Toelichting bij COM(2014)666 - "octroi de mer"-belastingregeling in de Franse ultraperifere gebieden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn van toepassing op de ultraperifere gebieden van de Unie. De Franse ultraperifere gebieden vallen evenwel buiten het territoriale toepassingsgebied van de btw- en de accijnsrichtlijn.

De bepalingen van het VWEU, en met name artikel 110, staan in beginsel niet toe dat lokale producten en producten uit het Franse moederland, andere lidstaten of derde landen in de Franse ultraperifere gebieden verschillend worden belast. Op grond van artikel 349 VWEU (oud artikel 299, lid 2, VEG) mogen echter specifieke maatregelen worden genomen ten gunste van deze gebieden omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie. Deze maatregelen hebben betrekking op diverse beleidsterreinen, waaronder het fiscale beleid.

De 'octroi de mer'-belasting is een indirecte belasting op de leveringen en de invoer van goederen in de Franse ultraperifere gebieden. Zij wordt in beginsel gelijkelijk geheven op lokaal vervaardigde producten en op producten die elders zijn vervaardigd (dat wil zeggen in het Franse moederland, andere lidstaten of derde landen).

Bij Beschikking 2004/162/EG van de Raad van 10 februari 2004 (zoals gewijzigd bij Beschikking 2008/439/EG van de Raad van 9 juni 2008 en Besluit nr. 448/2011/EU van de Raad van 19 juli 2011), vastgesteld op grond van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag, werd Frankrijk evenwel gemachtigd om tot 1 juli 2014 vrijstelling of vermindering van de 'octroi de mer' te verlenen voor bepaalde in de Franse ultraperifere gebieden (met uitzondering van Saint Martin) vervaardigde producten. In de bijlage bij die beschikking is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of ‑vermindering. Afhankelijk van product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 10, 20 of 30 procentpunten bedragen.

Deze gedifferentieerde belastingheffing moet de belemmeringen compenseren waarmee de ultraperifere gebieden te kampen hebben en die tot uiting komen in hogere productiekosten en dus ook een hogere kostprijs van lokaal vervaardigde producten. Als er geen specifieke maatregelen worden genomen, zouden de lokale producten minder concurrerend zijn dan producten van elders, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de vervoerkosten. Het behoud van een lokale productie, waarvan de productiekosten hoger zijn, zou daardoor worden bemoeilijkt.

Voorts is bij Besluit 2014/162/EU van de Raad van 11 maart 2014 Beschikking 2004/162/EG van de Raad ook van toepassing verklaard op Mayotte vanaf 1 januari 2014, de datum waarop Mayotte een ultraperifeer gebied is geworden. In dat besluit is ook vastgesteld ten aanzien van welke producten en binnen welke grenzen de 'octroi de mer' mag worden gedifferentieerd.

Om de Commissie in staat te stellen haar onderzoek van het Franse verzoek te voltooien, ten slotte, is de geldigheidsduur van Beschikking 2004/162/EG van de Raad bij Besluit nr. 378/2014/EU van de Raad met zes maanden verlengd tot 31 december 2014 in plaats van 1 juli 2014.

Onderhavig voorstel strekt tot vaststelling van het rechtskader voor de 'octroi de mer'-belasting vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2020. Het verlengt Beschikking 2004/162/EG opnieuw met een periode van zes maanden om Frankrijk de tijd geven de bepalingen van het nieuwe besluit van de Raad in zijn nationale recht om te zetten, en voorziet in de vaststelling van een nieuw rechtskader dat van toepassing is van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2020.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Bij Beschikking 2004/162/EG van de Raad van 10 februari 2004 (zoals gewijzigd bij Beschikking 2008/439/EG van de Raad van 9 juni 2008 en de besluiten van de Raad nr. 448/2011/EU van 19 juli 2011, 2014/162/EU van 11 maart 2014 en nr. 378/2014/EU van 12 juni 2014) werd Frankrijk gemachtigd om tot 31 december 2014 vrijstelling of vermindering van de 'octroi de mer' te verlenen voor bepaalde in de Franse ultraperifere gebieden (met uitzondering van Saint Martin) vervaardigde producten. In de bijlage bij die beschikking is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of ‑vermindering. Afhankelijk van het product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 10, 20 of 30 procentpunten bedragen.

In Beschikking 2004/162/EG worden de redenen voor het nemen van specifieke maatregelen uiteengezet: de geïsoleerde ligging, de afhankelijkheid van grondstoffen en energie, de noodzaak om grotere voorraden aan te leggen, de beperkte omvang van de lokale markt in combinatie met de nauwelijks ontwikkelde exportactiviteit enz. Al deze belemmeringen samen leiden tot hogere productiekosten en daarmee tot een hogere kostprijs van lokaal vervaardigde producten, die – als er geen specifieke maatregelen werden genomen – minder concurrerend zouden zijn dan producten van elders, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de kosten voor het vervoer naar de Franse overzeese departementen. Het behoud van de lokale productie zou daardoor worden bemoeilijkt. De specifieke maatregelen van Beschikking 2004/162/EG beogen daarom de lokale industrie te versterken door het concurrentievermogen ervan te verbeteren.

De Franse autoriteiten zijn van mening dat de belemmeringen waarmee de Franse ultraperifere gebieden worden geconfronteerd, nog altijd bestaan en hebben daarom de Europese Commissie, bij verschillende aan haar gerichte brieven tussen 25 januari en 7 juni 2013, verzocht om ook na 1 juli 2014 een systeem van gedifferentieerde belastingheffing te mogen blijven toepassen dat vergelijkbaar is met het huidige, meer bepaald tot 31 december 2020. Zij hebben erop gewezen dat de hierboven genoemde belemmeringen van permanente aard zijn, dat de lokale productie dankzij de bij Beschikking 2004/162/EG van de Raad toegestane belastingregeling in stand kon worden gehouden en in sommige gevallen kon worden ontwikkeld, en dat de begunstigde ondernemingen niet aan de regeling hebben verdiend in zoverre dat de invoer van producten die onderworpen zijn aan een gedifferentieerde heffing, in zijn geheel bekeken, alleen maar verder is gestegen.

Het onderzoek van de lijsten van producten waarvoor de Franse autoriteiten een gedifferentieerde belastingheffing willen toepassen, is een werk van lange adem geweest waarbij voor elk product moest worden nagegaan of een gedifferentieerde belasting gerechtvaardigd en evenredig is, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid.

Dit werk heeft zolang geduurd vanwege het grote aantal producten in kwestie (enkele honderden) en de vele gegevens die moesten worden verzameld in verband met de structuur van de betrokken productmarkten: het bestaan van lokale productie, het bestaan van een omvangrijke 'invoer' (inclusief uit het Franse moederland en andere lidstaten) die het behoud van de lokale productie in gevaar kan brengen, het ontbreken van een monopolie of bijna-monopolie van de lokale productie, redenen voor de hogere productiekosten die de lokale producten benadelen ten opzichte van 'ingevoerde' producten, toetsing van de verenigbaarheid van een gedifferentieerde heffing met het overige Uniebeleid.

Zo heeft het bijvoorbeeld geen zin producten op te nemen in de lijsten van producten waarvoor de heffing gedifferentieerd kan worden, als er lokaal geen producten worden vervaardigd die aan de 'octroi de mer' onderworpen zijn. Voor de definitie van de producten die lokaal worden vervaardigd, is in het algemeen gekozen voor de meest nauwkeurige post in de gecombineerde nomenclatuur. In bepaalde gevallen en ook wat betreft de producten op de bestaande lijsten van producten waarvoor de belasting kan worden gedifferentieerd, is evenwel gebruikgemaakt van de viercijferige posten van het douanetarief omdat het niet mogelijk was preciezere douaneposten met meer dan vier cijfers vast te stellen. In dat geval kan het voorkomen dat de gekozen viercijferige posten in mindere mate ook producten omvatten waarvoor geen lokale productie bestaat.

Voor de evaluatie van de hogere productiekosten die door de gedifferentieerde belastingheffing moeten worden gecompenseerd, hebben de Franse autoriteiten voor ieder product of, in het geval van verschillende producten met vergelijkbare productiekosten, iedere productgroep een evaluatie verstrekt van de hogere productiekosten waarmee de lokale ondernemingen worden geconfronteerd en die, naargelang het geval, het volgende omvatten: leveringskosten, loonkosten, hogere energiekosten, financiële kosten als gevolg van de grotere voorraden die moeten worden aangehouden, hogere onderhoudskosten, onderbenutting van de productiefaciliteiten, hogere financiële lasten. Er is gecontroleerd of de berekende hogere kosten niet minder bedroegen dan de door de Franse autoriteiten gevraagde belastingdifferentiatie.

Het voorstel voor een besluit van de Raad voorziet erin, net als Beschikking 2004/162/EG van de Raad, dat Frankrijk wordt gemachtigd om tot 31 december 2020 vrijstelling of vermindering van de 'octroi de mer'-belasting te verlenen voor bepaalde in de Franse ultraperifere gebieden (met uitzondering van Saint Martin) vervaardigde producten. In de bijlage bij deze beschikking is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of ‑vermindering. Afhankelijk van product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 10, 20 of 30 procentpunten bedragen. Deel A van de bijlage bevat de producten waarvoor het belastingverschil niet meer dan 10 procentpunten mag bedragen, deel B die waarvoor het verschil niet meer dan 20 procentpunten en deel C die waarvoor het verschil niet meer dan 30 procentpunten mag bedragen.

De producten in de bijlage zijn grotendeels dezelfde als die in de bijlage bij Beschikking 2004/162/EG van de Raad. Op basis van het volledige heronderzoek van de lijsten is evenwel een aantal producten geschrapt omdat zij niet of niet meer lokaal worden vervaardigd. Omgekeerd zijn producten toegevoegd die niet waren opgenomen in Beschikking 2004/162/EG maar die opnieuw lokaal worden vervaardigd of waarvan zich een lokale productie heeft ontwikkeld. Tot slot is een aantal producten gehandhaafd maar werd het toegestane belastingverschil aangepast, naar boven (bijvoorbeeld producten die van deel A naar deel B van de bijlage zijn verplaatst) dan wel naar beneden (bijvoorbeeld producten die van deel C naar deel B van de bijlage zijn verplaatst) om rekening te houden met de ontwikkeling van de hogere kosten. In de huidige regeling kunnen de kleine lokale producenten met een jaaromzet van minder dan 550 000 EUR van de betaling van de 'octroi de mer' worden vrijgesteld. Frankrijk heeft te kennen gegeven dat het dit plafond wil verlagen tot 300 000 EUR. Als flankerende maatregel voor de verlaging van dit plafond waarboven producenten aan de 'octroi de mer' onderworpen worden, wil het land evenwel ook de vrijstellingsvoorwaarden voor ondernemingen met een jaaromzet van minder dan 300 000 EUR vereenvoudigen. In de voorgestelde regeling zouden de ondernemers met een jaaromzet onder dit plafond niet aan de 'octroi de mer' onderworpen zijn. Anderzijds zouden ze ook de 'octroi de mer' die is vervat in de door hen afgenomen goederen, niet meer kunnen aftrekken. Deze systematiek is dus vergelijkbaar met de systematiek die op het gebied van de btw wordt toegepast in de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van de artikelen 282 en volgende van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006. Deze systematiek lijkt dus geen bezwaar te vormen. In dit geval zou Frankrijk de in artikel 1 van het voorstel bedoelde belastingvrijstellingen of -verminderingen toepassen op alle ondernemers met een jaaromzet van ten minste 300 000 EUR.

Omwille van de samenhang met de voorschriften op het gebied van het landbouwbeleid is ervoor gekozen geen gedifferentieerde heffing toe te staan voor alle voedingsmiddelen die steun krijgen uit hoofde van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie, met name op grond van de specifieke voorzieningsgregeling. Deze maatregel voorkomt dat het effect van de landbouwsteun die op grond van de specifieke voorzieningsregeling wordt verleend, door een hogere 'octroi de mer' op de gesubsidieerde producten wordt tenietgedaan of beperkt. Om die reden hebben de Franse autoriteiten ermee ingestemd dat alle producten ten aanzien waarvan voor 2015 de toepassing van een bijzondere voorzieningsregeling zal worden gevraagd, worden geschrapt van de lijsten van producten waarvoor de belastingheffing kan worden gedifferentieerd.

De beoogde ondersteuning van de sociaaleconomische ontwikkeling van de Franse overzeese departementen, die al is neergelegd in Beschikking 2004/162/EG, wordt bevestigd door de eisen ten aanzien van het doel van de heffing. Er bestaat een wettelijke verplichting om de opbrengst van deze belasting op te nemen in de middelen van de economische en fiscale regeling voor de Franse overzeese departementen en deze te gebruiken voor een strategie van economische en sociale ontwikkeling van de Franse overzeese departementen, die ook voorziet in steun voor de stimulering van lokale activiteiten.

Het voorstel voorziet andermaal in de verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2004/162/EG met een periode van zes maanden tot en met 30 juni 2015. Deze maatregel zal Frankrijk de nodige tijd geven om de bepalingen van dit nieuwe besluit van de Raad in zijn nationale recht om te zetten.

De looptijd van de nieuwe regeling wordt vastgesteld op vijf jaar en zes maanden. De resultaten ervan zullen niettemin beoordeeld moeten worden. Daarom zullen de Franse autoriteiten de Commissie uiterlijk 31 december 2017 een verslag moeten voorleggen over de toepassing van de ingestelde belastingregeling, zodat kan worden nagegaan welk effect de genomen maatregelen hebben gehad en hoe zij hebben bijgedragen aan de bevordering of het behoud van de lokale economische activiteiten, rekening houdende met de belemmeringen waarmee de ultraperifere gebieden te kampen hebben, en zodat kan worden nagegaan of de belastingvoordelen die Frankrijk heeft verleend aan de lokaal vervaardigde producten, nog altijd noodzakelijk en proportioneel zijn. Op basis van dat verslag zal de Commissie de Raad een verslag voorleggen en, in voorkomend geval, een voorstel tot wijziging van de bepalingen van onderhavig besluit om rekening te houden met de gedane bevindingen.

Om een rechtsvacuüm te vermijden, wordt onderhavig besluit van toepassing met ingang van 1 juli 2015.

Het besluit van de Raad laat de eventuele toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag onverlet.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Machtiging van Frankrijk tot toepassing van vrijstellingen of verminderingen van de 'octroi de mer' voor bepaalde lokaal vervaardigde producten in de Franse ultraperifere gebieden Guadeloupe, Guyana, Martinique, Mayotte en Réunion.

Rechtsgrondslag



Artikel 349 VWEU.

Subsidiariteitsbeginsel



Alleen de Raad is gemachtigd om op basis van artikel 349 VWEU specifieke maatregelen te nemen ten gunste van de ultraperifere gebieden om met name de voorwaarden voor de toepassing van de verdragen – met inbegrip van gemeenschappelijk beleid – op deze gebieden vast te stellen, omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie.

Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het heeft uitsluitend betrekking op de producten waarvoor is aangetoond dat de lokale productie ervan extra kosten met zich meebrengt.

Voorts is de voorgestelde maximale differentiatie voor elk product waarop dit voorstel betrekking heeft, beperkt tot hetgeen nodig is om de extra kosten die gemoeid zijn met de betreffende lokale productie, te compenseren. Op die manier is de belastingdruk op de producten die in de Franse ultraperifere gebieden worden ingevoerd, niet hoger dan nodig is om het lagere concurrentievermogen van lokaal vervaardigde producten te ondervangen.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn.

Afwijkingen krachtens artikel 349 VWEU worden verleend door middel van besluiten van de Raad.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.