Toelichting bij COM(2014)334 - Beoordeling van de door Italië gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing voor melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014DC0334

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad) /* COM/2014/0334 final */


1.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD


over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn

(uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad)

Het onderhavige beoordelingsverslag is opgesteld overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van 16 juli 2003 betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten (hierna 'beschikking van de Raad' genoemd), krachtens welke de bevoegde Italiaanse autoriteiten elk jaar aan de Raad en de Commissie verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij hebben geboekt bij de terugvordering van het bedrag aan extra heffingen dat de producenten voor de tijdvakken 1995/96 tot en met 2001/02 verschuldigd zijn. Het voorliggende verslag bevat de beoordeling door de Commissie van de door de Italiaanse autoriteiten voor 2012 gemelde vooruitgang met invordering van de extra heffing, zowel voor de onder de beschikking van de Raad vallende perioden als voor de niet onder de genoemde beschikking vallende perioden.

Volgens artikel 1 van de beschikking van de Raad wordt de betrokken steun, die erin bestaat dat de Italiaanse Republiek het bedrag aan extra heffingen op melk dat melkproducenten de Unie voor de tijdvakken 1995/96 tot en met 2001/02 verschuldigd zijn, zelf aan de begroting van de Europese Unie betaalt en die producenten dan toestaat hun schuld gespreid over een aantal jaren in termijnen renteloos af te lossen, bij uitzondering als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd op voorwaarde dat:

– de producenten hun schuld volledig aflossen in jaarlijkse termijnen van gelijke omvang; en

– de aflossingsperiode niet langer is dan 14 jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2004.

In artikel 2 van de beschikking van de Raad is bepaald dat de steun slechts mag worden verleend als Italië het totale bedrag aan extra heffingen voor de betrokken tijdvakken bij het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), thans Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), declareert en bovendien de nog openstaande schuld in drie gelijke jaarlijkse termijnen aftrekt van de uitgaven die door het EOGFL worden gefinancierd voor respectievelijk november 2003, november 2004 en november 2005. Italië heeft het totale bedrag aan extra heffingen voor het betrokken tijdvak naar behoren gedeclareerd bij brief van 26 augustus 2003. De nog openstaande schuld is naar behoren afgetrokken van de uitgaven die in het kader van het EOGFL zijn gefinancierd voor november 2003, november 2004 en november 2005.

Op grond van artikel 3 van de beschikking van de Raad moeten de bevoegde Italiaanse autoriteiten elk jaar aan de Raad en de Commissie verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij hebben geboekt bij de invordering van het bedrag aan extra heffing dat producenten verschuldigd zijn voor de tijdvakken 1995/96 tot en met 2001/02.

De Italiaanse autoriteiten hebben hun negende verslag als bedoeld in dat artikel bij de Commissie ingediend als bijlage bij een brief van het AGEA (Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura) van 28 oktober 2013; het betreft de termijnbetaling van 2012.

2.

Betaling van de heffing in het kader van de termijnregeling 2003


De beschikking van de Raad waarbij Italië wordt gemachtigd de extra heffing die zijn melkproducenten aan de communautaire begroting verschuldigd zijn, zelf te betalen, had in 2005, de datum van het eerste verslag aan de Raad, betrekking op 25 123 producenten die de uiteindelijke schuldenaren van de heffing zijn. Dat aantal is voor 2012 gedaald tot 22 249.

Van het meegedeelde totale aantal producenten die nog heffing verschuldigd zijn voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, hebben er 15 431 gekozen voor betaling in het kader van de termijnregeling van 2003. De 15 431 producenten die voor betaling in het kader van de termijnregeling hebben gekozen, waren in totaal circa 345 miljoen euro verschuldigd in 2004 vóór de eerste termijnbetaling werd verricht; dit komt neer op ongeveer een vierde van het totale openstaande bedrag aan extra heffing op producentenniveau. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelname aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum in sterkere mate hadden overschreden (circa 8 000 producenten aan wie voor de zeven tijdvakken circa 1 miljard euro aan extra heffing in rekening is gebracht), er de voorkeur aan gegeven niet in de termijnregeling te stappen. Wel hebben de Italiaanse autoriteiten in 2011 53 nieuwe aanvragen ontvangen van producenten die alsnog in termijnen wensen te betalen; het betreft in totaal circa 1,2 miljoen euro. In 2012 zijn er 255 zulke nieuwe aanvragen tot deelname aan de regeling ingediend, voor in totaal circa 13 miljoen euro.

De negende termijn moest door 11 430 producenten uiterlijk op 31 december 2012 worden betaald en daarmee was in totaal 25 812 027,25 euro gemoeid. De door de Italiaanse autoriteiten verrichte verificaties wijzen uit dat 11 145 producenten zich aan die afspraak hebben gehouden en in 2012 in totaal 25 025 344,42 euro hebben betaald. Dit betekent dat van het totale heffingsbedrag dat in het kader van de negende termijn verschuldigd was, 96,9 % tijdig is betaald door 98 % van de betrokken producenten. Eerder was voor de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende en de achtste termijn respectievelijk 99,6 %, 97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 %, 96,2 %, 90,5 % en 98,3 % van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd. In het kader van de eerste negen termijnen is daarmee in totaal circa 238,4 miljoen euro aan heffingen geïnd (ongeveer 97 % van het voor die termijnen verschuldigde bedrag).

Deze percentages duiden beslist op een bereidheid bij de deelnemende producenten om hun verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van de mate van inzet bij de Italiaanse autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen uiteindelijk volledig worden geïnd.

Voor de negende termijn zijn voor de overige 285 producenten geen betalingen geregistreerd; hiermee is een bedrag van 786 682,83 euro gemoeid.

Eind 2011 hadden 143 producenten hun achtste termijn nog niet voldaan en daarmee was in totaal 419 638,26 euro gemoeid. Volgens de van de Italiaanse autoriteiten ontvangen informatie hebben de centrale autoriteiten al die gevallen aan de bevoegde regionale autoriteiten gemeld met het oog op invordering van de totale openstaande schuld, met een rentevoet die niet onder de termijnregeling valt. Van de 143 producenten waarvan werd gedacht dat ze niet hadden betaald, bleek later dat er 106 toch hadden betaald. De 37 producenten die daarentegen daadwerkelijk hun achtste jaarlijkse termijn niet hadden betaald, zijn van de termijnregeling uitgesloten en tegen hen zijn dwangvorderingsprocedures ingeleid.

3.

Bedrijven waarvoor de mogelijkheid van betalingen in termijnen is ingetrokken


Het niet voldoen van een jaarlijkse termijn heeft uitsluiting van de betrokkene uit de termijnregeling tot gevolg, zodat van de producent betaling van het hele nog verschuldigde bedrag inclusief rente kan worden geëist.

Negen jaar na het begin van de termijnbetalingsregeling van 2003 is het recht om in termijnen te betalen voor in totaal 498 bedrijven ingetrokken, voor een totale in termijnen opgedeelde schuld van 18 531 964,41 euro, waarvan 4 543 929,20 euro in termijnen is betaald vóór het recht werd ingetrokken.

Aangezien na de intrekking 2 822 001,34 euro is ingevorderd, bedraagt de totale uitstaande schuld van 192 bedrijven 11 118 742,39 euro.

Uit deze cijfers blijkt dat de ijver die de Italiaanse overheid aan de dag legt bij het innen van de heffing bij de producenten die van de termijnregeling zijn uitgesloten wegens niet-betaling van een jaarlijkse termijn, veel te wensen overlaat. Bovendien moesten melkproducenten hun rechtsvorderingen voor de Italiaanse rechtbanken intrekken om aan de termijnbetalingsregeling te mogen deelnemen. De gebrekkige invordering lijkt dan ook geen gevolg te zijn van de eventuele lange duur van de gerechtelijke procedures, maar lijkt veeleer te wijten aan het onvermogen van de Italiaanse overheid om die bedragen doeltreffend in te vorderen.

4.

Is het uitstel van betaling met zes maanden een vorm van staatssteun?


Bij artikel 2, lid 12 duodecies, van de Italiaanse decreto legge nr. 225 van 29 december 2010, met wijzigingen goedgekeurd bij wet nr. 10 van 26 februari 2011, heeft Italië de termijn voor de betaling van de jaarlijkse termijn voor 2010, die in beginsel overeenkomstig de bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad vastgestelde termijnregeling op 31 december 2010 verstreek, verlengd tot en met 30 juni 2011.

Bij Besluit nr. C(2013) 4046 final van 17 juli 2013 heeft de Commissie verklaard dat het uitstel van betaling van de termijn van de melkheffing die op 31 december 2010 opeisbaar was, met de interne markt onverenigbare steun vormde. Bovendien hield die steun een schending van de bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad vastgestelde voorwaarden in en vormt hij zelf, voor de begunstigden ervan, een nieuwe vorm van staatssteun die onrechtmatig is in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 en eveneens onverenigbaar met de interne markt is.

De Commissie heeft Italië opgedragen zich het bedrag van de onverenigbare steun vermeerderd met rente te laten terugbetalen door de begunstigden van het uitstel van betaling.

Italië heeft de nodige administratieve stappen in de procedure voor de terugvordering van de steun ondernomen. Desalniettemin heeft het bij het Gerecht beroep ingesteld tegen het besluit van de Commissie (zaak T-527/13). De zaak is nog hangende.

5.

Voor het tijdvak 2002/2003 verschuldigde extra heffing


Op grond van Beschikking 2003/530/EG van de Raad heeft Italië de extra heffing voor de tijdvakken 1995-2002 in plaats van de producenten aan de communautaire begroting overgemaakt.

Sinds 2004 betalen de lidstaten de extra heffing krachtens Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 rechtstreeks aan de communautaire begroting.

Het tijdvak 2002/2003 valt echter noch onder de beschikking van de Raad noch onder de nieuwe regeling die sinds 2004 van kracht is. Rekening houdend met de overschrijding van het nationale quotum waren de voor die overschrijding verantwoordelijke Italiaanse melkproducenten voor het tijdvak 2002/2003 227,88 miljoen euro verschuldigd aan de begroting van de Unie.

Daarvan is 54,95 miljoen euro aan de begroting van de Europese Unie betaald, waarvan 1,19 miljoen euro in het kader van de termijnregeling van 2009 en 53,76 miljoen euro buiten de regeling.

47,48 miljoen euro is oninvorderbaar verklaard, bij rechterlijke beslissing of wegens faillissement van de betalingsplichtige producent.

Op 31 december 2012 waren de melkproducenten uit hoofde van de extra heffing voor het tijdvak 2002/2003 nog 125,45 miljoen euro aan de begroting van de Europese Unie verschuldigd. 5,04 miljoen euro daarvan valt onder de termijnregeling van 2009.

6.

Verschuldigde heffingen die noch in de regeling voor betaling in termijnen van 2003 noch in het terugbetalingssysteem van 2009 zijn opgenomen


In het voorgaande is reeds gezegd dat, in verhouding tot het totale bedrag aan heffingen, weinig gebruik is gemaakt van de termijnbetalingsregeling van 2003 en het terugbetalingssysteem van 2009 (op basis waarvan de verschuldigde heffingen worden terugbetaald met een rentevoet die gelijk is aan een referentierentevoet voor de Unie, vermeerderd met een aantal procentpunten).

Bijgevolg bedraagt het voor het tijdvak 1995/96 tot en met 2008/09 terug te vorderen bedrag aan heffingen in totaal 2,264 miljard euro. Van dat bedrag heeft Italië tussen 2003 en 2012 455 miljoen euro geïnd.

Van het resterende bedrag, namelijk 1,808 miljard euro:

- valt een klein deel (228 miljoen euro) onder de tussen 2003 en 2009 door Italië opgezette termijnregelingen waarbij bepaalde heffingplichtige melkproducenten zich hebben aangesloten;

- is 158 miljoen euro oninbaar verklaard, wegens faillissement van de producent of nietigverklaring door de rechter;

- blijft 1,423 euro verschuldigd door producenten die weigerden zich bij de termijnregelingen aan te sluiten en van wie de meerderheid de extra heffing voor het Italiaanse gerecht heeft aangevochten.

Bijgevolg is circa 86 % van het totale bedrag aan openstaande heffingen voor de periode 1995/96-2008/09 (1,650 miljard euro) niet in de termijnregelingen van 2003 en 2009 opgenomen.

Voor het overige bedraagt het buiten de termijnregelingen aan heffingen geïnde bedrag tot dusver in totaal slechts 268,43 miljoen euro (van de in totaal aanvankelijk verschuldigde 1,8 miljard euro aan heffingen). Volgens het verslag van de Italiaanse autoriteiten is dat extreem lage percentage te wijten aan het grote aantal door de heffingplichtige producenten aangespannen rechtsgedingen waarbij uitstel van betaling is verkregen.

De Commissie heeft in haar vorige beoordelingsverslagen aan de Raad gesteld dat in de jaarverslagen van Italië specifieke aandacht diende te worden besteed aan de stand van zaken van de lopende rechtszaken, en dat nadere gegevens dienden te worden verstrekt over de betaling door de producenten van wie de bezwaren tegen betaling door de rechter zijn verworpen. Door het ontbreken van dergelijke gedetailleerde informatie was het toen voor de Commissie niet mogelijk om op correcte wijze te volgen welke vooruitgang is geboekt bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen.

De Commissie heeft met instemming kennisgenomen van de informatie die in het verslag van de Italiaanse autoriteiten over de negende termijn wordt gegeven over de algemene stand van zaken met betrekking tot de inning van de heffing in het kader van de termijnregelingen.

Daarentegen blijkt uit de door de Italiaanse overheid meegedeelde cijfers echter dat er nauwelijks vooruitgang is geboekt met de inning van de niet onder de termijnregelingen vallende bedragen. Met name zijn er geen noemenswaardige vorderingen gemaakt bij de inning van de terugvorderbare bedragen die nooit zijn aangevochten, of wel zijn aangevochten maar door het gerecht zijn bevestigd, of waarvoor rechtszaken lopen maar geen opschortingsbevelen zijn uitgevaardigd.

Op 31 december 2012 was van deze terugvorderbare bedragen circa 130 miljoen euro daadwerkelijk geïnd en bedroeg het uitstaande bedrag 790 miljoen euro.

Voor de volledige periode 1995/96-2008/09 is 22,5 % van de teruggevorderde en momenteel terugvorderbare bedragen daadwerkelijk geïnd. Voor de onder de beschikking van de Raad vallende periode is 29 % van de momenteel terugvorderbare bedragen geïnd.

Binnen de terugvorderbare bedragen moet een onderscheid worden gemaakt tussen:

- de bedragen die niet zijn aangevochten: van de terugvorderbare 196,41 miljoen euro is 130,38 miljoen euro geïnd, wat overeenkomt met een inningspercentage van 66 %;

- de bedragen die het onderwerp van een rechtszaak waren, maar waarvoor geen bevel tot opschorting van de terugvordering is uitgevaardigd: van de terugvorderbare 355,43 miljoen euro is slechts 54,78 miljoen euro of 15 % geïnd;

- de bedragen die door de rechter zijn bevestigd: van de terugvorderbare 468,37 miljoen euro is slechts 44,68 miljoen euro of 9,5 % geïnd.

De Commissie benadrukt niet alleen dat het inningspercentage van de laatste twee categorieën zeer laag is, maar wijst er ook op dat er zelfs voor de bedragen die nooit zijn aangevochten en dus onmiddellijk konden worden geïnd, nog 66 miljoen euro moet worden geïnd. Dat betekent dat 21 miljoen euro van de voor de periode 1995/96 tot en met 2001/02 verschuldigde heffing na meer dan 10 jaar nog steeds niet is geïnd.

De Commissie betreurt ten zeerste de trage vooruitgang bij de inning van het deel van het heffingsbedrag dat niet in de termijnbetalingsregeling van 2003 en het terugbetalingssysteem van 2009 was opgenomen.

De Commissie blijft het inningsproces in Italië van nabij volgen, met name de inning van heffingen die niet onder de termijnregeling vallen. De diensten van de Commissie hebben hun opmerkingen (inclusief negatieve opmerkingen) meermaals onder de aandacht van de Italiaanse autoriteiten gebracht en hebben verzocht om gedetailleerde informatie over diverse aspecten van de inning van de melkheffing.

Ondanks herhaalde verzoeken van de Commissie is het merendeel van de verschuldigde heffingen niet geïnd door de Italiaanse autoriteiten.

Op 20 juni 2013 heeft de Europese Commissie Italië overeenkomstig artikel 258 VWEU aangemaand om zijn opmerkingen te maken over de ontoereikendheid van de maatregelen die zijn genomen om de bij de terugvordering van de extra heffing voor de periode 1995-2009 geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

7.

Conclusie


De Commissie is van oordeel dat, voor zover de voorwaarden voor de toepassing van de door de Raad in 2003 goedgekeurde termijnregeling worden nageleefd, de vooruitgang die de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de inning van de bedragen die zijn verschuldigd door producenten die hebben gekozen voor deelname aan de termijnregeling voor de betaling van de extra heffing over de tijdvakken 1995/96 tot en met 2001/02, getuigt van een toereikend beheer van die regeling.

Wat de niet onder de termijnregelingen vallende bedragen betreft, heeft de Commissie, in haar in 2010, 2011, 2012 en 2013 bij de Raad ingediende evaluatieverslagen, en later in de op 20 juni 2013 in de aan Italië toegezonden aanmaningsbrief, al uiting gegeven aan haar ongenoegen over het gebrek aan noemenswaardige vooruitgang bij de inning van de melkquotaheffingen.

De Commissie neemt nota van het feit dat Italië administratieve stappen heeft ondernomen om de steun te innen die bij Besluit van de Commissie C(2013)4046 final van 17 juli 2013 onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Volgens de informatie die de Italiaanse autoriteiten hebben meegedeeld in hun verslag over de negende jaarlijkse termijn, vallen in dit verband geen belangrijke nieuwe ontwikkelingen mee te delen wat de daadwerkelijke inning van de niet onder de termijnregelingen vallende heffing betreft. Gezien de omvang van het onbetaalde bedrag aan heffingen en de duur van de niet-inning van het verschuldigde bedrag moet worden geconcludeerd dat de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de wetgeving van de Unie verre van gewaarborgd waren en zijn, hetgeen de Commissie ertoe heeft geleid op grond van artikel 258 VWEU een inbreukprocedure in te leiden.