Toelichting bij COM(2014)487 - Jaarrekeningen 2013 van het achtste, negende en tiende Europese Ontwikkelingsfonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

2........... VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN.. 43

2.1......... TOEWIJZINGEN.. 46

2.2......... GECONSOLIDEERDE REKENINGEN.. 49

DEEL II – JAARREKENING VAN HET EOF: FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT.. 54

3........... FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT.. 56

3.1....... VERMOGENSOVERZICHT PER 31 DECEMBER 2013.. 56

3.2....... OVERZICHT VAN WINST OF VERLIES EN NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR.. 57

3.3....... OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR.. 58

3.4....... OVERZICHT VAN DE KASSTROMEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR.. 59

3.5....... Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2013.. 60

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT.. 104

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2013 zijn opgesteld volgens de bepalingen van titel VIII van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 125 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds.

Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Ontwikkelingsfondsen en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekeningen te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekeningen in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van de Europese Ontwikkelingsfondsen geven.

                                                                                                      (w.g.)

Manfred Kraff

Rekenplichtige

UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN

Inhoudsopgave

  1. Achtergrond
  2. Financiering

1.

Achtergrond



De Europese Unie (EU) heeft samenwerkings- en ontwikkelingsbetrekkingen met een groot aantal ontwikkelingslanden. De belangrijkste doelstelling is het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:

– de begroting van de Europese Unie;

– het Europees Ontwikkelingsfonds

– de Europese Investeringsbank.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO).

Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna 'Commissie' genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd en de Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.

De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2008-2013 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.

De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de EIB en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit zelfbedruipend en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het 8ste, 9de en 10de EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF. Het 10e EOF heeft betrekking op de periode 2008-2013. De totale middelen waarover het 10e EOF beschikt, bedragen 22 682 miljoen EUR[1].

2. HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?

De Europese Raad van 15-16 december 2005 heeft de financiële perspectieven voor de periode 2007-2013 vastgesteld. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar voor de periode 2008-2013 verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.

De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de EU heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Voor elk EOF wordt een algemeen fonds opgericht voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.

De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.

Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.

3. JAARRAPPORTAGE

3.1.     Jaarrekeningen

De rekenplichtige heeft de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen en ervoor te zorgen dat zij een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van de EDF.

De jaarrekening is als volgt opgebouwd:

            Deel I: De door de Commissie beheerde middelen

– Financiële staten van het 8e, 9e en 10e EOF

– Verslag over de financiële uitvoering van het 8e, 9e en 10e EOF

            Deel II: De door de EIB beheerde middelen

– Financiële staten van de investeringsfaciliteit

De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn als afzonderlijk deel bij de jaarrekening gevoegd om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.

Na controle door de Europese Rekenkamer wordt de jaarrekening uiterlijk op 31 juli van het daaropvolgend jaar door de Commissie goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

4. CONTROLE EN KWIJTING

4.1      Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van het EOF staan onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.

4.2      Kwijting

De eindcontrole is de kwijting van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor het vorige begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.

DEEL I – JAARREKENING VAN HET EOF: DE DOOR DE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN[2]

1. FINANCIËLE STATEN VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF    

1.1         8e, 9e en 10e EOF: GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING, KASSTROOMOVERZICHT EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF        

||||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 438

|||||

|| VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 1 1 334

|| Vorderingen| 2.| 70

|| Geldmiddelen en kasequivalenten| 2.| 690

||  |||

|| TOTAAL ACTIVA|| 2 2 532

|||||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (25)| (40)

|||||

|| VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (1 214)| (1 057)

|||||

|| TOTAAL PASSIVA|| (1 239)| (1 097)

|||||

|| NETTOACTIVA|| 1 1 435

|||||

|| MIDDELEN EN RESERVES|||

|| Afgeroepen middelen van het fonds| 2.| 32 29 579

|| Overige reserves| 2.| 2 2 252

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat|| (30 396)| (27 374)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar|| (3 072)| (3 023)

|| NETTOACTIVA|| 1  1 435

GEAGGREGEERDE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF

||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

||||

BELEIDSONTVANGSTEN| 3.| 124

||||

BELEIDSUITGAVEN|||

Beleidsuitgaven| 3.| (3 027)| (3 017)

Administratieve uitgaven| 3.| (167)| (107)

||||

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN|| (3 072)| (3 001)

||||

Financiële ontvangsten| 3.| (22)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN|| (22)

||||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR|| (3 072)| (3 023)

GEAGGREGEERD KASSTROOMOVERZICHT VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF     

||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

||||

Economisch resultaat van het begrotingsjaar|| (3 072)| (3 023)

||||

BELEIDSACTIVITEITEN| 4.||

Gewone bijdragen van de lidstaten|| 2 2 606

Cofinancieringsbijdragen|| 19

(Terugboeking van) waardeverminderingen op vorderingen|| (2)| 4

||||

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn|| (58)

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn|| (159)

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn[3]|| (7)| 31

Toename/(afname) van langlopende verplichtingen|| (15)| 40

Toename/(afname) van kortlopende verplichtingen[4]|| 6

||||

NETTOKASSTROOM|| (534)

||||

NETTOTOENAME/(-AFNAME) VAN KASMIDDELEN EN DAARMEE GELIJK TE STELLEN MIDDELEN|| (534)

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar| 2.| 1 224

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het einde van het jaar| 2.| 690

GEAGGREGEERD MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF     

|||||||| in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a)| Niet-afgeroepen middelen (b)| Afgeroepen middelen van het fonds (c)=(a)-(b)| Gecumuleerde reserves (d)| Overige reserves (e)| Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

BALANS OP 31 december 45 18 26 (27 374)| 2 1 858

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| (2 600)| 2 -| -| 2 600

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (3 023)| -| (3 023)

 SALDO PER 31 december 45 16 29 (30 396)| 2 1 435

 Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| (2 950)| 2 -| -| 2 950

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (3 072)| -| (3 072)

 SALDO PER 31 december 45 13 32 (33 468)| 2 1 313

1.2         8e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 8E EOF  

||||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

|| VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 38

|| Vorderingen| 2.| 1

|| Verbindingsrekeningen| 2.| 345

|||||

|| TOTAAL ACTIVA|| 384

|||||

|| VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (28)| (22)

|||||

|| TOTAAL PASSIVA|| (28)| (22)

|||||

|| NETTOACTIVA|| 361

|||||

|| MIDDELEN EN RESERVES|||

|| Afgeroepen middelen van het fonds| 2.| 12 12 840

|| Overige reserves| 2.| (2 456)| (2 354)

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat|| (10 125)| (10 132)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar|| 7

|| NETTOACTIVA|| 361

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E EOF     

||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

||||

BELEIDSONTVANGSTEN| 3.| 58

||||

BELEIDSUITGAVEN| 3.| (53)| (49)

||||

||||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN|| 9

||||

Financiële ontvangsten| 3.| (2)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN|| (2)

||||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR|| 7

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E EOF

|||||||| in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a)| Niet-afgeroepen middelen (b)| Afgeroepen middelen van het fonds (c)=(a)-(b)| Gecumuleerde reserves (d)| Overige reserves (e)| Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 december 12 -| 12 (10 132)| (2 276)| 432

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| -| -| -| -| -

Overdrachten naar en van het 10e EOF| -| -| -| -| (78)| (78)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| -| 7

SALDO PER 31 december 12 -| 12 (10 125)| (2 354)| 361

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| -| -| -| -| -

Overdrachten naar en van het 10e EOF| -| -| -| -| (102)| (102)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| -| 10

SALDO PER 31 december 12| 12 (10 114)| (2 456)| 270

1.3         9e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 9E EOF

||||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 119

|||||

|| VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 447

|| Vorderingen| 2.| 58

|| Verbindingsrekeningen| 2.| 1 1 919

|| Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 2.| -| -

||  |||

|| TOTAAL ACTIVA|| 1 2 543

|||||

|| VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (263)| (375)

|||||

|| TOTAAL PASSIVA|| (263)| (375)

|||||

|| NETTOACTIVA|| 1 2 168

|||||

|| MIDDELEN EN RESERVES|||

|| Afgeroepen middelen van het fonds| 2.| 11 11 699

|| Overige reserves| 2.| 3 4 126

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat|| (13 658)| (12 830)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar|| (331)| (827)

|| NETTOACTIVA|| 1 2 168

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 9E EOF

||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

||||

BELEIDSONTVANGSTEN| 3.| 49

||||

BELEIDSUITGAVEN|||

Beleidsuitgaven| 3.| (362)| (856)

Administratieve uitgaven| 3.| (1)

||||

||||

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN|| (328)| (809)

||||

Financiële ontvangsten| 3.| (3)| (18)

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN|| (3)| (18)

||||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR|| (331)| (827)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 9E EOF

|||||||| in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a)| Niet-afgeroepen middelen (b)| Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b)| Gecumuleerde reserves (d)| Overige reserves (e)| Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 december 11 -| 11 (12 830)| 4 3 096

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| -| -| -| -| -

Overdrachten naar en van het 10e EOF| -| -| -| -| (100)| (100)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (827)| -| (827)

SALDO PER 31 DECEMBER 11 -| 11 (13 657)| 4 2 168

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| -| -| -| -| -

Overdrachten naar en van het 10e EOF| -| -| -| -| (371)| (371)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (331)| -| (331)

SALDO PER 31 DECEMBER 11 -| 11 (13 988)| 3 1 467

1.4         10e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 10E EOF

||||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 319

|||||

|| VLOTTENDE ACTIVA|||

|| Voorfinanciering| 2.| 1 849

|| Vorderingen| 2.| 11

|| Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 2.| 690

||  |||

|| TOTAAL ACTIVA|| 2 1 869

|||||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (25)| (40)

|||||

|| VLOTTENDE PASSIVA|||

|| Schulden| 2.| (923)| (660)

|| Verbindingsrekeningen| 2.| (1 613)| (2 264)

|||||

|| TOTAAL PASSIVA|| (2 561)| (2 963)

|||||

|| NETTOACTIVA|| (423)| (1 095)

|||||

|| MIDDELEN EN RESERVES|||

|| Afgeroepen middelen van het fonds| 2.| 7 5 040

|| Overige reserves| 2.| 479

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat|| (6 614)| (4 411)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar|| (2 751)| (2 203)

|| NETTOACTIVA|| (423)| (1 095)

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 10E EOF

||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

||||

BELEIDSONTVANGSTEN| 3.| 18

||||

BELEIDSUITGAVEN|||

Beleidsuitgaven| 3.| (2 612)| (2 112)

Administratieve uitgaven| 3.| (167)| (106)

||||

||||

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN|| (2 754)| (2 201)

||||

Financiële ontvangsten| 3.| (2)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN|| (2)

||||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR|| (2 751)| (2 203)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 10E EOF

|||||||| in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a)| Niet-afgeroepen middelen (b)| Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b)| Gecumuleerde reserves (d)| Overige reserves (e)| Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 21 18 2 (4 411)| (1 670)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| (2 600)| 2 -| -| 2 600

Overdrachten van het 8e en 9e EOF| -| -| -| -| 178

Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (2 203)| -| (2 203)

SALDO PER 31 DECEMBER 21 16 5 (6 614)| (1 095)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen| -| (2 950)| 2 -| -| 2 950

Overdrachten van/naar het 8e en 9e EOF| -| -| -| -| 473

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar| -| -| -| (2 751)| -| (2 751)

SALDO PER 31 DECEMBER 21 13 7 (9 365)| (423)

1.5         TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET 8e, 9e EN 10e EOF        

1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.     WETTELIJKE BEPALINGEN EN HET FINANCIEEL REGLEMENT

De financiële staten zijn opgesteld overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF (hierna 'FR EOF' genoemd")[5]. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 121 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF worden de financiële staten volgens het beginsel van de periodetoerekening opgesteld.

Deze financiële staten werden opgemaakt overeenkomstig boekhoudregels en -methoden voor het EOF, die werden vastgesteld op basis van de internationaal aanvaarde normen voor de openbare sector (IPSAS — International Public Sector Accounting Standards), die door de International Public Sector Accounting Standard Board (IPSASB) zijn uitgevaardigd. De door de rekenplichtige van het EOF aangenomen boekhoudregels zijn toegepast voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Commissie belast is met het financieel beheer.

De rekenplichtige van het EOF moet de voorlopige rekening uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar bij de Rekenkamer indienen. Uiterlijk op 15 juni stelt de Rekenkamer de Commissie in kennis van haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen (artikel 125). Op basis van deze opmerkingen keurt de Commissie de jaarrekeningen uiterlijk op 31 juli goed en zendt deze aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer toe. De rekeningen worden tegen 15 november in het Publicatieblad bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Europese Commissie belast is met het financieel beheer.

1.2.     BOEKHOUDBEGINSELEN

Het doel van de financiële staten bestaat erin informatie te verschaffen over de financiële positie, financiële prestaties en kasstromen van een entiteit, die voor een groot aantal gebruikers nuttig is. Voor een organisatie in de openbare sector, zoals het EOF, moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd.

Om een getrouw beeld te geven, moeten de financiële staten niet alleen relevante informatie verschaffen over de aard en de omvang van de activiteiten van een organisatie, verklaren hoe die organisatie wordt gefinancierd en sluitende informatie over de verrichtingen ervan verstrekken, maar dit alles ook op een duidelijke en begrijpelijke manier doen die vergelijking met andere begrotingsjaren mogelijk maakt. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De boekhouding van het EOF bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Aan de hand van de begrotingsboekhouding kan de uitvoering van de begroting nauwkeurig worden gevolgd. De begrotingsboekhouding is gebaseerd op het kasbeginsel. Op basis van de algemene boekhouding kunnen de financiële staten worden opgemaakt, aangezien in de boekhouding alle uitgaven en ontvangsten voor het begrotingsjaar worden geboekt op basis van de boekhoudregels op transactiebasis, teneinde in de vorm van een balans per 31 december de financiële positie vast te stellen.

Artikel 120 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF vermeldt de boekhoudbeginselen aan de hand waarvan de financiële staten moeten worden opgemaakt:

– continuïteit van de activiteiten;

– voorzichtigheid;

– bestendigheid van de boekhoudmethoden;

– vergelijkbaarheid van de informatie;

– relatief belang;

– niet-compensatie;

– voorrang van werkelijkheid boven schijn;

– periodetoerekening per begrotingsjaar.

1.3.     OPSTELLINGSGRONDSLAG

1.3.1    Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van het EOF is.

1.3.2    Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro tegen de wisselkoersen die golden op de data van de onderliggende verrichting. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de economische resultatenrekening opgenomen.

De omzetting in euro van de in vreemde valuta luidende saldi van monetaire activa en passiva aan het einde van het boekjaar vindt plaats tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:    

Munteenheid| 31.12.| 31.12.| Munteenheid| 31.12.| 31.12.2012

XOF| 655,| 655,| KES| 117,| 113,460

XAF| 655,| 655,| BIF| 2107,| 2037,95

NGN| 212,| 206,| SLL| 6013,| 5709,56

PGK| 3,| 2,| TZS| 2166,| 2077,48

HTG| 60,| 56,| UGX| 3423,| 3508,51

GNF| 9616,| 9250,| MGA| 3092,| 2981,70

MWK| 595,| 439,| SZL| 14,| 11,1727

1.3.3    Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend bedragen voor voorzieningen, waardeverminderingsverliezen op vorderingen en toegerekende lasten. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.4.     BALANS

1.4.1   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan het EOF terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard of bedragen worden teruggestort.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag, verminderd met teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen en geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld en waardeverminderingen.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer zij verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt.

1.4.2   Vorderingen

Vorderingen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op vorderingen geboekt wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het volledige verschuldigde bedrag niet volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de vordering geïnd kan worden. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag, zijnde de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen de marktrente die aan vergelijkbare leningnemers in rekening wordt gebracht. Daarnaast wordt een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Deze algemene waardevermindering is gebaseerd op historische verliescijfers. De waardevermindering wordt opgenomen in de economische resultatenrekening.

1.4.3   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito’s, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.4.4   Schulden

Een aanzienlijk bedrag van de schulden van het EOF heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten.– Het gaat daarentegen om onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere financiering. Zij worden als te betalen posten voor het gevraagde bedrag geregistreerd wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen en, na verificatie, door de bevoegde financiële functionarissen subsidiabel wordt bevonden. In dat stadium worden zij gewaardeerd tegen het subsidiabel bevonden bedrag.

Schulden die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en aanvaard.

1.4.5   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer het EOF een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen.

1.4.6   Overlopende posten

Een essentieel aspect in een transactieboekhouding is het waarborgen dat verrichtingen worden toegerekend aan de boekhoudkundige periode waarop zij betrekking hebben. Dit wordt de afsluiting van het boekjaar genoemd. In het bijzonder dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet bij het EOF zijn gedeclareerd (toegerekende lasten). Omgekeerd worden sommige uitgaven in de lopende periode geregistreerd hoewel zij betrekking hebben op latere periodes (uitgestelde lasten). Die uitgaven dienen geïdentificeerd te worden en opgenomen in de latere periode(s).

Overeenkomstig de boekhoudregels van het EOF worden verrichtingen en gebeurtenissen in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van de toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven.

Ook baten worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst is verstrekt, de goederen zijn geleverd door het EOF of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen.

Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.5.     ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

1.5.1   Ontvangsten

Voor het EOF zijn er geen ontvangsten in de begroting opgenomen. De gewone bijdragen van de lidstaten worden beschouwd als vermogen van het fonds. Ontvangsten omvatten teruggevorderde uitgaven en rentebaten.

Teruggevorderde uitgaven

Indien een eindbegunstigde of een derde land uitgaven moet terugbetalen die eerder door het EOF zijn betaald, worden invorderingsopdrachten en inhoudingen op latere betalingen opgesteld die als volgt wordt geboekt:

– Teruggevorderde uitgaven: de invorderingsopdracht resulteert in een vordering die in de economische resultatenrekening voor dat jaar als een ontvangst wordt geboekt; of,

– Teruggevorderde voorfinancieringen:in dit geval wordt het bedrag in de rubriek voorfinanciering op de balans opgenomen.

Rente

baten



Rentebaten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentebaten zijn ontvangen of te ontvangen rente op liquide middelen en opvraagbare deposito's bij commerciële banken en bij laattijdige betaling van schuldvorderingen aan het EOF. De rentebaten worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.5.2   Uitgaven

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.

Niet-handelsuitgaven maken het merendeel van de uitgaven van het EOF uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, of bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria, en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Verzoeken om betaling of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

Rentelasten

Rentelasten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentelasten omvatten betaalde of aangerekende rente en worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.6.     VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.6.1   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

Voorwaardelijke activa worden op elke balansdatum beoordeeld om te garanderen dat ontwikkelingen correct in de financiële staten tot uitdrukking worden gebracht. Indien het virtueel zeker is geworden dat er zich een instroom van economische baten of dienstenpotentieel zal voordoen en de waarde van het activum op betrouwbare wijze kan worden gemeten, worden het activum en de gerelateerde baten opgenomen in de financiële staten van de periode waarin de verandering zich voordoet.

Garanties zijn potentiële activa die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van het voorwerp van de garantie. Garanties kunnen bijgevolg als voorwaardelijke activa worden aangemerkt. Een garantie is afgewikkeld wanneer het voorwerp van de garantie niet langer bestaat. De garantie wordt reëel wanneer de voorwaarden zijn vervuld waaronder de garant om betaling kan worden gevraagd.

1.6.2   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

Voorwaardelijke verplichtingen worden op elke balansdatum beoordeeld om te bepalen of een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen, waarschijnlijk is geworden. Indien het waarschijnlijk wordt dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn voor een post die voorheen werd behandeld als een voorwaardelijke verplichting, wordt een voorziening opgenomen in de financiële staten van de verslagperiode waarin de wijziging in de waarschijnlijkheid zich voordoet.

2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1      VOORFINANCIERINGEN

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Voorfinanciering| -| 438

TOTAAL| -| 438

Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden deze voorfinancieringen geboekt als activa op lange termijn.


VLOTTENDE ACTIVA

2.2      VOORFINANCIERINGEN

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Voorfinanciering (bruto)| 3 3 3 593

Min geraamde verrekening van voorfinanciering| (34)| (573)| (2 038)| (2 645)| (2 259)

TOTAAL| 1 1 1 334

2.2.1 Waarborgen met betrekking tot voorfinanciering

Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Een waarborg heeft twee verschillende waarden die de 'nominale' en de 'lopende' waarde worden genoemd. Voor de 'nominale' waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de 'lopende' waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen.

Op 31 december 2013 bedroeg de 'nominale waarde' van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 303 miljoen EUR. De 'lopende waarde' van deze waarborgen bedraagt 151 miljoen EUR.

In 2013 is een diepgaande evaluatie van de waarborgen uitgevoerd. Na deze evaluatie zijn waarborgen met een 'nominale' waarde van 333 miljoen EUR afgeschreven omdat ze geen betrekking hadden op het EOF. Bij een actualisering van de vergelijkbare cijfers van 2012 zou de 'nominale' waarde zijn gedaald van 566 miljoen EUR tot 349 miljoen EUR en de 'lopende' waarde van 391 miljoen EUR tot 185 miljoen EUR.

2.3      VORDERINGEN

|||||| in miljoen EUR

|| Toe-lichting| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Vorderingen op afnemers, overheidsorganen en derde landen| 2.3.| 10

Vorderingen op de lidstaten| 2.3.| -| -| 3

Overlopende posten| 2.3.| -| 57

TOTAAL|| 70

2.3.1.Vorderingen op afnemers, overheidsorganen en derde landen

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Vorderingen op afnemers, overheidsorganen en derde landen| 26

-Waardevermindering| (3)| (10)| (1)| (14)| (16)

TOTAAL| 10

De mutaties in de openstaande invorderingsopdrachten tijdens de periode worden hierna vermeld.

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Openstaande invorderingsopdrachten bij de aanvang van het jaar| 25

Opgestelde invorderingsopdrachten| 139

Afgesloten invorderingsopdrachten| (2)| (40)| (123)| (165)| (138)

Geïnd| (1)| (27)| (103)| (131)| (97)

Kwijtschelding| (0)| (1)| (0)| (1)| (1)

Geschrapt| (0)| (6)| (0)| (6)| (4)

Saldering| (1)| (7)| (19)| (27)| (36)

Openstaande invorderingsopdrachten bij het einde van het jaar| 26

2.3.2. Vorderingen op de lidstaten

Het van lidstaten te ontvangen bedrag van 3 miljoen EUR in het 10e EOF omvat cofinancieringsbijdragen van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden.

2.3.3 Overlopende posten

Overlopende posten omvatten voornamelijk opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen. Voorts is opgelopen rente voor te late betaling van bijdragen in deze rubriek opgenomen.

2.4      VERBINDINGSREKENINGEN

||||| in miljoen EUR|

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.2013

Verbindingsrekeningen| 1 (1 613)| 0

TOTAAL| 1 (1 613)| 0

Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF ondergebracht bij het 10e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.

2.5      GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN[6]

|||||| in miljoen EUR

|| Toe-lichting| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Speciale rekeningen – financiële instellingen van lidstaten| -| -| -| 633

Lopende rekeningen — commerciële banken| -| -| -| 54

Stabex-garantierekeningen| 2.5.| -| -| -| -| 2

Speciaal fonds voor de Democratische Republiek Congo[7]| -| -| -| 1

TOTAAL|| -| -| 690

2.5.1 STABEX-garantierekeningen

|| in miljoen EUR

|| Saldo op 31.12.| Saldo op 31.12.2012

Ivoorkust| -| 2

Andere landen| -| 0

TOTAAL| -| 2

STABEX is het acroniem voor het compensatoire financieringsmechanisme van de EU om de exportopbrengsten van de ACS-landen te stabiliseren.

Naast deze middelen zijn er andere Stabex-middelen waarover de begunstigde ACS-staten beschikken. Zodra de Commissie en de begunstigde ACS-staat een overeenkomst hebben bereikt over de aanwending van de Stabex-middelen, wordt door beide partijen een overdrachtsovereenkomst ondertekend. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 211 van de vierde Overeenkomst van Lomé[8] (zoals herzien) worden de bedragen op een op naam van de ACS-staat geopende rentedragende rekening gestort, waarvoor twee handtekeningen (Europese Commissie en begunstigde staat) vereist zijn. De middelen blijven op deze rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, tot een PWV (Protocol van Wederzijdse Verplichtingen) een overdracht voor een project rechtvaardigt. In 2012 zijn de resterende Stabex-garantierekeningen gesloten als gevolg van de opheffing van de Stabex-steuninstrumenten.

De ordonnateur van de Commissie behoudt de ondertekeningsbevoegdheid over de rekening om erop toe te zien dat de middelen worden uitgekeerd zoals gepland. De middelen op de rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, zijn eigendom van de ACS-staat en worden dus niet als activa in de jaarrekening van het EOF opgenomen. De overdrachten naar deze rekeningen worden als Stabex-betalingen geboekt. Zie ook toelichting 3.1.2. voor meer informatie.      

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

2.6      SCHULDEN

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Cofinanciering — schulden| -| -| 40

TOTAAL| -| -| 40

De schulden op het vlak van cofinanciering hebben eind 2013 betrekking op het 10e EOF.

De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) aan de lidstaten teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.

Een verklaring voor de stijging van de totale in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen is in de toelichting 2.7.1.2 opgenomen.

VLOTTENDE PASSIVA

2.7      SCHULDEN

|||||| in miljoen EUR 

|| Toelichting| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Kortlopende schulden| 2.7.| 209

Toegerekende lasten| 2.7.| 555

Uitgestelde bijdrage aan de middelen van het fonds| 2.7.| -| -| 293

TOTAAL|| 1 1 057

2.7.1 Schulden op korte termijn

|||||| in miljoen EUR

|| Toelichting| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Leveranciers en overige| 2.7.1.| 152

Cofinanciering — schulden| 2.7.1.| -| 46

Diverse schulden| 2.7.1.| 12

TOTAAL|| 209

Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening.

2.7.1.1 Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn bedragen opgenomen die verschuldigd zijn aan leveranciers alsook bedragen die aan openbare organen en derde landen verschuldigd zijn.

De stijging met 93 miljoen EUR ten opzichte van de vorige verslagperiode bestaat grotendeels uit een toename met 74 miljoen EUR van schulden aan derde landen. De grootste aan derde landen uit te betalen saldi zijn verschuldigd aan Ghana (64 miljoen EUR) en Zambia (33 miljoen EUR).

2.7.1.2 Cofinanciering — schulden

In totaal zijn de kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden gestegen met 14 miljoen EUR. In 2013 zijn nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen van Zweden (9 miljoen EUR), Frankrijk (5 miljoen EUR), Australië (2 miljoen EUR), het Verenigd Koninkrijk (2 miljoen EUR) en andere landen.

De te betalen cofinancieringsbijdragen zijn verminderd met 8 miljoen EUR om rekening te houden met de uitgaven die zijn gemaakt in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie 3.1.3 en 3.2.2).

2.7.1.3 Diverse schulden

Diverse schulden omvatten grotendeels niet-toegewezen kasmiddelen en teruggestorte bedragen.

2.7.2 Toegerekende lasten

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Toegerekende lasten| 555

TOTAAL| 555

Aan het einde van het jaar wordt een raming gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitberekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt.

De geraamde benuttiging van de voorfinanciering wordt voorgesteld als een geraamde verrekening van voorfinanciering (zie 2.2).

2.7.3 Uitgestelde bijdrage aan middelen van het fonds

|||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Verenigd Koninkrijk| -| -| 274

Ierland| -| -| 9

Litouwen| -| -| -

Hongarije| -| -| -| -| 10

TOTAAL| -| -| 293

Dit omvat de vooraf  aan het einde van het jaar betaalde bijdragen van de lidstaten.

NETTOACTIVA

2.8      AFGEROEPEN MIDDELEN VAN HET FONDS

||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL

Middelen van het fonds| 12 11 21 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds| -| -| (16 112)| (16 112)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.| 12 11 5 29 579

|||||

Middelen van het fonds| 12 11 21 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds| -| -| (13 162)| (13 162)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.| 12 11 7 32 529

Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd.

De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.

De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met de door de lidstaten naar de rekeningen bij de schatkist over te maken tranches van de aanvankelijke toewijzingen die werden afgeroepen overeenkomstig de procedure van artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF.

Het kapitaal van het 8e en 9e EOF is opgevraagd en volledig ontvangen.

Afgeroepen en niet-afgeroepen kapitaal van het Fonds per lidstaat

||||| in miljoen EUR

Bijdragen| %| niet afgeroepen 10e EOF 31.12.| afgeroepen in niet afgeroepen 10e EOF 31.12.2013

Oostenrijk| 2,| (388)| (317)

België| 3,| (569)| (465)

Bulgarije| 0,| (23)| (18)

Cyprus| 0,| (15)| (12)

Tsjechië| 0,| (82)| (67)

Denemarken| 2,| (322)| (263)

Estland| 0,| (8)| (7)

Finland| 1,| (237)| (193)

Frankrijk| 19,| (3 150)| (2 573)

Duitsland| 20,| (3 303)| (2 698)

Griekenland| 1,| (237)| (193)

Hongarije| 0,| (89)| (72)

Ierland| 0,| (147)| (120)

Italië| 12,| (2 072)| (1 693)

Letland| 0,| (11)| (9)

Litouwen| 0,| (19)| (16)

Luxemburg| 0,| (44)| (36)

Malta| 0,| (5)| (4)

Nederland| 4,| (781)| (638)

Polen| 1,| (209)| (171)

Portugal| 1,| (185)| (151)

Roemenië| 0,| (60)| (49)

Slowakije| 0,| (34)| (28)

Slovenië| 0,| (29)| (24)

Spanje| 7,| (1 265)| (1 033)

Zweden| 2,| (441)| (361)

Verenigd Koninkrijk| 14,| (2 388)| (1 951)

TOTAAL| 100,| (16 112)| 2 (13 162)

2.9      OVERIGE RESERVES

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL

Saldo op 31.12.| (2 276)| 4 2 252

Overdracht van vrijgemaakte bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF| (78)| (300)| 0

Overdracht van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen uit te trekken voor Zuid-Sudan naar aanleiding van Besluit 2010/406/EU van de Raad|                        -  | (200)| 0

Saldo op 31.12.| (2 354)| 4 2 252

Overdracht van geannuleerde bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF| (102)|   (371)| 0

Saldo op 31.12.| (2 456)| 3 2 252

Saldo op 31.12.2013 omvat:||||

- Aan Zuid-Sudan toegekende middelen| -             | -                    | 350

Sinds de inwerkingtreding van het 10e EOF in 2008 zijn alle geannuleerde middelen van vorige EOF overgedragen naar de reserve van het 10e EOF. Deze reserve mag alleen worden vastgelegd volgens de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF.

In 2013 zijn 102 miljoen EUR en 371 miljoen EUR van geannuleerde middelen overgedragen van respectievelijk het 8e en 9e EOF naar de prestatiereserve van het 10e EOF.

3. TOELICHTINGEN BIJ DE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

3.1      BELEIDSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Teruggevorderde uitgaven| 17

Teruggevorderde Stabex-middelen| -| -| 49

Wisselkoersbaten| 51

Beleidsontvangsten cofinanciering| -| -| 8

TOTAAL| 124

3.1.1 Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door het EOF opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van het EOF zijn opgenomen, waarmee uitgaven die vroeger zijn betaald, op basis van controles, afgesloten audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd. Er wordt opgemerkt dat de terugvordering van voorfinancieringen niet als ontvangsten is opgenomen, maar in de rubriek voorfinanciering in de balans is gecrediteerd.

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

In 2013 zijn invorderingsopdrachten ten belope van 23 miljoen EUR (ten opzichte van 27 miljoen EUR in 2012) opgesteld voor onverschuldigd betaalde bedragen. Hiervan heeft 6 miljoen EUR betrekking op teruggevorderde uitgaven. Dit bedrag is als beleidsontvangsten geboekt. De terugvordering van voorfinanciering heeft 17 miljoen EUR opgeleverd en is op de balans bij de voorfinanciering geboekt.

Hierna volgt een overzicht van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen:

in miljoen EUR

|| Ontvangsten| Voor- financiering| TOTAAL Ontvangsten| Voor- financiering| TOTAAL 2012

Fout| 2

Onregelmatigheid| 25

Kennisgeving OLAF| -| -| 1

TOTAAL| 27

3.1.2 Teruggevorderde Stabex-middelen

In 2013 is 61 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen. Deze middelen zijn grotendeels overgemaakt van Sudan (36 miljoen EUR), Ivoorkust (7 miljoen EUR), de Salomonseilanden (5 miljoen EUR), Papoea-Nieuw-Guinea (3 miljoen EUR), Sierra Leone (2 miljoen EUR), Zimbabwe (2 miljoen EUR) en Mauritanië (2 miljoen EUR). Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (teruggevorderde STABEX–steuninstrument) in de economische resultatenrekening van het 8e EOF.

3.1.3 Beleidsontvangsten cofinanciering

De beleidsontvangsten met betrekking tot cofinanciering zijn de benutte bijdragen (zie 3.2.2). Aangezien deze bijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt de bijdrage geboekt op basis van de uitvoering van het cofinancieringsproject.

3.2      BELEIDSUITGAVEN

|| in miljoen EUR

|| Toelichting| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Beleidsuitgaven — steuninstrumenten| 3.2.| 2 2 2 938

Beleidsontvangsten cofinanciering| 3.2.| -| -| 8

Wisselkoersverliezen| -| 66

Waardevermindering van vorderingen| -| 6

TOTAAL|| 2 3 3 017

3.2.1 Beleidsuitgaven – steuninstrumenten

||||| in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Programmeerbare steun| (2)| 1 1 1 476

Macro-economische steun| -| -| 8

Sectoraal beleid| (2)| 326

Rentesubsidies| -| -| 5

Intra-ACS-projecten| -| 720

Spoedhulp| -| 333

Hulp aan vluchtelingen| -| -| 6

Risicokapitaal| -| -| 1

Stabex| (1)| -| -| (1)| 4

Overige steunprogramma's van eerdere EOF| -| -| 10

Institutionele steun| -| 32

Compensatie exportopbrengsten| -| 18

Totaal| 2 2 2 938

De beleidsuitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.

3.2.2 Beleidsontvangsten cofinanciering

Deze uitgaven worden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2013. Aangezien de ontvangen cofinancieringsbijdragen voldoen aan de criteria van inkomsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt een overeenkomstig bedrag aan bijdragen geboekt als beleidsontvangsten (zie 3.1.3).

3.3      ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Administratieve uitgaven| -| 107

TOTAAL| -| 107

Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven: d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.

3.4      FINANCIËLE ONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL TOTAAL 2012

Rente

baten


– Europese banken| -| 9

Renteopbrengsten uit voorfinanciering| (3)| (32)

TOTAAL| (3)| (22)

Het hogere bedrag aan rentebaten in 2012 kan worden verklaard door de renteopbrengsten op de EIB-bankrekeningen.

Rente op voorfinancieringen wordt verwerkt overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van het Financieel Reglement van het 10e EOF. De terugboeking van rentevergoedingen op voorfinanciering resulteerde in 2012 in negatieve renteopbrengsten. De negatieve renteopbrengsten in 2013 in het 9e EOF zijn hoofdzakelijk te wijten aan wisselkoersschommelingen USD/EUR.

4. TOELICHTING BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

4.1      DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van het EOF om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van de behoeften van het EOF om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat de nettowinst of het nettoverlies van het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van verrichtingen van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten.

Kasstromen die voortkomen uit verrichtingen in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van het EOF (de euro) door op het bedrag in vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

4.2      BELEIDSACTIVITEITEN

In het kasstroomoverzicht van het EOF zijn alleen kasstromen van de beleidsactiviteiten opgenomen, aangezien het EOF geen investerings- of financieringsactiviteiten heeft. Het doel van de beleidsactiviteiten is bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.

5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.1      VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Uitvoeringsgaranties| 304

Inhoudingsgaranties| 188

TOTAAL| 492

5.1.1 Uitvoeringsgaranties

Soms worden uitvoeringsgaranties verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.

In 2013 is een diepgaande evaluatie van de waarborgen uitgevoerd. Na deze evaluatie zijn waarborgen met een waarde van 188 miljoen EUR afgeschreven omdat ze geen betrekking hadden op het EOF. Bij een actualisering van de vergelijkbare cijfers van 2012 zou de waarde zijn gedaald van 304 miljoen EUR tot 177 miljoen EUR.

5.1.2 Inhoudingsgaranties

Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemer zijn verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.

In 2013 is een diepgaande evaluatie van de waarborgen uitgevoerd. Na deze evaluatie zijn waarborgen met een waarde van 105 miljoen EUR afgeschreven omdat ze geen betrekking hadden op het EOF. Bij een actualisering van de vergelijkbare cijfers van 2012 zou de waarde zijn gedaald van 188 miljoen EUR tot 98 miljoen EUR.

5.1.3 Waarborgen die aan andere entiteiten dan de Commissie zijn verleend

Bij waarborgen die aan andere entiteiten dan de Commissie zijn verleend, gaat het om waarborgen die door de nationale ordonnateur (de aanbestedende overheidsdienst van het derde land) zijn onderschreven om EU-activa te beschermen. Deze waarborgen worden bijgehouden in de EU-delegaties. Zij zijn geen voorwaardelijke activa van het EOF. Zij worden alleen voor informatieve doeleinden openbaar gemaakt.

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.2013

Garanties voor voorfinancieringen Uitvoeringsgaranties| 2 54 278 333 188

Inhoudingsgaranties| 105

TOTAAL| 626

5.2      OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.2.1 Nog niet verwerkte begrotingsvastleggingen

in miljoen EUR

|| 8e EOF| 9e EOF| 10e EOF| TOTAAL 31.12.| TOTAAL 31.12.2012

Niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen die nog niet betaald zijn| 5 6 5 642

Hiermee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening zijn opgenomen| (28)| (215)| (540)| (782)| (714)

TOTAAL| 4 5 4 928

De niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen vertegenwoordigen de open vastleggingen waarvoor betalingen en/of vrijmakingen nog niet zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma's. Op 31 december 2013 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 6 025 miljoen EUR gemoeid. Het als een toekomstige te financieren verplichting gepresenteerde bedrag is deze niet-afgewikkelde begrotingsvastlegging, verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening 2013 zijn opgenomen als uitgaven, hetgeen een totaalbedrag van 5 243 miljoen EUR geeft.

6. FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.

6.1      BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF en het Intern Akkoord.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

– De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.

– EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.

– Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.

Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting. 

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

6.2        MARKTRISICO

6.2.1   Valutarisico

Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.

6.2.2   Renterisico

Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.

Het EOF krijgt evenwel rente op de saldi die het op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.

Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de EONIA (Euro Over Night Index Average) en wordt zij aangepast aan de schommelingen van deze rentevoet. Voor enkele andere rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de rentevoet die de ECB hanteert voor haar herfinancieringsverrichtingen. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.

6.3      KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)

De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF aangehouden op de 'speciale rekeningen' die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).

Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.

6.4      LIQUIDITEITSRISICO

Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.

De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.

Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten om ervoor te zorgen dat de in een bepaalde periode uitgevoerde betalingen de beschikbare kasmiddelen niet overschrijden.

Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de dagelijkse kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.

7. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

In deze rubriek zijn er geen verrichtingen met verbonden partijen waarover specifieke informatie moet worden verschaft.

8. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van overdracht van de rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

9. AFSTEMMING TUSSEN ECONOMISCH RESULTAAT – BEGROTINGSRESULTAAT

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien beide resultaten het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of zij op elkaar afstembaar zijn. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.           

||| in miljoen EUR

|| 2012

|||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR| (3 072)| (3 023)

|||

ONTVANGSTEN||

Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden| (68)| (47)

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn| (6)| (8)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn| 14

Netto-effect van voorfinanciering| 62

Netto toegerekende ontvangsten| (40)

|||

UITGAVEN||

Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar| 38

Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar| (53)| (101)

Betalingsannuleringen| 7

Netto-effect van voorfinanciering| (431)| (316)

Netto toegerekende ontvangsten| 204

|||

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR| (2 963)| (3 209)

9.1 Afstemmingsposten – ontvangsten

De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.

De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

9.2 Afstemmingsposten – uitgaven

Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.

De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.           

2. VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Vorige EOF

· Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.

· Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen van het jaar 2013 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou.

· Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het 9e EOF zijn de saldi van de EOF die voorafgaan aan het 9e EOF overgeheveld naar het 9e EOF en zijn zij in de looptijd van het 9e EOF vastgelegd als middelen van het 9e EOF.

10e EOF

De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst.

Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.

Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap op 17 juli 2006, is op 1 juli 2008 in werking getreden.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de tweede periode (2008-2013) van steun van de Unie aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 10e EOF, dat over een bedrag van 22 682 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:

· 21 966 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig het meerjarig financieel kader in Bijlage Iter bij de herziene overeenkomst van Cotonou, waarvan 20 466 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 286 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig Bijlage IIAa van het herziene besluit van de Raad betreffende de associatie de LGO met de Europese Gemeenschap, waarvan 256 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 430 miljoen EUR voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 10e EOF, overeenkomstig artikel 6 van het Intern akkoord.

Op de datum van de inwerkingtreding van het 10e EOF werd het initiële bedrag dat aan het 10e EOF was toegewezen, aangevuld met vrijgemaakte bedragen uit vorige EOF, rentebaten en niet-bestede liquide middelen uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (Stabex) in het kader van fondsen voorafgaand aan het 9e EOF. Alle middelen worden beheerd in overeenstemming met hun specifieke voorschriften zoals bepaald in de herziene Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord.

31 december 2013 was een belangrijke streefdatum, de 'vervalclausule' van het 10e EOF. Deze clausule voorziet in een duidelijke afsluitdatum voor de vastleggingen in het kader van het 10e EOF (artikelen 1, leden 4 en 5, van de interne overeenkomst inzake het 10e EOF). Tijdens het hele jaar is alles in het werk gesteld om de maximumbedragen aan beschikbare middelen van het 10e EOF vast te leggen.

- Niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF

Sedert de inwerkingtreding van het 10e EOF op 1 juli 2008 zijn de resterende saldi en de uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen en middelen voor administratieve uitgaven van het 9e EOF.

(miljoen euro)

ACS niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF op 31.12.| 924,1

LGO niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF op 31.12.| 14,1

Totaal niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF op 31.12.| 938,2

Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het 10e EOF heeft de Raad op 12 december 2013 besloten de middelen vrij te maken voor de Overbruggingsfaciliteit.

- niet-vastgelegde middelen van het 10e EOF

Op 31.12.2013 bedroeg het totaalbedrag niet-vastgelegde middelen:

(miljoen euro)

ACS (bilateraal, regionaal, intra ACS, NIP/RIP-reserve)| 74,5

LGO| 0,08

Totaal niet-vastgelegde middelen 10e EOF op 31.12.| 74,6

De middelen zijn ook overgeheveld naar de Overbruggingsfaciliteit.

- Overbruggingsfaciliteit

Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend. Dit Intern Akkoord zal pas in werking treden na de bekrachtiging ervan door alle lidstaten.

In afwachting van de inwerkingtreding van het 11e EOF heeft de Commissie overgangsmaatregelen voorgesteld, de zogeheten 'Overbruggingsfaciliteit', om ervoor te zorgen dat middelen beschikbaar blijven voor de samenwerking met de ACS-staten en de LGO, alsook voor ondersteuningsuitgaven in de periode tussen januari 2014 en de inwerkingtreding van het het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF.

Deze Overbruggingsfaciliteit is op 12 december 2013 opgericht (Besluit 2013/759/EU) en wordt uit de volgende bronnen gefinancierd:

- geannuleerde middelen van het 8e en 9e EOF (tot en met 31.12.2013),

- niet-vastgelegde saldi van het 10e EOF (tot en met 31.122013),

- geannuleerde middelen van het 10e EOF en vorige EOF (vanaf 1.1.2014).

Per 31.12.2013 bedragen de voor de Overbruggingsfaciliteit beschikbare middelen in totaal 998,6 miljoen EUR voor de ACS-staten en 14,2 miljoen EUR voor de LGO, rentebaten niet meegerekend. Deze middelen worden geboekt onder het 11e EOF.

- Stabexreserve van het 10e EOF

Na de afsluiting van de Stabex-rekeningen zijn de niet-bestede/vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de reserve van de A-enveloppe van het 10e EOF (artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord 10e EOF) en vervolgens naar de nationale indicatieve programma's van de desbetreffende landen. Per 31 december 2013 bedroeg het totaalbedrag van geannuleerde Stabex-middelen die voor 33 landen naar het 10e EOF waren overgeheveld, 165,3 miljoen EUR.

- 10e EOF cofinanciering

In het kader van het 10e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 134,4 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 110,6 miljoen EUR.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2013 (miljoen EUR):

|| Vastleggingskredieten| Betalingskredieten

Co

financiering


– A-enveloppe| 118,| 95,3

Co

financiering


– Intra ACS| 12,| 12,1

Co

financiering


— Administratieve uitgaven| 4,| 3,2

|| 134,| 110,6

In de onderstaande tabel in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.

De tabellen met een overzicht van de situatie per land en per instrument zijn in de bijlage opgenomen.

2.1         TOEWIJZINGEN

2.2         GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

TABEL 2.1: EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31.12.2013: VOORTGANGSVERSLAG.

TABEL 2.2 EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31.12.2013: NAAR TYPE STEUN

DEEL II – JAARREKENING VAN HET EOF: FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

EUROPESE INVESTERINGSBANK| CA/472/14

|| 13 maart 2014

|| Document 14/108

||

||

RAAD VAN BESTUUR

Investeringsfaciliteit

Financiële staten

geconsolideerd per 31 december 2013

|||

|| - Overzicht van de financiële positie - Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten - Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten - Kasstroomoverzicht - Toelichtingen bij de financiële staten - Verslag van de onafhankelijke accountant|

ORG.: E|

3. FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

3.1.       VERMOGENSOVERZICHT PER 31 DECEMBER 2013

 (x 1 000 EUR)

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

||||

ACTIVA|||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 599 466 568

Afgeleide financiële instrumenten| 1 115

Leningen en vorderingen| 1 222 1 146 280

Voor verkoop beschikbare financiële activa| 331 333 001

Door contribuanten te storten bedragen| 9.| -| 87 310

Tot einde looptijd aangehouden activa| 102 99 029

Overige activa|  | 224

||||

Totaal activa|  | 2 257 2 132 527

||||

||||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN|||

||||

PASSIVA|||

Afgeleide financiële instrumenten| 3 7 035

Uitgestelde baten| 35 37 808

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| 331 312 086

Overige passiva| 2 1 153

||||

Totaal passiva|| 372 358 082

||||

MIDDELEN CONTRIBUANTEN|||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten| 1 661 1 561 309

Reëlewaardereserve|| 78 68 434

Ingehouden winsten|| 145 144 702

||||

Totaal middelen contribuanten|| 1 884 1 774 445

||||

Totaal passiva en middelen contribuanten|| 2 257 2 132 527

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.2.       OVERZICHT VAN WINST OF VERLIES EN NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting| Vanaf 1.1.2013:| Vanaf 1.1.|

|| tot 31.12.| tot 31.12.|

|||||

Rente en soortgelijke baten| 68 67

Rente en soortgelijke uitgaven| -1 -1

|||||

Nettorente en soortgelijke baten|| 67 66

|||||

Baten uit honoraria en provisies| 4 1

Uitgaven aan honoraria en provisies| -| -|

|||||

Nettobaten van honoraria en provisies|| 4 1

|||||

Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten|| 4 5

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa| 5 1

Netto verlies valuta|| -6 -10

|||||

Nettoresultaten van financiële transacties|| 2 -4

|||||

Wijziging bij waardevermindering op leningen en vorderingen, minus terugboekingen| -27

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa| -8 -8

Waardevermindering op andere activa| -| -|

Algemene administratiekosten| -37 -36

|||||

Winst voor het jaar||  | 18

|||||

Niet-gerealiseerde resultaten:||||

Posten die opnieuw zijn ingedeeld of kunnen worden ingedeeld bij winst of verlies||||

Voor verkoop beschikbare financiële activa — reëlewaardereserve|||

1. Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa|| 12 18

2. Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies|| -2 8

Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa|| 9 26

|||||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten|| 9 26

|||||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar|| 10 45

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.3         OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Afgeroepen bijdrage| Reëlewaarde-reserve| Ingehouden winsten| Totaal

Per 1 januari 2013 Toelichting| 1 561 68 144 1 774 445

|||||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar          100 -| -| 100 000

|||||

Winst voor het jaar -| -|  |  510

|||||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar| -| 9 -| 9 757

|||||

Wijzigingen middelen contribuanten| 100 9  | 110 267

|||||

Per 31 december 1 661 78 145 1 884 712

|||||

|| Afgeroepen bijdrage| Reëlewaarde-reserve| Ingehouden winsten| Totaal

Per 1 januari 2012 Toelichting| 1 281 41 125 1 448 781

|||||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar          280 -| -| 280 000

|||||

Winst voor het jaar -| -| 18 18 980

|||||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar| -| 26 -| 26 684

|||||

Wijzigingen middelen contribuanten| 280 26 18 325 664

|||||

Per 31 december 1 561 68 144 1 774 445

|||||

|||||

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.4         OVERZICHT VAN DE KASSTROMEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2013 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting| Van 1.1.2013 t/m 31.12.| Vanaf 1.1.2012 tot 31.12.2012

BELEIDSACTIVITEITEN|||

Winst voor het begrotingsjaar||  | 18 980

Aanpassingen voor|||

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 8 927

Nettowijziging waardevermindering op leningen en vorderingen|| 27 -597

Gekapitaliseerde rente op leningen en vorderingen| -10 -9 622

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en vorderingen|| -| -1 407

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs tot einde looptijd aangehouden financiële activa||  | -751

Wijziging uitgestelde baten|| -2 4 805

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen|| 30 16 044

Effect wijzigingen wisselkoers op voor verkoop beschikbare financiële activa|| -1 -1 204

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen|| -| -389

Winst beleidsactiviteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva|| 52 34 786

Uitkeringen lening| -242 -233 018

Terugbetalingen leningen| 119 115 480

Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten|| -| 389

Wijziging reële waarde derivaten|| -4 -5 348

Stijging tot einde looptijd aangehouden financiële activa| -680 -98 278

Looptijden van tot einde looptijd aangehouden financiële activa| 676

Stijging voor verkoop beschikbare financiële activa| -34 -81 981

Terugbetalingen/verkoop van voor verkoop beschikbare financiële activa| 38 19 601

Afname andere activa||  | 192

Toename andere passiva|| 1 40

(Daling)/Stijging van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank|| -6 6 876

Netto kasstromen van beleidsactiviteiten|| -80 -241 261

2.

Financiering


SACTIVITEITEN|||

Bijdrage van lidstaten|| 187 236 345

Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies|| 50 43 655

Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies|| -24 -24 450

Netto kasstromen van financieringsactiviteiten|| 212 255 550

Netto toename van geldmiddelen en kasequivalenten|| 132 14 289

Samenvattende staat van kasstromen|||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar|| 466 451 882

Nettokasstroom|||

Beleidsactiviteiten|| -80 -241 261

Financieringsactiviteiten|| 212 255 550

Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten||  | 389

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar|| 599 466 561

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:|||

Kasmiddelen|| 194 10 588

Termijndeposito's (exclusief opgelopen rente)|| 405 455 973

||| 599 466 561

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.5         Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2013

1 Algemene informatie

De investeringsfaciliteit (de 'faciliteit') werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de 'Overeenkomst') betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 23 juni 2010 werd herzien.

De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.

De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten en wordt uitbetaald overeenkomstig financiële protocollen die voor opeenvolgende periodes van vijf tot zes jaar worden vastgelegd. Binnen het kader van de Overeenkomst en na de inwerkingtreding van een tweede financieel protocol op 1 juli 2008 (met betrekking op de periode 2008-2013), hierna het 10e Europees Ontwikkelingsfonds ("EOF") genoemd, is de EIB belast met het beheer van:

- de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 185,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;

- subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van 400 miljoen EUR voor ACS-landen en 1,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15% (10% tot einde 2012) van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.

De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.


Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 13 maart 2014 vastgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 14 mei 2014.

2 Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.1 Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming

De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.

2.2 Belangrijke beoordelingen en ramingen

Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.

Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:

§ Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten.

De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.4.3 en 4.

Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methodes van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentenvoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen en aandelen- aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.

De waarderingstechnieken hebben tot doel om te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.

De faciliteit gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruik maken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.

Voor meer complexe modellen maakt de faciliteit gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruik maken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.

De faciliteit heeft een risicobeheerskader opgesteld met betrekking tot de waardering van reële waarden. Dit kader omvat de EIB-diensten risicobeheer en beheer van de marktgegevens. Deze diensten zijn onafhankelijk van het frontofficebeheer en zijn verantwoordelijk voor de controle van aanzienlijke waarderingen tegen reële waarde. Specifieke controles omvatten:

- verificatie van waarneembare prijszetting;

- evaluatie en goedkeuring van nieuwe waarderingsmodellen en wijzigingen aan bestaande modellen;

- ijking en backtesting van modellen tegen waargenomen markttransacties;

- analyse en onderzoek van significante ontwikkelingen van de waardering;

- evaluatie van significante niet-waarneembare inputs en waarderingsaanpassingen.

Wanneer informatie van derden zoals noteringen van makelaars of prijsinformatiediensten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, gaat de faciliteit na of deze waarderingen beantwoorden aan de IFRS-vereisten. Dit omvat onder meer het volgende:

- bepalen of de notering van de makelaar of de prijszetting van de prijsinformatiedienst terecht is;

- beoordelen of een specifieke notering van een makelaar of prijsinformatiedienst betrouwbaar is;

- inzicht verwerven in de wijze waarop de reële waarde is bepaald en de mate waarin deze waarde een weergave is van werkelijke markttransacties;

- wanneer prijzen voor soortgelijke instrumenten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, nagaan hoe deze prijzen zijn aangepast om rekening te houden met de kenmerken van het instrument waarvoor een waardebepaling is tot stand gekomen.

§ Waardevermindering op leningen en vorderingen

Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar leningen en vorderingen teneinde te beoordelen of er in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening voor waardevermindering moet worden opgevoerd. Om het niveau van de voorziening te bepalen, is een beoordeling van het management van de Europese Investeringsbank vereist voor de raming van het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen. Dergelijke ramingen zijn gebaseerd op veronderstellingen over een aantal factoren en de werkelijke resultaten kunnen afwijken, met toekomstige wijzigingen van de voorziening tot gevolg. Naast specifieke voorzieningen voor afzonderlijke belangrijke leningen en vorderingen voert de faciliteit ook een collectieve voorziening voor waardevermindering op voor risicoposities die afzonderlijk genomen weliswaar geen waardevermindering hebben ondergaan, doch waarvoor de kans op niet-nakoming veel groter is geworden dan op de datum van toekenning.

In beginsel wordt ervan uitgegaan dat een lening niet wordt nagekomen wanneer de betaling van de rente en hoofdsom een achterstand van 90 dagen of meer heeft opgelopen en tegelijkertijd het management van de Europese Investeringsbank van oordeel is dat er een objectieve aanwijzing van waardevermindering is.

§ Waardering van voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen

Bij de waardering van beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:

- recente zakelijke en objectieve markttransacties tussen onafhankelijke partijen;

- actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;

- de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;

- methode op basis van de intrinsieke waarde; of

- andere waarderingsmodellen.

De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.

§ Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling 'aanzienlijk' of 'langdurig' is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt aanzienlijk meestal als 30% of meer en 'langdurig' als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.

2.3 Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving

Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.4 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle periodes die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.

Gebruikte normen

De volgende normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn aangenomen tijdens de voorbereiding van deze financiële staten.

Wijzigingen aan IAS 1 Presentatie van posten van niet-gerealiseerde resultaten

Naar aanleiding van de wijzigingen aan IAS 1, heeft de faciliteit de presentatie van posten van niet-gerealiseerde resultaten gewijzigd in haar overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten om de posten die opnieuw zouden worden ingedeeld bij winst of verlies afzonderlijk voor te stellen, dus los van de posten die hiervoor nooit in aanmerking zouden komen. De vergelijkende informatie is als volgt voorgesteld.

IFRS 13 Waardering tegen reële waarde

IFRS 13 bevat één enkel kader voor het bepalen van de reële waarde en informatieverschaffing over waarderingen tegen reële waarde wanneer andere IFRS dergelijke maatregelen voorschrijven of toestaan. Deze IFRS definieert reële waarde als de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum. Deze norm voorziet in een vervanging en uitbreiding van de openbaarmakingsvereisten met betrekking tot waarderingen tegen reële waarde in andere IFRS, inclusief IFRS 7 Bijgevolg heeft de Faciliteit extra openbaarmakingen opgenomen. Overeenkomstig de overgangsbepaling van IFRS 13 heeft de faciliteit de nieuwe richtsnoeren voor de waardering tegen reële waarde prospectief toegepast en heeft zij geen vergelijkende gegevens voor nieuwe openbaarmakingen vrijgegeven.

IFRS 13 verwijst naar een aantal aanpassingen van de waardering die de faciliteit heeft overwogen bij de waarderingen van haar eigen derivaten, namelijk:

- aanpassingen van kredietwaardering (CVA, credit value adjustments), die een weergave zijn van het tegenpartijkredietrisico die is opgenomen in de reële waarde van de derivaten;

- aanpassingen van de schuldwaarde (DVA), die een weergave is van de eigen kredietwaardigheden van de faciliteit die is opgenomen in de reële waarde van de derivaten.

De aanpassingen aan de kredietwaardering per tegenpartij worden berekend met betrekking tot de potentiële toekomstige blootstelling en de verwachte maatregelen inzake positieve blootstelling, per netto blootstelling van de tegenpartij. De kansen op wanbetaling per tegenpartij worden vervolgens gemodelleerd waarbij een beroep wordt gedaan op kredietverzuimswaps ('CDS')-spreads die op de markt aanwezig zijn. Voor tegenpartijen zonder beschikbare kredietverzuimswaps ('CDS')-spreads, worden spreads van banken van soortgelijke omvang en rating in soortgelijke rechtsgebieden gebruikt.

De invoering van deze norm resulteerde in de opname van een verlies ten belope van 184 000 EUR in het huidige overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten, zoals uiteengezet in toelichting 4.

Uitgevaardigde normen die nog niet in werking zijn getreden

De volgende normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn van kracht voor jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2013 en zijn niet toegepast bij de opstelling van deze financiële staten. De normen die relevant kunnen zijn voor de faciliteit, zijn hierna opgenomen. De faciliteit is niet voornemens deze normen vroegtijdig in te voeren.

IFRS 9 Financiële instrumenten

Deze norm is de eerste stap in een driedelig project van de IASB om de IAS 39 Financiële instrumenten te vervangen, waarbij de categorieën financiële activa en passiva en hun boekhoudkundige verwerking opnieuw gedefinieerd worden. Er wordt momenteel nog verder gewerkt aan de norm die uiteindelijk de IAS 39 volledig zal vervangen. De huidige daadwerkelijke datum voor de invoering van de norm is niet voorzien voor 1 januari 2017. IFRS 9 is momenteel nog niet is goedgekeurd door de Europese Unie. De faciliteit is niet voornemens deze norm vroegtijdig in te voeren en de omvang van het effect is nog niet bepaald.

De volgende drie normen zijn in 2012 uitgevaardigd en zijn door de Europese Unie bekrachtigd. Zij gelden voor de jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2014. Het effect van de invoering van deze normen op de financiële staten van de faciliteit is nog niet bepaald.

IFRS 10 Geconsolideerde jaarrekening

Deze norm heeft ten doel beginselen vast te stellen voor de presentatie en opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen wanneer een entiteit zeggenschap over een of meer andere entiteiten heeft.

IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten

Met deze norm wordt een kader opgesteld voor het bepalen van het soort gezamenlijke overeenkomst dat een entiteit heeft met een andere entiteit.

IFRS 12 Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten

Met deze norm wordt aan een entiteit de verplichting opgelegd informatie te verschaffen die gebruikers van jaarrekeningen in staat stellen het volgende te beoordelen: de aard van en de risico's die verband houden met haar belangen in andere entiteiten en de gevolgen van die belangen voor haar financiële positie, financiële prestaties en kasstromen.

2.4 Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging

In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.

2.4.1 Omrekening vreemde valuta

Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.

Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de balans. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.

Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

De elementen van het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de aan het einde van de maand geldende wisselkoers.

2.4.2 Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen

In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd.

2.4.3 Andere financiële activa dan derivaten

Financiële activa worden geboekt op basis van de valutadatum.

§ Reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom; of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.

In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.

Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.

Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:

- niveau 1: inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;

- niveau 2: andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs rechtstreeks of onrechtstreeks waarneembaar zijn van marktgegevens.

- niveau 3: inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.

De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.

§ Tot einde looptijd aangehouden activa

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa bestaan uit beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden.

Deze obligaties worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieve-rentemethode over de resterende looptijd van de obligatie.

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa of een groep van financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een 'tot verlies leidende gebeurtenis') en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Waardeverminderingsverlies wordt opgenomen in winst en verlies en het verlies wordt gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen die verdisconteerd zijn tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het instrument.

§ Leningen

Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Door de faciliteit verstrekte leningen worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd, waarbij de methode van het effectieve rendement wordt gehanteerd, minus een voorziening voor waardevermindering of oninbaarheid.

§ Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn activa die als zodanig zijn aangewezen of die niet in een van de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld: tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening geboekte waarden, tot aan het einde van de looptijd gehouden waarden of leningen en vorderingen. Het gaat om directe aandeleninvesteringen en investeringen in risicokapitaalfondsen.

Na aanvankelijke waardering worden voor verkoop beschikbare financiële activa vervolgens tegen reële waarde geboekt. In verband met de waardering van de reële waarde van beleggingen in aandelen die niet uit actieve markten kan worden afgeleid, gelden de volgende regels:

a. Risicokapitaalfondsen

De reële waarde van elk risicokapitaalfonds is gebaseerd op de door het fonds gerapporteerde laatst beschikbare intrinsieke waarde, indien deze waarde is berekend op basis van een internationale waarderingsnorm die wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de IFRS (bv. de International Private Equity and Venture Capital Valuation richtsnoeren (IPEV-richtsnoeren), gepubliceerd door de European Venture Capital Association (Europese vereniging voor risicodragend kapitaal)). De faciliteit mag evenwel overgaan tot een aanpassing van de door het fonds gerapporteerde intrinsieke waarde indien er factoren zijn die de waardering kunnen beïnvloeden.

b. Directe aandeleninvesteringen

De reële waarde van de investering is gebaseerd op de laatste reeks beschikbare financiële staten, waarbij — indien van toepassing — opnieuw hetzelfde model wordt gebruikt als het model dat bij de verwerving van de participatie werd gebruikt.

Niet-gerealiseerde winsten of verliezen op risicokapitaalfondsen en directe beleggingen in aandelen worden in het vermogen van de contribuant verwerkt tot de verkoop, de inning of de afstoting van de belegging of totdat is vastgesteld dat de belegging een waardevermindering heeft ondergaan. Indien vastgesteld wordt dat een voor verkoop beschikbare belegging in waarde is verminderd, worden de gecumuleerde niet-gerealiseerde winsten of verliezen die voordien in de rubriek eigen vermogen waren verwerkt, in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen.

Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (bijvoorbeeld (methode op basis van de intrinsieke waarde, verdisconteerde kasstromen of meervoudige prognose). Deze beleggingen worden tegen kosten verwerkt wanneer de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Er wordt opgemerkt dat in de eerste twee jaren van de investeringen, deze tegen kostprijs worden opgevoerd.

De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IAS 27 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20% van de stemrechten bezit.

§ Garanties

Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt opgenomen in de balans als 'Financiële garanties' onder de rubriek 'overige activa' en 'overige passiva'.

Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:

- de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, die gebaseerd is op alle relevante factoren en informatie die op balansdatum beschikbaar is;

- het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met de geaccumuleerde afschrijving. De afschrijving van het oorspronkelijk opgenomen bedrag komt tot stand op basis van de actuariële methode.

Elke toe- of afname van het passief in verband met financiële garanties wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen onder de post 'baten van honoraria en provisies'.

Vervolgens worden de activa van de faciliteit die met een dergelijke garantie worden gewaarborgd, afgeschreven waarbij gebruik wordt gemaakt van de actuariële waarderingsmethode en worden zij op waardevermindering gecontroleerd.

Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.

2.4.4 Waardevermindering van financiële activa

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een 'tot verlies leidende gebeurtenis') en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.

Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het activum en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het activum wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.

Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.

Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.

In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het activum en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.

2.4.5 Afgeleide financiële instrumenten

Derivaten omvatten cross currency swaps, cross-currency renteswaps, currency swaps op korte termijn en renteswaps.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.

De faciliteit doet geen beroep op een van de afdekkingsmogelijkheden op grond van IAS 39. Alle afgeleide financiële instrumenten zijn tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening opgenomen en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.

Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in de winst- en verliesrekening onder de rubriek 'Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten'.

In eerste instantie worden derivaten opgenomen met gebruikmaking van de transactiedatum.

2.4.6 Bijdragen

Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.

De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:

- zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;

- zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

- alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, hebben identieke kenmerken;

- het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt;

- de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.

2.4.7 Rente van leningen

Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en vorderingen") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.

2.4.8 Rentesubsidies en technische bijstand

Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.

Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als 'aan derden verschuldigd bedrag'. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.

Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.

2.4.9 Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

2.4.10 Honoraria, provisies en dividenden

Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt worden als inkomsten beschouwd in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening.

Dividenden van voor verkoop beschikbare beleggingen in aandelen worden bij ontvangst opgenomen.

2.4.11 Belastingen

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.

3 Risicobeheer

Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Hierbij gaat het om de volgende risico's:

- kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;

- liquiditeitsrisico — het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen;

- marktrisico — de blootstelling aan waarneembare marktvariabelen, zoals rentevoeten, wissel- en aandelenkoersen.

3.1 Organisatie van het risicobeheer

De Europese Investeringsbank past haar risicobeheer voortdurend aan.

Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de krediet- en aandelenkoersrisico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front offices. De directeur-generaal risicobeheer rapporteert over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die hiervoor verantwoordelijk is. Deze vicevoorzitter vergadert op gezette tijden met het auditcomité om te overleggen over risicokwesties. Hij is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.

3.2 Kredietrisico

Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.

3.2.1. Beleid op het vlak kredietrisico

Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico met het oog op een getalsmatige weging en waardering. De faciliteit heeft een interne ratingmethodiek (IRM) ontwikkeld voor bedrijven of financiële instellingen om de interne ratings te bepalen van de belangrijkste begunstigde tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt in eerste instantie een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van de lange-termijnrating in vreemde valuta van de tegenpartij (of de gelijkwaardige lokale munteenheid indien nodig) na een diepgaande analyse van het risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.

De kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending is niet onderworpen aan IRM. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating en een verwacht verlies berekend.

Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Voor het maximale nominale bedrag van elke transactie geldt een bovengrens die afhangt van het verwachte verlies van de transactie. Tegenpartijlimieten worden toegepast op geconsolideerde blootstellingen. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen alsook hun totale externe financiering op lange termijn.

Om het kredietrisico te beperken, maakt de faciliteit gebruik van verschillende kredietverbeteringen, waaronder:

- projectgerelateerde effecten (bv. de aandelen als onderpand, de activa als onderpand, overdracht van rechten, toezeggingen met betrekking tot de rekeningen), en/of

- waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. vervollediging van de waarborgen, afroepgaranties).

Daarnaast maakt de faciliteit zelden gebruik van kredietverbeteraars die geen rechtstreeks verband houden met het projectrisico, zoals onderpanden of bankgaranties.

De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.

3.2.2. Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen

In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.

Maximale blootstelling (x 1 000 EUR)| 31.12.| 31.12.2012

ACTIVA||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 599 466 568

Afgeleide financiële instrumenten| 1 115

Leningen en vorderingen| 1 222 1 146 280

Door contribuanten te storten bedragen| -| 87 310

Tot einde looptijd aangehouden activa| 102 99 029

Overige activa|  | 224

Totaal activa| 1 925 1 799 526

|||

POSTEN BUITEN DE BALANS||

Voorwaardelijke verplichtingen||

- Niet-aangesproken garanties| 25 20 000

Vastleggingen||

- Niet-uitgekeerde leningen| 889 749 044

- Aangesproken garanties| 4 6 224

Totaal buitenbalansposten| 919 775 268

|||

Totaal kredietrisico| 2 844 2 574 794

3.2.3. Kredietrisico op leningen en vorderingen

3.2.3.1 Meting kredietrisico op leningen en vorderingen

Elke leningsactiviteit van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in de rangschikking van de lening. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.

Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de 'verwachte verliezen', waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. De rangschikking wordt gebruikt voor de volgende doelstellingen:

- als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico's;

- als hulpmiddel bij het toezicht;

- als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;

- als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.

De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:

i) de kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne methodiek voor rangschikkingen opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.

ii) De wanbetaling-correlatie: zij geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager de rangschikking.

iii) De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.

iv) Het contractueel kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rangschikking.

v) De looptijd van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.

Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:

A    Leningen van uitstekende kwaliteit: er zijn drie subcategorieën. A° omvat alle EU-landenrisico's, dit zijn leningen die zijn verleend aan of die volledig, uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door de lidstaten zijn gegarandeerd, waarbij verwacht wordt dat er zich geen terugbetalingsmoeilijkheden zullen voordoen en met een percentage voor onverwachte verliezen van 0%. A+ omvat leningen die toegekend zijn aan (of gegarandeerd zijn door) andere entiteiten dan lidstaten, waarbij ervan uitgegaan wordt dat tijdens de looptijd geen verslechtering zal optreden. A- omvat leningen waarbij er enige twijfel is omtrent het behoud van hun huidige status (bijvoorbeeld wegens de lange looptijd of als gevolg van de hoge volatiliteit van de toekomstige prijs van een anders uitstekend onderpand), maar waarbij elke neerwaartse ontwikkeling naar verwachting vrij beperkt zal zijn.

B    Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.

C    Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven met een 7-jaar bullet of soortgelijke afschrijving, vervaldag bij uitbetaling.

D    Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van 'aanvaardbare kwaliteit' en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.

E    Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.

F    F (wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.

Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.

In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.

3.2.3.2 Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen

In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:

Per 31.12.2013 (x 1 000 EUR)| Gegarandeerd| Andere kredietverbeteraars| Niet gegarandeerd| Totaal| % v/h totaal

Banken| 18 112 338 468 38 %

Bedrijven| 26 94 417 538 44 %

Openbare instellingen| 29 -|  | 29 2 %

Staten| -| 5 180 185 16 %

Totaal uitgekeerd| 73 211 936 1 222 100 %

Ondertekend, niet uitgekeerd| 14 117 757 889

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR)| Gegarandeerd| Andere kredietverbeteraars| Niet gegarandeerd| Totaal| % v/h totaal

Banken| 12 136 207 356 31 %

Bedrijven| 20 78 478 576 50 %

Openbare instellingen| 30 -| 30 3 %

Staten| -| 5 176 182 16 %

Totaal uitgekeerd| 63 220 862 1 146 100 %

Ondertekend, niet uitgekeerd| 14 142 591 749

De kredietgebeurtenissen van de faciliteit die van invloed zijn op de kredietnemers en de borgstellers worden continu opgevolgd door OPS B, het operationele directoraat van de EIB voor verrichtingen buiten de EU. Bij een verslechtering van de kredietbeoordeling en/of contractuele tekortkomingen worden met name contractuele rechten geval per geval beoordeeld. Wanneer dit noodzakelijk is, worden risicobeperkende maatregelen genomen overeenkomstig de richtsnoeren voor kredietrisico. Ook bij verlengingen van bankgaranties voor haar leningen, wordt ervoor gezorgd dat deze worden vervangen of dat tijdig wordt opgetreden.

Als onmiddellijke reactie op de ontwikkelingen op de financiële markten die sinds september 2008 hebben plaatsgevonden, heeft de faciliteit maatregelen genomen om het toezicht op en het beheer van risico's te versterken. Hiertoe heeft OPS B in april 2011 een afdeling toezicht opgericht die rechtstreeks rapporteert aan de directeur-generaal en belast is met het financiële en contractuele toezicht op leningen. Het doel is het bevorderen van de uitwisseling van informatie tussen de departementen en procedures voor verslaglegging en operationeel beheer voor te stellen in tijden van financiële crisis met als doelstelling snel te kunnen optreden, mocht zulks noodzakelijk blijken.

3.2.3.3 Analyse kredietkwaliteit per categorie lener

In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2013 en 31 december 2012 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).

Per 31.12.2013 (x 1 000 EUR)||  Uitstekende rangschikking|  Standaard rangschikking|  Min. aanvaardbaar Risico|  Hoog risico|  Geen rangschikking|  Totaal| % v/h totaal

||| A t/m B-| C| D+|  D- en lager|||

Lener| Banken| 65 15 97 689 404 1 272 60 %

Bedrijven| 6 15 5 520 -| 548 26 %

Openbare instellingen| -| -| -| 69 -| 69 3 %

Staten| -| -| -| 221 -| 221 11 %

Totaal|| 72 31 103 1 501 404 2 112 100 %

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR)||  Uitstekende rangschikking|  Standaard rangschikking|  Min. aanvaardbaar Risico|  Hoog risico|  Geen rangschikking|  Totaal| % v/h totaal

||| A t/m B-| C| D+|  D- en lager|||

Lener| Banken| 50 24 21 529 337 962 51 %

Bedrijven| 7 8 -| 605 -| 621 33 %

Openbare instellingen| -| -| -| 70 -| 70 4 %

Staten| -| -| -| 241 -| 241 12 %

Totaal|| 57 32 21 1 446 337 1 895 100 %

3.2.3.4 Risicoconcentraties van leningen en vorderingen

3.2.3.4.1 Geografische analyse

Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (× 1000 EUR):

Land van de ontlener| 31.12.| 31.12.2012

Uganda| 144 140 833

Kenia| 131 131 566

Mauritius| 108 119 228

Regionaal ACS| 101 95 636

Mauritanië| 93 73 602

Ethiopië| 75 81 666

Nigeria| 73 14 383

Kameroen| 70 72 525

Jamaica| 68 71 027

Dominicaanse Republiek| 64 67 991

Togo| 50 52 644

Congo (Democratische Republiek)| 39 28 415

Kaapverdië| 27 27 073

Mozambique| 26 28 298

Tanzania| 26 -

Frans-Polynesië| 13 2 631

Senegal| 13 13 762

Burkina Faso| 8 10 727

Samoa| 8 8 759

Congo| 8 10 431

Mali| 7 7 931

Rwanda| 6 9 641

Zambia| 6 18 772

Angola| 6 10 009

Ghana| 6 5 642

Haïti| 5 4 654

Vanuatu| 5 6 263

Malawi| 3 4 950

Nieuw-Caledonië| 3 4 198

Lesotho| 3 3 827

Niger| 3 4 146

Grenada| 2 2 477

Palau| 2 2 566

Saint Lucia| 2 2 916

Tonga| 1 2 199

Fiji| 1 1 619

Gabon|  | 1 011

Liberia|  |  4

Belize| -|  13

Djibouti| -|  762

Trinidad en Tobago| -| 1 483

Totaal|                        1 222 1 146 280

3.2.3.4.2 Analyse op grond van bedrijfstak

In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (× 000 EUR):

Bedrijfstak van de ontlener| 31.12.| 31.12.2012

Globale leningen en agentuurovereenkomsten| 337 251 797

Elektriciteit, kolen en andere| 234 255 031

Stedelijke ontwikkeling, renovatie en vervoer| 216 215 642

Grondstoffen en mijnbouw| 176 185 200

Tertiaire sector en overige| 148 116 414

Autosnelwegen en andere wegen| 38 40 565

Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling| 29 30 462

Verwerking van materialen, bouwsector| 20 24 154

Telecommunicatie| 11 18 428

Papierketen| 4 4 747

Investeringsgoederen/duurzame consumptiegoederen| 3 3 827

Luchtvaartmaatschappijen en producenten van luchtvaartuigen| -| 13

Totaal| 1 222 1 146 280

3.2.3.5 Achterstal op leningen

De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de Richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.

Op leningen met een betalingsachterstand wordt toezicht uitgeoefend door de eenheid Operationele rapportage en betalingsachterstanden van het EIB-directoraat Beheer en Herstructurering van Transacties. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat i) potentiële achterstallen op betalingen tijdig worden opgespoord en dat de bevoegde diensten hierover worden ingelicht; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau, iii) op gezette tijd verslag wordt uitgebracht over de algemene stand van zaken met betrekking tot de achterstallen en de invorderingsmaatregelen die reeds zijn genomen en die men van plan is te nemen.

Op gezette tijden worden verslagen over leningen met een betaalachterstand aan de Europese Commissie toegestuurd. Tweemaal per jaar ontvangen het beheerscomité en het directiecomité van de EIB een overzichtstabel van de leningen met achterstallige betalingen.

De achterstallen op de betalingen van de desbetreffende leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (× 1000 EUR):

|| Toelichting| Leningen en vorderingen 31.12.| Leningen en vorderingen 31.12.2012

Boekwaarde|| 1 222 1 146 280

||||

Individueel in waarde verminderde activa|||

Brutobedrag|| 227 105 154

Voorziening voor waardevermindering| -70 -45 145

Individueel in waarde verminderde boekwaarde|| 156 60 009

||||

Collectief in waarde verminderde activa|||

Brutobedrag|| -| -

Voorziening voor waardevermindering|| -| -

Collectief in waarde verminderde boekwaarde|| -| -

||||

Achterstallig maar niet in waarde verminderd|||

||||

"Achterstallig" omvat|||

30-60 dagen|| 1 12

60-90 dagen|| -| -

90-180 dagen|| -| -

meer dan 180 dagen|| -| -

Achterstallige maar niet in waarde verminderde boekwaarde|| 1 12

||||

Boekwaarde die niet vervallen is en evenmin in waarde is verminderd|| 1 064 1 086 259

||||

Totale boekwaarde leningen en vorderingen|| 1 222 1 146 280

|||||

3.2.4. Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten

De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Vanaf 31 december 2013 waren er alleen in de vorm van bankrekeningen.

De goedgekeurde banken beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd; De minimale kortetermijn rating voor goedgekeurde banken is P-1/A-1/F1 (Moody’s, S&P, Fitch). Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR).

Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de transactiedatum tot de limietdatum van de kredietblootstelling. Per 31 december 2013 en 31 december 2012 hadden alle kasdeposito's die werden aangehouden door de portfolio kasmiddelen van de faciliteit een minimale rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig op de vereffening.

In de onderstaande tabel is het saldo van de kasgeld- en bankrekeningen inclusief opgelopen rente opgenomen (× 1000 EUR):

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's)|     Minimale     lange-termijnrating     (terminologie Moody's)| 31.12.| 31.12.2012

P-|     Aa| 48 8 %| 43 9 %

P-|     Aa| 50 8 %| 130 28 %

P-|     A| 106 18 %| 83 18 %

P-|     A| 394 66 %| 208 45 %

P-|      Aa| 0 %| 0 %

Totaal|    | 599 100 %| 466 100 %

3.2.5. Kredietrisico met betrekking tot derivaten

3.2.5.1 Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten

Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.

3.2.5.2 Meting van de kredietrisico's voor derivaten

Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.

Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.

In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de valutaswaps en de valutarenteswaps opgenomen, opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:

Swapcontracten per 31.12.| korter dan||| meer dan| Totaal 2013

(x 1 000 EUR)| 1 jaar| 1 t/m 5 jaar| 5 t/m 10 jaar| 10 jaar|

Referentiebedrag| 2 2 13 -| 18 528

Reële waarde (d.i. netto contante waarde)|  | - -1 -| -1 935

Swapcontracten per 31.12.| korter dan||| meer dan| Totaal 2012

(x 1 000 EUR)| 1 jaar| 1 t/m 5 jaar| 5 t/m 10 jaar| 10 jaar|

Referentiebedrag| 1 9 15 -| 26 566

Reële waarde (d.i. netto contante waarde)| -| -3 -| -3 986

De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn ("FX swaps") af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. FX swaps hebben een looptijd van maximum drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 700 miljoen EUR op 31 december 2013 ten opzichte van 649 miljoen EUR op 31 december 2012. De reële waarde van FX swaps bedroeg -1,5 miljoen EUR op 31 december 2013 ten opzichte van -2,9 miljoen EUR op 31 december 2012.

De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2013 zijn er twee niet-afgewikkelde renteswaps met een referentiebedrag van 43,3 miljoen EUR (2012: 19,6 miljoen EUR) en een reële waarde van 0,92 miljoen EUR (2012: 0,03 miljoen EUR).

3.2.6. Kredietrisico op tot einde looptijd aangehouden financiële activa

In de volgende tabel wordt de situatie toegelicht van de portefeuille van tot de vervaldatum aangehouden posities die volledig bestaan uit schatkistpapier van België, Frankrijk, Italië en Spanje met een resterende looptijd van minder dan drie maanden. De EU-lidstaten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's)|     Minimale     lange-termijnrating     (terminologie Moody's)| 31.12.| 31.12.2012

P-| Aa| 16 16 %| -| -

P-| Aa| 39 38 %| -| -

P-| Baa| -| -| 50 51 %

P-|     Baa| 46 46 %| 48 49 %

Totaal|    | 102 100%| 99 100%

3.3 Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een instelling om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een instelling niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een instelling een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.

3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico:

De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten (middelen 9e en 10e EOF) en alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.

Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de faciliteit stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van de afgeroepen bijdragen (met inbegrip van de rentesubsidies) voor het lopende en de volgende begrotingsjaren, en zij stelt de Raad hiervan vóór 15 oktober in kennis.

Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, wordt het uitkeringspatroon van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.

Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito's en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.

Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.

3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico

In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).

Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen, heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA").

De tabel met het looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen per 31 december 2012 is geherformuleerd als gevolg van de toepassing van een bijgewerkte methodiek. In de financiële staten voor 2012 is de opsplitsing van de looptijden voorbereid waarbij gebruik is gemaakt van voorspelde veeleer dan de contractuele looptijden, hoofdzakelijk wegens de onzekerheid van de tijdstippen waarop kasstromen plaatsvinden. In de bijgewerkte methode weerspiegelt het looptijdprofiel van de niet-afgeleide financiële verplichtingen de kasuitstromen op basis van hun contractuele vervaldatum.

In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.

Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.

Leninggaranties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garantie wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van elke gegarandeerde lening.

Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden meestal plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies die in de financiële staten 2012 waren geboekt. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.

Vastgelegde technische bijstand 'Bruto nominale uitstroom' in de tabel 'Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen' verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie 'drie maanden of minder' vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.

Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldaum worden gerangschikt onder 'Looptijd onbepaald'. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.

Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps(CCS),cross currency renteswaps(CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen|  3 maanden of minder| Van 3 maanden tot 1 jaar| Van 1 jaar tot 5 jaar| Meer dan 5 jaar| Looptijd niet bepaald| Bruto nominale uitstroom

x 1 000 EUR per 31.12.2013

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen| -| -| -| 889 889 866

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen| 1 -| -| -| 175 176 821

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties)| -| -| -| -| 29 29 414

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies| -| -| -|| 191 191 760

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand| -| -| -| 14 15 466

Totaal| 2 -| -| -| 1 300 1 303 327

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen|  3 maanden of minder| Van 3 maanden tot 1 jaar| Van 1 jaar tot 5 jaar| Meer dan 5 jaar| Looptijd niet bepaald| Bruto nominale uitstroom

x 1 000 EUR per 31.12.2012

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen| 3 -| -| -| 745 749 044

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen| -| -| -| 216 217 070

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties)| -| -| -| -| 26 26 224

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies| -| -| -| -| 179 179 108

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand| 1 -| -| -| 21 23 620

Totaal| 6 -| -| -| 1 188 1 195 066

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen x 1 000 EUR per 31.12.|  3 maanden of minder| Van 3 maanden tot 1 jaar| Van 1 jaar tot 5 jaar| Meer dan 5 jaar| Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS — instroom| 5 11 2 19 896

CCS en CCIRS — uitstroom| -| -5 -12 -2 -22 110

Valutaswaps op korte termijn — instroom| 700 -| -| -| 700 000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom| -701 -| -| -| -701 490

Renteswaps — instroom| 1 6 5 13 346

Renteswaps — uitstroom| -| -1 -6 -3 -12 032

Totaal| -1 -1 -1 1 -2 390

||||||

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen x 1 000 EUR per 31.12.|  3 maanden of minder| Van 3 maanden tot 1 jaar| Van 1 jaar tot 5 jaar| Meer dan 5 jaar| Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS — instroom| 1 7 14 5 28 450

CCS en CCIRS — uitstroom| -1 -8 -17 -5 -32 826

Valutaswaps op korte termijn — instroom| 649 -| -| -| 649 000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom| -652 -| -| -| -652 451

Renteswaps — instroom| 3 2 5 967

Renteswaps — uitstroom| -| -| -3 -1 -5 867

Totaal| -3 -1 -2 -| -7 727

3.4 Marktrisico

Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.4.1. Het renterisico

Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten. Blootstelling aan renterisico doet zich voor wanneer er verschillen optreden in de renteherzieningen en looptijdkenmerken van de verschillende activa en passiva.

De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor renterisico wordt gemeten op basis van een 'basis point value' (BPV) berekening. Micro hedging swaps omvatten CCS, CCIRS en renteswaps die verband houden met de afdekking van specifieke kredietverrichtingen.

In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval 'money market - tot en met 1 jaar', 'very short - 2 tot 3 jaar', 'short - 4 tot 6 jaar', 'medium - 7 tot 11 jaar' 'long - 12 tot 20 jaar' of 'extra long - meer dan 21 jaar'.

Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in EUR gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in USD. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.

Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.

Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31.12.2013 dalen met 344 000 EUR (per 31.12.2021: daling met 341 000 EUR) als de rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR)| Geld markt| Zeer kort| Kort| Gemiddeld| Lang| Extra lang| Totaal

Saldo op 31.12.| 1 jaar| 2 tot 3 jaar| 4 tot 6 jaar| 7 tot 11 jaar| 12 tot 20 jaar| 21 jaar|

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps| -| -| -| -| -| -| -344

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR)| Geld markt| Zeer kort| Kort| Gemiddeld| Lang| Extra lang| Totaal

Saldo op 31.12.| 1 jaar| 2 tot 3 jaar| 4 tot 6 jaar| 7 tot 11 jaar| 12 tot 20 jaar| 21 jaar|

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps| -| -| -| -| -| -| -341

3.4.2. Valutarisico

Het valutarisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.

De faciliteit is blootgesteld aan een valutarisico wanneer er zich valutamismatches voordoen tussen de activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van onverwachte en ongunstige wijzigingen in de waarde van toekomstige kasstromen als gevolg van wisselkoersschommelingen.

3.4.2.1 Valutarisico en schatkistpapier

Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.

Het valutarisico wordt gedekt door valutaspot of termijntransacties, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.

3.4.2.2 Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.

De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.

Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.

3.4.2.2.1. Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD

- Leningen van de faciliteit die worden uitgekeerd in andere valuatie dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.

- Voor uitkeringen in het kader van transacties van de faciliteit in een andere valuta dan EUR en USD waarbij niet is voorzien in een afdekking op lange termijn, voert de afdeling thesaurie twee werkdagen voorafgaand aan de uitkering een valutatransactie uit. De wisselkoers die geldt voor de transacties van de faciliteit stemt overeen met de wisselkoers op de markt waartegen de afdeling thesaurie de transactie heeft uitgevoerd. Dit geldt ook voor terugbetalingen in andere valuta dan de EUR en USD, waarbij de afdeling thesaurie in voorkomend geval een wisselkoerstransactie uitvoert om de ontvangen valuta om te wisselen.

- Voor niet-afgeroepen waarborgen is er geen valutadekking. Afgeroepen waarborgen in andere valuta dan EUR en USD worden afgedekt.

- Transacties in andere valuta dan EUR en USD die door de afdeling thesaurie niet kunnen worden afgedekt met een valutadekking, blijven ongedekt. Dit geldt ook voor (synthetische) transacties in een lokale valuta die in EUR of USD worden afgewikkeld. De faciliteit blijft blootgesteld aan het valutarisico die hierbij wordt gelopen.

3.4.2.2.2. Afdekking van verrichtingen in USD

- Het totale uitstaande bedrag van alle transacties van de faciliteit (met uitzondering van niet-afgeroepen waarborgen) in USD wordt afgeschermd door middel van USD/EUR valutaswaps, die periodiek worden verlengd. Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.

- In de boekhouding komt een periodieke berekening van de totale blootstelling aan USD tot stand om in voorkomend geval de afdekking op de volgende valutaswapverlenging aan te passen.

- Indien de dienst thesaurie dit uit operationeel oogpunt passend vindt, kunnen ook cross-currency swaps worden gebruikt om specifieke leningen in USD af te dekken.

- Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hoc valutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet.

3.4.2.3 Deviezenpositie

In de onderstaande tabellen wordt de deviezenpositie van de faciliteit toegelicht (× 1000 EUR):

Per 31 december EUR| USD| KES| ACS/LGO valuta| Totaal

||||||

ACTIVA|||||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 542 57 -| -| 599 515

Afgeleide financiële instrumenten| 3 -2 -| -| 1 024

Leningen en vorderingen| 488 572 66 95 1 222 199

Voor verkoop beschikbare financiële activa| 70 252 -| 8 331 699

Tot einde looptijd aangehouden activa| 102 -| -| -| 102 562

Overige activa| -| -| -|  |  148

Totaal activa| 1 206 880 66 104 2 257 147

||||||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN|||||

Passiva|||||

Afgeleide financiële instrumenten| -715 719 -| -| 3 545

Uitgestelde baten| 34  | -| -| 35 083

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| 331 -| -| -| 331 235

Overige passiva| 2  | -|  | 2 572

Totaal passiva| -347 719 -|  | 372 435

Middelen contribuanten|||||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten| 1 661 -| -| -| 1 661 309

Reëlewaardereserve| 2 69 -| 6 78 191

Ingehouden winsten| 145 -| -| -| 145 212

Totaal middelen contribuanten| 1 809 69 -| 6 1 884 712

Totaal passiva en middelen contribuanten| 1 461 788 -| 6 2 257 147

Valutapositie per 31 december -255 91 66 97 -

||||||

Per 31 december 2013:|||||

VASTLEGGINGEN|||||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa| 896 170 -| -| 1 066 687

Aangesproken garanties| -| -| -| 4 4 414

Rentesubsidies en technische bijstand| 222 -| -| -| 222 588

||||||

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN|||||

Niet-aangesproken garanties| 25 -| -| -| 25 000

Per 31 december EUR| USD| KES| ACS/LGO valuta| Totaal

||||||

ACTIVA|||||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| 424 41 -| -| 466 568

Afgeleide financiële instrumenten| 1 -| -| -| 115

Leningen en vorderingen| 513 508 60 64 1 146 280

Voor verkoop beschikbare financiële activa| 66 259 -| 6 333 001

Door contribuanten te storten bedragen| 87 -| -| -| 87 310

Tot einde looptijd aangehouden activa| 99 -| -| -| 99 029

Overige activa| -| -| -| 224

Totaal activa| 1 191 809 60 71 2 132 527

||||||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN|||||

Passiva|||||

Afgeleide financiële instrumenten| -675 682 -| -| 7 035

Uitgestelde baten| 37 -| -| 37 808

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| 312 -| -| 312 086

Overige passiva| 1 153

Totaal passiva| -325 683 358 082

Middelen contribuanten|||||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten| 1 561 -| -| -| 1 561 309

Reëlewaardereserve| 5 59 -| 3 68 434

Ingehouden winsten| 144 -| -| -| 144 702

Totaal middelen contribuanten| 1 711 59 -| 3 1 774 445

Totaal passiva en middelen contribuanten| 1 386 742 4 2 132 527

Valutapositie per 31 december -194 66 60 67 -

||||||

Per 31 december 2012:|||||

VASTLEGGINGEN|||||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa| 794 171 -| -| 966 114

Aangesproken garanties| -| -| -| 6 6 224

Rentesubsidies en technische bijstand| 228 -| -| -| 228 175

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN|||||

Niet-aangesproken garanties| 20 -| -| -| 20 000

3.4.2.4 Deviezen gevoeligheidsanalyse (x 1 000 EUR)

Op de verslagleggingsdatum is de meest aanzienlijke nettoblootstelling in vreemde valuta de nettoblootstelling in USD. Per 31 december 2013 zou een wijziging van +/- 10 percent in de wisselkoers van de USD resulteren in een wijziging van de middelen van de contribuanten ten belope van 9 123 EUR, respectievelijk - 9 123 EUR (31 december 2012: 6 677 EUR, respectievelijk -6 677 EUR)

3.4.2.5 Omrekeningskoers

De volgende omrekeningsnormen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2013 en 31 december 2012:

|| 31 december 31 december 2012

Andere dan EU-valuta||

Dominicaanse Republiek pesos (DOP)| 58,| 53,1220

Fijische dollar (FJD)| 2,| 2,3417

Haïtiaanse gourde (HTG)| 60,| 55,7265

Keniaanse shillings (KES)| 118,| 113,68

Mauritaanse ouguiya (MRO)| 398,| 393,99

Mauritiaanse rupee (MUR)| 41,| 40,19

Rwandese frank (RWF)| 926,| 811,83

Tanzaniaanse shillings (TZS)| 2 179,| n.v.t.

Oegandese shillings (UGX)| 3 3 549

US-dollars (USD)| 1,| 1,3194

CFA-franken (XAF/XOF)| 655,| 655,957

Zuid-Afrikaanse rand (ZAR)| 14,| 11,1727

3.4.3. Aandelenkoersrisico (× 1000 EUR)

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/ de waarde van de aandeleninvesteringen.

De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.

De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.

De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de voor verkoop beschikbare aandelenportfolio) als gevolg van een 10 % -verlaging van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op -33 170 EUR op 31 december 2013 en -33 300 EUR op 31 december 2012.

4 Reële waarde van financiële instrumenten

4.1 Indeling van de rekeningen en reële waarde

In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn gewaardeerd als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.

Per 31 december 2013 (x 1 000 EUR)| Boekwaarde|| Reële waarde

Voor handelsdoel-einden aangehouden| Beschikbaar voor verkoop| Leningen en vorderingen| Aangehouden tot einde looptijd| Overige financiële verplich-tingen| Totaal|| Niv. Niv. Niv. Totaal

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Afgeleide financiële instrumenten| 1 -| -| -| -| 1| -| 1 -| 1 024

Risicokapitaal-fonds        | -| 269 -| -| -| 269| -| -| 269 269 252

Directe aandelen-investeringen| -| 62 -| -| -| 62| 6 -| 55 62 447

Totaal| 1 331 -| -| -| 332| 6 1 324 332 723

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| -| -| 599 -| -| 599||||

Leningen en vorderingen| -| -| 1 222 -| -| 1 222| -| 1 351 -| 1 351 244

Obligaties| -| -| -| 102 -| 102| 102 -| -| 102 549

Overige activa| -| -| -| -|||||

Totaal| -| -| 1 821 102 -| 1 924| 102 1 351 -| 1 453 793

Totaal financiële activa| 1 331 1 821 102 -| 2 257|

||||||||||||

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde:|||||||||||

Afgeleide financiële instrumenten| -3 -| -| -| -| -3| -| -3 -| -3 545

Totaal| -3 -| -| -| -| -3| -| -3 -| -3 545

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| -| -| -| -| -331 -331||||

Overige passiva| -| -| -| -| -2 -2||||

Totaal| -| -| -| -| -333 -333||||

Totale financiële verplichtingen| -3 -| -| -| -333 -337||||

4          Reële waarde van financiële instrumenten (vervolg)

4.1        Indeling van de rekeningen en reële waarde (vervolg)

Per 31 december 2012 (x 1 000 EUR)| Boekwaarde|| Reële waarde

Voor handelsdoeleinden aangehouden| Beschikbaar voor verkoop| Leningen en vorderingen| Aangehouden tot einde looptijd| Overige financiële verplich-tingen| Totaal|| Niveau Niveau Niveau Totaal

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Afgeleide financiële instrumenten| -| -| -| -|| -| -| 115

Risicokapitaal-fonds        | -| 265 -| -| -| 265| -| -| 265 265 301

Directe beleggingen in aandelen| -| 67 -| -| -| 67| 11 -| 56 67 700

Totaal| 333 -| -| -| 333| 11 322 333 116

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen| -| -| 466 -| -| 466||||

Leningen en vorderingen| -| -| 1 146 -| -| 1 146| -| 1 226 -| 1 226 409

Door contribuanten te storten bedragen| -| -| 87 -| -| 87||||

Obligaties| -| -| -| 99 -| 99| 98 -| -| 98 805

Overige activa| -| -| -| -|||||

Totaal| -| -| 1 700 99 -| 1 799| 98 1 226 -| 1 325 214

Totaal financiële activa| 333 1 700 99 -| 2 132|

||||||||||||

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde:|||||||||||

Afgeleide financiële instrumenten| -7 -| -| -| -| -7| -| -7 -| -7 035

Totaal| -7 -| -| -| -| -7| -| -7 -| -7 035

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde|||||||||||

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| -| -| -| -| -312 -312||||

Overige passiva| -| -| -| -| -1 -1||||

Totaal| -| -| -| -| -313 -313||||

Totale financiële verplichtingen| -7 -| -| -| -313 -320||||

4.2 Waardering van reële waarden

4.2.1 Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs

In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:

|| Waarderingstechniek| Aanzienlijke niet-waarneembare inputs| Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden

Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde||

||||

Afgeleide financiële instrumenten| Gedisconteerde kasstroom  Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentencurven op het einde van de rapportageperiode) en termijncontracten/rentevoeten,  gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen.| Niet van toepassing.| Niet van toepassing.

||||

Risicokapitaal-fonds (VCF)| Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast.| Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidsuitgaven en de beheerkosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden.| Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.

||||

Directe aandelen-investeringen| Aangepaste intrinsieke waarde| Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidsuitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle.| Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.

||||

||| Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërende van 5% tot 30%.| Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde.

||||

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde||

||||

Leningen en vorderingen| Gedisconteerde kasstromen Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en vorderingen te verkrijgen| Niet van toepassing.| Niet van toepassing.

||||

Aan derde partijen verschuldigde bedragen| Gedisconteerde kasstromen.| Niet van toepassing.| Niet van toepassing.

||||

Overige passiva| Gedisconteerde kasstromen| Niet van toepassing.| Niet van toepassing.

Bij de toepassing van de norm IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2013. Hierbij gaat het om:

- aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een verlies van 184 000 EUR.

- aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransactie in aanmerking wordt genomen, werden geraamd op nul.

Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.

4.2.2 Overdrachten tussen niveau 1 en 2

In 2013 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.

4.2.3 Reële waarden niveau 3

Afstemming van reële waarden niveau 3

In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2013 en 31 december 2012 afgesloten jaren:

(× 1000 EUR)| Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 322 000

Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:|

- netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa| 5 294

- waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa| -2 701

Totaal|  2 593

Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten;|

- nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa| 4 299

Totaal| 4 299

Uitgekeerde bedragen| 34 700

Terugbetalingen| -38 737

Saldo op 31 december 324 855

(× 1000 EUR)| Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 236 446

Totale baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:| 8 133

Totale baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten;| 15 041

Uitgekeerde bedragen| 81 981

Terugbetalingen| -19 601

Saldo op 31 december 322 000

In 2013 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats uit of naar het niveau 3 van de reëlewaardehiërarchie.

Gevoeligheidsanalyse

Een wijziging ten belope van +/- 10 pct op de verslagleggingsdatum met betrekking tot een van de aanzienlijke niet-waarneembare inputs die worden gebruikt om de reële waarden van de durfkapitaalfondsen en directe aandeleninvesteringen te bepalen - waarbij alle andere inputs constant blijven - zou de volgende gevolgen hebben op de andere niet-gerealiseerde resultaten:

Per 31 december 2013 (x 1 000 EUR)| Stijging| Daling

Durfkapitaalfondsen| -20

Directe beleggingen in aandelen| -141

Totaal| -161

5 Geldmiddelen en kasequivalenten (x 1 000 EUR)

Geldmiddelen en kasequivalenten kunnen worden opgesplitst tussen middelen ontvangen van lidstaten die nog niet uitgekeerd zijn en middelen die zijn verkregen uit de bedrijfseconomische en financiële activiteiten van de faciliteit.

|| 31.12.| 31.12.2012

Ontvangen maar nog niet uitgekeerde bijdragen van lidstaten| 36 117 622

Middelen uit de financiële en bedrijfseconomische activiteiten| 562 348 946

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen in het vermogensoverzicht| 599 466 568

Lopende rente| - - 7

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen in het kasstroomoverzicht| 599 466 561

6 Afgeleide financiële instrumenten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:

Per 31 december Reële waarde| Referentiebedrag

Activa| Passiva

Valutaswaps:|  | -| 2 067

Valutarenteswaps|  | -2 16 461

Renteswaps|  | -| 43 335

FX swaps| -| -1 700 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten| 1 -3 761 863

||||

Per 31 december Reële waarde| Referentiebedrag

Activa| Passiva

Valutaswaps| -| 7 062

Valutarenteswaps| -| -3 19 504

Renteswaps| -| 19 568

FX swaps| -| -2 649 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten| -7 695 134

7 Leningen en vorderingen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van leningen en vorderingen:

|| Globale leningen  (*)| Niet-achtergestelde leningen| Achtergestelde leningen| Totaal

Nominaal per 1 januari 254 789 133 1 178 436

Uitgekeerde bedragen| 150 91 -| 242 203

Afschrijvingen| -| -| -| -

Terugbetalingen| -51 -55 -11 -119 160

Gekapitaliseerde rente| -| -| 10 10 363

Verschillen wisselkoersen| -11 -19 -1 -32 090

Nominaal per 31 december 342 806 131 1 279 752

|||||

Waardevermindering per 1 januari -6 -14 -24 -45 145

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten| -1 -| -27 -28 422

Afschrijvingen| -| -| -| -

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen| -| 1 -| 1 088

Verschillen wisselkoersen|  |  | 1 1 688

Waardevermindering per 31 december -7 -12 -50 -70 791

|||||

Geamortiseerde kosten| -2 -3 -| -6 058

Rente| 5 10 3 19 296

Leningen en vorderingen per 31 december 337 799 84 1 222 199

(*) inclusief agentuurovereenkomsten

|| Globale leningen (*)| Niet-achtergestelde leningen| Achtergestelde leningen| Totaal

Nominaal per 1 januari 225 716 128 1 070 394

Uitgekeerde bedragen| 79 154 -| 233 018

Afschrijvingen| -| -1 -| -2 153

Terugbetalingen| -39 -71 -4 -115 480

Gekapitaliseerde rente| -| -| 9 9 622

Verschillen wisselkoersen| -8 -7 -| -16 965

Nominaal per 31 december 254 789 133 1 178 436

|||||

Waardevermindering per 1 januari -7 -16 -24 -48 816

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten| -| -| -| -1 127

Afschrijvingen| 1 -| 2 153

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen| -| 1 724

Verschillen wisselkoersen| 921

Waardevermindering per 31 december -6 -14 -24 -45 145

|||||

Geamortiseerde kosten| -1 -3 -| -5 707

Rente| 5 9 4 18 696

Leningen en vorderingen per 31 december 251 780 113 1 146 280

(*) inclusief agentuurovereenkomsten

8 Voor verkoop beschikbare financiële activa (X 1000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de voor verkoop beschikbare activa:

|| Risicokapitaal-fonds| Directe aandelen-investeringen| Totaal

Kosten per 1 januari 220 61 282 540

Uitgekeerde bedragen| 33 1 34 700

Terugbetalingen / verkoop| -36 -2 -38 737

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop|  | -  524

Kosten per 31 december 218 60 279 027

||||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 59 9 68 434

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen| 13 -3 9 757

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 72 5 78 191

||||

Waardevermindering per 1 januari -14 -3 -17 973

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar| -8 -| -8 176

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering|  |  |  630

Waardevermindering per 31 december -22 -3 -25 519

||||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 269 62 331 699

|| Risicokapitaal-fonds| Directe aandelen-investeringen| Totaal

Kosten per 1 januari 182 36 219 257

Uitgekeerde bedragen| 56 25 81 981

Terugbetalingen / verkoop| -19 -| -19 601

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop| 1 -| 903

Kosten per 31 december 220 61 282 540

||||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 29 11 41 750

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen| 29 -2 26 684

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 59 9 68 434

||||

Waardevermindering per 1 januari -6 -2 -9 347

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar| -7 -| -8 927

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering| 301

Waardevermindering per 31 december -14 -3 -17 973

||||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 265 67 333 001

9 Door contribuanten te storten bedragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de door contribuanten te storten bedragen:

|| 31.12.| 31.12.2012

Afgeroepen maar niet vrijgegeven bijdrage van de lidstaten| -| 87 310

Totaal van contribuanten te ontvangen bedragen| -| 87 310

10 Tot einde looptijd aangehouden financiële activa (X 1000 EUR)

De tot einde looptijd aangehouden portfolio bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de tot einde looptijd aangehouden portfolio:

Saldo per 1 januari 99 029

Verwervingen| 680 635

Looptijden:| -676 369

Afschrijvingen van agio/disagio|  228

Verandering in de opgelopen rente| -961

Saldo per 31 december 102 562

Saldo per 1 januari -

Verwervingen| 98 278

Afschrijvingen van agio/disagio| -210

Verandering in de opgelopen rente| 961

Saldo per 31 december 99 029

11 Overige activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:

|| 31.12.| 31.12.2012

Door de EIB te betalen bedragen|  | 7

Financiële waarborgen|  | 217

Te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand|  | 337

Waardevermindering op te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand (opmerking 20)| -| -337

Totaal overige activa|  | 224

12 Uitgestelde baten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van uitgestelde baten:

|| 31.12.| 31.12.2012

Uitgestelde rentesubsidies| 34 37 387

Uitgestelde commissies op leningen en vorderingen|  | 421

Totaal uitgestelde baten| 35 37 808

13 Aan derden verschuldigde bedragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de aan derde partijen verschuldigde bedragen:

|| 31.12.| 31.12.2012

Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen| 37 36 202

Andere aan EIB te betalen bedragen|  | 8 904

Nog niet uitgekeerde rentesubsidies die aan lidstaten zijn verschuldigd| 292 266 980

Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen| 331 312 086

14 Overige verplichtingen (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:

|| 31.12.| 31.12.2012

Voorschotten op terugbetalingen lening| 1 215

Uitgestelde baten van rentesubsidies| 723

Financiële waarborgen|  | 215

Totaal overige verplichtingen| 2 1 153

15 Afgeroepen faciliteitsbijdrage lidstaten (x 1 000 EUR)

Lidstaten| Bijdrage aan de faciliteit| Bijdrage rentesubsidies| Totaal bijgedragen| Afgeroepen en niet betaald (*)

Oostenrijk| 44 11 55 -

België| 65 17 82 -

Denemarken| 35 9 44 -

Finland| 24 6 31 -

Frankrijk| 403 105 509 -

Duitsland| 388 101 489 -

Griekenland| 20 5 26 -

Ierland| 10 2 12 -

Italië| 208 54 262 -

Luxemburg| 4 1 6 -

Nederland| 86 22 109 -

Portugal| 16 4 20 -

Spanje| 97 25 122 -

Zweden| 45 11 57 -

Verenigd Koninkrijk| 210 55 265 -

Totaal per 31 december 1 661 433 2 095 -

Totaal per 31 december 1 561 383 1 945 87 310

(*) Op 20 november 2012 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2013 dienen te worden betaald.

16 Voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen (x 1 000 EUR)

|| 31.12.| 31.12.2012

Vastleggingen||

Niet-uitgekeerde leningen| 889 749 044

Niet-uitbetaalde verbintenis met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa| 176 217 070

Aangesproken garanties| 4 6 224

Subsidies en technische bijstand| 222 228 175

|||

Voorwaardelijke verplichtingen||

Niet-aangesproken garanties| 25 20 000

|||

Totaal voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen| 1 318 1 220 513

17 Rente en soortgelijke baten en lasten (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke baten zijn als volgt:

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen|  | 1 678

Tot einde looptijd aangehouden activa|  | 36

Leningen en vorderingen| 63 64 060

Rentesubsidies| 4 1 729

Totale rente en soortgelijke baten| 68 67 503

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgaven zijn als volgt:

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

Afgeleide financiële instrumenten| -1 -1 114

Totale rente en soortgelijke uitgaven| -1 - 1 114

18 Baten en lasten van honoraria en provisies (x 1000 EUR)

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

Honoraria en provisies op leningen en vorderingen| 3 1 710

Honoraria en provisies op financiële garanties|  | 191

Overige|  | 33

Totaal baten uit honoraria en provisies| 4 1 934

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

Provisies betaald aan derde partijen met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa| -| -292

Totaal uitgaven uit honoraria en provisies| -| -292

19 Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

Netto-opbrengsten van voor verkoop beschikbare financiële activa| 2 70

Baten uit dividenden| 2 975

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa| 5 1 045

20 Waardevermindering overige activa (× 1000 EUR)

Gedurende 2012 heeft de faciliteit technische bijstand ten bedrage van 638 EUR verstrekt die door frauduleus gedrag van de tegenpartij de eindbegunstigde niet heeft bereikt. Er werden juridische stappen ondernomen, waarna de faciliteit een bedrag van 301 EUR kon recupereren. Het resterende uitstaande bedrag werd geboekt als vordering. Op de verslagleggingsdatum werd het weinig waarschijnlijk geacht dat het uitstaande bedrag door de faciliteit kan worden ingevorderd. Bijgevolg werd dit bedrag van 337 EUR als waardevermindering geboekt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

21 Algemene administratiekosten (x 1 000 EUR)

De algemene administratiekosten zijn de werkelijke kosten die door de EIB worden gemaakt bij het beheer van de faciliteit minus de baten uit standaard taxatievergoedingen die direct door de EIB aan de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht.

|| Vanaf 1.1.| Vanaf 1.1.2012

|| tot 31.12.| tot 31.12.2012

De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt| -40 -38 390

Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht| 3 2 188

Algemene administratiekosten| -37 -36 202

Na de inwerkingtreding van de herziene partnerschapsovereenkomst van Cotonou op 1 juli 2008 worden de algemene administratiekosten niet meer door de lidstaten gedekt.

22 Latere gebeurtenissen

Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2013.

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT

Toelichting bij de tabellen:

· In de tabellen betekent het cijfer '0.00' dat het desbetreffende bedrag tussen – 4999 EUR en 4999 EUR ligt. Als geen cijfer is vermeld, is het desbetreffende bedrag gelijk aan nul.        Landen met een nulsaldo in alle kolommen zijn niet in de tabellen opgenomen.

· De rubriek 'Alle ACS/LGO landen' verwijst naar projecten die verschillende landen bestrijken, doch niet uit hoofde van de regionale samenwerking worden gefinancierd.

· In alle tabellen omvat de rubriek 'Adm.- en financieringskosten' met EOF-rente gefinancierde projecten of de toewijzing voor administratieve uitgaven.

[1]          PB L 247 van 9.9.2006, blz. 22.

[2]           Alle cijfers zijn afgerond tot miljoenen euro. Doordat de cijfers zijn afgerond, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens niet correct zijn opgeteld. '0' staat voor bedragen van minder dan 500 000 EUR. Bedragen die nul zijn, worden aangeduid met een liggend streepje (-).

[3]            Kortlopende vorderingen met uitzondering van vorderingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[4]           Kortlopende verplichtingen met uitzondering van verplichtingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[5]           Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds, PB L 78 van 19.3.2008, gewijzigd bij Verordening(EU) nr. 370/2011 van de Raad van 11 april 2011, PB L 102 van 14.4.2011.

[6]           Overeenkomstig artikel 153 van het Financieel Reglement van het 10e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 10e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 6, Financieel risicobeheer.

[7]           Dit saldo komt overeen met de voor de Democratische Republiek Congo beschikbare middelen overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/583/EG van de Raad[7].

[8]           PB L 156 van 29.5.1998, blz. 3-106.