Toelichting bij COM(2014)446 - Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2014)446 - Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten. |
---|---|
bron | COM(2014)446 |
datum | 02-07-2014 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten /* COM/2014/0446 final */
Inleiding
De Europa 2020-strategie erkent de centrale rol van de overstap naar een groene, koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie bij de totstandbrenging van slimme, duurzame en inclusieve groei. Het inefficiënte gebruik van hulpbronnen, de onhoudbare druk op het milieu, de klimaatverandering, alsook sociale uitsluiting en ongelijkheden vormen uitdagingen voor de economische groei op lange termijn, en een alternatief groeimodel dat verder kijkt dan het bbp staat reeds vele jaren op de agenda i.
Een model voor groene groei – dat leidt tot een koolstofarme, klimaatbestendige en hulpbronnenefficiënte economie – wordt gebruikt om een structurele economische verandering te beschrijven die hoofdzakelijk wordt aangedreven door schaarste aan hulpbronnen, technologische verandering en innovatie, nieuwe markten, en veranderingen in de vraagpatronen van industrie en consument i. De prijzen van hulpbronnen, grondstoffen en energie i hebben nu reeds gevolgen voor de kostenstructuur van ondernemingen, en de wereldwijde vraag naar hulpbronnen, grondstoffen en energie zal blijven toenemen door het stijgende verbruik in opkomende economieën. Het huidige lineaire model – waar men 'neemt-maakt-verbruikt en weggooit' – zal geleidelijk een circulair model worden waar men uit elke ton materiaal, elke joule energie en elke hectare grond meer toegevoegde waarde en voordeel haalt, door op materialen te besparen en door deze te hergebruiken en te recycleren, en waar de hulpbronnenproductiviteit het toekomstige concurrentievermogen zal bepalen[4].
Groene groei is zowel een uitdaging als een kans voor de arbeidsmarkt en de vaardigheden, die op hun beurt sleutelfactoren zijn om groene groei mogelijk te maken. De overstap zal in de hele economie en in veel verschillende sectoren fundamentele veranderingen teweegbrengen: er zullen nieuwe banen worden gecreëerd, een aantal banen zullen worden vervangen en andere zullen worden geherdefinieerd i. In deze context is het van essentieel belang de arbeidsmarktmaatregelen en -instrumenten beter te richten en te coördineren om de nodige voorwaarden te scheppen om groene werkgelegenheid te steunen, in tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten te voorzien, en op veranderingen in de behoefte aan menselijk kapitaal te anticiperen.
Het werkgelegenheidspakket van de Commissie uit 2012 schetst een kader voor een banenrijk herstel en wijst op de noodzaak om de arbeidsmarktinstrumenten verder te ontwikkelen en behoeften aan vaardigheden te inventariseren teneinde de overstap naar een groene economie en de voortgang bij de realisatie van de werkgelegenheidsdoelstellingen van Europa 2020 te steunen i.
In de jaarlijkse groeianalysen voor 2013 en 2014 werd de nadruk gelegd op het potentieel van de groene economie om banen te scheppen en op de noodzaak om strategische kaders te ontwikkelen waarin het arbeidsmarkt- en vaardighedenbeleid een actieve rol speelt in de ondersteuning van het scheppen van nieuwe banen i. Toch beschikt slechts een klein aantal lidstaten over een geïntegreerd beleidskader dat groene groei en werkgelegenheid aan elkaar koppelt, en bij het merendeel daarvan is de benadering onsamenhangend en gefragmenteerd i.
Zoals vermeld in het 7e milieuactieprogramma hangt het benutten van het volledige groei- en banenpotentieel van de groene economie bovendien af van een verbetering van de ecologische integratie en beleidssamenhang, zodat sectoraal beleid op het niveau van de Unie en van de lidstaten wordt ontwikkeld en uitgevoerd i. In 2014 heeft het Europees platform voor efficiënt hulpbronnengebruik (EREP) ook gewezen op de noodzaak om een brede strategie te ontwikkelen voor groenere banen en vaardigheden en groener onderwijs, en heeft het de EU ertoe opgeroepen duurzaamheidsdoelstellingen te integreren, arbeidsmarktinstrumenten te inventariseren om de overgang te begeleiden, EU-financiering ter beschikking te stellen, uitwisseling van goede praktijken te steunen, bewustmaking en inzet te bevorderen, en follow-up van het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid te garanderen i.
Deze mededeling heeft tot doel strategische randvoorwaarden te definiëren, zodat het arbeidsmarkt- en vaardighedenbeleid een actieve rol kan spelen bij de ondersteuning van de werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe banen in de groene economie. In de mededeling worden gerichte beleidsmaatregelen en -instrumenten voorgesteld om te garanderen dat de agenda's inzake werkgelegenheid en milieu samenvallen en bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van Europa 2020.
2. Naar een groene economie – kansen en uitdagingen voor de arbeidsmarkt
Een groenere economie wordt hoofdzakelijk aangedreven door een wereldwijde langetermijntrend van een steeds grotere schaarste aan hulpbronnen en stijgende prijzen van energie en grondstoffen, die nog wordt verergerd doordat Europa steeds sterker afhankelijk wordt van de invoer van die hulpbronnen. Om die uitdagingen aan te pakken, heeft de EU een aantal beleidsmaatregelen en strategieën uitgevoerd die tot doel hebben de overstap naar een hulpbronnenefficiënte en koolstofarme economie te ondersteunen en meteen het concurrentievermogen van de EU te versterken. Een van de belangrijkste is het klimaat- en energiepakket voor 2020, dat de doelstellingen vaststelt die tegen 2020 op het gebied van de vermindering van de broeikasgasemissies, hernieuwbare energiebronnen en betere energie-efficiëntie moeten worden gehaald. Dat een succesvolle overgang naar een groene en hulpbronnen- en energie-efficiënte economie de arbeidsmarkten een nieuwe vorm zal geven, wordt algemeen erkend. Het is dan ook noodzakelijk de gevolgen voor de arbeidsmarkt te begrijpen om beter op de structurele aanpassingen te anticiperen en er beter mee om te gaan i.
Zelfs tijdens de economische crisis werd in de milieugoederen- en -dienstensector (EGSS) een aanzienlijk aantal banen gecreëerd, die vaak 'groene banen' worden genoemd. In de EU steeg het aantal banen van 3 tot 4,2 miljoen tussen 2002 en 2011, en zelfs met 20 % tijdens de jaren van de recessie i.
Het potentieel aan nieuwe banen in combinatie met de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, energie-efficiëntie, afval- en waterbeheer, luchtkwaliteit, herstel en behoud van biodiversiteit en de ontwikkeling van groene infrastructuur is aanzienlijk en is bestendig tegen conjunctuurschommelingen.
Zo kan een versnelling van de groei van de waterindustrie in Europa met 1 % tussen 10 000 en 20 000 nieuwe banen scheppen i. Volgens de ramingen zijn toerisme en recreatie in Natura 2000-gebieden goed voor ongeveer 8 miljoen banen, wat overeenstemt met 6 % van de totale werkgelegenheid in de EU i. De toepassing van de bestaande wetgeving inzake afvalpreventie en -beheer zou meer dan 400 000 nieuwe banen kunnen scheppen i, en de herziening van de afvalwetgeving die de Commissie nu voorstelt, zou naar schatting nog eens ongeveer 180 000 extra banen kunnen creëren i. Dit zou tegelijkertijd nieuwe markten openen, de hulpbronnen beter benutten, de afhankelijkheid van de invoer van grondstoffen verminderen en de druk op het milieu verlagen i.
De interne omvorming en herdefiniëring van banen zal gevolgen hebben voor sectoren die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de emissies (de energiesector, de vervoersector, de landbouw en de bouw, die respectievelijk verantwoordelijk zijn voor 33 %, 20 %, 12 % en 12 % van de broeikasgasemissies in de EU) i. Meer investeringen in isolatie en energie-efficiëntie zullen waarschijnlijk een positief effect hebben op het scheppen van nieuwe banen in de bouwsector, waar meer dan vier miljoen werknemers zullen moeten worden bijgeschoold i. Er zullen waarschijnlijk ook banen worden gecreëerd in de biomassasector en in de biobrandstoffensector i. In de sectoren land- en bosbouw bevorderen pas ingevoerde vergroenende elementen de verstrekking van openbare diensten door de land- en de bosbouw en wordt tegelijkertijd groene groei in deze sectoren gegarandeerd. In de landbouwsector is er gelegenheid om nieuwe banen te scheppen, in het bijzonder door productie van hoge kwaliteit, biologische landbouw, landschapsbeheer, groen boerderijtoerisme/ecotoerisme, groene (milieu)diensten en/of infrastructuur in plattelandsgebieden.
Voor energie-intensieve sectoren (zoals de chemiesector of de ijzer- en staalsector) is de situatie complexer, omdat deze sectoren geconfronteerd worden met zowel uitdagingen als kansen die voortvloeien uit de noodzaak om hun emissies te beperken en nieuwe sectoren en goederen te ontwikkelen. Om de sectoren waarvan de activiteiten ingevolge het klimaatbeleid gevaar lopen naar lageloonlanden te worden verplaatst, concurrerender te maken, heeft de Commissie maatregelen genomen om 'koolstoflekkage' te vermijden i. In de chemiesector creëert een groenere chemische industrie volgens de ramingen meer banen dan de petroleumsector en de huidige chemische sector i. In de staalsector kan door het gebruik van gerecycleerde materialen zoals staalschroot veel energie worden bespaard, en dat heeft een positief effect op het concurrentievermogen van de sector.
Wat de economie in bredere zin betreft, kunnen ondernemingen de doeltreffendheid van hun productieprocessen verbeteren, kiezen voor innovatieve oplossingen om op hulpbronnen te besparen, nieuwe bedrijfsmodellen ontwikkelen, of duurzamere producten en diensten aanbieden, en zodoende hun markten uitbreiden, nieuwe banen scheppen en bestaande banen omvormen. De hulpbronnenproductiviteit in de EU is in the periode 2000-2011 met 20 % gestegen. Indien die trend zou worden aangehouden, zou dat leiden tot een verdere stijging met 30 % tegen 2030, zou het bbp met bijna 1 % kunnen toenemen, en zouden meer dan 2 miljoen banen worden gecreëerd.
Inhoudsopgave
- 3. Beleidsaanpak
- 3.1 Voorzien in vaardigheidstekorten
- 3.1.1 De ontwikkeling van vaardigheden bevorderen
- 3.1.2 De behoeften aan vaardigheden beter voorspellen
- 3.2. Op verandering anticiperen, een veilig kader creëren om van baan te veranderen en mobiliteit bevorderen
- 3.2.1 Op verandering anticiperen en herstructureringen in goede banen leiden
- 3.2.2 Arbeidsmarktinstellingen aanpassen om de overstap naar een nieuwe baan gemakkelijker en veiliger te maken
- 3.2.3 Mobiliteit bevorderen
- 3.3. Steun voor het scheppen van nieuwe banen
- 3.3.1 Efficiënt gebruikmaken van EU-financiering
- 3.3.2 De belastingdruk verschuiven van arbeid naar milieu
- 3.3.3 De administratieve capaciteit vergroten en groene overheidsopdrachten bevorderen
- 3.3.4 Ondernemerschap bevorderen
- 3.4. De kwaliteit van gegevens verbeteren
- 4. De sociale dialoog bevorderen
- 5. De internationale samenwerking versterken
- 6. Conclusie
Voor dynamische en goed functionerende arbeidsmarkten is een sleutelrol weggelegd in het bevorderen van de overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie. Bij maatregelen op EU-niveau moet de nadruk liggen op:
- het voorzien in vaardigheidstekorten;
- het anticiperen op verandering, het creëren van een veilig kader om van baan te veranderen en het bevorderen van mobiliteit;
- het steunen van het scheppen van nieuwe banen;
- het verbeteren van de kwaliteit van gegevens.
Een groene economie zal nieuwe banen en open markten creëren, maar het concurrentievermogen, de innovatiecapaciteit en de productiviteit van Europa zullen sterk afhangen van de beschikbaarheid van geschoolde werknemers. Dat houdt in dat de ontwikkeling van vaardigheden moet worden bevorderd (3.1.1) en dat er betere voorspellingen moeten komen van de behoeften aan vaardigheden in de verschillende sectoren en industrieën, zodat de bevoegde autoriteiten en belanghebbenden zich aan de veranderingen kunnen aanpassen (3.1.2).
Terwijl lidstaten classificaties voor 'groene' vaardigheden i ontwikkelen, staat vast dat de overgang naar een groenere economie aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de behoeften aan vaardigheden, met meer vraag naar geschoolde arbeidskrachten in groeiende eco-industrieën, de bijscholing van werknemers in alle sectoren, en de omscholing van werknemers in sectoren die gevoelig zijn voor herstructurering i. De intensiteit van de eco-innovatie zal in verschillende mate gevolgen hebben voor de beroepsvaardigheidseisen in de diverse sectoren en industrieën.
Voor de nieuwe banen die verband houden met sterke innovatie zullen zowel algemene vaardigheden als vaardigheden op het gebied van wetenschappen, technologie en wiskunde (STEM) vereist zijn, die deel zullen moeten uitmaken van het verplicht en het hoger onderwijs. In alle sectoren en beroepen zullen de werknemers moeten worden bijgeschoold om nieuwe vaardigheden en kennis te verwerven, zoals kennis van nieuwe isolatiematerialen, nieuwe benaderingen van bouwmaterialen, design, engineering, kennis van reglementering enz. Vaardigheden die met de groene economie verband houden, zijn niet altijd helemaal nieuw en het zijn evenmin steeds unieke vaardigheden. Zij zijn een combinatie van transversale competenties en 'specifieke' combinaties van vaardigheden. In een aantal gevallen zullen bepaalde taken en verantwoordelijkheden waarvoor specifieke combinaties van vaardigheden en kennis vereist zijn, nieuwe beroepsprofielen vormen.
De bevordering van de aanpassing van de arbeidskrachten en van de onderwijs- en opleidingsstelsels vereist een doelgericht optreden van de overheid om vaardigheidsknelpunten te voorkomen, het veranderen van baan te ondersteunen en de onderwijs- en opleidingsstelsels beter te laten inspelen op de vraag naar nieuwe vaardigheden en kwalificaties. Daartoe moeten de kwalificaties en de daarmee overeenstemmende onderwijs- en opleidingsprogramma's worden herbekeken en geactualiseerd i.
Er moeten sectorale kwaliteitsnormen voor opleiding, ondersteund door kwaliteitsborgingsmechanismen en accreditatiesystemen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding, worden ontwikkeld om het aanbod aan beroepsonderwijs en -opleiding beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen. De certificering van op informele wijze verworven groene vaardigheden, ondersteund door flexibele opleiding die tot kwalificaties leidt, kan ook voor werknemers die het slachtoffer zijn van herstructurering de overstap naar een nieuwe baan vergemakkelijken. Governancemechanismen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding maken beter gebruik van voorspellingen van de behoeften aan vaardigheden. De sectorale sociale partners moeten nauwer worden betrokken bij de opstelling en het herbekijken van opleidingsprogramma's, kwalificaties en accreditatiesystemen.
Aangezien structurele veranderingen in de economie zullen leiden tot nieuwe vaardigheidsvereisten en nieuwe beroepen, moeten de ontwikkelingen op het gebied van banen en vaardigheden beter worden beoordeeld om de overgang naar de groene economie te bevorderen. Classificatiesystemen zoals de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO) kunnen worden gebruikt om tekorten aan vaardigheden op te sporen. Het EU-vaardighedenpanorama, dat de Commissie in 2012 heeft gelanceerd, geeft een overzicht van de Europese, nationale en sectorale bevindingen wat de vooruitzichten op korte tot middellange termijn voor banen en de behoeften aan vaardigheden betreft.
Openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) verstrekken waardevolle informatie over vaardigheidsvereisten op de arbeidsmarkt. In een aantal lidstaten hebben de ODA's instrumenten ontwikkeld om de vraag naar groene vaardigheden in diverse sectoren van de economie, waaronder groene sectoren, te monitoren i. In dit kader bestaat de uitdaging erin bestaande gegevens te gebruiken om het aanbod aan en de beschikbaarheid en het formaat van de opleidingen, alsook de opleidingstrajecten, te wijzigen of aan te passen.
Bijgevolg is het van vitaal belang dat strategieën inzake informatieverzameling worden ontwikkeld die zijn toegespitst op toekomstige aanwervingsbehoeften en de inventarisatie van de vereiste vaardigheden. In dit opzicht is nauwe samenwerking tussen de overheid, de industrie, de sociale partners en de onderzoekswereld essentieel. De Commissie heeft de sectorale raden voor vaardigheden en de sectorale allianties voor vaardigheden gestimuleerd, met name in de automobielsector, de bouw- en de chemiesector.
Zoals vermeld in het Groen Actieplan voor het mkb van de Commissie[27] vormt de ontwikkeling van arbeidskrachten een bijzondere uitdaging voor kmo's, aangezien zij over minder middelen beschikken om op de behoeften aan verandering in te spelen. Bijgevolg moeten kmo's steun en begeleiding krijgen om beter op vaardigheidsbehoeften te anticiperen en te voorzien in tekorten aan groene vaardigheden. Er moeten instrumenten zoals regelingen voor afstandsonderwijs en consultancy- en adviesdiensten worden ontwikkeld om kmo's te helpen energie- en hulpbronnenefficiënter te worden en de invoering van milieubeheersnormen te bevorderen i.
Om in de huidige tekorten aan vaardigheden te helpen voorzien, zal de Commissie:
- met belanghebbenden op sectoraal niveau (met name de sectorale raden voor vaardigheden en de sectorale allianties voor vaardigheden) samenwerken om de ontwikkeling van het inzicht in groene vaardigheden aan te moedigen, en de banden met ESCO en het EU-vaardighedenpanorama versterken;
- de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van op vaardigheden gebaseerde strategieën in het kader van het programma voor wederzijds leren van de Europese werkgelegenheidsstrategie en in samenwerking met het Cedefop bevorderen;
- de uitwisseling binnen het Europees ODA-netwerk van goede praktijken op het gebied van de praktische toepassing van het inzicht in de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktprognoses, en op het gebied van de bevordering van partnerschappen met alle belangrijke belanghebbenden om beter op de behoeften van de ondernemingen aan groene vaardigheden te anticiperen;
- samenwerken met de kennis- en innovatiegemeenschappen InnoEnergy en Klimaat van het Europees Instituut voor innovatie en technologie om innovatieve en op duurzame energie en het klimaat gerichte onderwijsmodellen in de tweede en derde cyclus van het hoger onderwijs aan te bieden en zijn nieuwe instrumenten voor het oprichten van nieuwe bedrijven verder te ontwikkelen teneinde klimaatgerelateerd ondernemerschap te bevorderen;
- in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid beste praktijken bevorderen binnen het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en het Europees Innovatiepartnerschap (EIP) voor productiviteit en duurzaamheid van de landbouw.
De lidstaten wordt verzocht de kwalificaties en de daarmee overeenstemmende onderwijs- en opleidingsprogramma's te herbekijken en te actualiseren om aan nieuwe behoeften van de markt te voldoen.
3.2. Op verandering anticiperen, een veilig kader creëren om van baan te veranderen en mobiliteit bevorderen
Transformatieprocessen, met name van verdwijnende naar nieuwe activiteiten, vereisen tijdige anticipatie en vroegtijdig beheer. Herstructurering moet op een maatschappelijk verantwoorde manier gebeuren, met name om menselijk kapitaal te bewaren (3.2.1); arbeidsmarktinstellingen moeten bijdragen tot een gemakkelijke en veilige overstap naar een nieuwe baan (3.2.2); en beroeps- en geografische mobiliteit moeten bijgevolg verder worden gestimuleerd (3.2.3).
De EU beschikt over een breed wetgevingskader om regels vast te stellen voor de wijze waarop de sociale dialoog de anticipatie op verandering en herstructurering moet aanpakken. Bovendien bevat het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering i bepaalde beginselen en goede praktijken met betrekking tot anticipatie op veranderingen en beheer van herstructurering; als zodanig is het ook relevant voor het succesvolle beheer van de overstap naar een groene economie vanuit sociaaleconomisch perspectief. Een tijdige anticipatie op verandering en op vaardigheidsbehoeften draagt bij tot het concurrentievermogen van bedrijven en tot de inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt. Anticipatie op verandering moet permanente bijscholingsprogramma's voor werknemers op de werkplek omvatten. Leren op de werkplek kan groene innovatie eveneens ten goede komen, met name wanneer passende validatiesystemen dit ondersteunen.
In sectoren waar een aanzienlijke toename, afname of verandering van de werkgelegenheid wordt verwacht, is het essentieel dat in specifieke begeleiding wordt voorzien. Een aantal sectorale initiatieven (zoals CARS 2020, Construction 2020) werden opgezet om doelstellingen inzake energie- en hulpbronnenefficiëntie te helpen bereiken, rekening houdend met werkgelegenheids- en vaardigheidsaspecten.
Om te garanderen dat de overstap naar een groene economie leidt tot betere banen, moet ook aandacht worden besteed aan gezondheids- en veiligheidsaspecten, en in het bijzonder aan nieuwe risico's die verband houden met de ontwikkeling van groene technologieën. Hoewel duurzamere technologieën, producten en processen het risico van schadelijke blootstelling van werknemers waarschijnlijk zullen verminderen, moeten potentiële nieuwe gevaren zorgvuldig worden beoordeeld en in preventiestrategieën worden geïntegreerd om op nieuwe gevaren en risico's te anticiperen en deze in kaart te brengen, te evalueren en tegen te gaan i.
3.2.2 Arbeidsmarktinstellingen aanpassen om de overstap naar een nieuwe baan gemakkelijker en veiliger te maken
ODA's zijn steeds vaker betrokken bij strategieën en programma's voor groene werkgelegenheid i. Zij brengen werkgevers en opleidingsinstellingen bij elkaar in plaatselijke of regionale programma's die gericht zijn op werklozen en kwetsbare groepen, en ontwikkelen stimuleringsmaatregelen om geografische en beroepsmobiliteit te bevorderen door regelingen voor de certificering en overdraagbaarheid van vaardigheden in te stellen en gegevensbanken met de behoeften van werkgevers op te zetten.
ODA's spelen ook een steeds belangrijker rol doordat zij loopbaanbegeleiding en counselingdiensten aanbieden, alsook kwalificatieplannen en validatie van niet-formeel en informeel leren.
Door de mobiliteit van werknemers, zowel tussen regio's als tussen lidstaten, te bevorderen, kan reeds in bepaalde mate aan dringende vraag op de arbeidsmarkt worden voldaan. Terwijl een aantal sectoren, zoals de bouwsector, blijk geven van een meer dan gemiddelde mobiliteit, is dat voor andere sectoren, zoals nutsvoorzieningen (distributie van water, beheer van afvalvater en elektriciteit), niet het geval. De Commissie bevordert mobiliteit binnen de EU via Eures, het Europees portaal voor beroepsmobiliteit. Zij zal ook doelgerichte mobiliteitsregelingen bevorderen om te helpen voorzien in knelpunt- en nichevacatures in bepaalde sectoren en beroepen, met name in de groene economie i. Om de mobiliteit te vergroten, zal ook moeten worden geïnvesteerd in een systeem om op EU-niveau via ESCO en op basis van competenties de juiste persoon te vinden voor de juiste baan, en zal verder moeten worden gewerkt in de richting van een Europese ruimte van vaardigheden en kwalificaties. Daarnaast moeten beroepsprofielen continu worden geactualiseerd om rekening te houden met de vaardigheidsbehoeften van een groenere economie.
Om op verandering te anticiperen, een veilig kader te creëren om van baan te veranderen en mobiliteit te bevorderen, zal de Commissie:
- voortbouwen op de lessen die zij uit de lopende sectorale initiatieven inzake de anticipatie op en het in goede banen leiden van herstructurering heeft geleerd en de mogelijkheid beoordelen om deze initiatieven tot andere sectoren met groen potentieel uit te breiden;
- met ODA's samen te werken in het kader van het Europees ODA-netwerk om beroepsmobiliteit te steunen om in specifieke arbeidsmarktbehoeften te voorzien, met name voor beroepen waarvoor groene vaardigheden nodig zijn;
- in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie wederzijds leren en collegiale toetsing in verband met geschikt arbeidsmarktbeleid steunen;
- gebruikmaken van de gerichte arbeidsmobiliteitsregelingen in het kader van het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) om de arbeidsmobiliteit van werkzoekenden te bevorderen;
- via ESCO het op basis van competenties vinden van de juiste persoon voor de juiste baan stimuleren, alsook de analyse van trends in de vraag naar en het aanbod van groene vaardigheden, uitgaande van de vacatures en de cv's in Eures.
De lidstaten en de sociale partners wordt verzocht het wijdverbreide gebruik van het Europees kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering te bevorderen in verband met de overstap op een groene economie.
Er moeten financiële middelen van de EU worden gebruikt om de overstap naar een groene economie te steunen (3.3.1). Daarnaast zijn de verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar milieu (3.3.2), groene overheidsopdrachten (3.3.3) en groen ondernemerschap (3.3.4) even belangrijke gebieden om het scheppen van groene banen te steunen.
De Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) zijn essentiële investeringsbronnen om duurzame groei en nieuwe banen te bevorderen. De onderstaande instrumenten behoren tot de belangrijkste financiële instrumenten van de EU om het voorzien in vaardigheden, het scheppen van nieuwe banen en de overstap naar de groene economie te steunen:
- Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zorgt voor medefinanciering van arbeidsmarktactiveringsmaatregelen, van maatregelen om de intrede op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, alsook van het verbeteren van kennis en vaardigheden. Het ESF kan de overstap van arbeidskrachten naar groenere banen steunen, vaardigheidstekorten helpen aanpakken en beroepsonderwijs en -opleidingsstelsels helpen verbeteren (onder meer door programma's aan te passen).
- Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) steunt investeringen in energie- en hulpbronnenefficiëntie, hernieuwbare energie, afval- en waterbeheer, groene infrastructuur, behoud en bescherming van de biodiversiteit, eco-innovatie, onderwijsinfrastructuur en onderzoek, alsook ontwikkeling van en innovatie in koolstofarme technologieën. De regio's zullen een minimumdeel van de EFRO-middelen moeten investeren in maatregelen die verband houden met een koolstofarme economie (20 % voor de meer ontwikkelde regio's, 15 % voor overgangsregio's en 12 % voor de minst ontwikkelde regio's).
- Het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) steunt investeringen in landbouw, bosbouw, het milieu, plattelandsbedrijven en -infrastructuur, met inbegrip van investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, hulpbronnenbeheer (water, afval, grond, enz.), en innovatie. De lidstaten zullen een minimumaandeel van 30 % van de totale bijdrage van het Elfpo moeten investeren in het beperken van de klimaatverandering en aan milieuaspecten.
- Het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's (Cosme) en Horizon 2020 hebben tot doel bij te dragen tot economische groei en werkgelegenheid door projecten te steunen die verband houden met innovatie, waaronder hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, herstel van ecosystemen en het terugbrengen van de natuur in de stad.
- Het LIFE-programma steunt een aantal doelgerichte innovatieve milieu- en klimaatgerelateerde projecten die gevolgen hebben voor banen en vaardigheden, onder meer via de faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal en de instrumenten voor particuliere financiering van energie-efficiëntie.
De Commissie stimuleert en steunt de instelling en de implementatie van financiële instrumenten die door de Europese structuur- en investeringsfondsen worden medegefinancierd via het Financieel instrument – Technisch Adviesplatform (FI-TAP) en andere instrumenten die samen met de EIB-groep werden ingesteld. Deze instrumenten kunnen fungeren als hefboom voor aanvullende privé-investeringen in een groenere economie en kunnen het daarmee verband houdende potentieel aan banen helpen benutten.
De synergieën tussen programma's op nationaal en EU-niveau moeten verder worden ontwikkeld.
Een verschuiving van de belasting op arbeid naar belastingen die minder nadelig zijn voor de groei, zoals consumptie, eigendom en milieuvervuiling (en de afschaffing van subsidies voor schadelijke activiteiten), kan zowel leiden tot meer werkgelegenheid als tot minder emissies en vervuiling. Dit effect zal het zichtbaarst zijn in lidstaten met een grote belastingwig. Een derde van de lidstaten heeft ruimte voor een dergelijke verschuiving van de belastingdruk, en een ander derde heeft ruimte om de vorm van de bestaande milieugerelateerde belastingen te verbeteren i.
Bij dergelijke hervormingen moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de werkgelegenheid van doelgerichte verminderingen van de kosten van arbeid, bijvoorbeeld voor laaggeschoolde werknemers, in vergelijking met een algemene verlaging, alsook met het verdelingseffect van de verschuiving naar groene belastingen. In het kader van het Europees semester heeft een aantal lidstaten landenspecifieke aanbevelingen op dit gebied ontvangen. Bovendien zouden de lidstaten een deel van de opbrengsten van de veilingen van emissierechten in het kader van de EU ETS kunnen gebruiken om de arbeidskosten te verlagen, wat een algemene positieve invloed kan hebben op de werkgelegenheid.
Verschillende lidstaten beschikken niet over voldoende administratieve capaciteit om meer geïntegreerde oplossingen uit te tekenen om de economische, sociale en milieu-uitdagingen aan te pakken en rekening te houden met de bredere kosten en voordelen voor de samenleving. Met name overheidsaanbestedingen kunnen worden gebruikt om de groei in de groene economie te stimuleren. De nieuwe EU-richtsnoeren inzake overheidsaanbestedingen vergemakkelijken het gebruik van labels, laten expliciet toe dat rekening wordt gehouden met het productieproces en voeren het concept levenscycluskosten in. Deze kunnen de invoering van groene overheidsaanbestedingen stimuleren en kunnen aldus groene groei en banen bevorderen.
Voor elke start-up is toegang tot financiering een probleem, en de start-ups in de groene economie vormen daarop geen uitzondering. Samen met de Europese Investeringsbank heeft de Commissie een faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal opgezet om onder meer projecten te steunen die verband houden met natuurlijk kapitaal, alsook kleine en innovatieve ondernemingen die bijdragen aan de biodiversiteit en de aanpassing aan de klimaatverandering. De recente toename van de microfinancieringsactiviteiten in Europa heeft ertoe geleid dat meer dan 30 % van de verstrekkers van microkredieten groene microkredieten vertrekken, en nog eens 10 % momenteel dergelijke kredieten ontwikkelt i.
De sociale economie en sociale ondernemingen beschikken over een aanzienlijk potentieel om werkgelegenheid van goede kwaliteit aan te bieden op gebieden zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, biologische landbouw en ecotoerisme, of de circulaire economie met activiteiten die verband houden met hergebruik, reparatie of recyclage. Het in kaart brengen van doeltreffende schaalvergrotingsstrategieën voor groene sociale ondernemingen en het bewustmaken van kansen zouden anderen kunnen inspireren om een eigen onderneming op te richten.
Volgens recente schattingen werkt in 42 % van de kmo's minstens één vol- of deeltijdse groene werknemer – een stijging met 5 % sinds 2012 – wat neerkomt op meer dan 20 miljoen banen in de hele EU. Het Groen Actieplan voor het mkb omvat acties ter ondersteuning van groen ondernemerschap voor innovatieve en circulaire ondernemingsmodellen in de ondernemingen van de toekomst.
Om het scheppen van nieuwe banen een extra impuls te geven, zal de Commissie:
- de ontwikkeling steunen van methoden voor de beoordeling van de effecten van investeringen voor vaardigheden en werkgelegenheid, met name door technische bijstand, uitwisseling van beste praktijken, proefprojecten en bewustmakingscampagnes in 2014 en 2015;
- zich blijven bezighouden met de follow-up van de hervormingen van de milieubelastingen in de lidstaten in het kader van het Europees semester;
- capaciteitsopbouw op het gebied van groene overheidsaanbestedingen steunen door begeleiding te bieden om er zo goed mogelijk gebruik van te maken in het kader van de onlangs goedgekeurde hervorming van de overheidsaanbestedingen, en zal zij het opzetten van netwerken van overheidsinstanties op het gebied van groene overheidsaanbestedingen bevorderen;
- de toegang tot financiering vergemakkelijken voor sociale ondernemingen, met inbegrip van de ondernemingen die actief zijn in de groene economie, alsook de toegang tot groene microfinanciering in het kader van het EaSI-programma;
- organisaties op Europees niveau aanmoedigen om de uitwisseling van ervaringen tussen verstrekkers van microfinanciering op het gebied van groene microfinanciering te bevorderen;
- de doelgerichte steun in het kader van het Groen Actieplan voor het mkb versterken door middel van financiering op EU-niveau en netwerken ter ondersteuning van kmo's (zoals het Enterprise Europe Network), met name om de groene vaardigheden van hun werknemers te verbeteren.
De lidstaten en de regio's wordt verzocht de werkgelegenheids- en vaardigheidsdimensie van hun programma's voor financiële steun aan groene investeringen en technologieën te versterken, en groene sociale ondernemingen te helpen zodat zij klaar zijn om op te schalen en om te kopiëren en aan te passen. De lidstaten wordt eveneens verzocht erop toe te zien dat doeltreffend gebruik wordt gemaakt van ESIF-middelen om de overstap naar de groene economie te bevorderen overeenkomstig de 20 %-doelstelling voor klimaatgerelateerde maatregelen.
Groene economie, groene groei en groene banen werden op verschillende manieren en op basis van diverse statistische gegevens gedefinieerd i. Indien geregeld geharmoniseerde statistieken zouden worden opgesteld, zou dat een beter empirisch onderbouwde beleidsvorming en monitoring ten goede komen, alsook een betere anticipatie op overgangseffecten op de arbeidsmarkt en een betere inventarisatie van de vaardigheidsbehoeften.
Samen met de lidstaten heeft de Commissie indicatoren opgesteld om de voortgang van de groene groei in het kader van het Europees semester te monitoren i. Bovendien worden op EU-niveau gegevens over EGSS verzameld om geharmoniseerde Europese informatie te verstrekken over werkgelegenheidsgerelateerde activiteiten met milieudoel i. Daarnaast ontwikkelt de Commissie een econometrisch model (Fidelio) i om gevolgen van het milieubeleid en andere beleidsmaatregelen voor de economie, het milieu en de werkgelegenheid te beoordelen.
Op internationaal niveau werden de 'guidelines concerning a statistical definition of employment in the environmental sector' goedgekeurd op de 19e internationale conferentie van arbeidsstatistici om landen te helpen statistische normen en methoden te ontwikkelen voor groene banen, een groene economie en werkgelegenheid in de milieusector, en de internationale vergelijkbaarheid te verbeteren i.
Om de kwaliteit van de gegevens de verbeteren, zal de Commissie:
- de nationale bureaus voor de statistiek door middel van bestaande opleiding en financiële steun helpen bij het verzamelen van gegevens en het opzetten van een milieuboekhouding in het Europees statistisch systeem;
- het gebruik van instrumenten voor kwantitatieve modellering versterken, waardoor de gevolgen voor de arbeidsmarkt op het niveau van de EU, de lidstaten en de regio's meer in detail kunnen worden geanalyseerd;
- de monitoring van beleidsmaatregelen in het kader van de Europa 2020-strategie steunen, voortbouwend op het kader van de door het werkgelegenheidscomité ontwikkelde werkgelegenheids- en milieu-indicatoren.
De lidstaten wordt verzocht de overgangsperioden voor de tenuitvoerlegging van de module voor EGSS-rekeningen en de tijd die nodig is om de gegevens door te sturen, tot een minimum te beperken.
De betrokkenheid van de sociale partners op alle niveaus is een voorwaarde om de overstap naar een groene economie te bevorderen.
Door middel van gezamenlijke of afzonderlijke initiatieven hebben de sociale partners op EU-niveau reeds bijgedragen tot het EU‑debat over groenere banen door de aandacht toe te spitsen op het beginsel van een billijke overstap, op de synergieën tussen het klimaat- en energiepakket voor 2030 en het industriebeleid van de EU, alsook op de behoeften aan vaardigheden voor groene banen i. Aangezien de overstap naar de groene en hulpbronnenefficiënte economie grote gevolgen heeft op sectoraal niveau, hebben de sociale partners er rechtstreeks belang bij hier via hun werk in de EU-comités voor sectorale sociale dialoog bij te worden betrokken.
De Commissie zal de Europese sociale partners ertoe aanmoedigen om in het kader van de Europese sociale dialoog nieuwe gezamenlijke initiatieven op te zetten, zowel sectoroverschrijdend als sectoraal, en rekening te houden met de EREP-aanbevelingen teneinde ook in de toekomst te garanderen dat de werknemers nauw worden betrokken bij aangelegenheden die verband houden met milieubeheer, het gebruik van energie en hulpbronnen en nieuwe risico's op de werkplek, het recht van werknemers op informatie en raadpleging te versterken, en voor hele sectoren stappenplannen voor hulpbronnenefficiëntie op te stellen.
Overeenkomstig de conclusies van de VN-conferentie Rio +20 over duurzame ontwikkeling heeft de EU toegezegd dat zij in samenwerking met andere internationale partners een billijke wereldwijde overstap naar een inclusieve groene economie zou blijven nastreven. Daartoe moet rekening worden gehouden met de sociale dimensie van de beleidsmaatregelen op het gebied van milieu en klimaatverandering en hun onderlinge verwevenheid in de context van het ontwikkelingskader voor de periode na 2015 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
De EU werkt nauw samen met de IAO aan uitdagingen die met groene werkgelegenheid verband houden, zoals: erop toezien dat groene banen fatsoenlijke banen zijn; toepassing van arbeidsnormen, met name arbeidsinspectie, en gezondheid en veiligheid op het werk in groene banen; bestrijding van informele economie in groene sectoren, zoals afvalbeheer; anticiperen op toekomstige behoeften aan vaardigheden en vaststelling van een opleidingsbeleid dat het gemakkelijker maakt te voorzien in de vraag naar groene vaardigheden.
De overstap naar een inclusieve groene economie kwam eveneens aan bod in bilaterale dialogen met de strategische partners van de EU, zoals de VS, Canada en China, en zal ook in de toekomst nog worden besproken, ook met andere partnerlanden. In het kader van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en via de hele reeks programma's en instrumenten die zij financiert, zal de EU ook partnerlanden aanmoedigen om voor hun overstap naar een groene economie voor een geïntegreerde aanpak te kiezen.
De Commissie zal zich engageren in het kennisplatform voor groene groei, een wereldwijd netwerk van onderzoekers en ontwikkelingsdeskundigen dat grote kennishiaten in de theorie en de praktijk van de groene groei inventariseert en aanpakt, en in 2012 door het Global Green Growth Institute, de OESO, UNEP en de Wereldbank werd opgezet.
De overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie is vooral een kans om het algemene Europese concurrentievermogen te vergroten, het welzijn van toekomstige generaties veilig te stellen, en duurzame werkgelegenheid van goede kwaliteit te steunen, en tegelijkertijd bij te dragen tot het herstel van de recente economische crisis.
Het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid moet in het algemeen een actievere rol spelen in de ondersteuning van het scheppen van nieuwe banen en bij het invullen van de vraag naar arbeidskrachten en vaardigheden in verband met de overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie. Daartoe moeten de volgende prioriteiten worden nagestreefd:
- de integratie en coördinatie van bestaande beleidsmaatregelen en initiatieven op Europees en nationaal niveau verbeteren;
- de governancestructuren en de methodologische instrumenten verder ontwikkelen om de overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie te bevorderen, de beleidsmaatregelen beter te coördineren en een coherente monitoring van hervormingsmaatregelen te garanderen; met de sociale partners een hechtere werkverhouding en dialoog tot stand brengen over werkgelegenheidsuitdagingen voor de overstap naar een groene economie;
- de bestaande kennisinstrumenten en -netwerken van de Commissie op het gebied van vaardigheden verder versterken om beter te anticiperen en toezicht te houden op ontwikkelingen in sectoren en beroepen die met groene groei en een hulpbronnenefficiënte circulaire economie verband houden;
- erop toezien dat financieringsprogramma's en beleidsmaatregelen van de EU en van de lidstaten het scheppen van nieuwe banen in de groene economie steunen;
- de vooruitgang op het gebied van groene werkgelegeheid in de context van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid monitoren;
- werken aan een internationale context voor de bevordering van groene en inclusieve groei;
- voortbouwen op de EREP-aanbevelingen om een brede strategie voor groene banen, vaardigheden en onderwijs te ontwikkelen.
De Commissie verzoekt de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's dit initiatief voor groene werkgelegenheid te bekrachtigen en bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van acties om tot een geïntegreerde aanpak van duurzame groei en banen in de EU te komen.
[4] COM(2014)…, Naar een circulaire economie: een afalvrij programma voor Europa.
— Green jobs; trade and labour (Studie in opdracht van DG EMPL).
– Input to the European Semester".
– Werkdocument van de diensten van de Commissie.
— Green jobs; trade and labour.
[27] COM(2014)… , Mededeling van de Commissie over een 'Groen Actieplan voor het mkb'.