Toelichting bij COM(2015)352 - Standpunt EU inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Doel van het Wapenhandelsverdrag (WHV) is tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit bij te dragen door de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren en illegale wapenhandel uit te bannen. In het WHV worden normen vastgesteld voor de overdracht van conventionele wapens en worden staten die partij zijn, verplicht hun volledige wapenuitvoer te herzien teneinde te verzekeren dat conventionele wapens en munitie niet worden gebruikt bij onder meer schendingen van mensenrechten, terrorisme en schendingen van het humanitaire recht.

Met VN-resolutie 61/89, goedgekeurd in 2006, werden de werkzaamheden opgestart voor het WHV, dat de Algemene Vergadering van de VN heeft vastgesteld op 2 april 2013. Het WHV trad in werking op 24 december 2014 na ratificatie door 50 staten die partij zijn. Nu hebben 69 staten het WHV geratificeerd, waaronder 26 lidstaten van de EU.

Het WHV omvat onder meer maatregelen – zoals invoer- en uitvoercontroles – die onder het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie vallen. De hierbij door het WHV bestreken gebieden van het Unierecht worden al door een ruime mate van regulering gekenmerkt. Bovendien is ook de volgende secundaire EU-wetgeving betreffende de interne markt van belang: a) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, b) Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, en c) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan.

Overeenkomstig artikel 17, leden 1 en 2, van het WHV wordt een conferentie van de staten die partij zijn uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van het WHV bijeengeroepen door het voorlopige secretariaat en neemt deze conferentie tijdens haar eerste zitting bij consensus haar procedureregels aan. De eerste zitting van de conferentie van de staten die partij zijn, vindt in Mexico plaats van 24 tot en met 27 augustus. Een laatste voorbereidende zitting vindt in Genève plaats van 6 tot en met 8 juli om de werkzaamheden van het redactiecomité voor de procedureregels voor te stellen en de onderhandelingen in dit verband te voltooien.

De conferentie van de staten die partij zijn, toetst de tenuitvoerlegging van het WHV, behandelt wijzigingen van het WHV en behandelt kwesties die voortvloeien uit de uitlegging van het WHV. Bijgevolg behandelt zij aangelegenheden die gedeeltelijk tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren. Bovendien bepalen de aan te nemen procedureregels de werking en de besluitvorming van de conferentie van de staten die partij zijn. Daaruit volgt dat het besluit inzake de procedureregels rechtstreeks invloed zal hebben op de exclusieve bevoegdheid van de EU en dat de EU als waarnemer aan de conferentie moet deelnemen. Gelet op het voornemen van de lidstaten om op de conferentie van de staten die partij zijn over de procedureregels te stemmen, stelt de Commissie voor dat in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU een besluit van de Raad wordt vastgesteld tot bepaling van het standpunt inzake de procedureregels dat namens de Europese Unie tijdens de eerste zitting van de conferentie moet worden ingenomen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Niet van toepassing

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Op basis van de regels inzake extern optreden van artikel 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) betreft het WHV aangelegenheden waarvoor de Unie exclusief bevoegd is.

Besluiten die uit hoofde van het WHV worden genomen, zoals de aanneming van de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV, kunnen invloed hebben op aangelegenheden die tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren. Derhalve mogen de procedureregels geen bepalingen bevatten:

die de toepassing door de lidstaten kunnen beletten van:

a) Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, als gewijzigd;

b) Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik, als gewijzigd;

c) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, als gewijzigd;

waardoor het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal binnen de interne markt van de Unie kan worden beperkt, tenzij deze beperking specifiek wordt verantwoord op grond van artikel 36, artikel 45, lid 3, artikel 52, lid 1, artikel 65 of artikel 346 VWEU;

waardoor de uitvoer uit de Unie, de invoer in de Unie of de doorvoer op haar grondgebied kunnen worden beperkt, tenzij de beperkingen in overeenstemming zijn met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht, waaronder met name:

a) Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling;

b) Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer;

c) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan; en

d) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, als gewijzigd.

Aangezien deze wetgevingshandelingen van de Europese Unie deel uitmaken van het acquis, is het van fundamenteel belang dat hieraan noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks wordt afgedaan door de aanneming van de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV. Dit strekt zich uit tot alle wijzigingen van de desbetreffende EU-wetgeving evenals tot voorzienbare toekomstige EU-wetgeving op beleidsgebieden waarvoor het WHV relevant is.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is artikel 218, lid 9, VWEU, waarin wordt bepaald dat "[de] Raad [...] op voorstel van de Commissie [...] een besluit [vaststelt] tot [...] bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt [...]".

Aangezien de Europese Unie geen partij is bij het WHV, kan zij als zodanig niet de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV aannemen. De conferentie van de staten die partij zijn, moet evenwel worden beschouwd als een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU, en de procedureregels van die conferentie moeten worden beschouwd als een handeling met rechtsgevolgen in de zin van dat artikel. Derhalve is artikel 218, lid 9, VWEU van toepassing, hoewel de EU geen partij is bij het WHV.

Aangezien de procedureregels rechtsgevolgen hebben op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, is het evenwel noodzakelijk dat de instellingen van de Unie en de lidstaten alle maatregelen nemen om samen te werken bij het aannemen van de procedureregels in het kader van het WHV en om de tenuitvoerlegging te verzekeren van de verplichtingen die uit het WHV voortvloeien. De procedureregels moeten met name de lidstaten van de EU en de instellingen van de Unie voldoende tijd bieden voor overleg en beraadslaging over het ontwerp van door de conferentie van de staten die partij zijn vast te stellen handelingen met rechtsgevolgen.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Zie hoger

Evenredigheid

Het voorstel is samenhangend en evenredig in de zin van artikel 218, lid 9.

Keuze van het instrument