Toelichting bij COM(2015)233 - Functioneren van de overgangsmaatregelen inzake vrij verkeer van werknemers uit Kroatië (eerste fase: 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2015)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 29.5.2015


COM(2015) 233 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende het functioneren van de overgangsmaatregelen inzake vrij verkeer van werknemers uit Kroatië (eerste fase: 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2015)

{SWD(2015) 107 final}


Inleiding




2.

1.1. Doel van het verslag


De Commissie presenteert dit verslag overeenkomstig bijlage V, deel 2, punt 3, bij de Akte van Toetreding van Kroatië uit 2011. Het dient als basis voor de evaluatie door de Raad van het functioneren van de overgangsmaatregelen inzake vrij verkeer van werknemers, die moet worden afgerond voor het einde van de periode van twee jaar vanaf de datum van toetreding, d.w.z. 30 juni 2015.


3.

1.2. Vrij verkeer van werknemers


Vrij verkeer van personen is één van de fundamentele vrijheden die worden gewaarborgd in het EU-recht. Deze vrijheid omvat het recht van EU-onderdanen om zich vrij naar een andere lidstaat te verplaatsen om daar te werken en te wonen met hun gezinsleden, en het recht op gelijke behandeling, ongeacht hun nationaliteit, in werkgelegenheidsaangelegenheden en met betrekking tot fiscale en sociale voordelen, lidmaatschap van vakbonden, volkshuisvesting, en de toegang van hun kinderen tot algemeen onderwijs, leerlingstelsels en beroepsonderwijs.


4.

1.3. Overgangsmaatregelen inzake vrij verkeer van werknemers


Krachtens de Akte van Toetreding uit 2011 mogen de EU-27-lidstaten 1 de vrije toegang tot hun arbeidsmarkten tijdelijk beperken voor werknemers uit Kroatië door deze toegang onderhevig te maken aan hun nationale wetgeving. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten afwijkingen van fundamentele vrijheden strikt worden geïnterpreteerd.

De totale overgangsperiode van zeven jaar is verdeeld in drie fasen (formule '2-plus-3-plus-2'). Tijdens elke fase gelden andere voorwaarden:

– In de eerste periode van twee jaar wordt de toegang van werknemers uit Kroatië tot de arbeidsmarkten van de andere lidstaten geregeld door de nationale wetgeving van die lidstaten.

– Op 1 juli 2015 gaat de tweede fase van de overgangsperiode in. De lidstaten die tijdens de tweede fase beperkingen willen blijven toepassen, moeten de Commissie daarvan op voorhand in kennis stellen, anders is het EU-recht dat vrij verkeer van werknemers garandeert van toepassing.

– Een lidstaat die de nationale maatregelen aan het einde van de tweede fase nog toepast, mag bij een ernstige of dreigende ernstige verstoring van zijn arbeidsmarkt en na kennisgeving aan de Commissie deze maatregelen blijven toepassen tot het einde van de periode van zeven jaar.

De overgangsmaatregelen lopen onherroepelijk af op 30 juni 2020.

Daarnaast heeft een lidstaat die niet langer gebruikmaakt van nationale maatregelen en de EU-wetgeving inzake vrij verkeer van werknemers toepast, de mogelijkheid om vóór het einde van de periode van zeven jaar opnieuw beperkingen in te voeren in geval van ernstige of dreigende ernstige verstoring van zijn arbeidsmarkt.

De overgangsmaatregelen zijn uitsluitend van toepassing op de toegang tot de arbeidsmarkt. Zodra een Kroatische werknemer is toegelaten tot de arbeidsmarkt van een lidstaat, kan hij of zij aanspraak maken op alle overige rechten die voortvloeien uit de EU-wetgeving.

Overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) laten de overgangsmaatregelen het grondrecht van EU-burgers op vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie onverlet. Zij zijn niet van toepassing op zelfstandigen die in de EU gevestigd zijn of er hun diensten aanbieden. Oostenrijk en Duitsland hebben de mogelijkheid gekregen om in bepaalde sectoren beperkingen toe te passen op werknemers die door in Kroatië gevestigde ondernemingen worden gedetacheerd in het kader van de verrichting van diensten, en hebben besloten hiervan gebruik te maken. Er zijn geen overgangsmaatregelen voor de toepassing van de EU-wetgeving inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.


5.

1.4. Lidstaten die tijdens de eerste fase beperkingen toepassen


Werknemers uit Kroatië hebben momenteel vrij toegang tot de arbeidsmarkten van 14 van de EU-27-lidstaten. Lidstaten die beperkingen toepassen, zijn:

• Oostenrijk

• België

• Cyprus

• Frankrijk

• Duitsland

• Griekenland

• Italië

• Luxemburg

• Malta

• Nederland

• Spanje

• Slovenië

• Verenigd Koninkrijk


In deze lidstaten wordt van Kroatische werknemers in de regel een werkvergunning geëist, hoewel er soms vereenvoudigde procedures of uitzonderingen voor beroepen in bepaalde sectoren zijn.

Kroatië heeft besloten om overeenkomstige beperkingen in te stellen voor werknemers uit deze lidstaten door van hun onderdanen ook werkvergunningen te eisen.

6.

2. Omvang van de arbeidsmobiliteit van Kroatische burgers naar de andere EU-lidstaten


7.

2.1. Kroatische burgers die in andere lidstaten verblijven


Het aantal Kroatische burgers die in de EU-27-lidstaten verblijven, is laag 2 en de meesten van hen verblijven er al langer. Voor de toetreding van Kroatië in 2013 bedroeg hun aantal ongeveer 347 000 3 , dit is ongeveer 0,07 % van de totale bevolking. Zij bevonden zich vooral in Duitsland (236 900, zijnde 68 % van het totale aantal mobiele Kroaten), Oostenrijk, (58 700, zijnde 17 %), Italië (17 200, zijnde 5 %), het Verenigd Koninkrijk (8 900, zijnde 3 %) en Slovenië (8 300, zijnde 2 %) 4 .

Wat het aantal arbeidskrachten betreft, blijkt uit de gegevens van de EU-arbeidskrachtenenquête (hierna 'AKE' genoemd) dat in 2014 in de EU-27-lidstaten ongeveer 229 000 werkzame Kroatische burgers verbleven, dit komt overeen met 0,1 % van de totale beroepsbevolking. In Oostenrijk (1,0 %), Duitsland (0,4 %) en Slovenië (0,2 %) lag dit aandeel hoger dan het gemiddelde, al bleef het relatief laag. In alle andere landen bedroeg het minder dan 0,05 % of was het te beperkt om op betrouwbare wijze te kunnen worden bepaald.

In de tien jaar vóór de uitbreiding in 2013 hebben Duitsland, Oostenrijk en Italië het grootste deel (76 %) van de mobiliteitsstromen van Kroatische burgers in de werkende leeftijd ontvangen 5 .


8.

2.2. Mobiliteitsstromen vanuit Kroatisch perspectief


Kroatische onderdanen die in 2013 in andere EU-lidstaten verbleven, vertegenwoordigden ongeveer 10 % van de Kroatische beroepsbevolking, dit is één van de hoogste percentages in de EU 6 . Zij vertegenwoordigden ongeveer 2,8 % van alle mobiele EU-burgers in de werkende leeftijd (15 tot en met 64 jaar), een aandeel dat hoger ligt dan het Kroatische aandeel in de totale EU-bevolking (0,9 %) 7 .

Deze cijfers zijn echter in hoofdzaak een afspiegeling van de migratiepatronen van vóór 2000: 9 op de 10 van deze mobiele Kroaten verbleven al meer dan 10 jaar in de EU27lidstaten 8 . Na een golf van arbeidsmigratie uit Kroatië naar Oostenrijk en Duitsland in de jaren 1960 en 1970, heeft de grootste uitstroom naar EU-landen plaatsgevonden in de jaren 1990 wegens de oorlogen op de Balkan 9 . Sindsdien zijn de mobiliteitsstromen eerder beperkt gebleven en in 2014 vertegenwoordigden de recente migranten (d.w.z. zij die minder dan 10 jaar eerder waren verhuisd) slechts 1,6 % van de Kroatische beroepsbevolking, een veel lager aandeel dan dat van de meeste Centraal- en Oost-Europese lidstaten 10 .


9.

2.3. Andere werkgerelateerde mobiliteitsstromen


Arbeidsmobiliteit van Kroatische werknemers heeft zich ook voorgedaan in de vorm van grensarbeid in buurlanden (Italië en Slovenië) en seizoenarbeid, voornamelijk in Duitsland 11 .

In 2013 waren er ongeveer 35 000 personen die in Kroatië verbleven maar in een ander land werkten, goed voor 2,3 % van de Kroatische werknemers (tegenover 1,4 % in 2010) 12 .

Bovendien zijn in 2013 meer dan 8 700 meeneembare documenten A1 afgegeven voor detachering uit Kroatië naar andere lidstaten, met name voor Duitsland (5 400), Oostenrijk (850), Italië (700), Slovenië (480) en Finland (380) 13 . Meer dan 90 % van deze documenten zijn afgegeven voor landen die tijdelijke beperkingen toepasten.


10.

2.4. Mobiliteitsstromen van Kroatische burgers sinds de toetreding


Hoewel de toetreding van Kroatië pas op 1 juli 2013 heeft plaatsgevonden, en het verzamelen en publiceren van migratiegegevens vertraging heeft opgelopen, maken de bestaande gegevens het mogelijk om een eerste beoordeling op te stellen van hoe de mobiliteit naar andere EU-landen sinds de toetreding is geëvolueerd.

Volgens de AKE is het aantal Kroatische burgers dat in andere EU-lidstaten verblijft, sinds de toetreding niet veel veranderd, maar de steekproef van deze gegevensbron omvatte waarschijnlijk niet de meest recente migranten. Daarnaast zijn er voorlopige aanwijzingen dat de participatiegraad van diegenen die zich al in het buitenland bevonden, is gestegen 14 .

Volgens Kroatische officiële gegevens 15 is het aantal Kroatische onderdanen dat naar de EU27lidstaten is verhuisd de laatste tijd toegenomen van 3 216 in 2012 tot 4 058 in 2013 (+ 26 %), dit voornamelijk naar Duitsland, Oostenrijk en Italië. De officiële emigratiestatistieken onderschatten echter de uitstroom (Božić, 2007).

Ten slotte zijn er in een reeks gegevens met betrekking tot de voornaamste landen van bestemming in de EU 16 aanwijzingen gevonden dat de mobiliteit van Kroaten sinds de toetreding is toegenomen in vergelijking met de voorafgaande jaren. Dit is met name het geval voor lidstaten waar al een groot aantal Kroaten verbleef en dit ondanks van toepassing zijnde beperkingen:

• in Oostenrijk is de Kroatische bevolking tussen 2013 en 2014 met 3 340 personen toegenomen (+ 6 %) als gevolg van een verdubbelde instroom in 2013 in vergelijking met 2012; de werkgelegenheid voor Kroatische onderdanen is tussen 2013 en 2014 met 2 000 personen toegenomen (+ 10 %) om zo uit te komen op 22 450 personen;

• in Duitsland is de Kroatische bevolking tussen 2014 en 2015 met 22 800 personen toegenomen (+ 10 %) en de werkgelegenheid voor Kroatische onderdanen is tussen juni 2013 en juni 2014 met 10 000 personen toegenomen (+ 10 %) om zo uit te komen op 108 120 personen;

• in Italië en Slovenië is de Kroatische bevolking ook groter geworden maar in een trager tempo en er is geen bewijs voor een toename van hun arbeidsparticipatiegraad. In het Verenigd Koninkrijk is de instroom van Kroatische onderdanen beperkt gebleven.

De cijfers van deze lidstaten samen zijn goed voor ongeveer 95 % van alle mobiele Kroatische burgers in de EU 17 .

In de lidstaten die hun arbeidsmarkten hebben opengesteld, is de instroom van Kroatische werknemers beperkt gebleven, zowel in absolute als relatieve cijfers. De duidelijkste toename is in Ierland waargenomen (2 091 nieuwe inschrijvingen in 2014 tegenover 486 in 2013) terwijl de cijfers ook zijn gestegen in Zweden (een nettotoename van 857 Kroatische burgers in 2014, zijnde + 52 %) en Tsjechië.

Ten slotte blijkt uit de gegevens dat er tot nu toe geen grote verschuiving van de mobiliteitsstromen is geweest als gevolg van verschillen in toegang tot de arbeidsmarkt tussen de EU-27-lidstaten, aangezien de meeste Kroatische migranten naar traditionele landen van bestemming zijn verhuisd.

De omvang van de mobiliteit na de toetreding van Kroatië is in absolute cijfers en in verhouding tot de bevolking van de ontvangende landen beperkt gebleven, in het bijzonder in vergelijking met wat er na de uitbreidingen in 2004 en 2007 is gebeurd. Tussen 2004 en 2010 is het aantal mobiele burgers die zijn verhuisd van de toen toegetreden landen naar de EU-15-lidstaten toegenomen met ongeveer 3,7 miljoen (een toename met een factor 2,4). De grootste toename in de omvang van de mobiliteit heeft telkens in de eerste twee jaar onmiddellijk na de uitbreidingen in 2004 en 2007 plaatsgevonden terwijl de mobiliteitsstromen in de jaren erna beperkter waren 18 .

11.

3. Mogelijke mobiliteit uit Kroatië en factoren die van invloed zijn op mobiliteit


Gezien de omvang van de Kroatische bevolking (4,2 miljoen in 2014, zijnde 0,8 % van de totale EU-bevolking 19 ), wordt verwacht dat de mogelijke mobiliteitsstromen van werknemers naar andere EU-lidstaten na de toetreding relatief beperkt zullen zijn, althans als percentage van de EU-beroepsbevolking en in de meeste landen van bestemming.


12.

3.1. Factoren die van invloed zijn op toekomstige mobiliteitsstromen uit Kroatië


Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de mobiliteitsstromen en zij zijn gekoppeld aan zowel aantrekkende als aandrijvende factoren.

Wat de aandrijvende factoren betreft, wijst de analyse van de economische en arbeidsmarktsituatie in Kroatië op enkele duidelijke, maar enigszins afnemende, stimulansen om naar het buitenland te verhuizen. Kroatië heeft immers het op twee na laagste bbp per hoofd van de bevolking in de EU. Dit groeit sinds 2010 echter terug aan en bedroeg in 2013 61 % van het EU-gemiddelde. Bovendien is in Kroatië het bruto besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking (uitgedrukt in procentpunten) tijdens de crisis geleidelijk blijven groeien en bedroeg het in 2012 59 % van het EU-gemiddelde.

In 2014 kende Kroatië de op twee na hoogste werkloosheid (17 %) en jeugdwerkloosheid (45 %) in de EU. Hoewel het de op drie na laagste arbeidsparticipatiegraad heeft (57 % in het derde kwartaal van 2014), heeft het jaar na jaar één van de grootste toenames hiervan gekend (+ 3,2 procentpunten).

Het percentage mensen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt, ligt in Kroatië boven het EU-gemiddelde (29,9 % tegenover 24,5 % in 2013).

De Kroatische lonen (beloning per werknemer) waren in 2013 de op één na hoogste van de Centraal- en Oost-Europese lidstaten.

Volgens de Eurobarometer van 2013 20 zijn de redenen waarom Kroaten overwegen om naar het buitenland te verhuizen vergelijkbaar met die van de meeste EU-burgers: hogere lonen (80 % van de respondenten), betere arbeidsomstandigheden, andere dan het salaris (31 %) en moeilijkheden bij het vinden van een baan in Kroatië (30 %).

Ten slotte zullen, met betrekking tot de verdeling over de ontvangende landen, economische factoren (zoals de werkloosheidsgraad, werkaanbiedingen en het loonniveau in de landen van bestemming) waarschijnlijk ook een rol spelen. Niettemin tonen gegevens over de vorige uitbreidingen aan dat de verdeling ook afhankelijk is van de geografische nabijheid, culturele en historische banden, en al aanwezige netwerken van landgenoten in sommige lidstaten. Dit lijkt ook zo te zijn in het geval van Kroatische migranten 21 .


13.

3.2. Ramingen van de mogelijke mobiliteit uit Kroatië


In 2013 gaf ongeveer 43 % van de Kroatische burgers ouder dan 15 jaar aan dat zij "overwegen om in de komende 10 jaar in een andere EU-lidstaat te gaan werken" (één van de hoogste percentages in de EU), maar slechts de helft van hen gaf blijk van een sterk verlangen hiertoe (21 %). In een ander onderzoek, uitgevoerd in 2014, gaf ongeveer 3,3 % van de ondervraagde Kroatische burgers aan dat zij concrete plannen hebben om naar het buitenland te verhuizen 22 . Dit is meer dan het dubbel van het percentage uit 2009 (1,5 %).

Voorspellingen over de nettomigratie uit Kroatië naar de EU-27-lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2019 (gebaseerd op een macrograviteitsmodel 23 ) geven aan dat dit schommelt tussen + 166 000 personen (scenario waarbij bestaande beperkingen worden behouden) en + 217 000 personen (indien alle lidstaten op 1 juli 2015 hun arbeidsmarkten openen), dit is tussen respectievelijk 0,03 % en 0,04 % van de bevolking van de landen van bestemming. Sommige landen van bestemming zullen een bovengemiddelde nettomigratie uit Kroatië ontvangen, uitgedrukt in percentage van hun bevolking, maar dit aandeel zal veel lager dan 1 % zijn; in het 'maximale scenario' 0,55 % in Oostenrijk, 0,34 % in Slovenië en 0,13 % in Duitsland. De mobiliteit uit Kroatië na de toetreding ervan zal dus waarschijnlijk beperkt blijven, ongeacht het wettelijk kader voor toegang tot werk.

Ten slotte geven de voorspellingen aan dat het verschil tussen het behoud van de beperkingen en de opheffing ervan vanaf juli 2015 in totaal zou resulteren in + 51 000 Kroatische burgers of slechts 0,01 % van de bevolking van de EU27-lidstaten.

Ongeacht de toekomstige beslissingen over beperkingen zullen de drie voornaamste ontvangende landen (Duitsland, Oostenrijk en Italië) waarschijnlijk meer dan 80 % van de toegenomen nettomobiliteit uit Kroatië ontvangen.


14.

4. Belangrijkste kenmerken van de migranten uit Kroatië naar de andere EU-lidstaten


De effecten van de mobiliteitsstromen op zowel het land van bestemming als het land van oorsprong worden beïnvloed door de kenmerken van de migranten. Gezien de beperkte beschikbaarheid van gegevens richt dit punt zich op een ruimer tijdsbestek, meer bepaald op de Kroatische burgers die in 2014 minder dan 10 jaar in de EU27-lidstaten verbleven (de 'recente migranten'). Zij zijn overwegend jong en hebben een hogere arbeidsparticipatiegraad en lagere inactiviteitsgraad dan gemiddeld.


15.

4.1. Leeftijd, geslacht en opleidingsniveau


Van de recente migranten uit Kroatië behoorde 87 % tot de groep in de werkende leeftijd (15 tot en met 64 jaar) tegenover een gemiddelde van 66 % van alle inwoners van de EU27-lidstaten. De kans dat de recente migranten zich in de economisch productieve periode van hun leven bevinden, is in vergelijking met de autochtone bevolking dan ook veel groter. Bovendien zijn zij eerder jong aangezien 62 % van hen tussen 15 en 34 jaar oud is, tegenover slechts 37 % van de beroepsbevolking van de EU27-lidstaten (grafiek 12). Wat de uitsplitsing naar geslacht betreft, is het aandeel vrouwen onder de recente migranten uit Kroatië (52 %) vergelijkbaar met het gemiddelde van de beroepsbevolking van de EU27-lidstaten (50 %).

In 2014 was slechts ongeveer 19 % van de recente migranten uit Kroatië laaggeschoold (tegenover 27 % van de beroepsbevolking in de EU27-lidstaten), terwijl het percentage hooggeschoolden ook iets lager lag (respectievelijk 19 % tegenover 26 %).


16.

4.2. Arbeidsmarktstatus en beroeps- en sectorale samenstelling


In 2014 was de arbeidsparticipatiegraad van de recente migranten in de werkende leeftijd hoog (71,3 %), in het bijzonder in vergelijking met de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad in de EU27-lidstaten samen (65,0 %). Dit is met name te danken aan een veel lagere inactiviteitsgraad (19,4 %) in vergelijking met de EU27-lidstaten in het algemeen (27,6 %) en een lagere werkloosheidsgraad 24 . Dit bevestigt dat werknemers uit Kroatië naar de EU27-lidstaten zijn verhuisd hoofdzakelijk om daar te werken en dat zij dus een positieve economische bijdrage kunnen leveren.

De Kroatische burgers die in de EU werkten 25 , leken overwegend in de industrie (20 %), bouw (12,7 %), en gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (11,9 %) actief te zijn 26 . Zij waren ook oververtegenwoordigd in de volgende sectoren: het verschaffen van accommodatie en maaltijden (10,4 %), en administratieve en ondersteunende dienstverlenende activiteiten (7,6 %).

Zij bevonden zich in het algemeen vooral (54 %) in beroepen die een gemiddeld kwalificatieniveau vereisen, wat overeenkomt met het grote aandeel Kroatische migranten met een gemiddeld opleidingsniveau 27 . Ongeveer een kwart van hen doet werk waarvoor een hoog opleidingsniveau vereist is en werkt met name als technicus of vakspecialist.

Beperkingen op loondienst hebben een eerder beperkt effect op de totale stroom aan werknemers omdat zij niet van toepassing zijn op werk als zelfstandige of gedetacheerde werknemers 28 . In Oostenrijk is tussen 2013 en 2014 het aantal Kroaten die als zelfstandigen werken snel gestegen (+ 772 personen, zijnde + 56 %), in het bijzonder in vergelijking met het aantal werknemers (+ 2 023 personen, zijnde + 10 %) 29 .


17.

5. Mogelijke economische en arbeidsmarkteffecten


18.

5.1. Economische en arbeidsmarkteffecten op de landen van bestemming


Hoewel de toetreding van Kroatië nog te recent is om de economische, fiscale en arbeidsmarkteffecten van de mobiliteit op de andere lidstaten in te schatten, zijn er verschillende factoren die wijzen op mogelijke positieve effecten van de mobiliteit uit Kroatië op de landen van bestemming.

De in punt 4 beschreven kenmerken van recente migranten uit Kroatië tonen aan dat zij naar de EU27-lidstaten zijn verhuisd hoofdzakelijk om daar te werken en dat zij dus een positieve economische bijdrage kunnen leveren. De migranten uit Kroatië zijn voornamelijk in de werkende leeftijd, jonger dan de gemiddelde leeftijd van de burgers van de landen van bestemming, hebben een relatief goed opleidingsniveau en de kans dat zij werkzaam zijn is veel groter. Dit zijn kenmerken die zij globaal gezien gemeen hebben met mobiele burgers uit de EU27-lidstaten en in het bijzonder met migranten van na de uitbreiding in 2004, van wie de economische en arbeidsmarkteffecten op de landen van bestemming in de meeste onderzoeken in het algemeen positief zijn beoordeeld 30 . Mobiele werknemers binnen de EU hebben de economieën van de ontvangende landen in staat gesteld om hun vaardighedenmix te verbeteren aangezien zij hoofdzakelijk aan de slag zijn gegaan in sectoren en beroepen waar een tekort aan arbeidskrachten moest worden aangevuld 31 . De effecten van de mobiliteit na de uitbreiding op de werkloosheidsgraad en lonen in de landen van bestemming waren eerder marginaal, althans op lange termijn 32 . Wat de fiscale effecten van mobiele EU-burgers betreft, hebben onderzoeken aangetoond dat deze over het algemeen neutraal waren en in de meeste gevallen als positief konden worden beschouwd 33 .


5.2. Demografische vooruitzichten, hersenvlucht ("brain drain") en tekort aan arbeidskrachten in Kroatië

De Kroatische nettomigratie was positief van 1999 tot en met 2008 maar werd negatief vanaf 2009 34 , een trend die voornamelijk te wijten is aan dalende immigratiestromen in Kroatië 35 .

Bovendien was, zoals hierboven beschreven, de omvang van de uitstroom de laatste 10 jaar relatief bescheiden. Desondanks zijn de mobiliteitsstromen sinds de toetreding toegenomen en kan de mobiliteit van jonge en goed opgeleide mensen de demografische vooruitzichten 36 en het groeipotentieel van Kroatië aantasten. De recente migranten uit Kroatië zijn immers jonger dan het gemiddelde van de Kroatische beroepsbevolking en afgestudeerden van het tertiair onderwijs zijn licht oververtegenwoordigd 37 .

Anderzijds had Kroatië in 2012 één van de hoogste inschrijvingspercentages in het tertiair onderwijs (voor jongeren van 20 tot en met 24 jaar) in de EU 38 , dat ook al bijna 10 jaar lang telkens stijgt. Dit heeft geleid tot een sterke stijging van het jaarlijks aantal universitair afgestudeerden van 17 000 in 2003 tot bijna 40 000 in 2012. Desondanks had Kroatië in 2013 een relatief laag aandeel afgestudeerden van het tertiair onderwijs in de beroepsbevolking (17 %), wat tot op zekere hoogte wordt gecompenseerd door een aandeel laaggeschoolde arbeidskrachten dat lager dan het EU-gemiddelde is (22,4 %) en één van de laagste percentages voortijdige schoolverlaters in de EU (4,5 %).

De gegevens over de effecten van emigratie op Kroatië wijzen tot nu toe niet uit dat dit in bepaalde sectoren een tekort aan vaardigheden zou hebben veroorzaakt. Voor sommige beroepen ontstaan er in Kroatië wel knelpunten, voornamelijk in de volgende sectoren: het verschaffen van accommodatie en maaltijden, het onderwijs en de gezondheidszorg 39 . Voor de meeste knelpuntberoepen in Kroatië is dat te wijten aan een tekort aan technische en praktische vaardigheden. In sommige gevallen is er een tekort aan ervaren deskundigen, met name in de gezondheidszorg. Ontoereikende regionale aanpassing en planning van capaciteiten zijn ook deels verantwoordelijk voor de vastgestelde tekorten.

Hoewel inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het land de nodige arbeidskrachten kan aantrekken en behouden, heeft bestaand onderzoek gewezen op het algemeen belang en potentieel van arbeidsmobiliteit binnen de EU als economisch aanpassingsmechanisme. De mogelijke voordelen van mensen die werkzaam zijn in een andere lidstaat in vergelijking met werkloos thuis blijven zitten, zijn ook van belang 40 . Bovendien blijkt uit eerdere ervaringen dat de mobiliteitsstromen in de EU vaak circulair zijn en dat velen na enkele jaren terugkeren naar hun land van herkomst, waarbij ze waardevolle ervaring en vaardigheden meenemen 41 .


19.

5.3. Overmakingen


Overmakingen van geld naar hun land van oorsprong vormen één van de positieve effecten van de mobiliteit van Kroatische burgers op de economie van hun land. Het nettosaldo hiervan bedroeg in 2013 + 702 miljoen EUR 42 , goed voor 1,6 % van het bbp van Kroatië; dit is het op vijf na hoogste percentage in de EU en het hoogste nettobedrag aan overmakingen per persoon in de EU (bijna 500 EUR per persoon die in 2013 in Kroatië verbleef). Er zijn een aantal aanwijzingen dat overmakingen voornamelijk worden gebruikt om te sparen en investeren, waardoor zij eerder aan meer groei op langere termijn zullen bijdragen 43 . In dezelfde studie wordt erop gewezen dat overmakingen hebben bijgedragen tot de daling van zowel de omvang als de ernst van armoede in Kroatië. Ten slotte wordt van overmakingen, samen met de beloning van seizoens- en grenswerkers, gezegd dat zij een belangrijke rol spelen in het compenseren van de negatieve beleggingsinkomstenbalans 44 .


20.

6. Conclusies


Gezien de omvang van de Kroatische bevolking, en zoals blijkt uit de mobiliteitsstromen sinds 2013 en voorspellingen over de mobiliteit na de toetreding, zullen de toekomstige mogelijke mobiliteitsstromen van Kroatische werknemers naar andere EU-lidstaten waarschijnlijk beperkt zijn, althans als percentage van de EU-beroepsbevolking en in de meeste landen van bestemming. De kans dat zij tot een verstoring van de arbeidsmarkten leiden, is weinig waarschijnlijk, zelfs in de belangrijkste landen van bestemming (Duitsland, Oostenrijk en Italië).

De mobiliteitsstromen zijn sinds de toetreding, ondanks de beperkingen, vooral gericht op de traditionele landen van bestemming, terwijl zij in de paar landen die hun arbeidsmarkten hebben geopend in absolute cijfers slecht in beperkte mate zijn toegenomen. Dit bevestigt dat de mobiliteitsstromen worden beïnvloed door vele andere factoren dan de beperkingen, zoals arbeidskansen, netwerkeffecten, en historische, culturele en taalkundige factoren.

Beperkingen op loondienst hebben een eerder beperkt effect op de totale stroom aan werknemers omdat zij niet van toepassing zijn op werk als zelfstandige of gedetacheerde werknemers.

De jonge leeftijd en de hoge arbeidsparticipatiegraad van de Kroatische werknemers lijken erop te wijzen dat zij naar andere lidstaten zijn verhuisd hoofdzakelijk om daar te werken en dat zij dus een positieve bijdrage aan de economieën van de landen van bestemming kunnen leveren.

Kroatië kent een zekere uitstroom van jonge en hoogopgeleide werknemers, maar deze mobiliteitsstromen zijn ten opzichte van de omvang en de kenmerken van de Kroatische autochtone beroepsbevolking relatief beperkt, hoewel zij sinds de toetreding zijn toegenomen. Overmakingen naar Kroatië spelen een belangrijke rol bij het stabiliseren van de economie die momenteel in een moeilijke macro-economische situatie verkeert.

Vrij verkeer van werknemers is een fundamentele vrijheid in de EU. Tijdelijke beperkingen zijn afwijkingen van deze fundamentele vrijheid. De Commissie vertrouwt erop dat dit verslag de Raad de nodige informatie zal geven om het functioneren van de overgangsmaatregelen te beoordelen, en de lidstaten die beperkingen toepassen in staat zal stellen om hun beslissingen betreffende de toegang tot hun arbeidsmarkten voor Kroatische werknemers te evalueren. Zij herinnert eraan dat lidstaten die beperkingen willen blijven toepassen tijdens de tweede fase (van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2018) de Commissie daarvan op voorhand in kennis moeten stellen.


(1)

"EU-27" verwijst naar de EU-lidstaten op 30.6.2013; 'EU-15' verwijst naar de EU-lidstaten op 30.4.2004.

(2)

Laag vanuit het perspectief van de ontvangende landen maar significant vanuit Kroatisch perspectief (zie punt 2.2).

(3)

Bron: Eurostat, bevolkingsstatistieken (tabel migr_pop1ctz, meest recente gegevens: 1.1.2013), aangevuld met andere bronnen voor het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, zie grafiek 1. Alle tabellen en grafieken, alsook de volledige referenties van de in de tekst aangehaalde documenten, zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit verslag is gevoegd.

(4)

Grafiek 1.

(5)

Grafiek 2. Gebaseerd op de AKE.

(6)

Grafiek 3. Gebaseerd op de AKE.

(7)

Gegevens van de AKE.

(8)

Grafiek 3: Volgens de AKE is bijna twee derde (63 %) van de in 2014 in andere EU-landen verblijvende Kroatische burgers in de werkende leeftijd (15 tot en met 64 jaar) meer dan 10 jaar eerder verhuisd en is 21 % in hun huidig land van verblijf geboren, terwijl slechts 16 % minder dan 10 jaar eerder is verhuisd.

(9)

Europees Integratieconsortium (2009).

(10)

Grafiek 3.

(11)

Europees Integratieconsortium (2009).

(12)

AKE, tabel lfst_r_lfe 2ecomm.

(13)

Grafieken 4 en 6.

(14)

Tabel 6.

(15)

Kroatisch Bureau voor de Statistiek (2014).

(16)

21.

Zie de tabellen 2 tot en met 5.


(17)

Ervan uitgaand dat de migratiegegevens van Eurostat, de VN en de OESO vergelijkbaar zijn met de gegevens van de nationale overheden.

(18)

Centre for Migration Research (2015).

(19)

Eurostat, bevolkingsstatistieken.

(20)

Eurobarometer betreffende de interne markt, 2013.

(21)

Vidovic en Mara (2015). Zie ook de cijfers over de belangrijkste landen van bestemming voor EUmigranten in punt 2.4.

(22)

Pilar (2014).

(23)

Vidovic en Mara (2015). Het model houdt rekening met macro-economische factoren, geografische en culturele nabijheid, en institutionele aspecten. De voorspellingen over nettomigratie hebben betrekking op burgers van alle leeftijden.

(24)

5,8 % van alle in 2014 in de EU-27-lidstaten verblijvende Kroatische onderdanen, exclusief zij die in hun land van verblijf zijn geboren.

(25)

De sector- en beroepsgegevens omvatten alle Kroatische werknemers in de EU-27-lidstaten, exclusief zij die in hun huidig land van verblijf zijn geboren.

(26)

Tabel 7.

(27)

Tabel 8.

(28)

Zie Galgoczi et al. (2012) en Centre for Migration Research (2015) voor wat eerdere uitbreidingen betreft.

(29)

Oostenrijkse socialezekerheidsgegevens.

(30)

Zie het overzicht van studies in Europese Commissie, Employment and Social Developments in Europe 2011, hoofdstuk 6; EPC (2013).

(31)

Europese Commissie, Employment and Social Developments in Europe 2011, blz. 268276.

(32)

National Institute of Economic and Social Research (2011). Zie ook Martins et al. (2012) en Wadsworth, J. (2015).

(33)

Zie het overzicht in ICF-GHK (2013), en in het bijzonder ECAS (2014) en Social Situation Monitor (2013). Voor de fiscale effecten van migranten uit de EU en van buiten de EU, zie OESO (2013).

(34)

Kroatisch Bureau voor de Statistiek (2014).

(35)

Eurofound (2014).

(36)

Kroatië kent sinds 2007 een daling van het brutogeboortecijfer en de bevolking. Wat de vergrijzing betreft, had het in 2013 een afhankelijkheidsratio van ouderen lager dan het EU-gemiddelde (27,1 % tegenover 27,5 %), maar volgens voorspellingen zal deze tegen 2015 stijgen tot 50 %.

(37)

Grafiek 12.

(38)

Eurostat, onderwijsstatistieken.

(39)

Europese Commissie (2014), Bottleneck Vacancies in EU Labour Markets.

(40)

European Policy Centre (2013).

(41)

Eurofound (2012).

(42)

Eurostat (2014).

(43)

Poprženović (2007).

(44)

Europese Commissie (2015) - Croatia Country Report.