Toelichting bij COM(2014)386 - Wijziging in uitzonderlijke handelsmaatregelen tbv landen en gebieden gerelateerd aan het EU stabilisatie- en associatieproces en opschorten ervan mbt Bosnië en Herzegovina

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het beleid van de EU ten aanzien van de landen op de westelijke Balkan is vastgelegd in het stabilisatie- en associatieproces dat in mei 1999 door de Europese Commissie op gang werd gebracht. De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering. Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie voorziet in asymmetrische handelsliberalisering. Verordening (EG) nr. 1215/2009 is van toepassing tot 31 december 2015.

Sinds de start van het stabilisatie- en associatieproces zijn stabilisatie- en associatieovereenkomsten gesloten tussen de Unie en alle betrokken landen van de westelijke Balkan, met uitzondering van Bosnië en Herzegovina en Kosovo[1]. Bosnië en Herzegovina is in 2003 erkend als potentiële kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de EU en heeft in 2008 een stabilisatie- en associatieovereenkomst ondertekend, waarmee het akkoord ging met de voorwaarden voor lidmaatschap van de EU. Sindsdien is een interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken met Bosnië en Herzegovina van toepassing, in afwachting van de afronding van het ratificatieproces van de stabilisatie- en associatieovereenkomst.

Gezien de verschillen in het toepassingsgebied van de tariefliberalisering in de contractuele regelingen die tussen de Unie en alle deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces zijn ontwikkeld en de in het kader van Verordening (EG) nr. 1215/2009 toegekende preferenties, wordt voorgesteld om de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 1215/2009 tot 31 december 2020 te verlengen teneinde de begunstigden van de uitzonderlijke handelsmaatregelen en de Europese Unie voldoende tijd te geven om de in het kader van Verordening (EG) nr. 1215/2009 toegekende preferenties waar nodig af te stemmen op de preferenties waarin wordt voorzien in de stabilisatie- en associatieovereenkomsten. Na de uitbreiding van de Europese Unie op 1 juli 2013 heeft Bosnië en Herzegovina nog niet aanvaard de in het kader van de interimovereenkomst toegekende handelsconcessies aan te passen teneinde het preferentiële traditionele handelsverkeer tussen Kroatië en Bosnië en Herzegovina in het kader van de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst (Cefta) in aanmerking te nemen. Indien Bosnië en Herzegovina en de Europese Unie geen overeenstemming bereiken over de aanpassing van de handelsconcessies moeten de in het kader van Verordening (EG) nr. 1215/2009 aan Bosnië en Herzegovina toegekende preferenties vanaf 1 januari 2016 worden opgeschort. Zodra Bosnië en Herzegovina en de Europese Unie een overeenkomst over de aanpassing van de handelsconcessies in de interimovereenkomst hebben ondertekend en voorlopig hebben toegepast, zullen de preferenties opnieuw worden ingesteld.

In artikel 21, lid 1, van het EU-Verdrag is vastgelegd dat het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen, waaronder de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de eerbiediging van de menselijke waardigheid. De Unie moet deze beginselen ook eerbiedigen en bevorderen in haar externe optreden, met inbegrip van haar gemeenschappelijke handelspolitiek. Verordening (EG) nr. 1215/2009 biedt geen enkele mogelijkheid om het toekennen van uitzonderlijke handelsmaatregelen tijdelijk op te schorten in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat door de begunstigden ervan. Het is wenselijk om een dergelijke mogelijkheid in die verordening op te nemen om ervoor te zorgen dat snel kan worden ingegrepen in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat in een van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie.

Tot slot volgt een technische aanpassing met betrekking tot de toegang van Montenegro tot het aanvullende algemene tariefcontingent voor de invoer van wijn.

1.

Juridische elementen van het voorstel



De rechtsgrond van dit voorstel is artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde verordening brengt geen extra kosten mee voor de EU-begroting. Voor de periode 2015-2020 zal er geen bijkomende derving aan tariefinkomsten zijn met betrekking tot producten van oorsprong uit de huidige begunstigde landen en gebieden. Hypothetische inkomsten van eventuele toekomstige uitvoer worden niet als derving van tariefinkomsten beschouwd.