Toelichting bij COM(2015)15 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Artikel 19 van verordening nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december betreffende het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[1] ("de MFK-verordening") voorziet in een herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) in geval van een te late vaststelling van regels of programma’s onder gedeeld beheer:

1. Indien na 1 januari 2014 nieuwe regels of programma's voor het gedeeld beheer van de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, en het Fonds voor interne veiligheid worden vastgesteld, wordt het MFK herzien om de toegewezen bedragen die in 2014 niet zijn gebruikt over te dragen naar daaropvolgende jaren, boven de vastgestelde uitgavenmaxima.

2. De herziening betreffende de overdracht van ongebruikte toewijzingen voor het jaar 2014 wordt vóór 1 mei 2015 goedgekeurd.

Omdat pas laat overeenstemming werd bereikt over het MFK 2014-2020, werden de verschillende wetgevingshandelingen voor de uitvoering van de fondsen in december 2013 goedgekeurd wat betreft het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), en pas in mei 2014 wat betreft het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF). Voor elk fonds werd vervolgens een aantal uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen aangenomen in de loop van 2014.

De strategie van de Commissie waarbij reeds vanaf 2012 een informele dialoog werd gevoerd over de programmeringsdocumenten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (de ESI-Fondsen: EFRO, ESF, CF, ELFPO en EFMZV) heeft belangrijke resultaten opgeleverd. Het duurde ongeveer vier maanden minder dan in de vorige programmeringsperiode om de partnerschapsovereenkomsten te sluiten.

Desondanks konden als gevolg van het laattijdige akkoord over de wetgevingshandelingen heel wat programma’s niet in 2014 worden goedgekeurd en waren zij niet ver genoeg ontwikkeld om in aanmerking te komen voor de procedure van overdracht van kredieten waarin artikel 13 van het Financieel Reglement[2] voorziet: programma’s die eind 2014 „klaar voor goedkeuring” waren, maar wegens tijdgebrek formeel niet konden worden vastgesteld, komen wat betreft de vastlegging voor 2014 in aanmerking voor de procedure van „overdracht” in de zin van artikel 13, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement. „Klaar voor goedkeuring” betekent in dit verband dat de voorbereidende stadia zijn beëindigd en dat er geen verdere stappen nodig zijn om de procedure voor het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma in te leiden. De overdrachtprocedure maakt het in dergelijke gevallen mogelijk om de vastlegging voor 2014 over te dragen naar 2015, mits de bedragen vóór 31 maart 2015 worden vastgelegd.

Toewijzingen die niet zijn gebruikt in 2014 noch konden worden overgedragen, moeten worden overgeschreven naar volgende jaren door middel van een herziening van het MFK overeenkomstig artikel 19 van de MFK-verordening.

De herziening van de maxima van het MFK moet gepaard gaan met een gewijzigde begroting voor wat de vastleggingskredieten 2015 betreft. Zowel de herziening als de gewijzigde begroting is een voorwaarde voor de goedkeuring van programma’s, die aanleiding geeft tot de vastlegging in de begroting en de betaling van de eerste voorfinanciering.

1.

Juridische elementen van het voorstel



3.

2.1. Reikwijdte van de herziening


De herziening overeenkomstig artikel 19 van de MFK-verordening heeft betrekking op de goedkeuring na 1 januari 2014 van nieuwe regels of programma’s onder gedeeld beheer voor de ESI-fondsen, het AMIF en het ISF. Dit omvat dus programma’s die zijn goedgekeurd na 1 januari 2014, zelfs indien de toepasselijke wetgevingshandeling op die datum was vastgesteld. Overigens omvat „regels” niet alleen de basiswetgevingshandelingen tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van de betrokken fondsen, maar ook de uitvoeringshandelingen en de gedelegeerde handelingen, voor zover zij een voorwaarde zijn om de programma’s voor te bereiden of in een definitieve vorm te gieten.

Dit geldt dus ook voor middelen uit de specifieke toewijzing voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, aangezien de rechtsgrond dezelfde is als voor de programma’s.

Het geldt ook voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) omdat de vastleggingskredieten afkomstig zijn uit de Structuurfondsen en onder gedeeld beheer worden uitgevoerd.

Ten slotte slaat artikel 19 ook op de bijdragen uit het EFRO aan de grensoverschrijdende programma’s en de zeebekkenprogramma’s in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument en het instrument voor pretoetredingssteun omdat die bedragen deel uitmaken van de nationale toewijzingen in de zin van artikel 91, lid 2, van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) voor de ESI-fondsen[3].

Anderzijds omvat de herziening niet bedragen die van het Cohesiefonds worden overgeschreven naar de Connecting Europe Facility, noch de technische bijstand op initiatief van de Commissie en innovatieve acties, aangezien deze geen deel uitmaken van programma’s en onder direct beheer van de Commissie staan. Bijdragen uit rubriek 4 van het MFK vallen er ook niet onder, ook niet als ze worden overgeschreven naar het EFRO en de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”.

Artikel 19 stelt geen voorwaarden wat betreft het overdrachtprofiel van toewijzingen naar volgende jaren.

4.

3. OVERDRACHT VAN TOEWIJZINGEN


In 2014 is, in lopende prijzen, een bedrag van 21 043 639 478 EUR aan vastleggingskredieten voor programma’s onder gedeeld beheer in de zin van artikel 19 van de MFK-verordening verlopen. Dit bedrag komt overeen met de tranches '2014' van programma’s die niet konden worden vastgelegd in 2014, noch konden worden overgedragen naar 2015.

De onderstaande tabel geeft een uitsplitsing per fonds van de vastleggingen voor 2014, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen die welke in 2014 zijn vastgesteld, die welke zijn overgedragen en die welke over te dragen zijn op grond van artikel 19 van de MFK-verordening:

De Commissie stelt voor om het grootste deel van de in 2014 ongebruikte toewijzingen naar 2015 over te dragen om het tempo van de investeringen in groei en werkgelegenheid op peil te houden, de verschillen in behandeling met in 2014 goedgekeurde programma’s zo klein mogelijk te houden en een gelijke behandeling te garanderen met programma’s waarvan de vastleggingstranche voor 2014 is overgedragen overeenkomstig artikel 13 van het Financieel Reglement[4]. Daarom moeten alle toewijzingen die niet zijn gebruikt in 2014 noch zijn overgedragen, worden overgeschreven naar 2015, behalve in de volgende gevallen:

Voorgesteld wordt de ongebruikte ELFPO-toewijzingen in gelijke delen naar 2015 en 2016 over te schrijven. Dit is gerechtvaardigd door het cumulatieve effect van met name de volgende omstandigheden:

– Het wettelijk kader dat voorziet in de essentiële elementen die noodzakelijk zijn voor de lidstaten om hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s op te stellen was pas in de tweede helft van 2014 klaar. Voorts is de laatste verordening tot wijziging van de basishandeling in verband met besluiten van de lidstaten om bedragen over te hevelen van rechtstreekse steun naar plattelandsontwikkeling, wat gevolgen heeft voor de programmering, pas eind december 2014 in werking getreden.

– Als gevolg van de overgangsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1310/2013 worden aanzienlijke bedragen die worden besteed in het kader van de nieuwe programma’s voor plattelandsontwikkeling tijdens de overgang tussen twee perioden nog steeds betaald vanaf het begrotingsonderdeel voor de oude programma’s. Een verdubbeling van de beschikbare vastleggingskredieten op het begrotingsonderdeel voor de nieuwe POP’s zou bijgevolg leiden tot extra ongebruikte kredieten in 2015, aangezien de totale jaarlijkse betalingen niet alle beschikbare vastleggingskredieten op het begrotingsonderdeel voor de nieuwe POP’s zouden verbruiken.

– In tegenstelling tot wat voor de andere ESI-fondsen het geval is, ontvangen uit het ELFPO gefinancierde programma’s geen jaarlijkse voorfinanciering, hetgeen resulteert in meer tussentijdse betalingen die binnen de annuleringstermijnen worden opgevraagd.

Voor de bijdragen van het EFRO aan de grensoverschrijdende programma’s en zeebekkenprogramma’s in het kader van het Europese nabuurschapsinstrument (ENI-CBC programma’s) en van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA-CBC programma’s), wordt voorgesteld om de volledige EFRO-bijdrage van 2014 over te schrijven naar 2017. Het opzetten van deze programma’s is ingewikkelder en vergt meer tijd. Dit is te wijten aan het specifieke karakter van deze programma’s, waarbij lidstaten en kandidaat-lidstaten of buurlanden betrokken zijn.

Voor programma’s die worden gefinancierd uit het AMIF of het ISF, worden in 2014 ongebruikte toewijzingen overgeschreven naar de jaren 2015-2017 volgens een degressief profiel. De basishandelingen voor deze fondsen zijn pas in mei 2014 vastgesteld en de goedkeuring van een aantal uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen is nog hangende. Voor deze middelen geldt een strengere annuleringsregel dan voor de ESI-fondsen, nl. n+2 vanaf het tweede jaar van uitvoering, in plaats van n+3. Tot slot hebben de lidstaten relatief weinig ervaring met het beheer van deze fondsen onder gedeeld beheer. Het voorstel om de toewijzingen voor 2014 over drie jaar te verdelen, houdt rekening met deze bijzondere omstandigheden.

Dientengevolge wordt voorgesteld het in 2014 ongebruikte deel van de toewijzingen naar de volgende jaren over te dragen zoals vermeld in onderstaande tabel.

2.

Gevolgen


5.

VOOR DE BETALINGEN


De gevolgen voor de betalingen in 2015 zullen worden opgevangen in het kader van de goedgekeurde begroting voor 2015. De eerste, initiële voorfinanciering die nog niet is betaald in 2014, zal moeten worden betaald in 2015, samen met de tweede voorfinanciering. De corresponderende, in 2014 ongebruikte kredieten zijn echter gebruikt voor overschrijvingen om de betalingsachterstand van de voorgaande periode 2007-2013 te verkleinen en in 2015 zou de omgekeerde transactie kunnen worden gedaan om de voorfinancieringen te dekken.

De middellange- en langetermijngevolgen van de overschrijving voor de tussentijdse betalingen zijn moeilijker in te schatten.

De wetgevingshandelingen waarbij de uitvoering van de fondsen wordt geregeld, bevatten bepalingen voor de automatische annulering van kredieten die niet binnen een bepaalde termijn worden gebruikt, namelijk jaar n+3 voor de ESI-fondsen en jaar n+2 voor het AMIF en het ISF,

waarbij „n” het jaar is van vastlegging in de begroting. Aangezien zowel in het geval van een overdracht als van een overschrijving van vastleggingskredieten van 2014 naar 2015 de vastlegging in de begroting in 2015 plaatsvindt, begint de termijn n+3 te lopen in 2015 en verschuift de uiterste datum van eind 2017 naar eind 2018. In het geval van n+2 geldt hetzelfde: de termijn begint in 2015 en de einddatum wordt een jaar opgeschoven.

In principe is het mogelijk dat betalingen van het ene jaar naar het andere worden verschoven zonder dat de totale behoeften over de periode 2014-2020 daardoor verminderen. Anderzijds heeft de overdracht geen directe impact op het werkelijke tempo van uitvoering. Bij alle programma’s, ongeacht de datum van goedkeuring, zijn uitgaven subsidiabel vanaf 1 januari 2014 (en vanaf 1 september 2013 voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en 1 december 2013 wat betreft het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen). Dit betekent dat de uitvoering kon beginnen vóór de formele goedkeuring van het respectieve programma, waardoor het effect van de verschuiving op de indiening van de tussentijdse betalingsaanvragen minder wordt.

De verwachting is dat het feit dat de lidstaten n+3 jaar hebben om de middelen te besteden (n+2 voor AMIF en ISF), rekening houdende met de initiële en jaarlijkse voorfinanciering, tezamen met de beschikbaarheid van de overkoepelende marge voor betalingen (artikel 5 van de MFK-verordening) het effect van de overdracht van vastleggingskredieten van 2014 op de jaarlijkse betalingsmaxima verder zal temperen.

Om deze redenen stelt de Commissie geen herziening van de maxima voor de betalingen voor. Zij zal de situatie geregeld evalueren in het licht van de tenuitvoerlegging en eventueel passende voorstellen indienen, overeenkomstig de relevante bepalingen van de MFK-verordening.

6.

5. HERZIEN FINANCIEEL KADER IN LOPENDE PRIJZEN


De voorgestelde overdracht van toewijzingen zoals aangegeven in de MFK-tabel hieronder wordt uitgedrukt in lopende prijzen; de technische aanpassing voor 2015 is hierin verwerkt[5].

De verordening van de Raad tot wijziging van de MFK-verordening dient te verwijzen naar de tabel in de bijlage, die in constante prijzen van 2011 is uitgedrukt. De bedragen in lopende prijzen moeten derhalve worden omgerekend in prijzen van 2011.