nationale regelingen: Eurostat, Remunerated activities reasons: Highly skilled workers, First permits issued for remunerated activities by reason, length of validity and citizenship [migr_resocc], geraadpleegd op 17 februari 2014; LT: afdeling Migratie van het ministerie van Binnenlandse Zaken van Litouwen.

Opmerkingen bij de gegevens voor 2013:

19.

LT en RO: voorlopige gegevens


N.n.b.: nog niet beschikbaar

Tabel 4: Salarisdrempels (indien beschikbaar) en de verhouding van de salarisdrempel tot het brutojaarsalaris, per lidstaat
[artikel 3, lid 2, onder g)], bestrijkt niets in dit verslag hooggekwalificeerde mode 4- categorieën dienstverleners.

[earn_ses10_an]. Deze gegevens worden om de vier jaar verzameld via de loonstructuurenquête (Structure of Earnings Survey - SES) en maken een vergelijking over de hele EU mogelijk.
+ 2 jaar voor verlengingen; ES: 1 jaar voor de initiële Europese blauwe kaart + 2 jaar voor verlengingen; BE: 13 maanden voor de initiële Europese blauwe kaart + 3 jaar voor verlengingen; EL: 2 jaar voor de initiële Europese blauwe kaart + 3 jaar voor verlengingen; EE: 2 jaar en 3 maanden voor de initiële Europese blauwe kaart + 4 jaar voor verlengingen.