Toelichting bij COM(2015)377 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2014 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2015)377 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2014. |
---|---|
bron | COM(2015)377 |
datum | 23-07-2015 |
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
FINANCIEEL MEMORANDUM BESPREKING EN ANALYSE
1. EU: Institutioneel bestuur en activiteiten
De Europese Unie (EU) is een economisch en politiek samenwerkingsverband van 28 Europese landen. De Unie is in 1993 in navolging van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en Euratom met het Verdrag van Maastricht opgericht. De belangrijkste recente wijziging van de constitutionele basis van de EU, het Verdrag van Lissabon, is op 1 december 2009 in werking getreden.
De EU functioneert als een rechtsstaat. Dat betekent dat alles wat de EU doet, gebaseerd is op verdragen waarmee alle lidstaten van de EU vrijwillig en op democratische wijze hebben ingestemd. De EU heeft een unieke institutionele structuur:
Europese burgers kiezen rechtstreeks de leden van het Europees Parlement (EP);
de Europese Raad, waarin nationale en Europese leiders samenkomen, bepaalt de hoofdlijnen van het beleid;
de regeringen verdedigen hun nationale belangen in de Raad van de Europese Unie ("de Raad");
de belangen van de EU als geheel worden behartigd door de Europese Commissie ("de Commissie"), waarvan de voorzitter is gekozen door het Europees Parlement en wiens leden in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter door de nationale regeringen worden voorgedragen voor benoeming en als college ter goedkeuring worden onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.
De EU heeft een eigen rechtsorde, die verschilt van de internationale rechtsorde en integraal deel uitmaakt van de rechtssystemen van de lidstaten. De rechtsorde van de EU steunt op autonome rechtsbronnen. Omdat deze rechtsbronnen van uiteenlopende aard zijn, moest er een hiërarchie worden vastgesteld. Bovenaan staat de primaire wetgeving, belichaamd door de verdragen. Hierna volgen de door de EU gesloten internationale overeenkomsten, de algemene rechtsbeginselen en de afgeleide wetgeving, berustend op de verdragen.
De bronnen van het recht van de EU en hun hiërarchie:
• het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU); het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, andere verdragen en protocollen;
• internationale overeenkomsten;
• algemene beginselen van het Unierecht;
• afgeleide wetgeving.
Het institutionele bestuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 10 van de toelichtingen bij de financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie.
Europees Parlement
Het Europees Parlement is een belangrijk forum voor politieke discussie en besluitvorming op EU-niveau. De leden van het Europees Parlement worden rechtstreeks door kiezers in alle lidstaten gekozen om de belangen van de burger ten aanzien het EU-wetgevingsproces te vertegenwoordigen en ervoor te zorgen dat andere EU-instellingen democratisch te werk gaan.
Het Europees Parlement heeft in de afgelopen jaren en door opeenvolgende wijzigingen in Europese verdragen aanzienlijke wetgevende en budgettaire bevoegdheden gekregen, waardoor het samen met de regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten de richting van het Europese project kan bepalen. Het Europees Parlement streeft op die manier naar het bevorderen van de democratie en de mensenrechten: niet alleen in Europa, maar wereldwijd.
Het Europees Parlement is gelijk aan de Raad in de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het is vanaf de voorbereidingsfase betrokken bij het begrotingsproces, met name bij het vaststellen van de hoofdlijnen en de aard van de uitgaven, tot aan de vaststelling. Het stelt samen met de Raad de begroting vast en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Het Europees Parlement verleent kwijting voor de uitvoering van de EU-begroting op aanbeveling van de Raad. Tot slot moet het Parlement zijn goedkeuring verlenen aan het meerjarig financieel kader (MFK) dat ervoor zorgt dat de uitgaven van de Unie ordelijk en binnen de grenzen van de eigen middelen verlopen. De huidige voorzitter van het Europees Parlement is Martin Schulz.
De Europese Raad en de Raad van de Europese Unie
De Europese Raad, bestaande uit de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten, zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie, geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de EU en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. De huidige voorzitter van de Europese Raad is Donald Tusk.
De Raad stelt samen met het Europees Parlement via verordeningen en richtlijnen EU-wetgeving vast en neemt daarnaast besluiten en doet niet-bindende aanbevelingen. De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt te binden door zijn stemrecht uit te oefenen. De Raad wordt met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Unie uitoefent op basis van een halfjaarlijks toerbeurtsysteem. Een comité, bestaande uit de permanente vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (Coreper) bereidt het werk van de Raad voor.
Op de gebieden waarop de Raad bevoegd is, worden besluiten met gekwalificeerde meerderheid genomen, tenzij in de verdragen anders is bepaald (bv. eenparigheid van stemmen of met gewone meerderheid van stemmen). De Raad is een van de twee takken (het Europees Parlement is de andere tak) van de begrotingsautoriteit, die de begroting van de EU vaststelt. Bovendien stelt de Raad besluiten vast uit hoofde van een bijzondere wetgevingsprocedure en met eenparigheid van stemmen, houdende de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen en het MFK. In dit laatste geval moet het Parlement zijn goedkeuring geven met meerderheid van stemmen van zijn leden. De Raad heeft het meest recente meerjarig financieel kader (2014-2020) in november 2013 vastgesteld.
Europese Commissie
De Commissie is het uitvoerende orgaan van de EU. Zij behartigt de belangen van de EU als geheel (niet die van afzonderlijke landen).
De Commissie heeft als belangrijkste taken:
het doen van wetsvoorstellen die vervolgens door de medewetgevers (het Europees Parlement en de Raad) moeten worden goedgekeurd;
het handhaven van het Europese recht (waar nodig samen met het Hof van Justitie van de EU);
het bepalen van beleidsdoelstellingen en actieprioriteiten die in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie zijn weergegeven, en zorgen dat deze worden uitgevoerd;
zorgen voor het beheer en de uitvoering van het EU-beleid en de begroting;
het vertegenwoordigen van de Unie buiten Europa (bijvoorbeeld onderhandelen over handelsverdragen tussen de EU en landen daarbuiten).
Om de vijf jaar wordt een nieuw team van 28 commissarissen (een uit elke EU-lidstaat) benoemd. De kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie wordt aan het Europees Parlement voorgesteld door de Europese Raad die hierover met gekwalificeerde meerderheid besluit, rekening houdend met de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De voorzitter van de Commissie wordt vervolgens door het Europees Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen (wat neerkomt op ten minste 376 van de 751 stemmen). Daarna kiest de verkozen voorzitter de 27 andere leden van de Commissie uit de kandidaten die de lidstaten zelf voordragen. De definitieve lijst van kandidaat-commissarissen moet vervolgens door de verkozen voorzitter en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld. De Commissie moet in haar geheel door het Europees Parlement worden goedgekeurd. De verschillende commissies van het Europees Parlement onderwerpen de kandidaat-commissarissen eerst aan een beoordelingsgesprek. Het mandaat van de huidige Commissie loopt tot eind oktober 2019. De voorzitter is Jean-Claude Juncker.
De huidige prioriteiten van de Commissie zijn 1) banen, groei en investeringen, 2) de digitale eengemaakte markt, 3) energie-unie en klimaat, 4) de interne markt, 5) de economische en monetaire unie, 6) de vrije handel tussen de EU en de VS, 7) justitie en grondrechten,8) migratie, 9) de EU in de wereld en 10) meer democratie.
Het personeel van de Commissie werkt in departementen, beter bekend als directoraten-generaal of DG's. Elk DG is bevoegd voor een bepaald beleidsterrein en staat onder leiding van een directeur-generaal. De DG's maken wetsontwerpen, maar de voorstellen zijn pas officieel als deze op de vergadering van het college van 28 commissarissen worden goedgekeurd. De DG's beheren daarnaast financieringsinitiatieven op EU-niveau, organiseren openbare raadplegingen en staan in voor de communicatie.
De Commissie stuurt ook een aantal uitvoerende agentschappen aan die de Europese Commissie bijstaan bij het beheer van EU-programma's.
2. Initiatieven en strategieën van de Commissie
De Commissie die in november 2014 aantrad, heeft haar werkprogramma voor 2015 en de nieuwe initiatieven voor de Commissie tot 2019 bepaald. In het werkprogramma zijn de plannen van de Commissie uiteengezet en de acties vastgelegd die voor meer banen, groei en investeringen in 2015 zullen zorgen. Dit programma legt de nadruk op een beperkt aantal concrete nieuwe initiatieven, zoals:
Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen
• een investeringsoffensief van 315 miljard EUR: in de wetgevende follow-up van het plan werd eind 2014 aangekondigd de komende drie jaar publieke en private investeringen in de reële economie aan te boren;
• het bevorderen van de integratie en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en
• het herzien van de Europa 2020-strategie.
Maatregelenpakket voor de digitale eengemaakte markt
• het scheppen van de voorwaarden voor een bloeiende digitale economie en maatschappij door het wettelijk kader op het gebied van telecommunicatie aan te vullen;
• het moderniseren van de regels inzake auteursrechten;
• het vereenvoudigen van de regels voor consumenten op het gebied van online en digitaal winkelen;
• het verbeteren van de cyberveiligheid; en
• van de digitalisering een horizontaal item te maken.
Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid
• het tot stand brengen van een Europese energie-unie om de energievoorzieningszekerheid te waarborgen, nationale energiemarkten verder te integreren, de Europese energievraag te verminderen en de energiemix koolstofarm te maken en
• een multilaterale aanpak van klimaatverandering.
Een diepere en eerlijkere interne markt
• en internemarktstrategie;
• een pakket maatregelen voor arbeidsmobiliteit;
• een actieplan voor de kapitaalmarktenunie;
• een kader voor de afwikkeling van financiële instellingen en
• een luchtvaartpakket.
Een handels- en investeringsstrategie voor werkgelegenheid en groei
Een ruimte van recht en grondrechten
• toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en
• een Europese veiligheidsagenda.
Een nieuw migratiebeleid
• het ontwikkelen van een nieuwe aanpak van legale migratie om van de EU een aantrekkelijke bestemming te maken voor mensen met talenten en vaardigheden en
• het verbeteren van het beheer van de migratie naar de EU door beter samen te werken met derde landen, solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen en mensenhandel te bestrijden.
Een krachtiger rol op het wereldtoneel
• Europees nabuurschapsbeleid en
• doelstellingen voor duurzame ontwikkeling na 2015.
Een rechtvaardig belastingklimaat
• een actieplan met maatregelen om belastingontduiking en belastingfraude te bestrijden, waaronder maatregelen op EU-niveau om te komen tot een systeem waarbij het land waar winst wordt gemaakt, ook het land is waar belasting wordt geheven; inclusief automatische inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings en stabilisering van de grondslagen voor de vennootschapsbelasting en
• verplichte inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings.
Een Unie van democratische verandering
• een EU-overeenkomst over beter wetgeven;
• een verplicht transparantieregister en
• de herziening van het besluitvormingsproces aangaande genetisch gemodificeerde organismen.
Een hechtere economische en monetaire unie – blijvende inspanningen om de economische stabiliteit te bevorderen en investeerders warm te maken voor Europa.
De Commissie onderzocht bij het opstellen van het werkprogramma zo'n 450 door het Europees Parlement en de Raad ingediende voorstellen en stelt voor om er 80 in te trekken of te wijzigen. Het voorstel om sommige voorstellen in te trekken is omdat deze niet stroken met de prioriteiten van de nieuwe Commissie. In veel gevallen blijft de Commissie pal achter de nagestreefde doelstellingen staan, maar het heeft geen zin voorstellen te doen die slechts latent aanwezig zijn tijdens onderhandelingen of dan zo verwateren dat ze nooit meer hun oorspronkelijke doel kunnen realiseren. In dat geval zal de Commissie nieuwe, betere manieren voorstellen om de doelstellingen te verwezenijken.
3. EU-begroting: van voorbereiding tot kwijting
4. Begroting en financiering
Het MFK bestaat uit rubrieken met jaarlijkse maxima aan vastleggingskredieten voor elke rubriek. De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. De EU-begroting financiert tal van beleidslijnen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die de het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben neergelegd, voert de Commissie specifieke programma's, activiteiten en projecten in het veld uit. Het rechtstreekse verband tussen de jaarlijkse begroting en het EU-beleid wordt gegarandeerd via de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB). De nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting maakt het mogelijk om de beleidsterreinen van de EU duidelijk te identificeren, evenals de totale hoeveelheid middelen die aan elk van deze terreinen wordt toegewezen. De begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale inkomsten gelijk zijn aan de totale uitgaven voor een bepaald begrotingsjaar.
De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten uit eigen middelen vormen het leeuwendeel van de EU-financiering en komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de diverse ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. De eigen middelen kunnen worden onderverdeeld in de traditionele eigen middelen (zoals douanerechten), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten.
Als algemeen beginsel geldt dat de EU geen geld mag lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen om haar begroting te financieren.
5. Hoe de EU-begroting wordt beheerd en besteed
Primaire beleidsuitgaven
De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Sinds 2014 deelt de Commissie haar uitgaven als volgt in:
Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.
Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.
Gedeeld beheer: in het kader van deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.
De verschillende financiële spelers binnen de Commissie
Het College van commissarissen neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement (FR) en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeuren-generaal en diensthoofden — staan bekend als 'gedelegeerde ordonnateurs'. Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan 'gesubdelegeerde ordonnateurs' delegeren.
De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt. Elke ordonnateur moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, waarin hij verslag uitbrengt over de beleidsresultaten en getuigt van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Overeenkomstig artikel 66 van het FR stuurt de Commissie een syntheseverslag over de jaarlijkse activiteitenverslagen naar het Europees Parlement en de Raad, waarmee de Commissie de algehele politieke verantwoordelijkheid neemt voor het beheer van de EU-begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU. Dit verslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen kunnen worden gevonden op: ec.europa.eu/atwork/planning-and-preparing
De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs en is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de jaarrekening van de instelling op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft.
Verbintenis tot besteding van de EU-begroting
Voordat een juridische verbintenis met een derde kan worden aangegaan (bv. een contract of een subsidieovereenkomst), moet er in de jaarlijkse begroting een begrotingsonderdeel zijn dat de betrokken activiteit toestaat. Er moeten ook voldoende middelen in het begrotingsonderdeel staan om de uitgaven te dekken. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting worden gereserveerd met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem en pas dan kan een juridische verbintenis worden aangegaan. Er kan geen geld worden uitgegeven van de EU-begroting tenzij en voordat de ordonnateur een begrotingsvastlegging heeft goedgekeurd.
Zodra de begrotingsvastlegging is goedgekeurd, wordt zij in het boekhoudsysteem van de begroting geregistreerd en worden de kredieten dienovereenkomstig gebruikt. Dit heeft echter geen invloed op de financiële staten (of het grootboek), aangezien er nog geen uitgaven zijn gedaan.
Het verrichten van een betaling
De Commissie neemt deel aan SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication) en verricht jaarlijks meer dan 2 miljoen betalingen. Er kan geen enkele betaling verricht worden tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur die de betrokken verrichting behandelt.
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dat wil zeggen van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende juridische verbintenis is vastgesteld. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan, en worden daarom in de EU-balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht.
Het desbetreffende EU-orgaan zal de kostendeclaraties ontvangen, waarin wordt gerechtvaardigd hoe het bedrag van de voorfinanciering door de begunstigde besteed werd conform de juridische verbintenis. De frequentie waarmee deze kostendeclaraties worden toegezonden, hangt af van het soort actie dat wordt gesubsidieerd, en de voorwaarden.
De subsidiabiliteitscriteria zijn vastgelegd in het basisbesluit, in de oproep tot het indienen van voorstellen, in andere documenten voor de begunstigden van subsidies en/of in de contractuele bepalingen van de subsidieovereenkomst of in het subsidiebesluit. Na analyse worden de subsidiabele bedragen als uitgaven opgenomen en wordt de begunstigde in kennis gesteld van niet-subsidiabele bedragen.
Op grond van het FR en andere geldende wetgeving, met name die op het gebied van landbouw en het cohesiebeleid, kunnen alle uitgaven worden gecontroleerd, ook al is het jaren geleden dat ze gedaan zijn. Als er fouten, onregelmatigheden of frauduleuze zaken worden vastgesteld, wordt er overgegaan tot terugvorderingen of financiële correcties (zie toelichting 6 van de toelichtingen bij de financiële staten).
6. Financiële verslaglegging en boekhouding
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien vanuit het standpunt van de begrotingsboekhouding en de boekhouding op transactiebasis. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.
De jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:
a) de financiële staten en
b) verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin de begrotingsuitvoering in detail wordt beschreven.
Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de financiële staten van de EU op te stellen en ervoor te zorgen dat die in alle materiële opzichten een getrouw beeld geven van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de EU.
Naast de bovengenoemde jaarlijkse verslaglegging worden er ook ad-hocverslagen over specifieke zaken opgesteld, zoals het verslag inzake begrotings- en financieel beheer, financiële instrumenten, verstrekte garanties en financiële correcties.
Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:
7. Controle en kwijting
Controle
De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door haar externe controleur, de Europese Rekenkamer (de Rekenkamer), die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:
1) een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting;
2) een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag is weergegeven in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en betalingen aan eindbegunstigden en
3) speciale verslagen over de resultaten van controles van specifieke terreinen.
Kwijting
De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het syntheseverslag van de Commissie en het jaarlijkse evaluatieverslag, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.
De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) 'ontslaat' van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement over de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, vormen een integrerend deel van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting aangenomen. De aanbevelingen tot kwijting van de Raad worden door Ecofin aangenomen. Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.
8. De geconsolideerde financiële staten van de EU: de financiële situatie in 2014
9. Algemene trends
Ontvangsten
Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van de ontvangsten in miljoen EUR:
In 2014 daalden de ontvangsten uit de bni-middelen terwijl andere ontvangsten uit eigen middelen op een vergelijkbaar niveau bleven. De teruggevorderde uitgaven (financiële correcties en terugvorderingen, zie toelichting 3.5 van de van de toelichtingen bij de financiële staten) verdubbelden bijna van 1,8 miljard EUR tot 3,4 miljard EUR als gevolg van de vergevorderde fase van sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende terugvordering van niet-subsidiabele uitgaven en significante correcties die door de Commissie zijn opgelegd in het landbouwbeleid.
Uitgaven
De belangrijkste posten bij de uitgaven zijn betalingen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2014 waren deze goed voor bijna 70 % van de totale uitgaven (113 468 miljoen EUR).
De uitgaven lagen over het algemeen op eenzelfde niveau als vorig jaar. Er werd echter een daling opgemerkt ten aanzien van het EFRO/Cohesiefonds doordat de aan 2014 toegerekende uitgaven alleen verband houden met de programmeringsperiode 2007-2013 en er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode 2014-2020 door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan).
Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. De ruimere toekomstige betalingsverplichtingen, opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door Commissarissen, leden van het Europees Parlement en personeelsleden zijn verworden, leiden doorgaans tot hogere uitgaven en een negatief economisch resultaat (deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen en zijn nog niet opgenomen in de inkomsten).
Economisch resultaat
Het economische resultaat (tekort) van de periode is gestegen van 4 365 miljoen EUR in 2013 tot 11 280 miljoen EUR in 2014. De belangrijkste reden voor deze stijging is het significante actuariële verlies (nettobedrag van 9,2 miljard EUR) dat verband houdt met de pensioenen en andere personeelsbeloningen als gevolg van de daling van rentevoeten. Dergelijke schommelingen zijn gezien de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat te verwachten. Er valt een tegengesteld effect te verwachten als de rentevoeten zouden stijgen.
Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen, evenmin als de bedragen die de komende jaren nog uit de EU-begroting aan gepensioneerden moeten worden betaald. Deze betalingen zijn al wel geraamd in het MFK 2014-2020 en zullen via het jaarlijkse begrotingsproces worden uitgevoerd.
Activa
De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (beleggingen, leningen, geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 85 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen blijft stabiel op ongeveer 60 miljard EUR (zie toelichting 4.3.2 hieronder) en het bedrag aan financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, steeg met bijna 2 miljard EUR (zie toelichting 4.3.1 hieronder). De activa die onder de vaste bedrijfsmiddelen zijn opgenomen onder vaste bedrijfsmiddelen zijn activa die verband houden met het Copernicus-programma (1,5 miljard EUR) en Galileo-activa in aanbouw (1,5 miljard EUR).
In de afgelopen jaren zijn EU-instellingen erin geslaagd de posten geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar op een laag niveau te houden. Het hoge kassaldo van 17,5 miljard EUR op 31 december 2014 houdt verband met de begrotingsprocedure en de bijdragen aan eigen middelen in verband met btw- en bni-saldi die in december 2014 van de lidstaten zijn ontvangen (zie toelichting 2.8.1 van de toelichtingen bij de financiële staten).
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
163 miljard EUR aan activa en 221 miljard EUR aan passiva op de EU-balans van 2014
Activa Passiva
Passiva
De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, financiële verplichtingen, schulden en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2013 is de verhoging van de pensioenen en andere personeelsbeloningen van 46,8 miljard EUR in 2013 tot 58,6 miljard EUR in 2014, met name als gevolg van de aanzienlijke daling van de rentevoeten (zie hierboven).
Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2014 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2015 (of later) uit de begroting van 2015 of latere jaren zullen worden betaald. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (betaald in 2015) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).
10. Voorfinanciering
De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het verrichten van voldoende controles en de tijdige erkenning van de uitgaven. Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid.
De totale voorfinanciering (met uitzondering van andere voorschotten aan de lidstaten) op de balans van de EU bedraagt 45,2 miljard EUR, waarvan 99,8 % betrekking heeft op de activiteiten van de Commissie. Ongeveer 76 % van de voorfinanciering door de Commissie wordt in gedeeld beheer uitgevoerd, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
Voorfinanciering door de Commissie via de beheersvorm
De meerderheid van de uitgaven in het kader van gedeeld beheer bestaat uit landbouwuitgaven en structurele maatregelen. De meest significante voorfinancieringsbedragen houden verband met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (EFRO en CF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Het gedeelde beheer van uitgaven per fonds
11. Financiële instrumenten
12. Financiële instrumenten die onder direct en indirect beheer uit de EU-begroting worden gefinancierd
Het belang en de omvang van de financiële instrumenten voor de uitvoering van de begroting nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen.
Voor verkoop beschikbare financiële activa van financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd
Er worden over het algemeen drie soorten financiële instrumenten gebruikt:
• aandeleninstrumenten,
• leningsinstrumenten en
• garantie-instrumenten.
Hieronder wordt meer informatie verstrekt over deze belangrijke instrumenten.
Garantiefonds (1 996 miljoen EUR aan activa)
Het Garantiefonds dekt de door de EU op besluit van de Raad gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de Europese Investeringsbank (EIB) buiten de EU, evenals leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU. Het is een langlopend instrument (vast deel: 1 489 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds ontvangt zijn middelen uit overmakingen uit de algemene begroting van de EU (om te komen tot 9 % van het bedrag in hoofdsom van de operaties), uit rente over de beleggingen van de activa van het fonds en uit nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren voor wie het fonds de garantie heeft moeten honoreren. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt als ontvangsten voor de EU-begroting.
De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de begroting kunnen komen. Deze reserve komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de aan het einde van het jaar uitstaande leningen.
Financieringsfaciliteit met risicodeling (961 miljoen EUR aan activa)
De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de Commissie voor de RSFF maximaal 1 miljard EUR begroot, waarvan maximaal 800 miljoen EUR uit het programma 'samenwerking' en maximaal 200 miljoen EUR uit het programma 'capaciteiten' komt. De EIB heeft er zich toe verbonden hetzelfde bedrag te verstrekken. Er worden geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF toebedeeld in het kader van het MFK 2014-2020. Op 31 december 2014 had de Commissie 856 miljoen EUR bijgedragen aan de RSFF (met inbegrip van de bijdragen van EVA- en derde landen). In 2014 werd 375 miljoen EUR van de bijdrage van de EU aan de RSFF overgedragen aan het hierop volgende schuldinstrument in het kader van Horizon 2020. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen of garanties die door de EIB in het kader van de RSFF zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het globale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan de faciliteit.
Horizon 2020 (643 miljoen EUR aan activa)
Horizon 2020 is een nieuw aandeleninstrument in het kader van het MFK 2014-2020. Horizon 2020 wordt gezien als een middel om de economische groei te stimuleren en banen te creëren en heeft de politieke steun van de Europese leiders en de leden van het Europees Parlement. Zij waren het erover eens dat onderzoek een investering in de toekomst is en daarom centraal moet staan in de blauwdruk van de EU voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen. Door onderzoek en innovatie te koppelen en wetenschap op topniveau, industrieel leiderschap en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen te benadrukken, draagt Horizon 2020 eraan bij dit te verwezenlijken. Het doel is om ervoor te zorgen dat Europa wetenschap van wereldklasse voortbrengt, innovatiebelemmeringen uit de weg ruimt en de samenwerking tussen de publieke en private sectoren vereenvoudigt om innovatie tot stand te brengen. Horizon 2020 wordt beheerd door het EIF.
ETF-startersregeling (524 miljoen EUR aan activa)
De startersregeling van de Europese Technologiefaciliteit (ETF) bestrijkt het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (MAP), het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), administratief beheerd door het EIF, en ondersteunt de oprichting en de financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.
Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (235 miljoen EUR aan activa)
Het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) verstrekt garanties om het ontvangstenrisico in de eerste fase van de Ten-T-vervoerprojecten te verminderen. De garantie moet meer specifiek stand-bykredietlijnen volledig dekken, die alleen kunnen worden opgevraagd wanneer de kasstromen van het project ontoereikend zijn om bevoorrechte schulden te dekken. Het instrument is een gezamenlijk financieel product van de Commissie en de EIB. De kapitaalbijdrage aan het LGTT voor de financieringsperiode 2007-2013 was aanvankelijk vastgesteld op 1 miljard EUR en gelijkelijk verdeeld tussen de Commissie en de EIB. Bij wijzigingsverordening nr. 670/2012 is een bedrag van 200 miljoen EUR overgeheveld naar het initiatief inzake projectobligaties en nog eens een bedrag van 50 miljoen EUR voor subsidieverlening, waarmee de nog altijd voor het instrument beschikbare totale bijdrage van de EU neerkomt op 250 miljoen EUR.
Op 31 december 2014 had de Commissie 212 miljoen EUR bijgedragen aan het LGTT. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen die door de EIB in het kader van het LGTT zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het algemene risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan het instrument.
Financiële instrumenten (FI) per soort
miljoen EUR | |||
Totale activa | Totaal verplichtingen | Verstrekte garanties | |
Leningen/Aandeleninstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand: | |||
MEDA-instrument voor economische en financiële samenwerking in het kader van het Europees-mediterraan partnerschap | 290 | (3) | |
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument | 167 | (7) | |
457 | (9) | ||
Leningsinstrumenten: steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen | 19 | - | |
Aandeleninstrumenten: | |||
Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie | 323 | (0) | |
COSME — programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen | 31 | - | |
Europees fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE) | 118 | - | |
Fonds voor bedrijfsuitbreiding in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan | 10 | 0 | |
Fonds voor bedrijfsinnovatie (EIF) in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan | 21 | 0 | |
Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF) | 19 | (0) | |
Voorbereidende actie — Wereldwijd Fonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund — Geeref) | 72 | - | |
Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit | 183 | (0) | |
Margueritefonds | 37 | - | |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor werkgelegenheid en sociale insluiting | 60 | - | |
SE4F — Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap | 52 | - | |
Europees Fonds voor energie-efficiëntie | 89 | - | |
Technologieoverdracht proefprojecten | 2 | (0) | |
Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië) | 10 | - | |
SANAD - MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen | 9 | - | |
1 035 | (1) | ||
Garantie-instrumenten | |||
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP SMEG) | 151 | (259) | - |
COSME LGF - programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen | 39 | (1) | (42) |
Horizon 2020 - EU-financiering voor innovatoren | 478 | (11) | (98) |
Horizon 2020 - Garantie voor kleine en middelgrote ondernemingen | 165 | (1) | (267) |
Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) | 235 | (3) | (209) |
Garantiefaciliteit in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan | 21 | (2) | (10) |
Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen | 26 | (41) | - |
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal | 3 | - | - |
Projectobligatie-instrument (PBI) | 149 | (2) | (138) |
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE) | 6 | (0) | - |
Europees Progress-microfinancieringsmandaat (PMF TA) | 13 | (9) | - |
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) | 961 | (32) | (883) |
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen | 60 | (15) | - |
2 309 | (376) | (1 647) | |
Totaal | 3 820 | (386) | (1 647) |
Garantiefonds | 1 996 | (25) | (19 198) |
13. Door de commissie beheerde leningactiviteiten
Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma's uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalans (BB) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en deze kan financieren door uitgifte van schuldinstrumenten op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen.
De opgenomen en verstrekte leningactiviteiten van de EU zijn verrichtingen buiten begrotingsverband. Het kapitaal dat nodig is om de leningactiviteiten van de EU in het kader van de bovenvermelde programma's uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen. De EU mag geen leningen opnemen om haar gewone begrotingsuitgaven of een begrotingstekort te financieren. De omvang van de opgenomen leningen varieert van particuliere plaatsingen voor bedragen tot 500 miljoen EUR tot obligaties-emissies met een benchmarkkarakter (ten minste 1 miljard EUR). Aangetrokken middelen worden over het algemeen back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie beschikt over procedures om ook in het geval van een wanbetaling te zorgen voor de terugbetaling van leningen. Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het (maximum)aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, de termijnen en de betaling van tranches. Daarnaast hangen alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) af van de naleving van strenge voorwaarden, met soortgelijke voorwaarden als voor steun van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), in het kader van gezamenlijke EU/IMF-financiële steun, wat een andere factor is die de timing van de financiering beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering is uitsluitend in euro en de looptijden variëren van drie tot dertig jaar.
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de 28 lidstaten. Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 12 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.
Betalingsbalans
De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. De betalingsbalansbijstand aan Letland werd toegekend voor de invoering van de euro op 1 januari 2014. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die voor deze leningen worden opgenomen, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 8,6 miljard EUR (de 8,4 miljard EUR hieronder zijnde de nominale waarde).
miljoen EUR | ||||
Hongarije | Letland | Roemenië | Totaal | |
Totaal toegekende leningen | 6 500 | 3 100 | 8 400 | 18 000 |
Uitbetaald op 31.12.2013 | 5 500 | 2 900 | 5 000 | 13 400 |
Uitbetaald in 2014 | – | – | – | – |
Leningen uitbetaald op 31.12.2014 | 5 500 | 2 900 | 5 000 | 13 400 |
Terugbetaalde leningen op 31.12.2014 | (4 000) | (1 000) | – | (5 000) |
Uitstaand bedrag op 31.12.2014 | 1 500 | 1 900 | 5 000 | 8 400 |
Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.
Tussen november 2008 en mei 2009 werd ten belope van 14,6 miljard EUR aan financiële bijstand verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië, waarvan medio 2011 een bedrag van 13,4 miljard EUR was uitbetaald. Opgemerkt zij dat het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije in november 2010 afliep (waarbij 1 miljard EUR nog niet was opgevraagd) en dat de eerste twee terugbetalingen van 2 miljard EUR in december 2011 en nog eens 2 miljard EUR in november 2014 zoals gepland werden ontvangen. Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Letland liep in januari 2012 af (waarbij 200 miljoen EUR nog niet was opgevraagd) en de eerste twee terugbetalingen van 1 miljard EUR in april 2014 en 1,2 miljard EUR in januari 2015 werden zoals gepland ontvangen. Het eerste betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Roemenië liep af in mei 2012 en het volledige toegekende bedrag, 5 miljard EUR, werd uitbetaald. De eerste terugbetaling van 1,5 miljard EUR werd zoals gepland in januari 2015 ontvangen.
In februari 2011 verzocht Roemenië in het kader van de betalingsbalansfaciliteit om verdere anticiperende financiële bijstand (AFB) om nieuwe impulsen aan de economische groei te kunnen geven. Op 12 mei 2011 stemde de Raad in met de terbeschikkingstelling aan Roemenië van anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU (AFB) ten belope van maximaal 1,4 miljard EUR (Besluit 2011/288/EU van de Raad), maar die liep eind maart 2013 af zonder te zijn gebruikt. Na een tweede verzoek van Roemenië om AFB, besloot de Raad op 22 oktober 2013 nieuwe AFB anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU ten belope van maximaal 2 miljard EUR te verstrekken (Besluit 2013/531/EU van de Raad), die tot 30 september 2015 voor activering beschikbaar blijft. Als om activering wordt gevraagd, wordt deze financiële bijstand verstrekt in de vorm van een lening met een maximale gemiddelde looptijd van acht jaar. Aangezien deze AFB van 2 miljard EUR momenteel het enige actieve programma is in het kader van de betalingsbalansfaciliteit, is dit het enige bedrag dat nog altijd beschikbaar is.
Europees financieel stabilisatiemechanisme
miljoen EUR | |||
Ierland | Portugal | Totaal | |
Totaal toegekende leningen | 22 500 | 26 000 | 48 500 |
Uitbetaald op 31.12.2013 | 21 700 | 22 100 | 43 800 |
Uitbetaald in 2014 | 800 | 2 200 | 3 000 |
Uitbetaalde leningen op 31.12.2014 | 22 500 | 24 300 | 46 800 |
Terugbetaalde leningen op 31.12.2014 | – | – | – |
Uitstaande leningen op 31.12.2014 | 22 500 | 24 300 | 46 800 |
Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.
Op 11 mei 2010 nam de Raad het EFSM aan om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren (Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad). Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, VWEU en maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden, die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. De Commissie gaat namens de EU leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan en leent deze middelen aan de begunstigde lidstaat. Voor elk land dat een lening in het kader van het EFSM ontvangt, wordt per kwartaal beoordeeld of de aan de lening gehechte beleidsvoorwaarden zijn vervuld, voordat een andere tranche wordt uitgekeerd.
Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 worden de middelen van de faciliteit beperkt tot 60 miljard EUR, maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening nr. 407/2010 van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd: op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 47,5 miljard EUR (de bovenvermelde 46,8 miljard EUR zijnde de nominale waarde). Aangezien de leningen in het kader van het EFSM door de EU-begroting worden gewaarborgd, volgt het Europees Parlement de EFSM-acties van de Commissie en oefent het controle uit in het kader van de begrotings- en kwijtingsprocedure. Omdat beide EFSM-programma's zijn afgelopen, zijn in bovenstaande tabel geen beschikbare bedragen opgenomen.
De Raad besloot in december 2010 bij uitvoeringsbesluit een lening aan Ierland van ten hoogste 22,5 miljard EUR toe te kennen, en in mei 2011 een lening aan Portugal van ten hoogste 26 miljard EUR. De initiële uitvoeringsbesluiten stelden rente vast met een marge, hetgeen resulteert in soortgelijke voorwaarden als die welke voor de IMF-bijstand worden gesteld. Met zijn uitvoeringsbesluiten nr. 682/2011 en nr. 683/2011 van 11 oktober 2011 schafte de Raad de rentemarge met terugwerkende kracht af en werd de maximale gemiddelde looptijd van 7,5 jaar verlengd tot 12,5 jaar en de looptijd van afzonderlijke tranches tot 30 jaar. Op 21 juni 2013 stelde de Raad de uitvoeringsbesluiten nr. 313/2013 en nr. 323/2013 vast, waarbij de maximale gemiddelde looptijd van de EFSM-leningen aan Ierland en Portugal met 7 jaar tot 19,5 jaar werd verlengd. Door de verlenging wordt het schuldaflossingsprofiel van beide landen verzacht en worden hun behoeften aan herfinanciering in de post-programmeringsperiode verlaagd.
De laatste drie tranches werden uitgekeerd in 2014: 0,8 miljard EUR voor Ierland en 1,8 miljard EUR voor Portugal in maart 2014 en uiteindelijk 0,4 miljard EUR voor Portugal in november 2014. Portugal heeft tot het verstrijken van het programma geen aanspraak gemaakt op 1,7 miljard EUR van de verleende financiële bijstand. Er zijn momenteel geen bedragen beschikbaar in het kader van het EFSM.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen (in miljoen EUR) op de datum van ondertekening van deze rekening:
Jaar | Betalingsbalans | EFSM | Totaal | |||||
Hongarije | Letland | Roemenië | Totaal | Ierland | Portugal | Totaal | ||
2015 | 0 | 5,0 | 5,0 | 5,0 | ||||
2016 | 1,5 | 1,5 | 4,75 | 4,75 | 6,25 | |||
2017 | 1,15 | 1,15 | 0 | 1,15 | ||||
2018 | 1,35 | 1,35 | 3,9 | 0,6 | 4,5 | 5,85 | ||
2019 | 0,5 | 1,0 | 1,5 | 0 | 1,5 | |||
2021 | 0 | 3,0 | 6,75 | 9,75 | 9,75 | |||
2022 | 0 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | ||||
2024 | 0 | 0,8 | 1,8 | 2,6 | 2,6 | |||
2025 | 0,2 | 0,2 | 0 | 0,2 | ||||
2026 | 0 | 2,0 | 2,0 | 4,0 | 4,0 | |||
2027 | 0 | 1,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | |||
2028 | 0 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | ||||
2029 | 0 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | ||||
2032 | 0 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | ||||
2038 | 0 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | ||||
2042 | 0 | 1,5 | 1,5 | 3,0 | 3,0 | |||
Totaal | 1,5 | 0,7 | 3,5 | 5,7 | 22,5 | 24,3 | 46,8 | 52,5 |
Macrofinanciële bijstand (MFB)
Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die geografisch gezien dicht bij het grondgebied van de EU gelegen zijn. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Deze leningen worden gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4 bij de financiële staten).
14. Intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit buiten het kader van het EU-verdrag: de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme
De Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) werd opgericht door de lidstaten van de eurozone en kreeg het mandaat de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren door financiële bijstand te verlenen aan de lidstaten van de eurozone. De EFSF is geen EU-orgaan: zij staat volledig los van en is niet geconsolideerd in de EU-rekeningen. Zij wordt niet gewaarborgd door de EU-begroting. Zij heeft daarom geen gevolgen voor de EU-rekeningen, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties. Met de inwerkingtreding van het ESM (zie hieronder) verstrekte de EFSF na 1 juli 2013 geen nieuwe financiële bijstand.
De Commissie is verantwoordelijk voor het onderhandelen van de beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand worden verbonden, en voor het toezien op de naleving van die voorwaarden. Verordening nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad maakt het mogelijk sancties op te leggen in de vorm van boeten voor lidstaten met de euro als munt. Deze boeten, namelijk 0,2 % van het bbp van de lidstaat in het voorgaande jaar, kunnen worden toegepast in gevallen waarin een lidstaat geen passende maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan zijn buitensporig begrotingstekort, of wanneer de statistieken zijn gemanipuleerd. Verordening nr. 1174/2011 inzake macro-economische onevenwichtigheden voorziet daarnaast ook in een jaarlijkse boete van 0,1 % van het bbp van een lidstaat van de eurozone wanneer een lidstaat niet de gevraagde corrigerende maatregelen heeft genomen of geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend. Verordening nr. 1177/2011 wijzigde Verordening nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Ook deze gewijzigde verordening voorziet in de mogelijkheid om lidstaten van de eurozone boeten op te leggen (gelijk aan 0,2 % van het bbp plus een variabel bestanddeel). De boeten zullen via de EU-begroting passeren en vervolgens aan de EFSF worden overgedragen. Dit betekent dat die bedragen begrotingsontvangsten en begrotingsuitgaven vormen, zodat ze geen effect hebben op het globale begrotingsresultaat. Zij hebben dus evenmin effect op het economisch resultaat dat in de financiële staten van de EU is opgenomen.
Het Europees stabilisatiemechanisme (ESM) is een intergouvernementele organisatie onder internationaal publiekrecht buiten het kader van de EU-Verdragen. Het ESM-verdrag werd door de destijds 17 lidstaten van de eurozone ondertekend en trad in oktober 2012 in werking. Het ESM heeft de taken overgenomen die door het EFSM en de EFSF werden vervuld, en is zo het enige en permanente mechanisme geworden om te reageren op nieuwe verzoeken om financiële bijstand van lidstaten van de eurozone. De EFSF en het EFSM nemen daarom niet langer aan nieuwe financieringsprogramma's deel en sluiten geen nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten. Opgemerkt zij dat de EU-begroting de ESM-leningen niet zal waarborgen. Aangezien dit mechanisme eigen rechtspersoonlijkheid heeft en rechtstreeks door de lidstaten van de eurozone wordt gefinancierd, is het geen EU-orgaan en is er geen effect op de EU-rekeningen of de EU-begroting, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties.
De geïnde boeten zullen in de EU-begroting worden opgenomen en aan het ESM overgedragen zodra de EFSF niet langer operationeel is. Daarnaast voorziet het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in financiële sancties voor een 'verdragsluitende partij', indien die lidstaat niet de nodige maatregelen heeft genomen om een te hoog tekort te voorkomen. De opgelegde financiële sancties (die niet meer kunnen bedragen dan 0,1 % van het bbp) zullen aan het ESM moeten worden betaald, indien deze aan lidstaten van de eurozone worden opgelegd (en hebben dus geen gevolgen voor het begrotingsresultaat van de EU, net als bij de EFSF hierboven), of aan de EU-begroting voor lidstaten die geen lid zijn van de eurozone. In dat laatste geval zal de financiële sanctie een ontvangst zijn voor de EU-begroting en als zodanig in haar rekeningen worden opgenomen.
15. Economische en financiële context van de uitvoering van de EU-begroting
Macro-economisch klimaat
In de context van de staatsschuldencrisis is de economische groei in de EU-lidstaten van 2012 tot 2013 afgenomen en van 2013 tot 2014 toegenomen. De algemene economische situatie van de lidstaten komt tot uiting in de ontvangsten uit eigen middelen van de EU, die hebben geleid tot een lichte stijging van de traditionele eigen middelen en de btw-ontvangsten. Aangezien de ontvangsten uit de bni-middelen restcomponenten zijn die rechtstreeks zijn gekoppeld aan het totale niveau van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde betalingskredieten (en deze kredieten zijn verlaagd door de lidstaten in het MFK 2014-2020), nam het bedrag aan ontvangsten uit de bni-middelen af in 2014.
De versterking van het stabiliteits- en groeipact in de EU maakt de weg vrij voor duurzame overheidsfinanciën van de betrokken EU-lidstaten. Het begrotingspact is gericht op de consolidatie van de overheidsfinanciën van de lidstaten en stelt hen in staat hun bbp in de komende jaren te verhogen.
Het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) om de rente op een laag niveau te houden, ondersteunt de stabilisering van de economie van de eurozone. De ECB draagt binnen haar mandaat bij aan de toename van de groei van de eurozone.
Bruto binnenlands product van de EU 28 tegen marktprijzen
Ontvangsten uit de bni-middelen
Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken
Als gevolg van het macro-economische klimaat in de EU, leidt de druk op de nationale begrotingen van de lidstaten tot druk op de betalingskredieten van de EU-begroting. Deze ontwikkeling heeft een direct effect op de van de lidstaten en andere begunstigden ontvangen betalingsverzoeken. Het totaal aan niet-gehonoreerde betalingsverzoeken aan het einde van het jaar is toegenomen van 24,3 miljard EUR in 2013 tot 25,8 miljard EUR in 2014. Hoewel er altijd openstaande vorderingen zijn als gevolg van bedragen die vlak voor het einde van het jaar zijn ingediend, is de belangrijkste reden voor de uitzonderlijk hoge bedragen in de afgelopen jaren het tekort aan betalingskredieten.
Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken moeten uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd. Met dit in het achterhoofd zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in mei 2015 een betalingsplan overeengekomen om de EU-begroting opnieuw de duurzame richting op te krijgen. Voor de EU is het van essentieel belang om na te denken over de behoeften op lange termijn wat de betalingskredieten betreft, omdat deze kredieten voorwerp van besluit van de begrotingsautoriteit zijn en zonder deze kredieten geen betalingen kunnen worden gedaan of geldmiddelen kunnen worden overgedragen. Als er eenmaal overeenstemming over is bereikt, worden de kredieten automatisch omgezet in beschikbare geldmiddelen van de EU via het maandelijkse inningsproces van de eigen middelen.
Binnen de Commissie is er wekelijks (soms dagelijks) sprake van prognoses van de kasmiddelen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat voldaan kan worden aan de directe betalingsverplichtingen van de EU, met inachtneming van de grenzen van de in de begroting opgenomen betalingskredieten. Deze prognose op korte termijn vormt de basis voor het schatten van het bedrag aan eigen middelen dat maandelijks bij de lidstaten wordt opgevraagd. Op de eerste werkdag van elke maand moeten de lidstaten een twaalfde van het totale bedrag van de in de Uniebegroting opgenomen btw- en bni-middelen bijschrijven op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie. Afhankelijk van de kaspositie van de Commissie kan aan de lidstaten worden gevraagd in het eerste kwartaal van het jaar de btw- en bni-middelen met één of twee maanden te vervroegen. Deze voorschotten worden in mindering gebracht op afroepingen van middelen in de volgende maanden, afhankelijk van de geraamde behoeften aan kasstromen.
Voor de middellange en lange termijn controleert de Commissie nauwgezet de betalingsbehoeften van de EU als onderdeel van haar reguliere werkzaamheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorbereiding van voorstellen van de Commissie over het MFK als onderdeel van de opstelling van de jaarlijkse begroting en bij het opstellen van gewijzigde begrotingen. In de onderhandelingsfase van het MFK worden de gebruikte modellen en de onderliggende veronderstellingen op gezette tijden gecontroleerd en wanneer nodig geactualiseerd. De resultaten van de modelsimulatie worden doorgeleid naar de begrotingsonderhandelingen voor de vaststelling van het betalingsplafond van het MFK.
Ontwikkeling van betalings- en vastleggingskredieten, RAL en de achterstand in niet-gehonoreerde betalingsverzoeken, in miljoen EUR
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2014 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
(getekend)
Manfred Kraff
Rekenplichtige van de Commissie
17 juli 2015
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2014
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
3. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
4. TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT
5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING
6. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING
7. FINANCIEEL RISICOBEHEER
8. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
9. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
10. CONSOLIDATIEBEREIK
BALANS
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
NIET-VLOTTENDE ACTIVA | |||
Immateriële activa | 2.1 | 282 | 237 |
Vaste bedrijfsmiddelen | 2.2 | 7 937 | 6 104 |
Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | 2.3 | 409 | 349 |
Financiële activa | 2.4 | 56 438 | 59 844 |
Voorfinanciering | 2.5 | 18 358 | 38 072 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.6 | 1 198 | 498 |
84 623 | 105 104 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Financiële activa | 2.4 | 11 811 | 5 571 |
Voorfinanciering | 2.5 | 34 237 | 21 367 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.6 | 14 380 | 13 182 |
Voorraden | 2.7 | 128 | 128 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.8 | 17 545 | 9 510 |
78 101 | 49 758 | ||
TOTAAL ACTIVA | 162 724 | 154 862 | |
NIET-VLOTTENDE PASSIVA | |||
Pensioenen en andere personeelsbeloningen | 2.9 | (58 616) | (46 818) |
Voorzieningen | 2.10 | (1 537) | (1 323) |
Financiële verplichtingen | 2.11 | (51 851) | (56 369) |
(112 005) | (104 510) | ||
VLOTTENDE PASSIVA | |||
Voorzieningen | 2.10 | (745) | (545) |
Financiële verplichtingen | 2.11 | (8 828) | (3 163) |
Schulden | 2.12 | (43 180) | (36 213) |
Overlopende posten | 2.13 | (55 973) | (56 282) |
(108 726) | (96 204) | ||
TOTAAL PASSIVA | (220 730) | (200 714) | |
NETTOACTIVA | (58 006) | (45 852) | |
Reserves | 2.14 | 4 435 | 4 073 |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen* | 2.15 | (62 441) | (49 925) |
NETTOACTIVA | (58 006) | (45 852) |
* Het Europees Parlement heeft op 17 december 2014 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2015 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
miljoen EUR | |||
Toelichting | 2014 | 2013 (geherclassificeerd)* | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | |||
Bni-middelen | 3.1 | 104 688 | 110 194 |
Traditionele eigen middelen | 3.2 | 17 137 | 15 467 |
Btw-middelen | 3.3 | 17 462 | 14 019 |
Geldboeten | 3.4 | 2 297 | 2 757 |
Teruggevorderde uitgaven | 3.5 | 3 418 | 1 777 |
Overige | 3.6 | 5 623 | 4 045 |
Totaal | 150 625 | 148 259 | |
Ontvangsten uit ruiltransacties | |||
Financiële opbrengsten | 3.7 | 2 298 | 1 991 |
Overige | 3.8 | 1 066 | 1 443 |
Totaal | 3 364 | 3 434 | |
153 989 | 151 693 | ||
KOSTEN** | |||
Uitgevoerd door de lidstaten | 3.9 | ||
Europees Landbouw- en Garantiefonds | (44 465) | (45 067) | |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | (14 046) | (13 585) | |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | (43 345) | (47 767) | |
Europees Sociaal Fonds | (12 651) | (12 126) | |
Overige | (2 307) | (1 525) | |
Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen | 3.10 | (15 311) | (12 519) |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen | 3.11 | (1 025) | (656) |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | 3.11 | (2 770) | (2 465) |
Uitgevoerd door andere entiteiten | 3.11 | (1 799) | (1 694) |
Personeels- en pensioenkosten | 3.12 | (9 662) | (9 058) |
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen | 3.13 | (9 170) | (2 033) |
Financieringskosten | 3.14 | (2 926) | (2 383) |
Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | 3.15 | (640) | (608) |
Overige kosten | 3.16 | (5 152) | (4 572) |
(165 269) | (156 058) | ||
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR | (11 280) | (4 365) |
* Nadere informatie wordt gegeven in toelichting 3.18
**
Uitgevoerd door de lidstaten: gedeeld beheer
Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen: direct beheer
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten: indirect beheer
KASSTROOMOVERZICHT
miljoen EUR | |||
Toelichting | 2014 | 2013 | |
Economisch resultaat van het jaar | (11 280) | (4 365) | |
Beleidsactiviteiten | 4.2 | ||
Afschrijving | 61 | 48 | |
Waardevermindering | 408 | 401 | |
(Toename)/afname leningen | (1 298) | 20 | |
(Toename)/afname voorfinanciering | 6 844 | (1 695) | |
(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | (1 898) | 923 | |
(Toename)/afname voorraden | – | 10 | |
Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen | 11 798 | 4 315 | |
Toename/(afname) voorzieningen | 414 | (196) | |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | 1 146 | (330) | |
Toename/(afname) crediteuren | 6 967 | 14 655 | |
Toename/(afname) in overlopende posten | (309) | (12 154) | |
Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten | (1 005) | (1 023) | |
Overige non-cash mutaties | 130 | (50) | |
Investeringsactiviteiten | 4.3 | ||
(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen | (2 347) | (624) | |
(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | (60) | 43 | |
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa | (1 536) | (1 142) | |
NETTOKASSTROOM | 8 035 | (1 164) | |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 8 035 | (1 164) | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 2.8 | 9 510 | 10 674 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 2.8 | 17 545 | 9 510 |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
miljoen EUR | |||||
Reserves (A) | Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B) | Nettoactiva = (A)+(B) | |||
Reëlewaardereserve | Overige reserves | Gecumuleerd overschot/(tekort) | Economisch resultaat van het jaar | ||
BALANS OP 31.12.2012 | 150 | 3 911 | (39 148) | (5 329) | (40 416) |
Mutatie in reserve Garantiefonds | – | 46 | (46) | – | – |
Mutaties reële waarde | (51) | – | - | – | (51) |
Overige | - | 12 | (9) | – | 3 |
Toewijzing economisch resultaat 2012 | – | 5 | (5 334) | 5 329 | – |
Begrotingsresultaat 2012 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | (1 023) | – | (1 023) |
Economisch resultaat voor het jaar | – | – | – | (4 365) | (4 365) |
BALANS OP 31.12.2013 | 99 | 3 974 | (45 560) | (4 365) | (45 852) |
Mutatie in reserve Garantiefonds | – | 247 | (247) | – | – |
Mutaties reële waarde | 139 | – | – | – | 139 |
Overige | – | (24) | 16 | – | (8) |
Toewijzing economisch resultaat 2013 | – | (0) | (4 365) | 4 365 | – |
Begrotingsresultaat 2013 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | (1 005) | – | (1 005) |
Economisch resultaat voor het jaar | – | – | – | (11 280) | (11 280) |
BALANS OP 31.12.2014 | 238 | 4 197 | (51 161) | (11 280) | (58 006) |
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
RECHTSGRONDSLAG
EN BOEKHOUDREGELS
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. De rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.
1.2.BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.
De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 2 en zijn dezelfde als die welke in Ipsas 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).
Bij de voorbereiding van de financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de balans en in de staat van de financiële resultaten, evenals informatie verschaffen over financiële instrumenten en de voorwaardelijke activa en passiva.
1.3.CONSOLIDATIE
CONSOLIDATIEBEREIK
De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen, zijnde 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zeven gemeenschappelijke ondernemingen en één geassocieerde deelneming. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 10 van de EU-rekening. In vergelijking met 2013 blijft het consolidatiebereik ongewijzigd, met dien verstande dat één geassocieerde deelneming nu geherclassificeerd is als een gemeenschappelijke onderneming en de resulterende entiteit na de fusie van 2 andere geassocieerde deelnemingen als een gemeenschappelijke onderneming is geclassificeerd.
ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND
Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept 'zeggenschap'. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de EU direct of indirect de macht heeft om het financiële en operationele beleid te sturen om voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.
De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Het is duidelijk dat voor elke entiteit apart moet worden nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.
Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank - ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.
Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.
GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN
Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de EU en een of meer partijen (de 'ondernemers') een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).
GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN
Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).
NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN WAARVAN DE COMMISSIE DE MIDDELEN BEHEERT
De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd, maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet geconsolideerd in haar financiële staten.
1.4.OPSTELLINGSGRONDSLAG
2. Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta
De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.
Verrichtingen en saldi
Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:
Wisselkoersen met de euro
Valuta | 31.12.2014 | 31.12.2013 | Valuta | 31.12.2014 | 31.12.2013 |
BGN | 1,9558 | 1,9558 | LTL | 3,4528 | 3,4528 |
CZK | 27,7350 | 27,4270 | PLN | 4,2732 | 4,1543 |
DKK | 7,4453 | 7,4593 | RON | 4,4828 | 4,4710 |
GBP | 0,7789 | 0,8337 | SEK | 9,3930 | 8,8591 |
HRK | 7,6580 | 7,6265 | CHF | 1,2024 | 1,2276 |
HUF | 315,5400 | 297,0400 | JPY | 145,2300 | 144,7200 |
LVL | - | 0,7028 | USD | 1,2141 | 1,3791 |
Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en passiva die tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zijn gewaardeerd, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
3. Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.
3.1.BALANS
4. Immateriële activa
Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.
5. Vaste bedrijfsmiddelen
Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.
De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.
Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief | Lineair afschrijvingspercentage |
Gebouwen | 4 % tot 10 % |
Materieel en apparatuur | 10 % tot 25 % |
Meubilair en wagenpark | 10 % tot 25 % |
Vast materieel | 10 % tot 33 % |
Computerhardware | 25 % tot 33 % |
Overige | 10 % tot 33 % |
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leases
Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.
Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de staat van de financiële resultaten toegerekend.
6. Waardevermindering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
7. Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
Belangen in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode en de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de EU in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de EU, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs samen met alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.
Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een gemeenschappelijke onderneming gelijk is aan of groter is dan haar belang in de gemeenschappelijke onderneming, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Het niet-opgenomen aandeel van verliezen is het resultaat van een technische boekhoudkundige verrichting die nodig is wanneer de vermogensmutatiemethode wordt toegepast. Die niet-opgenomen verliezen vormen geen verliezen voor de EU en zijn verschuldigd door het feit dat de opname van de uitgave normaal gezien plaatsvindt vóór de kapitaalverhoging voor de bijdrage in natura van de andere deelnemers dan de EU.
Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU.
Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.
Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
8. Financiële activa
Indeling
De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, leningen en vorderingen, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU rechtstreeks geld, goederen of diensten verstrekt aan een debiteur zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met een vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum, ook als de vervaldatum van de gehele lening van meer dan 12 maanden na de balansdatum dateert.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is op de balansdatum. Beleggingen in niet-geconsolideerde entiteiten en andere beleggingen in aandelen (bv. durfkapitaalverrichtingen) die niet volgens de vermogensmutatiemethode worden verwerkt, worden ook als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de kredietnemer. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.
Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:
- De 'marktomgeving' waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de 'optie' van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
- Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans of soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
- Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of zijn overgedragen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie 'financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening' worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.
(II)Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen – De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.
Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Waardevermindering van financiële activa
De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.
(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
(b)Activa geboekt tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
Beleggingen in durfkapitaalfondsen
Beleggingen in durfkapitaalfondsen worden als voor verkoop beschikbare activa ingedeeld en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking van in de reëlewaardereserve tot uiting komende waardeveranderingen (inclusief omrekeningsverschillen). Omdat zij niet op een actieve markt zijn genoteerd, worden de beleggingen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde ("net asset value") afhankelijk van welke waarde het laagst is. Niet-gerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of zij als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten of als veranderingen in de reëlewaardereserve.
9. Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
10. Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen) en bedragen worden teruggestort.
Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld, en waardeverminderingen.
Bedragen die in het Financieel Reglement zijn omschreven als 'financiële instrumenten onder gedeeld beheer' worden vanuit boekhoudkundig oogpunt aangemerkt als voorfinanciering. Deze voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen de oorspronkelijke bedragen die aan lidstaten werden betaald, verminderd met een raming van de gebruikte bedragen.
Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
11. Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
Als de boekhoudregels van de EU een afzonderlijke presentatie van ruil- en niet-ruiltransacties vereisen met het oog op het opstellen van de rekening, worden vorderingen omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties die niet voortvloeien uit een contract (soevereine verhaalbare bedragen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.5.5 hierboven). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast Zie toelichting 1.5.14 hieronder betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
12. Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
13. Pensioenen en andere personeelsbeloningen
Pensioenverplichtingen
Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.
Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.
Ziektekosten na tewerkstelling
De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun begunstigden komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan 'inactieven' worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).
14. Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
15. Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.
Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5). De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.
16. Schulden
Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de EU heeft geen betrekking op ruiltransacties zoals de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
17. Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven.
17.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
18. Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:
Bni- en btw-middelen
De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.
Traditionele eigen middelen
De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.
Geldboeten
Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:
- hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
- hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.
Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De gecumuleerde rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.
Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
Renteontvangsten en -uitgaven
Renteontvangsten en -uitgaven worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.
Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.
Dividendinkomsten
Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.
19. Uitgaven
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.
Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Personeelsstatuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.
19.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA
20. Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk activum is een mogelijk activum dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.
21. Voorwaardelijke passiva
Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
22. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
22.1.IMMATERIËLE ACTIVA
miljoen EUR | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2013 | 474 |
Toevoegingen | 104 |
Vervreemdingen | (2) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Overige wijzigingen | 1 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2014 | 577 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013 | (236) |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (61) |
Vervreemdingen | 2 |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Overige wijzigingen | 0 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014 | (295) |
Nettoboekwaarde op 31.12.2014 | 282 |
Nettoboekwaarde op 31.12.2013 | 237 |
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
22.2.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN
De toename van vaste bedrijfsmiddelen is voornamelijk het gevolg van het feit dat activa ter waarde van 1 525 miljoen EUR van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) zijn overgedragen van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie, na ondertekening van de Copernicus-delegatieovereenkomst met het ESA in 2014. Overeenkomstig de in 2014 vastgestelde Copernicus-verordening, heeft de EU de verantwoordelijkheid voor het Copernicus-programma overgenomen en daarom moet zij de activa opnemen op haar balans. Er is 297 miljoen EUR opgenomen aan activa voor de Sentinel-1A-satelliet onder de rubriek 'vaste bedrijfsmiddelen', en 1 228 miljoen EUR aan activa in aanbouw voor de andere satellieten die momenteel worden gebouwd. Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie. Het bestaat uit een ruimtecomponent met een reeks van zes aardobservatiesatellieten en -instrumenten, een in-situcomponent (samengesteld uit tal van sensoren op de grond, op zee en in de lucht), en een dienstencomponent. Het Copernicus-programma levert de volgende diensten: monitoring van de atmosfeer, monitoring van de klimaatverandering, landmonitoring, zeemonitoring, crisisbeheersing en veiligheidstoepassingen.
Daarnaast zijn op 31 december 2014 in de activa in aanbouw 1 478 miljoen EUR (in 2013: 1 041 miljoen EUR) aan activa opgenomen in verband met het Galileo-project, het wereldwijde systeem voor navigatie per satelliet van de EU, dat wordt gebouwd met de hulp van het ESA. Een bedrag van 17 miljoen EUR aan niet-kapitaliseerbare ontwikkelingskosten is als uitgave opgenomen.
Vaste bedrijfsmiddelen
miljoen EUR | ||||||||
Terreinen en gebouwen | Installaties en uitrusting | Meubilair en wagenpark | Computer-hardware | Overige | Financiële leases | Activa in aanbouw | Totaal | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2013 | 4 660 | 608 | 233 | 596 | 248 | 2 692 | 1 599 | 10 635 |
Toevoegingen | 30 | 342 | 18 | 59 | 31 | 9 | 1 779 | 2 267 |
Vervreemdingen | (9) | (58) | (20) | (49) | (22) | 0 | (6) | (164) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 84 | 98 | 10 | 8 | 2 | (8) | (195) | – |
Overige wijzigingen | 2 | 1 | 2 | 10 | 1 | - | 1 | 17 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2014 | 4 768 | 990 | 242 | 623 | 261 | 2 693 | 3 176 | 12 754 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013 | (2 399) | (474) | (168) | (461) | (166) | (863) | (4 531) | |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (153) | (65) | (17) | (74) | (25) | (95) | (429) | |
Teruggeboekte afschrijving | - | 16 | 0 | 2 | 3 | - | 21 | |
Vervreemdingen | 4 | 42 | 18 | 47 | 18 | 0 | 128 | |
Overdrachten tussen categorieën van activa | - | 4 | (1) | (8) | (2) | 7 | – | |
Overige wijzigingen | - | 0 | (1) | (6) | (1) | - | (8) | |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014 | (2 549) | (477) | (168) | (501) | (173) | (950) | (4 817) | |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2014 | 2 219 | 513 | 74 | 122 | 89 | 1 743 | 3 176 | 7 937 |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2013 | 2 261 | 134 | 65 | 134 | 83 | 1 829 | 1 599 | 6 104 |
22.3.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen | 2.3.1 | – | – |
Belangen in geassocieerde deelnemingen | 2.3.2 | 409 | 349 |
Totaal | 409 | 349 |
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode.
23. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen
miljoen EUR | ||||||||
GJU | SESAR | ITER | Clean Sky | IMI | ECSEL | FCH | Totaal | |
Belangen op 31.12.2013 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen | 0 | 95 | 118 | 125 | 166 | 75 | 69 | 647 |
Aandeel van het nettoresultaat | 0 | (95) | (118) | (125) | (166) | (75) | (69) | (647) |
Overige vermogensmutaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Deelnemingen op 31.12.2014 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Niet-opgenomen aandeel van verliezen* | – | (230) | (36) | (99) | (73) | (40) | (116) | (594) |
* voor een gedetailleerde toelichting van de niet-opgenomen verliezen, zie toelichting 1.5.4.
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottende activa | 250 | 198 |
Vlottende activa | 178 | 63 |
Niet-vlottende passiva | – | – |
Vlottende passiva | (813) | (394) |
Ontvangsten | 2 | 1 |
Uitgaven | (666) | (412) |
GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING GALILEO IN LIQUIDATIE
De Gemeenschappelijke Onderneming Galileo werd eind 2006 in liquidatie gesteld en het proces is nog aan de gang. De entiteit was in 2014 niet actief en nog altijd in liquidatie.
GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING SESAR
Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 43,53 % in Sesar.
INTERNATIONALE ITER-ORGANISATIE VOOR FUSIE-ENERGIE (ITER)
De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De totale bijdrage wordt juridisch gezien beschouwd als een bijdrage van Euratom aan ITER en de lidstaten en Zwitserland hebben geen belang in ITER. Aangezien de EU juridisch gezien de houdster is van het belang in de Gemeenschappelijke Onderneming ITER International, moet zij het belang in haar rekening opnemen. Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 40,61 % in ITER.
Gezamenlijke technologie-initiatieven
Om de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken, werden publiek-private partnerschappen (PPP's) in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven opgericht (GTI's), die via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag ten uitvoer werden gelegd. De gemeenschappelijke onderneming (GO) Clean Sky, de GO IMI, de GO Ecsel (een samenvoegig van de voormalige GO's Artemis en Eniac), en de GO FCH zijn PPP's, opgericht in de vorm van GTI's. Het belang aan het einde van het jaar is als volgt: 61,39 % in Clean Sky, 80,47 % in IMI, 95,47 % in Ecsel en 70,85 % in FCH.
24. Belangen in geassocieerde deelnemingen
Europees Investeringsfonds
Het belang van de Commissie in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen.
miljoen EUR | |
EIF | |
Belang op 31.12.2013 | 349 |
Bijdragen | 38 |
Aandeel van het nettoresultaat | 7 |
Overige vermogensmutaties | 15 |
Belang op 31.12.2014 | 409 |
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Activa | 497 | 499 |
Passiva | (87) | (240) |
Ontvangsten | 38 | 37 |
Overschot/(tekort) | 21 | (221) |
De Commissie heeft 20 % van haar belang gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 809 miljoen EUR.
miljoen EUR | ||
Totaal kapitaal EIF | Belang Commissie | |
Totaal aandelenkapitaal | 4 161 | 1 011 |
Volgestort | (832) | (202) |
Niet-opgevraagd | 3 329 | 809 |
24.1.VORDERINGEN
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 6 550 | 5 497 |
Verstrekte leningen | 2.4.2 | 49 888 | 54 347 |
Totaal | 56 438 | 59 844 | |
Vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 2 856 | 2 373 |
Verstrekte leningen | 2.4.2 | 8 955 | 3 198 |
Totaal | 11 811 | 5 571 | |
Totaal | 68 249 | 65 415 |
25. Voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
BUFI-beleggingen | 3 068 | 1 910 |
Garantiefonds* | 1 825 | 1 773 |
EGKS in liquidatie | 1 699 | 1 696 |
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) | 842 | 1 197 |
Horizon 2020 | 514 | - |
ETF-startersregeling | 399 | 339 |
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) | 188 | 188 |
Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) | 186 | 121 |
Verrichtingen met risicodragend kapitaal | 145 | 124 |
Projectobligatie-initiatief | 125 | 67 |
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa | 117 | 116 |
Overige voor verkoop beschikbare financiële activa | 298 | 339 |
Totaal | 9 406 | 7 870 |
Niet-vlottend | 6 550 | 5 497 |
Vlottend | 2 856 | 2 373 |
* Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties (20 miljoen EUR) die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten. Aangezien het een langlopend instrument is, is er een significant niet-vlottend deel voor verkoop beschikbare financiële activa, te weten 1 489 miljoen EUR.
De EU is voornamelijk de houdster van voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van garantie-instrumenten en eigenvermogensinstrumenten. De stijging ten opzichte van 2013 is vooral het gevolg is van meer dan 2 miljard EUR aan nieuwe geldboeten die in 2014 zijn opgelegd en in het BUFI-fonds zijn geïnvesteerd, waarbij geen rekening is gehouden met in 2014 afgehandelde lopende geldboeten. Daarnaast ging Horizon 2020, de achtste fase van de Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling ("KP8") in 2014 van start, met activa van meer dan een half miljard EUR aan het eind van het jaar.
Reëlewaardehiërarchie van voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten | 8 183 | 6 669 |
Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen | 76 | 76 |
Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input | 1 147 | 1 126 |
Totaal | 9 406 | 7 870 |
In de periode waren er geen overdrachten tussen de bovengenoemde niveaus van waardering van de reële waarde.
Afstemming van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):
miljoen EUR | |
Beginbalans op 31.12.2013 | 1 126 |
Aan- en verkopen | (57) |
Baten en verliezen die gedurende de periode zijn opgenomen als overschot of tekort | (2) |
Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen | 81 |
Overdrachten naar niveau 3 | – |
Overdrachten vanuit niveau 3 | – |
Overige | (1) |
Eindbalans op 31.12.2014 | 1 147 |
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.
miljoen EUR | ||
Totaal kapitaal EBWO | Belang Commissie | |
Totaal aandelenkapitaal | 29 674 | 900 |
Volgestort | (6 202) | (188) |
Niet-opgevraagd | 23 472 | 712 |
26. Leningen
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottend | 49 888 | 54 347 |
Vlottend | 8 955 | 3 198 |
Totaal | 58 843 | 57 545 |
Deze rubriek omvat de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (58 509 miljoen EUR) en uit begroting verstrekte leningen, namelijk leningen met bijzondere voorwaarden en de EGKS in liquidatie verstrekte woningbouwleningen (139 miljoen EUR). Ook inbegrepen zijn kortetermijndeposito's (195 miljoen EUR), die zijn ingedeeld als 'leningen'.
Uit opgenomen leningen verstrekte leningen
miljoen EUR | ||||||
MFB | Euratom | BB | EFSM | EGKS in liquidatie | Totaal | |
Totaal op 31.12.2013 | 569 | 387 | 11 623 | 44 468 | 211 | 57 258 |
Nieuwe leningen | 1 360 | - | - | 3 000 | - | 4 360 |
Terugbetalingen | (96) | (39) | (3 000) | - | - | (3 135) |
Wisselkoersverschillen | - | 1 | - | - | 15 | 16 |
Veranderingen in boekwaarde | 9 | – | (33) | 39 | (5) | 10 |
Bijzondere waardevermindering | - | - | - | - | - | – |
Totaal op 31.12.2014 | 1 842 | 349 | 8 590 | 47 507 | 221 | 58 509 |
Niet-vlottend | 1 762 | 299 | 5 700 | 41 800 | 211 | 49 772 |
Vlottend | 80 | 50 | 2 890 | 5 707 | 10 | 8 737 |
De presentatie van de leningen op de balans (bv. EFSM, BB, Euratom, MFB) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is zodanig verbeterd dat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar ook naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan. Voor de dekking van Euratom-leningen zijn garanties van derden ten belope van 349 miljoen EUR (2013: 387 miljoen EUR) ontvangen. Op 31.12.2014 is een bedrag van 250 miljoen EUR met betrekking tot een leningsovereenkomst in het kader van MFB aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Macrofinanciële bijstand | 0,181 %-4,54 % | 0,27 %-4,54 % |
Euratom | 0,26 %-5,76 % | 0,34 %-5,76 % |
Betalingsbalans | 2,375 %-3,625 % | 2,375 %-3,625 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme | 1,875 %-3,750 % | 2,375 %-3,750 % |
EGKS in liquidatie | 5,2354 %-5,8103 % | 5,2354 %-5,8103 % |
26.1.VOORFINANCIERING
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 15 980 | 34 819 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 2 378 | 3 253 |
Totaal | 18 358 | 38 072 | |
Vlottende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 29 222 | 16 403 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 5 015 | 4 963 |
Totaal | 34 237 | 21 367 | |
Totaal | 52 595 | 59 439 |
Voorfinanciering maakt een groot deel uit van de totale activa van de EU en krijgt daarom regelmatige en passende aandacht. Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma's moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.
27. Voorfinanciering
miljoen EUR | ||||||
Bruto-bedrag | Afgewikkeld via afsluiting | Netto-bedrag op 31.12.2014 | Bruto-bedrag | Afgewikkeld via afsluiting | Netto-bedrag op 31.12.2013 | |
Gedeeld beheer | ||||||
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 5 644 | (2 115) | 3 529 | 6 359 | (1 032) | 5 327 |
EFRO en CF | 24 934 | (2 182) | 22 752 | 25 701 | (2 164) | 23 537 |
ESF | 6 884 | (953) | 5 931 | 6 857 | (492) | 6 365 |
Overige | 4 626 | (2 535) | 2 091 | 4 191 | (2 054) | 2 137 |
Direct beheer | ||||||
Uitgevoerd door: | ||||||
Commissie | 13 173 | (10 215) | 2 958 | 14 841 | (9 459) | 5 382 |
uitvoerende EU-agentschappen | 9 079 | (6 618) | 2 461 | 8 558 | (5 108) | 3 450 |
Indirect beheer | ||||||
Uitgevoerd door: | ||||||
andere EU-agentschappen & organen | 548 | (98) | 450 | 412 | (21) | 391 |
derde landen | 1 981 | (1 169) | 812 | 1 678 | (782) | 896 |
internationale organisaties | 6 236 | (3 476) | 2 760 | 4 172 | (2 460) | 1 712 |
andere entiteiten | 4 370 | (2 910) | 1 460 | 5 503 | (3 478) | 2 025 |
Totaal | 77 474 | (32 273) | 45 202 | 78 272 | (27 050) | 51 222 |
Niet-vlottend | 15 980 | – | 15 980 | 34 819 | – | 34 819 |
Vlottend | 61 495 | (32 273) | 29 222 | 43 453 | (27 050) | 16 403 |
De onder gedeeld beheer en direct beheer vermelde vermindering van de totale voorfinanciering is voornamelijk toe te schrijven aan de afsluiting van de programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke oprichting van programma's in het kader van de periode 2014-2020. De voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af als gevolg van de aanvaarding van kosten en ten aanzien van de nieuwe programmeringsperiode zijn er lagere voorschotten uitbetaald.
Wat de structuurfondsen betreft, verklaart deze overgang van programmeringsperioden ook het verkeer tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De uitbetaalde nieuwe voorfinanciering met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 wordt doorgaans geboekt als niet-vlottend: deze voorschotten zijn (als gevolg van de late goedkeuring van nieuwe programma's) nog altijd beperkt in omvang. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn.
Garanties met betrekking tot voorfinanciering
Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de 'nominale waarde' en de 'lopende waarde'. Voor de 'nominale' waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de 'lopende' waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2014 beliep de 'nominale waarde' van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 957 miljoen EUR. De 'lopende waarde' van die garanties beliep 605 miljoen EUR (2013: respectievelijk 1 124 miljoen EUR en 887 miljoen EUR).
Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % bij aan de totale bijdrage aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.
Op 31 december 2014 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2013: 4,5 miljard EUR). Deze daling houdt verband met het feit dat 2014 het laatste jaar was waarin KP7-projecten werden ondertekend en minder middelen voor nieuwe projecten beschikbaar waren. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.
Aan het einde van het jaar beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 640 miljoen EUR (2013: 1 658 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.
28. Overige voorschotten voor de lidstaten
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer | ||
Niet-vlottend | 2 090 | 2 118 |
Vlottend | 1 733 | 2 118 |
Totaal | 3 823 | 4 236 |
Steunregelingen | ||
Niet-vlottend | 288 | 1 135 |
Vlottend | 3 282 | 2 845 |
Totaal | 3 570 | 3 981 |
Totaal | 7 393 | 8 216 |
In het kader van de programma's van de structuurfondsen 2007-2013 en tevens in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, kunnen uit de EU-begroting voorschotten aan de lidstaten worden betaald als bijdrage aan financieringsinstrumenten (in de vorm van leningen, aandelen of garanties) die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat (d.w.z. gedeeld beheer) worden opgezet en beheerd. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als een actief in de balans van de EU opgenomen. In de rechtsgrondslagen is echter niet bepaald dat de lidstaten periodiek over het gebruik van die voorschotten verslag moeten uitbrengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zijn die voorschotten niet eens opgenomen in de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten. Door de lidstaten gerapporteerde informatie over ongebruikte bedragen eind 2014 is niet op tijd beschikbaar om in deze rekening op te nemen. Daarom wordt aan het einde van het jaar een raming gemaakt van de waarde van dit actief op basis van de informatie die van de lidstaten is ontvangen over ongebruikte bedragen op 31 december 2013 en in 2014 gedane betalingen. Daarnaast is deze raming nu gebaseerd op een verlenging van de uitvoeringsperiode van deze instrumenten van 31 december 2015 tot en met 31 maart 2017. Het uitstaande saldo voor deze instrumenten aan het einde van het jaar is geraamd in de veronderstelling dat middelen volledig en gelijkmatig over de resterende periode worden benut. Aan het einde van deze periode zal de Commissie het werkelijke gebruik van de middelen onderzoeken en de ongebruikte bedragen in de rekening weergeven.
De totale bijdrage die de lidstaten van de Commissie vroegen aangaande deze instrumenten, bedroeg 10 904 miljoen EUR. 1 088 miljoen EUR daarvan bleef aan het einde van het jaar onbetaald. In 2014 zijn er met betrekking tot de 2014-2020 programmeringsperiode geen bedragen betaald.
Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.
28.1.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottend | |||
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties | 2.6.1 | 1 158 | 478 |
Vorderingen op ruiltransacties | 2.6.2 | 40 | 20 |
Totaal | 1 198 | 498 | |
Vlottend | |||
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen | 2.6.1 | 13 828 | 12 478 |
Vorderingen op ruiltransacties | 2.6.2 | 551 | 704 |
Totaal | 14 380 | 13 182 | |
Totaal | 15 578 | 13 680 |
29. Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottend | |||
Lidstaten | 2.6.1.1 | 305 | 478 |
Overlopende posten | 2.6.1.3 | 853 | – |
Totaal | 1 158 | 478 | |
Vlottend | |||
Lidstaten | 2.6.1.1 | 10 679 | 5 574 |
Geldboeten | 2.6.1.2 | 2 270 | 4 071 |
Overlopende posten | 2.6.1.3 | 832 | 2 741 |
Andere verhaalbare bedragen | 48 | 92 | |
Totaal | 13 828 | 12 478 | |
Totaal | 14 987 | 12 957 |
30. Op de lidstaten verhaalbare bedragen
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Vastgesteld in de A-boekhouding | 2 789 | 47 |
Vastgesteld in de specifieke boekhouding | 1 617 | 1 228 |
Te ontvangen eigen middelen | 5 413 | 3 054 |
Bijzondere waardevermindering | (1 144) | (743) |
Overige | 12 | 6 |
Verhaalbare bedragen uit eigen middelen | 8 686 | 3 592 |
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) | 2 250 | 2 294 |
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) | 52 | 82 |
Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling | 27 | 45 |
Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard) | 166 | 155 |
Bijzondere waardevermindering | (840) | (819) |
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling | 1 655 | 1 757 |
Verwachte terugvordering van voorfinanciering | 437 | 542 |
Betaalde en terugvorderbare btw | 44 | 68 |
Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen | 161 | 94 |
Totaal | 10 984 | 6 053 |
Niet-vlottend | 305 | 478 |
Vlottend | 10 679 | 5 574 |
De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.
Verhaalbare bedragen eigen middelen
De aanzienlijke toename van de verhaalbare bedragen in de A-boekhouding wordt verklaard door de 2 756 miljoen EUR aan douanerechten en suikerheffingen van november en december die in de voorgaande jaren als toegerekende inkomsten werden opgenomen.
Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met de gewijzigde begroting nr. 2/2014 tot en met nr. 7/2014, die op 17 december 2014 werden goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassing van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de begroting van de EU op basis van btw en bni vindt elk jaar op de eerste werkdag van december plaats. De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke bni-herzieningen die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang.
Om het hoofd te bieden aan deze buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december 2014 een voorstel van de Commissie goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR, als opgenomen in de bovenstaande tabel.
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de verhaalbare bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
31. Geldboeten
Dit betreft de door de Commissie opgelegde geldboeten die moeten worden geïnd voor 2 424 miljoen EUR (2013: 4 310 miljoen EUR) min een afschrijving van 155 miljoen EUR (2013: 239 miljoen EUR). Voor de geldboeten die aan het einde van het jaar uitstonden, werden voor in totaal 1 916 miljoen EUR garanties ontvangen (2013: 3 244 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2014 183 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.
De daling van het saldo van de openstaande boeten aan het eind van het jaar is toe te schrijven aan het feit dat de geldboeten voor een totaalbedrag van 4,1 miljard EUR definitief zijn geworden en daarom zijn overgedragen naar de begroting in 2014.
32. Overlopende posten
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Toegerekende inkomsten eigen middelen | – | 2 424 |
Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: financiële correcties | 1 502 | 31 |
Overige toegerekende baten | 83 | 201 |
Waardevermindering op toegerekende inkomsten | – | – |
Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties | 101 | 85 |
Totaal | 1 686 | 2 741 |
Niet-vlottend | 853 | – |
Vlottend | 832 | 2 741 |
Opgemerkt zij dat de toegerekende inkomsten uit eigen middelen, voornamelijk douanerechten van november en december, nu onder actuele verhaalbare bedragen bekend worden gemaakt.
33. Vorderingen op ruiltransacties
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottend | ||
Andere vorderingen | 40 | 20 |
Totaal | 40 | 20 |
Vlottend | ||
Afnemers | 211 | 381 |
Waardevermindering van vorderingen op afnemers | (103) | (100) |
Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties | 219 | 352 |
Overige | 224 | 71 |
Totaal | 551 | 704 |
Totaal | 591 | 724 |
33.1.VOORRADEN
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Wetenschappelijk materieel | 66 | 81 |
Overige | 62 | 47 |
Totaal | 128 | 128 |
33.2.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Rekeningen bij schatkisten en centrale banken | 11 840 | 2 505 | |
Rekeningen-courant | 303 | 168 | |
Beheer van gelden ter goede rekening | 4 | 4 | |
Transfers (geld in omloop) | – | (1) | |
Andere termijndeposito's | 28 | 29 | |
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's | 2.8.1 | 12 174 | 2 705 |
Geldmiddelen voor financiële instrumenten | 2.8.2 | 1 275 | 1 406 |
Geldmiddelen voor geldboeten | 2.8.3 | 2 738 | 4 165 |
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen | 1 358 | 1 234 | |
Totaal | 17 545 | 9 510 |
34. Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen.
Het hoge saldo aan het einde van 2014 is vooral het gevolg van de door de lidstaten in december 2014 betaalde eigenmiddelenbijdragen (btw- en bni-saldi) en de in december 2014 vastgestelde gewijzigde begrotingen waardoor de bijdragen van de lidstaten afnamen: de desbetreffende terug te betalen bedragen hebben begin 2015 via gewijzigde begrotingen aan de lidstaten plaatsgevonden.
35. Tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
36. Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als een vlottend passief in toelichting 5.2.
De daling in dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds (BUFI) en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
PASSIVA
36.1.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Pensioenen - personeel | 2.9.1 | 50 897 | 40 933 |
Pensioenen - anderen | 2.9.2 | 1 322 | 1 016 |
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | 2.9.3 | 6 396 | 4 869 |
Totaal | 58 616 | 46 818 |
De sterke stijging in de personeelsbeloningen wordt verklaard door de forse daling van de toegepaste disconteringsvoet, die resulteert in een groot actuarieel verlies voor het jaar (netto 9,2 miljard EUR).
Zoals hieronder aangegeven, is de reële disconteringsvoet drastisch gedaald van 1,8 % naar 0,7 %, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt. Deze wijziging alleen is goed voor bijna de gehele toename van de verplichting aangezien de veranderingen in andere variabelen (zoals nieuwe leden, pensioenkosten en de rentekosten) aansluiten bij de cijfers van het voorgaande jaar. Dergelijke actuariële schommelingen zijn te verwachten op basis van de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat — als de rentevoet stijgt, kan een tegengesteld effect worden verwacht.
Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen. Deze waardering is evenmin van invloed zijn op de bedragen die in de komende jaren uit de EU-begroting aan de gepensioneerden worden betaald: deze betalingen zijn al geraamd in het MFK 2014-2020 en worden via de jaarlijkse begrotingsprocedure ten uitvoer gelegd.
37. Pensioenen - personeel
Overeenkomstig artikel 83 van het ambtenarenstatuut komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de EU-begroting. Er is voor deze verplichting geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel die voor de financiering van deze uitgave is vastgesteld. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage van hun salaris voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling.
De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2014 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). Om deze verplichting te berekenen, wordt de 'projected unit credit'-methode gebruikt. De voornaamste actuariële veronderstellingen voor de pensioenverplichting van het personeel die in de waardering werden gebruikt, zijn de volgende:
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Nominale disconteringsvoet | 2,0 % | 3,7 % |
Verwacht inflatiepercentage | 1,3 % | 1,9 % |
Reële disconteringsvoet | 0,7 % | 1,8 % |
Huwelijkscoëfficiënt: man/vrouw | 81 %/49 % | 81 %/49 % |
Algemene salaristoename/herwaardering van de pensioenen | (0,2)% | (0,2)% |
International Civil Servants Life Table (ICSLT) | ICSLT 2013 | ICSLT 2013 |
38. Pensioenen - anderen
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.
39. Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Er is ook een waardering gemaakt voor de geraamde verplichting die de EU heeft in verband met het gemeenschappelijke stelsel van ziektekostenverzekering voor haar gepensioneerde personeelsleden. De disconteringsvoet en de algemene salarisgroei die voor de berekening zijn gebruikt, zijn in overeenstemming met die welke voor de waardering van de pensioenverplichting van het personeel zijn gebruikt, dus de oorzaken van de ontwikkelingen van de verplichting komen overeen met die van de pensioenverplichting van het personeel.
Mutaties in de verplichtingen personeelsbeloningen
miljoen EUR | |||
Pensioenen - personeel | Pensioenen - anderen | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | |
Brutoverplichting op 31.12.2013 | 45 947 | 1 289 | 5 133 |
Dienst/normale kosten | 2 153 | 62 | – |
Rentekosten | 1 683 | 44 | 49 |
Betaalde uitkeringen | (1 368) | (47) | (68) |
Actuariële verliezen* | 8 255 | 191 | 1 554 |
Wijzigingen ingevolge nieuwkomers | 461 | 67 | – |
Brutoverplichting op 31.12.2014 | 57 131 | 1 606 | 6 668 |
Op pensioenen toegepaste correctiecoëfficiënten | 1 371 | n.v.t. | n.v.t. |
Aftrek van belastingen op pensioenen | (7 605) | (119) | n.v.t. |
Fondsbeleggingen | n.v.t. | (165) | (272) |
Brutoverplichting op 31.12.2014 | 50 897 | 1 322 | 6 396 |
* Actuariële brutoverliezen vóór belastingen en aanpassingscoëfficiënten.
Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van pensioenen en andere personeelsbeloningen
miljoen EUR | |||||
31.12.2010 | 31.12.2011 | 31.12.2012 | 31.12.2013 | 31.12.2014 | |
Verplichting personeelsbeloningen | 37 172 | 34 835 | 42 503 | 46 818 | 58 616 |
39.1.BEPALINGEN
miljoen EUR | |||||||
Bedrag op 31.12.2013 | Aanvullende bepalingen | Terug-geboekte ongebruikte bedragen | Gebruikte bedragen | Overdracht naar vlottend | Wijziging in raming | Bedrag op 31.12.2014 | |
Rechtszaken | 487 | 567 | (97) | (229) | – | 0 | 728 |
Ontmanteling kerninstallaties | 963 | – | – | (31) | – | 159 | 1 091 |
Financieel | 282 | 117 | (0) | (76) | – | 9 | 332 |
Geldboeten | – | 30 | – | – | – | – | 30 |
Overige | 135 | 94 | (53) | (73) | – | (0) | 102 |
Totaal | 1 867 | 807 | (150) | (409) | – | 168 | 2 282 |
Niet-vlottend | 1 323 | 241 | (93) | (28) | (69) | 164 | 1 537 |
Vlottend | 545 | 566 | (57) | (381) | 69 | 4 | 745 |
Rechtszaken
Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De toename van de voorziening is hoofdzakelijk te wijten aan verloren rechtszaken in verband met het EFRO. Deze aanzienlijke stijging is slechts ten dele gecompenseerd door ongebruikte bedragen die vrijkwamen door de schikking in een zaak aangaande traditionele eigen middelen, die betrekking had op suikerheffingen (zie ook toelichting 3.2).
Ontmanteling kerninstallaties
In 2012 heeft een consortium van onafhankelijke deskundigen zijn studie van 2008 geactualiseerd en de kosten van de ontmanteling van de kerninstallaties van het Joint Research Centre (JRC) en het afvalbeheerprogramma geraamd. Hun raming van 989 miljoen EUR (voorheen 1 222 miljoen EUR) diende als uitgangspunt voor deze voorziening. In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening opnieuw geactualiseerd in de in 2104 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2014 resulteerde dat in een voorziening van 1 091 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2015 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 064 miljoen EUR).
Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.
Financiële bepalingen
Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. De niet-vlottende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).
39.2.FINANCIELE VERPLICHTINGEN
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottende financiële verplichtingen | |||
Opgenomen leningen | 2.11.1 | 49 743 | 54 153 |
Overige financiële verplichtingen | 2.11.2 | 2 108 | 2 216 |
Totaal | 51 851 | 56 369 | |
Vlottende financiële verplichtingen | |||
Opgenomen leningen | 2.11.1 | 8 727 | 3 065 |
Overige financiële verplichtingen | 2.11.2 | 101 | 99 |
Totaal | 8 828 | 3 163 | |
Totaal | 60 680 | 59 533 |
40. Opgenomen leningen
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Opgenomen leningen | 58 491 | 57 237 |
Eliminatie: Garantiefonds* | (20) | (20) |
Totaal | 58 470 | 57 218 |
* Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten.
Opgenomen leningen per financieel instrument
miljoen EUR | ||||||
MFB | Euratom | BB | EFSM | EGKS in liquidatie | Totaal | |
Totaal op 31.12.2013 | 569 | 387 | 11 623 | 44 468 | 190 | 57 237 |
Nieuwe leningen | 1 360 | - | - | 3 000 | - | 4 360 |
Terugbetalingen | (96) | (39) | (3 000) | - | - | (3 135) |
Wisselkoersverschillen | - | 1 | - | - | 14 | 15 |
Veranderingen in boekwaarden | 9 | – | (33) | 39 | (1) | 14 |
Totaal op 31.12.2014 | 1 842 | 349 | 8 590 | 47 507 | 203 | 58 491 |
Niet-vlottend | 1 762 | 299 | 5 700 | 41 800 | 193 | 49 754 |
Vlottend | 80 | 50 | 2 890 | 5 707 | 10 | 8 737 |
De leningen omvatten ook de in een waardepapier belichaamde schulden, die 58 261 miljoen EUR belopen (2013: 56 981 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
De presentatie van de leningen op de balans (bv. MFK, Euratom, BB en EFSM) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is verbeterd doordat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan.
Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Macrofinanciële bijstand | 0,181 %-4,54 % | 0,27 %-4,54 % |
Euratom | 0,138 %-5,6775 % | 0,291 %-5,6775 % |
Betalingsbalans | 2,375 %-3,625 % | 2,375 %-3,625 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme | 1,875 %-3,750 % | 2,375 %-3,750 % |
EGKS in liquidatie | 6,92 %-9,78 % | 6,92 %-9,78 % |
41. Overige financiële verplichtingen
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Niet-vlottend | ||
Financiëleleaseschulden | 1 674 | 1 756 |
Gebouwen betaald in termijnen | 371 | 369 |
Overige | 63 | 91 |
Totaal | 2 108 | 2 216 |
Vlottend | ||
Financiëleleaseschulden | 81 | 82 |
Gebouwen betaald in termijnen | 20 | 17 |
Totaal | 101 | 99 |
Totaal | 2 209 | 2 315 |
Financiëleleaseschulden
miljoen EUR | ||||
In de toekomst te betalen bedragen | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal verplichtingen | |
Grond en gebouwen | 75 | 358 | 1 309 | 1 742 |
Overige materiële activa | 6 | 8 | – | 14 |
Totaal op 31.12.2014 | 81 | 366 | 1 309 | 1 755 |
Rentebestanddeel | 70 | 272 | 392 | 734 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2014 | 151 | 638 | 1 700 | 2 489 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2013 | 171 | 672 | 1 884 | 2 727 |
41.1.CREDITEUREN
miljoen EUR | |||
Brutobedrag | Aanpassingen* | Nettohoeveelheid | |
2014 | |||
Kostendeclaraties & facturen ontvangen van: | |||
lidstaten | |||
het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 318 | (23) | 295 |
het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds | 19 928 | (2 306) | 17 622 |
Europees Sociaal Fonds | 5 893 | (272) | 5 621 |
overige | 751 | (93) | 658 |
particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten | 1 718 | (106) | 1 612 |
Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen | 28 608 | (2 800) | 25 808 |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 11 066 | n.v.t. | 11 066 |
Diverse schulden | 156 | n.v.t. | 156 |
Schulden uit eigen middelen | 5 945 | n.v.t. | 5 945 |
Overige | 204 | n.v.t. | 204 |
Totaal op 31.12.2014 | 45 980 | (2 800) | 43 180 |
2013 | |||
Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen | 27 257 | (2 918) | 24 339 |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 11 252 | n.v.t. | 11 252 |
Diverse schulden | 147 | n.v.t. | 147 |
Schulden uit eigen middelen | 244 | n.v.t. | 244 |
Overige | 231 | n.v.t. | 231 |
Totaal op 31.12.2013 | 39 131 | (2 918) | 36 213 |
* Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen
De schulden omvatten kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Deze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Via de afsluitingsprocedure aan het einde van het jaar wordt met de betrokken kostendeclaraties rekening gehouden. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als 'geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen' (zie hieronder).
Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, na de laatste gewijzigde begroting van 2014 (5,9 miljard EUR), moet worden terugbetaald. De aanzienlijke verhoging in vergelijking met vorig jaar is het gevolg van de bni-herzieningen aan het einde van het jaar (zie ook toelichting 2.6.1.1).
Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen
Deze schulden worden verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geraamd. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. Schulden worden ook verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat is ontvangen met betrekking tot andere voorschotten aan de lidstaten die aan het einde van het jaar nog moeten worden betaald (2,0 miljard EUR).
Verzoeken om voorfinanciering
In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is voor 1,3 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen en deze zijn nog niet betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
41.2.OVERLOPENDE POSTEN
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Toegerekende lasten | 55 798 | 56 085 |
Uitgestelde baten | 56 | 62 |
Overige | 118 | 134 |
Totaal | 55 973 | 56 282 |
De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 33 667 | 33 491 |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 13 414 | 12 458 |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 3 157 | 4 371 |
Europees Sociaal Fonds | 976 | 1 109 |
Overige | 4 584 | 4 656 |
Totaal | 55 798 | 56 085 |
NETTOACTIVA
41.3.RESERVES
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Reëlewaardereserve | 2.14.1 | 238 | 99 |
Reserve Garantiefonds | 2.14.2 | 2 372 | 2 125 |
Overige reserves | 2.14.3 | 1 825 | 1 849 |
Totaal | 4 435 | 4 073 |
42. Reëlewaardereserve
Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
Mutaties in de reëlewaardereserve betreffende voor verkoop beschikbare financiële activa in de periode:
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Opgenomen in de reëlewaardereserve | 135 | (25) |
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten | (10) | (25) |
Totaal | 125 | (50) |
Daarnaast heeft een bedrag van 15 miljoen EUR in het totale overzicht van de mutatie in de reëlewaardereserve betrekking op beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode.
43. Reserve Garantiefonds
Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de openstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.
44. Overige reserves
Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 532 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.
44.1.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN
miljoen EUR | |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2013 | 49 925 |
Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2013 aan de lidstaten | 1 005 |
Mutatie in reserve Garantiefonds | 247 |
Overige mutaties in reserves | (15) |
Economisch resultaat voor het jaar | 11 280 |
Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2014 | 62 441 |
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar.
Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.
45. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
45.1.BNI-MIDDELEN
De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen van 104 688 miljoen EUR (2013: 110 194 miljoen EUR) het meest significant.
45.2.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Douanerechten | 17 204 | 15 268 |
Suikerheffingen | (67) | 199 |
Totaal | 17 137 | 15 467 |
De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.
Tevens zij opgemerkt dat als gevolg van een arrest van het Hof over de verordening suikerheffingen, dat er is gekomen nadat bepaalde ondernemingen en lidstaten tegen die verordening beroep hadden aangetekend, eind 2014 aan de betrokken partijen een bedrag van 200 miljoen EUR is terugbetaald. De bijbehorende voorziening die oorspronkelijk in 2012 was geboekt, werd dus in 2014 gebruikt.
45.3.BTW-MIDDELEN
Overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit (Besluit 2007/436/EG, Euratom) worden de btw-bijdragen berekend door een uniform percentage van 0,30 % op de geharmoniseerde btw-grondslag van elke lidstaat toe te passen. In het besluit is tegelijkertijd voorzien in een lager afroepingspercentage voor Oostenrijk (0,225 %), Duitsland (0,15 %), en Nederland en Zweden (0,10 %). Deze uitzondering was echter alleen voor de periode 2007-2013 toegestaan. Het uniforme percentage van 0,30 % werd in 2014 dus opnieuw van toepassing op alle lidstaten en blijft ook van toepassing tot een nieuw eigenmiddelenbesluit in werking treedt. Dit verklaart de stijging van de btw-ontvangsten van 14 019 miljoen EUR in 2013 tot 17 462 miljoen EUR in 2014.
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES HERCLASSIFICATIE
45.4.GELDBOETEN
Deze ontvangsten (2 297 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor het schenden van inbreukregels, hoofdzakelijk met betrekking tot mededingingsregels. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene.
Het belangrijkste bedrag in 2014 heeft betrekking op de markt voor lagers voor de automobielindustrie. De Commissie heeft geldboeten opgelegd voor een totaalbedrag van 953 miljoen EUR aan producenten van lagers voor auto's en vrachtwagens voor het vormen van een kartel.
45.5.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN
miljoen EUR | |||
2014 | 2013 | ||
Gedeeld beheer | 3 328 | 1 628 | |
Direct beheer | 45 | 69 | |
Indirect beheer | 45 | 6 | |
Gedecentraliseerd beheer | – | 41 | |
Gezamenlijk beheer | – | 33 | |
Totaal | 3 418 | 1 777 |
Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn ontvangen of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen. Deze verrichtingen zijn gebaseerd op controles, audits of subsidiabiliteitsanalyses. De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.
Opgemerkt zij dat deze cijfers alleen het boekhoudkundige effect van de corrigerende activiteiten van de EU weergeven, op basis van de geldende boekhoudregels van de EU. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Voorts worden de terugvorderingen van voorfinancieringen evenmin als ontvangsten opgenomen, in overeenstemming met de boekhoudregels van de EU. Nadere informatie over de financiële correcties en de invordering van uitgaven kan worden gevonden in toelichting 6.
Gedeeld beheer vormt het grootste deel van het totaal:
Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling
In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.
Cohesiebeleid
De voornaamste bedragen betreffende het cohesiebeleid bevatten door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen, bedragen met betrekking tot financiële correcties die in de loop van het jaar zijn uitgevoerd via inhouding, en verminderingen van uitgaven min de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar.
Andere opgestelde invorderingsopdrachten in het cohesiebeleid betreffen de terugvordering van voorfinanciering – zie toelichting 6.4. Deze bedragen worden niet als ontvangsten opgevoerd, maar gecrediteerd in de rubriek voorfinanciering in de balans.
De totale terugvordering van uitgaven in vergelijking met vorig jaar is bijna verdubbeld als gevolg van de vervroegde sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende terugvorderingen, en significante correcties die in 2014 door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling zijn opgelegd.
45.6.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
miljoen EUR | |||
2014 | 2013 | ||
Overdracht van activa | 1 448 | – | |
Budgettaire aanpassingen | 794 | 1 187 | |
Belastingen en bijdragen personeel | 1 276 | 1 137 | |
Bijdragen van derde landen | 336 | 373 | |
Landbouwheffingen | 409 | 48 | |
Aanpassing van voorzieningen | 369 | 208 | |
Overige | 990 | 1 091 | |
Totaal | 5 623 | 4 045 |
De overdracht van opbrengsten uit activa heeft betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.
De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2013 (1 005 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2014.
De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.
Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.
Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien zij niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden zij in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. De verhoging van de melkheffingen dit jaar is het gevolg van het feit dat acht lidstaten hun melkquota voor 2013/2014 voor leveringen hebben overschreden, wat inhoudt dat zij om die reden een boete (een zogenoemde 'superheffing') moeten betalen. De melkquotaregeling is op 1 april 2015 afgeschaft.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
45.7.FINANCIËLE OPBRENGSTEN
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Rentebaten op/over: | ||
voorfinanciering | 16 | 29 |
te late betalingen | 387 | 88 |
voor verkoop beschikbare financiële activa | 65 | 71 |
leningen | 1 722 | 1 712 |
geldmiddelen en kasequivalenten | 10 | 21 |
aan een bijzondere waardevermindering onderhevige financiële activa | 0 | - |
overige | 1 | 1 |
Rentebaten | 2 202 | 1 922 |
Dividendinkomsten | 6 | 6 |
Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten | 30 | 24 |
Overige financiële inkomsten | 61 | 40 |
Totaal | 2 298 | 1 991 |
Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (zie toelichting 2.4.2).
Nettobaten en -verliezen op financiële activa
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Nettobaten/(verliezen) op voor verkoop beschikbare financiële activa | 13 | 24 |
45.8.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen | 16 | 38 |
Wisselkoerswinsten | 478 | 336 |
Overige | 571 | 1 070 |
Totaal | 1 066 | 1 443 |
Overige ontvangsten uit ruiltransacties betreffen voornamelijk ontvangsten uit beheersvergoedingen en ontvangsten uit vorderingen die eerder zijn verminderd.
Inhoudsopgave
BETALINGEN EN SUBSIDIES VIA DE BEHEERSVORM
45.9.GEDEELD BEHEER
miljoen EUR | ||
Uitgevoerd door de lidstaten | 2014 | 2013 |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 44 465 | 45 067 |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 14 046 | 13 585 |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 43 345 | 47 767 |
Europees Sociaal Fonds | 12 651 | 12 126 |
Overige | 2 307 | 1 525 |
Totaal | 116 814 | 120 070 |
De programma's van de structuurfondsen bevinden zich in de eindfase van de programmeringsperiode 2007-2013, maar tevens in de aanloopfase van de programmeringsperiode 2014-2020.
Het grootste deel van de daling ten opzichte van 2013 heeft betrekking op het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds. De aan 2014 toegerekende uitgaven houden verband met de programmeringsperiode 2007-2013 aangezien er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan).
De daling van de uitgaven in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds kan voornamelijk worden toegeschreven aan het effect van het mechanisme voor financiële discipline.
De subrubriek 'overige' omvat met name: asiel en migratie (0,6 miljard EUR), interne veiligheid (0,5 miljard EUR), maritieme zaken en visserij (0,5 miljard EUR), het Europees Solidariteitsfonds (0,2 miljard EUR) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (0,1 miljard EUR).
45.10.II. DIRECT BEHEER
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Uitgevoerd door de Commissie | 10 431 | 8 722 |
Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen | 4 880 | 3 797 |
Totaal | 15 311 | 12 519 |
Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (8,9 miljard EUR) en programma's voor netwerken (1,5 miljard EUR), en Europees nabuurschapsbeleid (1,5 miljard EUR) en ontwikkelingssamenwerking (1,3 miljard EUR).
De toename van de bedragen in 2014 zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan ontwikkelingssamenwerking, waar sprake was van een stijging van 0,5 miljard EUR (inclusief een bedrag van 250 miljoen EUR aan Oekraïne), energie (1,1 miljard EUR) en door uitvoerende agentschappen beheerde onderzoekprogramma's (1,1 miljard EUR als gevolg van het toenemende aantal lopende projecten).
45.11.Indirect beheer
miljoen EUR | |||
2014 | 2013 | ||
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | 1 025 | 656 | |
Uitgevoerd door derde landen | 1 005 | 720 | |
Uitgevoerd door internationale organisaties | 1 765 | 1 745 | |
Uitgevoerd door andere entiteiten | 1 799 | 1 694 | |
Totaal | 5 594 | 4 815 |
45.12.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Personeelskosten | 5 693 | 5 527 |
Pensioenkosten | 3 970 | 3 531 |
Totaal | 9 662 | 9 058 |
De pensioenkosten zijn deels ontstaan door de actuariële herwaardering van de personeelsbeloningen die niet zijn gebaseerd op actuariële veronderstellingen.
45.13.WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE VERONDERSTELLINGEN PERSONEELSBELONINGEN
Het actuariële verlies van 9,2 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9). Het uitzonderlijk hoge bedrag is toe te schrijven aan de drastische daling van de rentevoeten, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt.
45
SKOSTEN
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Rentelasten: | ||
leningen | 1 712 | 1 697 |
overige | 22 | 22 |
financiële leases | 90 | 99 |
waardeverminderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa | 3 | 8 |
waardevermindering op leningen en vorderingen | 1 030 | 469 |
op de verkoop van financiële activa gerealiseerde verlies | 17 | – |
overige financiële kosten | 51 | 87 |
Totaal | 2 926 | 2 383 |
Het bedrag aan rente-uitgaven op leningen komt overeen met de ontvangsten uit rente op leningen (back-to-backtransacties).
45.15.AANDEEL IN HET NETTORESULTAAT VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN
Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie ook de toelichtingen 2.3.1 en 2.3.2).
45.16.OVERIGE UITGAVEN
miljoen EUR | |||
2014 | 2013 | ||
Administratieve en IT-uitgaven | 2 070 | 2 034 | |
Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen | 1 186 | 1 105 | |
Wisselkoersverliezen | 370 | 395 | |
Aanpassing van voorzieningen | 688 | 399 | |
Overige | 839 | 640 | |
Totaal | 5 152 | 4 572 |
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Kosten voor onderzoek | 353 | 335 |
Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling | 54 | 74 |
Totaal | 406 | 409 |
In de rubriek 'uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen' is 369 miljoen EUR (2013: 388 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases. De volgende bedragen zijn vastgelegd voor betaling tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:
miljoen EUR | ||||
In de toekomst te betalen bedragen | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Gebouwen | 332 | 988 | 934 | 2 254 |
IT-materiaal en overige uitrusting | 7 | 15 | 0 | 22 |
Totaal | 339 | 1 003 | 934 | 2 276 |
45.17.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
miljoen EUR | |||||||
Slimme en inclusieve groei | Duurzame groei | Veiligheid en burgerschap | Europa als wereldspeler | Administratie | Niet toegewezen aan een MFK-rubriek* | Totaal | |
Bni-middelen | – | – | – | – | – | 104 688 | 104 688 |
Traditionele eigen middelen | – | – | – | – | – | 17 137 | 17 137 |
Btw | – | – | – | – | – | 17 462 | 17 462 |
Geldboeten | – | – | – | – | – | 2 297 | 2 297 |
Teruggevorderde uitgaven | 1 136 | 2 226 | 3 | 53 | – | 0 | 3 418 |
Overige | 1 981 | 508 | 4 | 53 | 4 590 | (1 513) | 5 623 |
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | 3 117 | 2 734 | 6 | 106 | 4 590 | 140 072 | 150 625 |
Financiële opbrengsten | 66 | 3 | 0 | 36 | 1 | 2 192 | 2 298 |
Overige | 119 | (11) | (4) | 97 | 215 | 649 | 1 066 |
Ontvangsten uit ruiltransacties | 185 | (8) | (4) | 134 | 216 | 2 841 | 3 364 |
Totale inkomsten | 3 302 | 2 726 | 2 | 240 | 4 806 | 142 913 | 153 989 |
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven: | |||||||
ELGF | – | (44 465) | – | – | – | – | (44 465) |
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | – | (14 033) | – | (12) | – | – | (14 046) |
EFRO en CF | (43 345) | – | – | – | – | – | (43 345) |
ESF | (12 651) | – | – | – | – | – | (12 651) |
Overige | (561) | (542) | (1 109) | (94) | – | – | (2 307) |
Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen | (9 809) | (339) | (1 114) | (4 046) | 9 | (12) | (15 311) |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen | (789) | (58) | (473) | (40) | – | 334 | (1 025) |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | (246) | 4 | (8) | (2 520) | (0) | – | (2 770) |
Uitgevoerd door andere entiteiten | (1 317) | – | (5) | (478) | (0) | 1 | (1 799) |
Personeels- en pensioenkosten | (1 538) | (324) | (362) | (566) | (6 066) | (806) | (9 662) |
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen | – | – | – | – | (9 170) | – | (9 170) |
Financieringskosten | (152) | (25) | (1) | (26) | (557) | (2 165) | (2 926) |
Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen / geassocieerde deelnemingen | (640) | – | – | – | – | – | (640) |
Overige kosten | (1 397) | (60) | (115) | (126) | (3 069) | (385) | (5 152) |
Totaal uitgaven | (72 444) | (59 843) | (3 189) | (7 908) | (18 853) | (3 032) | (165 269) |
Economisch resultaat voor het jaar | (69 141) | (57 117) | (3 186) | (7 668) | (14 047) | 139 880 | (11 280) |
* 'Niet toegewezen aan een MFK-rubriek' omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen immateriële programma's.
De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.
45.18.HERINDELING VAN DE CIJFERS VAN 2013
Om informatie over deze rekening beter aan gebruikers te kunnen presenteren, is de lay-out van de staat van de financiële resultaten in de jaarrekening van 2014 geherstructureerd. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU is er een herindeling van de cijfers van 2013 gemaakt, waarbij wordt opgemerkt dat het niet gaat om een wijziging van bedragen, maar om de presentatie van de huidige cijfers: de ontvangsten, uitgaven en het resultaat blijven zoals ze oorspronkelijk in de jaarrekening van 2013 zijn gepresenteerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het effect van de veranderingen:
miljoen EUR | |||||||||||||
Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen | Overige beleids-ontvangsten | Totaal ontvangsten | Admini- stratieve uitgaven | Beleids-uitgaven | Totaal beleids-uitgaven | Overschot beleids-activiteiten | Financiële ontvangsten | Financiële uitgaven | Mutatie in de verplichting 'pensioenen en andere personeels-beloningen' | Aandeel in het nettotekort van gemeen-schappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | Economisch resultaat van het jaar | 2013 (geher-classificeerd) | |
2013 (gepubliceerd) | 141 241 | 8 415 | 149 655 | (9 269) | (138 571) | (147 840) | 1 815 | 2 038 | (2 045) | (5 565) | (608) | (4 365) | |
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | |||||||||||||
Bni-middelen | 110 194 | – | 110 194 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 110 194 |
Traditionele eigen middelen | 15 467 | – | 15 467 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 15 467 |
Btw | 14 019 | – | 14 019 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 14 019 |
Geldboeten | – | 2 757 | 2 757 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 2 757 |
Teruggevorderde uitgaven | 1 777 | 1 777 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 1 777 | |
Overige | 1 561 | 2 484 | 4 045 | – | – | – | – | - | – | – | – | – | 4 045 |
Totaal | 141 241 | 7 018 | 148 259 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 148 259 |
Ontvangsten uit ruiltransacties | |||||||||||||
Financiële opbrengsten | – | – | – | – | – | – | – | 1 991 | – | – | – | – | 1 991 |
Overige | – | 1 397 | 1 397 | – | – | – | – | 47 | – | – | – | – | 1 443 |
Totaal | – | 1 397 | 1 397 | – | – | – | – | 2 038 | – | – | – | – | 3 434 |
TOTAAL ONTVANGSTEN | 141 241 | 8 415 | 149 655 | – | – | – | – | 2 038 | – | – | – | – | 151 693 |
miljoen EUR | |||||||||||||
Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen | Overige beleids-ontvangsten | Totaal | Admini- stratieve uitgaven | Beleids-uitgaven | Totaal beleids-uitgaven | Overschot beleids-activiteiten | Financiële ontvangsten | Financiële uitgaven | Mutatie in de verplichting pensioenen en andere personeels-beloningen | Aandeel in het nettotekort van gemeen-schappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | Economisch resultaat van het jaar | 2013 (geher-classificeerd) | |
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven: | |||||||||||||
Europees Landbouw- en Garantiefonds | – | – | – | – | (45 067) | (45 067) | – | – | – | – | – | – | (45 067) |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | – | – | – | – | (13 585) | (13 585) | – | – | – | – | – | – | (13 585) |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | – | – | – | – | (47 767) | (47 767) | – | – | – | – | – | – | (47 767) |
Europees Sociaal Fonds | – | – | – | – | (12 126) | (12 126) | – | – | – | – | – | – | (12 126) |
Overige | – | – | – | – | (1 525) | (1 525) | – | – | – | – | – | – | (1 525) |
Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen | – | – | – | – | (12 519) | (12 519) | – | – | – | – | – | – | (12 519) |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | – | – | – | – | (656) | (656) | – | – | – | – | – | – | (656) |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | – | – | – | – | (2 465) | (2 465) | – | – | – | – | – | – | (2 465) |
Uitgevoerd door andere entiteiten | – | – | – | – | (1 694) | (1 694) | – | – | – | – | – | – | (1 694) |
Personeels- en pensioenkosten | – | – | – | (5 527) | – | (5 527) | – | – | – | (3 531) | – | – | (9 058) |
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | (2 033) | – | – | (2 033) |
Financieringskosten | – | – | – | – | (469) | (469) | – | – | (1 914) | – | – | – | (2 383) |
Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | (608) | – | (608) |
Overige kosten | – | – | – | (3 742) | (699) | (4 442) | – | – | (131) | – | – | – | (4 572) |
TOTAAL UITGAVEN | – | – | – | (9 269) | (138 571) | (147 840) | – | – | (2 045) | (5 565) | (608) | – | (156 058) |
Economisch resultaat voor het jaar | 141 241 | 8 415 | 149 655 | (9 269) | (138 571) | (147 840) | 1 815 | 2 038 | (2 045) | (5 565) | (608) | – | (4 365) |
46. TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT
EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT
Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.
Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.
Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.
Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).
46.2.BELEIDSACTIVITEITEN
Beleidsactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de beleidsactiviteiten vallen ook investeringen zoals het EIF, de EBWO en durfkapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.
46.3.INVESTERINGSACTIVITEITEN
Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.
47. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING
47.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Ontvangen garanties: | ||
uitvoeringsgaranties | 400 | 441 |
overige garanties | 27 | 39 |
Overige voorwaardelijke activa | 49 | 16 |
Totaal | 476 | 496 |
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.
47.2.VOORWAARDELIJKE PASSIVA
miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Verstrekte garanties | 5.2.1 | 20 862 | 22 162 |
Geldboeten | 5.2.2 | 5 602 | 5 227 |
ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding | 5.2.3 | 505 | 1 537 |
Cohesiebeleid | 5.2.4 | 9 | 137 |
Rechtszaken en andere geschillen | 5.2.5 | 789 | 689 |
Overige voorwaardelijke verplichtingen | 5 | 52 | |
Totaal | 27 772 | 29 805 |
Alle voorwaardelijke passiva zouden, indien ze zich realiseren, door de EU-begroting van de volgende jaren worden gedragen.
48. Verstrekte garanties
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Garanties voor door de EIB verstrekte leningen | ||
65 %-garantie | 18 283 | 19 077 |
70 %-garantie | 447 | 1 361 |
75 %-garantie | 168 | 257 |
100 %-garantie | 300 | 461 |
Totaal | 19 198 | 21 156 |
Overige verstrekte garanties | 1 664 | 1 006 |
Totaal | 20 862 | 22 162 |
De EU-begroting staat borg voor de door de EIB tot 31 december 2014 ondertekende en aan derde landen toegestane leningsovereenkomsten uit eigen middelen (met inbegrip van de leningen die aan lidstaten werden toegekend vóór hun toetreding). De EU-garantie is echter beperkt tot een percentage van het maximum van de toegestane kredieten: 65 % (voor tot 2007 ondertekende overeenkomsten), 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag. Voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (de mandaten 2007-2013 en 2014-2020), is de EU-garantie beperkt tot 65 % van de uitstaande saldi en niet op de toegestane kredietlijnen. Op 31 december 2014 beliep het uitstaande bedrag 19 198 miljoen EUR, hetgeen daarom het maximumrisico vertegenwoordigt dat de EU moet dragen. Op 31 december 2014 was ongeveer 82 % van de door de EIB verstrekte leningen (soevereine en subsoevereine leningsoperaties) gedekt door een alomvattende garantie, terwijl voor de overige operaties van de EIB alleen het politieke risico is gedekt.
De overige verstrekte garanties houden voornamelijk verband met de financieringsfaciliteit met risicodeling (883 miljoen EUR), Horizon 2020 (365 miljoen EUR) en het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (209 miljoen EUR).
49. Geldboeten
Deze bedragen betreffen door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. Dit voorwaardelijk passief zal behouden blijven totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.
50. ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding
Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.
51. Cohesiebeleid
Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.
52. Rechtszaken en andere geschillen
Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.
52.1.ANDERE SIGNIFICANTE VERMELDINGEN
53. Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten | 144 741 | 178 399 |
Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten 2014 zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. Op 31 december 2014 was met de RAL een bedrag van in totaal 189 585 miljoen EUR gemoeid (2013: 222 410 miljoen EUR).
54. Significante juridische verbintenissen
miljoen EUR | ||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |
Structurele maatregelen | 433 527 | 150 |
Protocol met de mediterrane landen | 264 | 264 |
Visserijovereenkomsten | 176 | 79 |
Galileo | 719 | – |
Copernicus | 3 476 | – |
Trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) | – | 850 |
Overige contractuele verbintenissen | 3 127 | 3 531 |
Totaal | 441 288 | 4 873 |
Deze verbintenissen zijn het gevolg van juridische verbintenissen op lange termijn die door de Commissie werden aangegaan voor bedragen die nog niet door vastleggingskredieten in de begroting waren gedekt. Het kan gaan om meerjarenprogramma's zoals structurele maatregelen of om bedragen die de Commissie in de toekomst zal moeten betalen uit hoofde van administratieve contracten die op de balansdatum bestaan (bv. voor het verstrekken van diensten als beveiliging, poetsen enz, maar ook contractuele verbintenissen in verband met specifieke projecten zoals bouwwerken). De aanzienlijke toename van juridische verbintenissen met betrekking tot structurele maatregelen komt doordat het MFK 2014-2020 gedurende de verslagperiode van start is gegaan.
Structurele maatregelen
De onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en de maximale vastleggingen van de bedragen die opgenomen zijn in het MFK 2014-2020. De toekomstige verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de Commissie nog betalingen moet uitvoeren na 31 december 2014.
miljoen EUR | ||||||
Geldmiddelen (funds) | Financieel kader 2014-2020 (A) | Gesloten juridische verbintenissen (B) | In de begroting opgenomen vastleggingen (C) | Vrijmakingen (D) | Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D) | Toekomstige verbintenissen (=A-C-D) |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 259 799 | 133 163 | 16 837 | – | 116 325 | 242 962 |
Europees Sociaal Fonds | 89 624 | 57 828 | 9 273 | – | 48 555 | 80 350 |
Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) | 3 814 | 3 723 | 501 | – | 3 222 | 3 313 |
RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID | 353 236 | 194 714 | 26 611 | – | 168 102 | 326 625 |
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling | 99 348 | 20 707 | 3 295 | – | 17 413 | 96 053 |
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij | 5 749 | 140 | 19 | – | 121 | 5 730 |
RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN | 105 097 | 20 847 | 3 314 | – | 17 533 | 101 783 |
Fonds voor asiel en migratie | 2 752 | – | – | – | – | 2 752 |
Fonds voor interne veiligheid | 2 367 | – | – | – | – | 2 367 |
RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP | 5 119 | – | – | – | – | 5 119 |
Totaal | 463 452 | 215 561 | 29 925 | – | 185 636 | 433 527 |
Protocollen met de mediterrane landen
Deze vastleggingen hebben betrekking op financiële protocollen met mediterrane landen die geen lid van de EU zijn. Het opgenomen bedrag is het verschil tussen het totale bedrag van de ondertekende protocollen en het bedrag van de in de boekhouding opgenomen budgettaire verplichtingen. Deze protocollen zijn internationale verdragen die niet kunnen worden afgewikkeld zonder de overeenstemming van beide partijen, hoewel de procedure hiervoor reeds is ingezet.
Visserijovereenkomsten
Dit zijn verbintenissen met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten.
Galileo
Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet - zie ook toelichting 2.2.
Copernicus
Copernicus is het Europese programma aardobservatie - zie ook toelichting 2.2.
TEN-T
Het bedrag van 2013 betreft subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013. Sinds het programma is voltooid, zijn er geen nieuwe juridische verbintenissen zonder budgettaire vastleggingen in 2014.
Overige contractuele verbintenissen
De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. De grootste bedragen die hier zijn opgenomen betreffen 1 933 miljoen EUR voor de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy in het kader van het ITER-project, en 547 miljoen EUR voor met name bouwcontracten van het Europees Parlement.
55. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING
55.1.Bescherming van de EU-begroting - overzicht
Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals opmerkingen en statistieken over een materieel foutenniveau in de onderliggende betalingen bij de rekeningen. Deze rekeningen gaan vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring in haar bekendmaking in het Publicatieblad.
De Commissie beschermt de EU-begroting. Dat wil zeggen dat zij hoofdzakelijk op twee manieren verhindert dat bedragen onterecht of onregelmatig uit de EU-begroting worden betaald:
1) preventiemechanismen en
2) correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).
De correctiemechanismen zijn gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt).
Met deze toelichting wordt beoogd de beste ramingen én een overzicht te geven van de wijze waarop de EU-begroting wordt beschermd tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn. In deze toelichting wordt vrijwillig informatie openbaar gemaakt die niet vereist is door de boekhoudkundige normen en die gegevens bevat die niet rechtstreeks uit de boekhouding zijn onttrokken (zie hieronder).
Nadere informatie over deze cijfers en over de preventie- en correctiemechanismen die in de toepasselijke wetgeving zijn neergelegd, kan worden gevonden in de mededeling over de bescherming van de EU-begroting die door de Commissie wordt voorbereid en die elk jaar in september aan de kwijtingsautoriteit wordt toegezonden. Die mededeling kan worden gevonden op de Europa-website van het directoraat-generaal Begroting. In die mededeling wordt niet alleen nadere informatie over de cijfers in deze toelichting gegeven (met name uitsplitsingen van financiële correcties per lidstaat), maar wordt ook aanvullende informatie verstrekt (zoals gegevens over de netto financiële correcties die tot bestemmingsontvangsten voor de EU-begroting leiden, en de resultaten van de correctiewerkzaamheden die door de lidstaten zijn verricht). Nadere informatie over het corrigerend vermogen is ook te vinden in de mededeling: Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2014 (het 'syntheseverslag' van juni 2015) — dit verslag is eveneens beschikbaar op de Europa-website.
56. Financiële correcties
Onder gedeeld beheer is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen te voorkomen, te ontdekken en aan te pakken, terwijl de Commissie een globale toezichthoudende rol speelt. Als ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten hebben geleid of zouden kunnen leiden tot individuele of stelselmatige fouten, onregelmatigheden of fraude, kan de Commissie financiële correcties toepassen. De term 'financiële correctie' heeft betrekking op een breed scala aan maatregelen, die het gevolg zijn van de toezichthoudende en controlerende rol van de Commissie (en andere EU-organen), inclusief gevallen waarin de Commissie de corrigerende maatregelen baseert op werkzaamheden die door nationale autoriteiten zijn verricht. Wanneer ten onrechte uitgegeven bedragen niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld, kan de Commissie geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties toepassen overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving.
Er wordt in deze toelichting onderscheid gemaakt tussen twee hoofdcategorieën financiële correcties:
1) bevestigde/besloten financiële correcties (tabel 6.2.1): deze bedragen zijn ofwel bevestigd (d.w.z. overeengekomen) met de betrokken lidstaat of besloten in een besluit van de Commissie. Correcties bij besluit van de Commissie worden in het boekhoudsysteem als ontvangsten of negatieve uitgaven opgenomen (zie toelichtingen 3.5 en 3.9).
2) uitgevoerde financiële correcties (tabel 6.2.2): die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen.
Beide categorieën omvatten 'correcties aan de bron' als gevolg van de toezichthoudende rol van de Commissie (zie hierboven). Deze correcties worden afgetrokken voordat er kostendeclaraties zijn gedaan of betalingen zijn verwerkt door de Commissie.
57. Terugvorderingen
Onder gedeeld beheer zijn het overeenkomstig het Financieel Reglement en de sectorverordeningen de lidstaten (en niet de Commissie) die primair verantwoordelijk zijn om onterecht betaalde bedragen op te sporen en overeenkomstig de nationale regels en procedures van de begunstigden terug te vorderen. Bedragen die in het kader van het ELGF van de begunstigden worden teruggevorderd, komen na inhouding van 20 % door de lidstaten om de administratieve kosten te dekken, als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Voor het Elfpo en het cohesiebeleid worden de teruggevorderde bedragen in mindering gebracht op het door de Commissie ontvangen toekomstige verzoek om terugbetaling, zodat zij in de programmeringsperiode voor het programma kunnen worden hergebruikt. Na de subsidiabiliteitstermijn komen zij als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EU-begroting.
Onder direct en indirect beheer worden overeenkomstig het Financieel Reglement door de ordonnateur invorderingsopdrachten opgesteld voor onterecht betaalde bedragen. De terugbetaling geschiedt door middel van rechtstreekse overschrijving door de schuldenaar of door verrekening met andere bedragen die de Commissie aan de schuldenaar verschuldigd is. Het Financieel Reglement voorziet ook in procedures voor de inning van invorderingsopdrachten waarvan de betalingstermijn is verstreken, waarvoor een specifieke follow-up door de rekenplichtige van de Commissie geldt. De diensten van de Commissie voeren terugvorderingen ook 'aan de bron' uit door niet-subsidiabele uitgaven (vastgelegd in vorige en huidige kostendeclaraties) van verrichte betalingen af te trekken.
58. Effect van financiële correcties en terugvorderingen
Het belangrijkste doel van financiële correcties en terugvorderingen is ervoor te zorgen dat EU-middelen in overeenstemming met het rechtskader worden gebruikt. De gebruikte methoden, en daarmee het effect van de corrigerende maatregelen, variëren echter aanzienlijk tussen de verschillende uitgaventerreinen en tussen de verschillende corrigerende maatregelen. Financiële correcties en terugvorderingen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en terugvorderingen in het kader van het ELGF en het interne en externe beleid, leiden ertoe dat eerder uitbetaalde, onregelmatige bedragen naar de EU-begroting terugvloeien. In het kader van het cohesiebeleid ontdekte onregelmatige bedragen en terugvorderingen in het kader van plattelandsontwikkeling zijn tot nu toe vaak gecorrigeerd door de lidstaat en bijgevolg vervangen door andere in aanmerking komende projecten: deze bedragen vloeien niet terug naar de EU-begroting. De bedragen komen echter na de subsidiabiliteitstermijn/na afsluiting van het programma als ontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Zie 6.2.2 voor meer informatie.
Daarnaast is het corrigerend vermogen gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt). De correcties worden toegepast door de Commissie na kostendeclaraties van de lidstaten en andere begunstigden en/of door de Commissie verrichte betalingen.
58.1.FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN 2014
59. In 2014 besloten/bevestigde financiële correcties en terugvorderingen
miljoen EUR | ||||
Financiële correcties | Terug-vorderingen | Totaal 2014 | Totaal 2013 | |
Landbouw: | ||||
ELGF | 1 649 | 213 | 1 862 | 1 070 |
plattelandsontwikkeling | 220 | 165 | 385 | 386 |
Cohesiebeleid: | ||||
EFRO | 1 330 | – | 1 330 | 338 |
Cohesiefonds | 292 | – | 292 | 220 |
ESF | 342 | 1 | 343 | 874 |
FIOV/EVF | 39 | 29 | 67 | 34 |
EOGFL afdeling Oriëntatie | 13 | 5 | 18 | 3 |
Overige | - | - | - | 16 |
Interne beleidsterreinen | 5 | 293 | 298 | 396 |
Externe beleidsterreinen | n.v.t. | 127 | 127 | 93 |
Administratie | n.v.t. | 5 | 5 | 6 |
Totaal bevestigd/besloten in 2014 | 3 890 | 838 | 4 728 | |
Totaal bevestigd/besloten in 2013 | 2 495 | 941 | 3 436 |
In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 1 137 miljoen EUR: landbouw 21 miljoen EUR, Cohesiefonds 834 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR.
De correcties aan de bron voor het EFRO en het Cohesiefonds zijn in 2014 voor het eerst in de beide tabellen 6.2.1 en 6.2.2 vermeld: de vergelijkende bedragen voor 2013 omvatten dergelijke correcties daarom niet. De vermelde bedragen voor deze middelen in 2014 zijn cumulatief en omvatten dus ook de bedragen met betrekking tot voorgaande jaren.
60. In 2014 uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen
miljoen EUR | ||||
Financiële correcties | Terug-vorderingen | Totaal 2014 | Totaal 2013 | |
Landbouw: | ||||
ELGF | 796 | 150 | 946 | 636 |
Plattelandsontwikkeling | 86 | 167 | 252 | 359 |
Cohesiebeleid: | ||||
EFRO* | 1 083 | 1 | 1 084 | 622 |
Cohesiefonds | 236 | - | 236 | 277 |
ESF | 289 | 1 | 290 | 882 |
FIOV/EVF | 41 | 25 | 66 | 28 |
EOGFL afdeling Oriëntatie | 13 | 5 | 18 | 16 |
Overige | - | - | - | 16 |
Interne beleidsterreinen | 5 | 274 | 279 | 401 |
Externe beleidsterreinen | n.v.t. | 108 | 108 | 93 |
Administratie | n.v.t. | 5 | 5 | 6 |
Totaal in 2014 uitgevoerd | 2 549 | 736 | 3 285 | |
Totaal in 2013 uitgevoerd | 2 472 | 862 | 3 334 |
* De voor het EFRO vermelde cijfers omvatten bedragen die niet zijn opgesplitst tussen het EFRO en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2007-2013 als gevolg van het meerfondsenkarakter van de programma's (354 miljoen EUR voor bevestigde/besloten financiële correcties en 15 miljoen EUR voor uitgevoerde financiële correcties).
In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 782 miljoen EUR: landbouw 6 miljoen EUR, Cohesiefonds 494 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR.
Landbouw en plattelandsontwikkeling:
De financiële correcties hebben betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd, op basis van door de Commissie uitgevoerde controles in het kader van de meerjarige conformiteitsgoedkeuringsprocedures. Daarnaast zijn de correcties ook een gevolg van de jaarlijkse financiële goedkeuringsbesluiten. Financiële correcties zijn een stimulans voor de lidstaten om hun beheers- en controlesystemen te verbeteren en samen met terugvorderingen beschermen zij de EU-begroting tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn.
Het bevestigde/besloten bedrag omvat het besluit tot conformiteitsgoedkeuring 2015/103 (1 243 miljoen EUR en 166 miljoen EUR voor respectievelijk het ELGF en Elfpo) dat voor het einde van het jaar door de diensten van de Commissie, maar pas in januari 2015 formeel door de Commissie is vastgesteld. Deze bedragen zijn op 31 december 2014 ook opgenomen als toegerekende baten.
Voor het ELGF en het Elfpo kunnen financiële correcties die hoger zijn dan 0,01 % van het bbp op verzoek van de betrokken lidstaat in drie jaarlijkse tranches worden uitgevoerd. Daarnaast werd in een beperkt aantal gevallen (lidstaten die financiële bijstand krijgen overeenkomstig de Europese kaderovereenkomst voor financiële stabiliteit die op 7 juni 2010 werd ondertekend) de uitvoeringsdatum met 18 maanden uitgesteld. Deze modaliteiten zijn erop gericht te waarborgen dat de feitelijke terugbetaling door de betrokken lidstaten aan de EU-begroting kan worden beheerd zonder afbreuk te doen aan de nationale begrotingen. Latenties en termijnen hebben een afwijking van 566 miljoen EUR (ELGF: 515 miljoen EUR en Elfpo: 51 miljoen EUR) op de geconstateerde verschillen tussen het bevestigde/besloten bedrag en de daadwerkelijke uitvoering. Het resterende bedrag wordt verklaard door Besluit 2015/103 dat in december 2014 is bevestigd, maar pas in januari 2015 is vastgesteld (zie hierboven).
Terugvorderingen van onregelmatigheden door betaalorganen verminderen toekomstige verzoeken om terugbetaling door de Commissie aan de lidstaten. Voor het ELGF boekt de Commissie het volledige aan landbouwers betaalde bedrag als uitgaven. Dit verklaart het verschil tussen betalingen aan landbouwers en aan betaalorganen als bestemmingsontvangsten terugbetaalde bedragen die beschikbaar zijn om landbouwuitgaven te financieren. Voor het Elfpo boekt de Commissie het netto subsidiabele bedrag na aftrek van correcties en terugvorderingen als uitgaven.
Cohesiebeleid:
In het kader van het cohesiebeleid hebben financiële correcties betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd op basis van door de Commissie uitgevoerde controles. Ze worden voornamelijk toegepast wanneer de autoriteiten oorspronkelijk aangegeven uitgaven intrekken en vervangen door nieuwe uitgaven. In dergelijke gevallen verliezen de lidstaten geen EU-middelen. De lidstaten kunnen ook aanvullende projecten aangeven en dit zou er in de praktijk op neerkomen dat zij een lager medefinancieringspercentage op het niveau van de prioritaire as/het programma ontvangen, omdat de uitgesloten niet-subsidiabele uitgaven door de nationale overheidsbegroting zouden moeten worden gefinancierd.
Wanneer deze maatregelen niet mogelijk zijn of niet worden toegestaan, worden financiële correcties toegepast die tot een verlies van EU-middelen voor de betrokken lidstaat leiden. Deze situatie kan zich voordoen nadat de programma's zijn gesloten of wanneer de lidstaten niet voldoende subsidiabele uitgaven of projecten kunnen presenteren.
De in 2014 uitgevoerde financiële correcties hadden betrekking op bevestigde/besloten correcties in 2014 (te weten 1 365 miljoen EUR) of voorgaande perioden (297 miljoen EUR).
In het kader van het cohesiebeleid zijn in 2014 de volgende financiële correcties uitgevoerd:
miljoen EUR | ||||||
EFRO | Cohesie-fonds | ESF | FIOV/EVF | EOGFL afdeling Oriëntatie | Totaal | |
Vrijmaking/aftrek bij afsluiting 2000-2006 | 448 | 136 | 114 | 8 | 8 | 714 |
Intrekking door de lidstaat 2007-2013 | 242 | 22 | 92 | 16 | - | 372 |
Invorderingsopdrachten | 24 | 17 | 19 | 17 | 5 | 82 |
Correcties aan de bron | 370 | 60 | 64 | - | - | 494 |
Totaal in 2014 uitgevoerd | 1 083 | 236 | 289 | 41 | 13 | 1 662 |
60.1.PREVENTIEMECHANISMEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
De Commissie gebruikt een aantal preventiemechanismen om de EU-begroting te beschermen. Onder direct beheer omvatten de preventieve maatregelen controles door de verantwoordelijke diensten van de subsidiabiliteit van uitgaven waarvoor de begunstigden om betaling verzoeken. De controles vooraf maken deel uit van de beheersprocessen van de programma's en zijn bedoeld om redelijke zekerheid te verschaffen over de wettigheid en de regelmatigheid van de betaalde uitgaven. De diensten van de Commissie kunnen ook richtsnoeren verschaffen, met name over contractuele aangelegenheden, om een goed en doeltreffend beheer van de financiering te garanderen en op die manier het risico van onregelmatigheden te verkleinen.
Onder gedeeld beheer (d.w.z. uitgaven op het gebied van landbouw en cohesiebeleid) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn. Er bestaan ook preventiemechanismen op het niveau van de Commissie in haar rol van toezichthoudend orgaan. De Commissie kan:
- de betalingstermijn gedurende ten hoogste zes maanden onderbreken als:
a) zij over bewijs beschikt dat de beheers- en controlesystemen van de betrokken lidstaat ernstige tekortkomingen vertonen of
b) de diensten van de Commissie aanvullende verificaties moeten verrichten naar aanleiding van informatie dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen.
Wanneer een zaak wordt gesloten (nadat een brief tot opheffing is verzonden), kan het geblokkeerde bedrag worden verwerkt en uitbetaald aan de autoriteiten van de lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende kredieten beschikbaar zijn en dat er geen andere zaken zijn die het programma beïnvloeden.
- een tussentijdse betaling aan een lidstaat geheel of gedeeltelijk opschorten in de volgende drie gevallen:
a) zij beschikt over bewijs dat het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont en de lidstaat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen of
b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat houden verband met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen of
c) er is sprake van een ernstig verzuim van de lidstaat wat betreft zijn beheers- en controleverplichtingen.
Wanneer de lidstaat niet de nodige maatregelen treft, kan de Commissie besluiten een financiële correctie op te leggen.
Onderbrekingen:
miljoen EUR | ||||||||
Programmerings-periode 2007-2013 | ||||||||
Totaal hangende zaken op 31.12.2013 | Nieuwe zaken 2014 | In 2014 afgesloten zaken | Totaal hangende zaken op 31.12.2014 | |||||
Fonds | Aantal zaken | Bedrag | Aantal zaken | Bedrag | Aantal zaken | Bedrag | Aantal zaken | Bedrag |
Elfpo* | 2 | 1 | 15 | 79 | 17 | 80 | – | – |
EFRO en Cohesiefonds | 101 | 1 608 | 134 | 6 227 | 137 | 3 998 | 98 | 3 837 |
ESF | 20 | 272 | 31 | 1 323 | 19 | 625 | 32 | 970 |
EVF | 10 | 97 | 13 | 103 | 15 | 186 | 8 | 14 |
Totaal | 133 | 1 978 | 193 | 7 732 | 188 | 4 889 | 138 | 4 821 |
* Voor het Elfpo is het systeem van onderbrekingen in overeenstemming gebracht met het Cohesiefonds in 2014. Voor het ELGF is het onderbrekingsmechanisme niet van toepassing: de opschortings- en verminderingsmechanismen zijn sinds 2014 van toepassing.
Opschortingen en verminderingen:
Voor het EFRO en het Cohesiefonds waren er eind 2013 nog altijd vijf opschortingsbesluiten van kracht (het besluit om er één op te heffen was in 2013 genomen, maar werd in 2014 officieel meegedeeld). In 2014 werd voor twee programma's het besluit genomen de opschortingen op te heffen. De andere drie opschortingsbesluiten bleven aan het eind van 2014 van kracht. In 2014 werden er vier nieuwe opschortingsbesluiten genomen. Twee ervan waren nog altijd van kracht aan het einde van het jaar.
Voor het ESF was één opschortingsbesluit dat in 2011 werd genomen, eind 2014 nog altijd van kracht. Van de elf opschortingsbesluiten die in 2013 waren genomen, bleven er eind 2014 zeven van kracht. In 2014 werden elf nieuwe opschortingsbesluiten genomen en deze waren eind 2014 nog altijd van kracht.
Voor het EVF was in 2014 één opschortingsbesluit genomen na een vastgestelde tekortkoming in het beheers- en controlesysteem van een lidstaat met betrekking tot de EU-maatregel om de overcapaciteit in de visserij te verminderen.
In 2014 werden geen opschortingsbesluiten genomen voor het Elfpo. Voor het ELGF is er in 2014 één vermindering toegepast, terwijl er drie besluiten tot vermindering voor het Elfpo waren vastgesteld. Aan het einde van het jaar liepen er 5 zaken aangaande de vermindering voor het Elfpo.
60.2.TERUGVORDERING VAN ONGEBRUIKTE VOORFINANCIERING
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
Landbouw: | ||
ELGF | – | – |
Plattelandsontwikkeling | – | – |
Cohesiebeleid: | ||
EFRO | – | 68 |
Cohesiefonds | – | 4 |
ESF | 9 | 53 |
FIOV/EVF | 10 | 7 |
EOGFL afdeling Oriëntatie | 6 | 3 |
Interne beleidsterreinen | 278 | 208 |
Externe beleidsterreinen | 95 | 91 |
Administratie | 2 | 1 |
Totaal teruggevorderd | 400 | 435 |
Terugvordering van ongebruikte voorfinanciering mag niet worden verward met de terugvordering van onregelmatige uitgaven. Wanneer de diensten van de Commissie dergelijke uitgaven in verband met uitbetaalde voorfinanciering vaststellen en terugvorderen, worden die opgenomen in de normale processen voor financiële correctie of terugvordering die hierboven zijn beschreven. Zie tevens toelichting 2.5 voor meer informatie over voorfinanciering.
61. FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:
- leningactiviteiten van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;
- de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;
- het Garantiefonds voor externe acties en
- financiële instrumenten die uit de begroting worden gefinancierd.
61.1.TYPES RISICO
Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).
Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.
Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.
Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.
Liquiditeitsrisico is het risico dat voortvloeit uit de moeilijkheid om een actief te verkopen, bijvoorbeeld het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.
61.2.RISICOBEHEERBELEID
De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financiële instrumenten. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4 voor meer informatie over de betrokken bedragen.
Voor de meeste financiële instrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de EIB, ofwel aan andere financiële intermediairs wordt gedelegeerd. De met deze intermediairs ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële intermediair overgedragen. De financiële intermediair kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, enz. De opbrengsten uit financiële instrumenten moeten, als algemene regel, uit de EU-begroting worden terugbetaald.
Het risico ten aanzien van deze financiële instrumenten is doorgaans beperkt tot een maximum, dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met ten minste een aantal verliezen te maken zal krijgen.
Leningactiviteiten
De leningtransacties en het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad, indien van toepassing, en interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.
Kasverrichtingen
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (gewijzigd bij Verordeningen nr. 2028/2004 en nr. 105/2009 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
- de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aangewezen heeft. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;
- de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;
- bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd;
- het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.
Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste posities.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:
a) gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en
b) het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten.
Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.
Bankgaranties
Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Garantiefonds
De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Het Garantiefonds werkt in een enkele valuta: de euro. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.
62. Afstemming van de boekwaarde en de reële waarde van financiële instrumenten
Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële activa per categorie
miljoen EUR | ||||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |||
Boekwaarde | Reële waarde | Boekwaarde | Reële waarde | |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde | ||||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 9 406 | 9 406 | 7 870 | 7 870 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 17 545 | 17 545 | 9 510 | 9 510 |
Totaal | 26 951 | 26 951 | 17 380 | 17 380 |
Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | ||||
Leningen | 58 843 | 58 843 | 57 545 | 57 545 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 15 578 | 15 578 | 13 680 | 13 680 |
Totaal | 74 421 | 74 421 | 71 225 | 71 225 |
Totaal | 101 372 | 101 372 | 88 605 | 88 605 |
Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële verplichtingen per categorie
miljoen EUR | ||||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |||
Boekwaarde | Reële waarde | Boekwaarde | Reële waarde | |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde | – | – | – | – |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | ||||
Leningen | 58 470 | 58 470 | 57 218 | 57 218 |
Financiëleleaseschulden | 1 755 | 1 755 | 1 838 | 1 838 |
Schulden | 43 180 | 43 180 | 36 213 | 36 213 |
Overige | 454 | 454 | 477 | 477 |
Totaal | 103 859 | 103 859 | 95 746 | 95 746 |
62.1.VALUTARISICO
Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar - nettopositie
miljoen EUR | |||||||||||||||
31.12.2014 | 31.12.2013 | ||||||||||||||
USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | ||
Financiële activa | |||||||||||||||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 68 | 77 | 7 | 9 | 9 203 | 42 | 9 406 | 39 | 66 | 13 | 19 | 7 732 | – | 7 870 | |
Leningen* | 2 | 0 | – | – | 303 | 28 | 334 | 1 | – | – | – | 277 | 8 | 286 | |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 2 | 4 102 | 50 | 88 | 11 197 | 140 | 15 578 | 1 | 1 050 | 42 | 79 | 12 284 | 224 | 13 680 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 44 | 1 157 | 471 | 928 | 14 180 | 764 | 17 545 | 39 | 140 | 446 | 257 | 8 225 | 403 | 9 510 | |
Totaal | 116 | 5 336 | 528 | 1 024 | 34 883 | 974 | 42 862 | 80 | 1 256 | 501 | 355 | 28 518 | 635 | 31 345 | |
Financiële verplichtingen | |||||||||||||||
Verschuldigde bedragen | 0 | (10) | 0 | 0 | (43 168) | (2) | (43 180) | – | (5) | – | – | (36 156) | (52) | (36 213) | |
Totaal | 0 | (10) | 0 | 0 | (43 168) | (2) | (43 180) | – | (5) | – | – | (36 156) | (52) | (36 213) | |
Totaal | 116 | 5 326 | 528 | 1 024 | (8 284) | 972 | (318) | 80 | 1 251 | 501 | 355 | (7 638) | 583 | (4 868) |
* Met uitzondering van back-to-backleningen.
Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10% zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:
miljoen EUR | |||||
Economisch resultaat | |||||
USD | GBP | DKK | SEK | Overige | |
31.12.2014 | (4) | (483) | (47) | (92) | 0 |
31.12.2013 | (3) | (107) | (44) | (30) | – |
miljoen EUR | |||||
Nettovermogen | |||||
USD | GBP | DKK | SEK | Overige | |
31.12.2014 | (6) | (7) | (1) | (1) | – |
31.12.2013 | (4) | (6) | (1) | (2) | – |
Indien de EUR 10 % zwakker was ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben:
miljoen EUR | |||||
Economisch resultaat | |||||
USD | GBP | DKK | SEK | Overige | |
31.12.2014 | 5 | 591 | 58 | 113 | – |
31.12.2013 | 4 | 131 | 53 | 38 | – |
miljoen EUR | |||||
Nettovermogen | |||||
USD | GBP | DKK | SEK | Overige | |
31.12.2014 | 8 | 9 | 1 | 1 | – |
31.12.2013 | 4 | 7 | 1 | 2 | – |
Opgenomen en verstrekte leningen
De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.
Kasverrichtingen
De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.
De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.
Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.
Garantiefonds
De financiële activa van het Garantiefonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het Garantiefonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
62.2.RENTERISICO
De onderstaande tabel illustreert de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 1 %.
miljoen EUR | ||
Stijging (+)/daling (-) in basispunten | Effect op het economische resultaat en nettoactiva | |
31.12.2014: voor verkoop beschikbare financiële activa | + 100 | (138) |
- 100 | 149 | |
31.12.2013: voor verkoop beschikbare financiële activa | + 100 | (94) |
- 100 | 95 |
In de gevoeligheidsanalyse wordt alleen rekening gehouden met de gevolgen voor het prijsrisico (reële waarde) van de voor verkoop beschikbare financiële activa. Het effect op het overschot of tekort voor instrumenten met een variabele rente is niet in overweging genomen.
Leningactiviteiten
Opgenomen en verstrekte leningen met variabele rentevoeten
Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De MFB- en Euratomleningen tegen variabele rentevoeten stellen de EU bloot aan renterisico. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen). Op de balansdatum beloopt het bedrag aan verstrekte leningen van de EU met variabele rente (uitgedrukt in nominale bedragen) 484 miljoen EUR (2013: 583 miljoen EUR). Aanpassingen vinden om de zes maanden plaats.
Opgenomen en verstrekte leningen met vaste rentevoeten
De EU heeft ook MFB- en Euratomleningen met vaste rentevoeten voor in totaal 1 692 miljoen EUR in 2014 (2013: 367 miljoen EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (10 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (146 miljoen EUR) en meer dan vijf jaar (1 536 miljoen EUR). Belangrijker is dat de EU onder het financiële instrument betalingsbalans negen leningen met vaste rentevoeten heeft voor in totaal 8,4 miljard EUR in 2014 (2013: 11,4 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (2,7 miljard EUR), tussen één en vijf jaar (5,5 miljard EUR) en meer dan vijf jaar ( 0,2 miljard EUR). In het kader van het financiële instrument EFSM heeft de EU 21 leningen met vaste rentevoeten voor in totaal 46,8 miljard EUR in 2014 (2013: 43,8 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (5 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (9,2 miljard EUR) en meer dan vijf jaar (32,5 miljard EUR).
Kasverrichtingen
Voor de kasverrichtingen van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom wordt zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.
Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven.
Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de EONIA (Euro over night index average) en wordt hij aangepast aan eventuele schommelingen daarvan. Voor sommige andere rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de marginale rentevoet van de ECB voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties. De tarieven die worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
Deposito's en bankgaranties zijn niet blootgesteld aan renterisico's. De rente op deposito’s volgt de rentevoeten op de markt alsook hun mogelijke schommeling. De BUFI-portefeuille bevat geen obligaties met een variabele rente. De rentegevoeligheidsparameter, de duur van de portefeuille, volgt van zeer nabij de duur van de BUFI-index. Alle negatieve effecten op de waardering van de activa zouden derhalve worden weerspiegeld aan de zijde van het BUFI-passief. Er blijft slechts een kleine blootstelling aan het renterisico in het geval dat die negatieve effecten tijdens de looptijd van de geldboete zouden leiden tot een globaal negatief indexresultaat.
Garantiefonds
Schuldeffecten in het Garantiefonds die met variabele rentevoeten zijn uitgegeven, ondergaan de volatiliteitseffecten van die rentevoeten, terwijl schuldeffecten met vaste rentevoeten een risico lopen in verband met hun reële waarde. Op de balansdatum maken obligaties met vaste rentevoet ongeveer 65 % uit van de investeringsportefeuille (2013: 58 %).
62.3.KREDIETRISICO
De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.
Financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan
miljoen EUR | |||||
Totaal | Noch vervallen, noch in waarde verminderd | Achterstallig maar niet in waarde verminderd | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | |||
Leningen | 58 843 | 58 843 | – | – | – |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 15 578 | 7 968 | 5 624 | 1 847 | 138 |
Totaal op 31.12.2014 | 74 421 | 66 811 | 5 624 | 1 847 | 138 |
Leningen | 57 544 | 57 542 | 1 | 1 | – |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 13 680 | 10 029 | 1 091 | 2 117 | 443 |
Totaal op 31.12.2013 | 71 224 | 67 571 | 1 092 | 2 118 | 443 |
Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan
miljoen EUR | ||||||||
31.12.2014 | 31.12.2013 | |||||||
Beschik-baar voor verkoop | Leningen en vorderingen | Contanten | Totaal | Beschik-baar voor verkoop | Leningen en vorderingen | Contanten | Totaal | |
Tegenpartijen met externe kredietrating | ||||||||
Prime and high grade | 7 511 | 2 951 | 13 947 | 24 409 | 6 226 | 4 779 | 7 121 | 18 126 |
Upper medium grade | 359 | 25 045 | 2 932 | 28 335 | 138 | 209 | 1 760 | 2 107 |
Lower medium grade | 347 | 6 001 | 301 | 6 649 | 322 | 31 889 | 284 | 32 495 |
Non-investment grade | 42 | 28 191 | 317 | 28 550 | 57 | 26 786 | 256 | 27 099 |
Totaal | 8 259 | 62 188 | 17 497 | 87 944 | 6 743 | 63 663 | 9 421 | 79 827 |
Tegenpartijen zonder externe kredietrating | ||||||||
Groep 1 | - | 4 488 | 48 | 4 537 | – | 3 771 | 89 | 3 860 |
Groep 2 | – | 136 | – | 136 | – | 137 | – | 137 |
Totaal | – | 4 624 | 48 | 4 673 | – | 3 908 | 89 | 3 997 |
Totaal | 8 259 | 66 812 | 17 545 | 92 616 | 6 743 | 67 571 | 9 510 | 83 824 |
In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:
• Prime en high grade: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AA-
• Upper medium grade: Moody P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ - A-; Fitch F2, A+ - A-
• Lower medium grade: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ - BBB-
• Non-investment grade: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ - D
De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.
De hierboven weergegeven bedragen onder 'leningen en vorderingen', ingedeeld in 'non-investment grade', hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder 'Contanten' heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.
Leningactiviteiten
De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU. In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,23 % van het bni van de lidstaten en in 2014 werd 1,06 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2014 een beschikbare marge van 0,17 % bestond om deze garantie te dekken. Het Garantiefonds voor externe leningen werd in 1994 ingesteld ter dekking van risico's van wanbetaling in verband met opgenomen leningen waaruit leningen aan landen buiten de EU worden gefinancierd. In elk geval wordt de blootstelling aan kredietrisico verminderd doordat een beroep kan worden gedaan op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten naast de activa op die rekeningen wanneer een schuldenaar een verschuldigd bedrag niet volledig kan terugbetalen. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.
Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid zal daarom alleen overeenkomsten kunnen sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.
Kasverrichtingen
De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 1150/2000 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijke saldo aangehouden, in verhouding tot het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanuit die rekening worden verricht. Daarom zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend zeer laag (gemiddeld tussen 1 miljoen EUR en 20 miljoen EUR, gespreid over meer dan 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2014 fluctueert tussen 100 miljoen EUR en 34 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de betalingen die in 2014 zijn verricht, dat gelijk is aan 142 miljard EUR.
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:
- alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;
- de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken. Naar aanleiding van de financiële crisis werden strengere toezichtsmaatregelen en dagelijkse controles van de ratings van commerciële banken ingevoerd, die gedurende 2014 van toepassing bleven;
- in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.
Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Voor de beleggingen uit voorlopig geïnde boeten houdt de Commissie rekening met een kredietrisico, dat wil zeggen het risico dat een tegenpartij niet in staat zal zijn haar betalingsverplichtingen volledig na te komen. De blootstelling is het grootst op Frankrijk en Duitsland, die respectievelijk 43 % en 27 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaken.
Bankgaranties
Er zijn ook voor aanzienlijke bedragen aan garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan ondernemingen die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. In 2012 is het risicobeheerbeleid bij de aanvaarding van dergelijke garanties herzien en zijn er in het licht van de huidige financiële omgeving in de EU nieuwe eisen in verband met de kredietrating en beperkingen van het percentage per tegenpartij (volgens de eigen middelen van elke tegenpartij) vastgesteld. Op die manier blijft de Commissie zich verzekeren van een hoge kredietkwaliteit. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Garantiefonds
Overeenkomstig de tussen de EU en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het Garantiefonds dienen alle interbancaire beleggingen minimaal een rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig te hebben. Op 31 december 2014 waren bij dergelijke tegenpartijen vastetermijndeposito's gedaan ten belope van 147 miljoen EUR (2013: 151 miljoen EUR).
62.4.Liquiditeitsrisico
Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd
miljoen EUR | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Leningen | 8 727 | 15 386 | 34 357 | 58 470 |
Financiëleleaseschulden | 81 | 366 | 1 309 | 1 755 |
Schulden | 43 180 | – | – | 43 180 |
Overige | 20 | 97 | 336 | 454 |
Totaal op 31.12.2014 | 52 008 | 15 849 | 36 002 | 103 859 |
Leningen | 3 065 | 21 454 | 32 699 | 57 218 |
Financiëleleaseschulden | 82 | 353 | 1 403 | 1 838 |
Schulden | 36 213 | – | – | 36 213 |
Overige | 17 | 84 | 375 | 477 |
Totaal op 31.12.2013 | 39 377 | 21 891 | 34 477 | 95 746 |
Leningactiviteiten
Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.
Kasverrichtingen
De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (eigenmiddelenverordening) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.
Garantiefonds
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Op 31 december 2014 beliepen deze beleggingen inclusief geldmiddelen 148 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2014 bedroeg dit aandeel 49 %.
63. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
63.1.VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
63.2.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:
Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.
Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.
Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.
Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.
Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.
GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
EUR | |||||
Rechten (per personeelslid) | Categorie 1 | Categorie 2 | Categorie 3 | Categorie 4 | Categorie 5 |
Basissalaris (per maand) | 25 352 | 22 964 | 18 371 | 19 840 | 11 775 |
- 23 882 | - 20 667 | - 21 126 | - 18 518 | ||
Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage | 15 % | 15 % | 15 % | 15 % | 0-4%-16% |
Gezinstoelagen: | |||||
Kostwinnerstoelage (% salaris) | 2% + 171,88 | 2% + 171,88 | 2% + 171,88 | 2% + 171,88 | 2% + 171,88 |
Kindertoelage | 375,59 | 375,59 | 375,59 | 375,59 | 375,59 |
Voorschoolse toelage | 91,75 | 91,75 | 91,75 | 91,75 | 91,75 |
Schooltoelage of | 254,83 | 254,83 | 254,83 | 254,83 | 254,83 |
schooltoelage buiten standplaats | 509,66 | 509,66 | 509,66 | 509,66 | 509,66 |
Voorzitterstoelage | n.v.t. | n.v.t. | 554,17 - 607,71 | n.v.t. | n.v.t. |
Representatietoelage | 1 418,07 | 0 - 911,38 | 554,17 - 607,71 | n.v.t. | n.v.t. |
Jaarlijkse reiskosten | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Overdrachten naar lidstaten: | |||||
Schooltoelage* | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
% salaris* | 5 % | 5 % | 5 % | 5 % | 5 % |
% salaris zonder correctiecoëfficiënt | max. 25% | max. 25% | max. 25% | max. 25% | max. 25% |
Representatiekosten | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | n.v.t. | n.v.t. |
Ambtsaanvaarding: | |||||
Inrichtingskosten | 50 703,52 | 45 927,10 | 36 741,68 | 39 681,02 | terugbetaald |
- 47 764,18 | - 41 334,40 | - 42 252,94 | |||
Reiskosten familie | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Verhuiskosten | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Ambtsneerlegging: | |||||
Inrichtingskosten | 25 352 | 22 964 | 18 371 | 19 840 | terugbetaald |
- 23 882 | - 20 667 | - 21 126 | |||
Reiskosten familie | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Verhuiskosten | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Overbrugging (% salaris)** | 40% - 65% | 40% - 65% | 40% - 65% | 40% - 65% | n.v.t. |
Ziektekostenverzekering | Gedekt | Gedekt | Gedekt | Gedekt | Gedekt |
Pensioen (% salaris, vóór belastingen) | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % |
Inhoudingen: | |||||
Belasting op salaris | 8 % - 45 % | 8 % - 45 % | 8 % - 45 % | 8 % - 45 % | 8 % - 45 % |
Ziektekostenverzekering (% salaris) | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % |
Speciale heffing op salaris | 7 % | 7 % | 7 % | 7 % | 6-7 % |
Pensioenbijdrage | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 10,9-10,1 %*** |
Aantal personen aan het einde van het jaar | 3 | 8 | 93 | 28 | 112 |
* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.
** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.
* * * 10,9 % voor het eerste halfjaar van 2014 en 10,1 % voor het tweede halfjaar van 2014.
64. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van ondertekening van deze rekeningen zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
65. CONSOLIDATIEBEREIK
A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52) | |
1. Instellingen en raadgevende organen (11) | |
Europees Parlement | Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming |
Europese Raad | Europees Economisch en Sociaal Comité |
Europese Commissie | Europese Ombudsman |
Comité van de Regio's | Europese Rekenkamer |
Hof van Justitie van de Europese Unie | Raad van de Europese Unie |
Europese Dienst voor extern optreden | |
2. EU-agentschappen (39) | |
2.1. Uitvoerende agentschappen (6) | |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur | Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen |
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding | Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken |
Uitvoerend Agentschap Onderzoek | Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad |
2.2 Gedecentraliseerde agentschappen (33) | |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid | Europese Autoriteit voor voedselveiligheid |
Europees Geneesmiddelenbureau | Europees Spoorwegbureau |
Europees GNSS-Agentschap | Communautair Bureau voor plantenrassen |
Europees Agentschap voor chemische stoffen | Europees Bureau voor visserijcontrole |
Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie) | Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving |
Eurojust | Europese Politieacademie (Cepol) |
Europees Genderinstituut | Europese Politiedienst (Europol) |
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk | Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart |
Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding | Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging |
Europees Milieuagentschap | Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding | Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen |
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators | Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie |
Europese Bankautoriteit | Europese Autoriteit voor effecten en markten |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken | Europese Stichting voor opleiding |
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie | Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden |
Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie | Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) |
EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht) | |
3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2) | |
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie) | Europees Instituut voor innovatie en technologie |
B. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN (7) | |
Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER) | Gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie |
Gemeenschappelijke onderneming Sesar | Gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake IMI2 |
Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2 | Gemeenschappelijke onderneming Ecsel |
Gezamenlijke onderneming Clean Sky 2 | |
C. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1) | |
Europees Investeringsfonds | |
* De gemeenschappelijke onderneming Ecsel is het resultaat van een samenvoeging van de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac die tijdens het begrotingsjaar 2014 heeft plaatsgevonden.
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2014
SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT
STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. DE EU-BEGROTINGSCYCLUS
1.1. MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
1.2. BELEIDSTERREINEN
1.3. JAARLIJKSE BEGROTING
2. TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU
2.1. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
2.2. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014
3. TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT
4. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1. OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
4.2. UITVOERING VAN ONTVANGSTEN
5. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
5.1. MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
5.2. MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
5.3. MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND
5.4. MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
5.5. MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
5.6. BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
5.7. BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
5.8. BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND
5.9. BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN
5.10. BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
5.11. UITVOERING VAN DE UITGAVEN IN 2014
6. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN
6.1. INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
6.2. INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
6.3. INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN
6.4. VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
6.5. BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR | |||
Toelichting | 2014 | 2013 | |
Ontvangsten van het begrotingsjaar | 4.1 | 143 940 | 149 504 |
Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar | 5.3 | (141 193) | (147 567) |
Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten | (1 787) | (1 329) | |
Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1 | 25 | 34 | |
Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten | 336 | 403 | |
Wisselkoersverschillen voor het jaar | 110 | (42) | |
Begrotingsresultaat* | 2.2 | 1 432 | 1 002 |
* Waarvan de EVA goed is voor i miljoen EUR in 2014 en i miljoen EUR in 2013.
AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR | ||
2014 | 2013 | |
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR | (11 280) | (4 365) |
Ontvangsten | ||
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn | (6 573) | (2 071) |
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn | 4 809 | 3 357 |
Toegerekende baten (netto) | (4 877) | (134) |
Uitgaven | ||
Toegerekende uitgaven (netto) | 9 223 | 3 216 |
Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar | (821) | (1 123) |
Netto-effect voorfinanciering | 457 | (902) |
Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar | (1 979) | (1 528) |
Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten | 1 858 | 1 538 |
Mutaties in voorzieningen | 12 164 | 4 136 |
Overige | (1 719) | (1 027) |
Economisch resultaat agentschappen en EGKS | 170 | (93) |
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR | 1 432 | 1 002 |
Zie toelichting 3 voor meer uitleg over de afstemming van het economisch resultaat op het begrotingresultaat.
STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
BEGROTINGSONTVANGSTEN
miljoen EUR | |||||
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen | Definitief goedgekeurde begroting | Ontvangsten | ||
1. | Eigen middelen | 133 960 | (5 572) | 128 388 | 128 867 |
waarvan douanerechten | 16 186 | (12) | 16 174 | 16 499 | |
waarvan btw | 17 882 | (192) | 17 690 | 17 746 | |
waarvan bni | 99 767 | (5 154) | 94 614 | 94 863 | |
3. | Overschotten, saldi en aanpassingen | – | 5 101 | 5 101 | 5 100 |
4. | Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie | 1 275 | – | 1 275 | 1 251 |
5. | Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen | 54 | – | 54 | 578 |
6. | Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie | 60 | – | 60 | 3 225 |
7. | Achterstandsrente en geldboeten | 123 | 3 850 | 3 973 | 4 607 |
8. | Opgenomen en verstrekte leningen | 2 | 151 | 153 | 297 |
9. | Diverse ontvangsten | 30 | – | 30 | 15 |
Totaal | 135 505 | 3 530 | 139 034 | 143 940 |
Zie toelichting 4 voor meer informatie over de uitvoering van de ontvangsten in 2014.
BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
miljoen EUR | |||||||
Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goedge-keurde begroting | Aan-vullende kredieten* | Totaal beschikbare kredieten | Gedane vastleggingen | ||
1. | Slimme en inclusieve groei | 63 986 | – | 63 986 | 3 625 | 67 611 | 45 972 |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 16 484 | – | 16 484 | 2 645 | 19 129 | 18 018 | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 47 502 | – | 47 502 | 980 | 48 482 | 27 954 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 59 267 | (76) | 59 191 | 2 105 | 61 296 | 48 263 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 43 778 | – | 43 778 | 1 724 | 45 502 | 44 293 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 2 172 | – | 2 172 | 84 | 2 256 | 1 507 |
4. | Europa als wereldspeler | 8 325 | 98 | 8 423 | 577 | 9 000 | 8 489 |
5. | Administratie | 8 405 | (1) | 8 405 | 766 | 9 171 | 8 884 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 532 | (0) | 3 531 | 400 | 3 931 | 3 789 | |
6. | Compensaties | 29 | – | 29 | – | 29 | 29 |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 456 | 29 | 485 | 92 | 577 | 64 |
Totaal | 142 640 | 50 | 142 690 | 7 249 | 149 939 | 113 208 |
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.
BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
miljoen EUR | |||||||
Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goed-gekeurde begroting | Aan-vullende kredieten* | Totaal beschikbare kredieten | Gedane betalingen | ||
1. | Slimme en inclusieve groei | 62 393 | 3 470 | 65 863 | 3 836 | 69 699 | 67 683 |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 11 441 | 415 | 11 857 | 3 451 | 15 308 | 13 331 | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 50 951 | 3 055 | 54 006 | 385 | 54 392 | 54 352 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 56 459 | (500) | 55 959 | 2 003 | 57 962 | 56 584 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 43 777 | (1) | 43 776 | 1 738 | 45 514 | 44 287 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 1 677 | (17) | 1 660 | 88 | 1 747 | 1 711 |
4. | Europa als wereldspeler | 6 191 | 734 | 6 925 | 556 | 7 481 | 7 206 |
5. | Administratie | 8 406 | 0 | 8 406 | 1 634 | 10 040 | 8 819 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 532 | (0) | 3 531 | 944 | 4 475 | 3 729 | |
6. | Compensaties | 29 | – | 29 | – | 29 | 29 |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 350 | (157) | 193 | 344 | 536 | 465 |
Totaal | 135 505 | 3 530 | 139 034 | 8 460 | 147 495 | 142 497 |
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.
Zie voor meer informatie over de uitvoering van de uitgaven in 2014 toelichting 5 en voor de uitleg hierover toelichting 5.11.
TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. DE EU-BEGROTINGSCYCLUS
De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting, het voornaamste instrument van het financiële beleid van de Unie, is het besluit waarbij elk jaar de ontvangsten en uitgaven van de Unie worden geraamd en toegestaan. In overeenstemming met het FR zijn er twee belangrijke onderdelen: het meerjarig financieel kader (MFK), waarin de belangrijkste maxima voor een periode van 7 jaar zijn vastgesteld, en de jaarlijkse begrotingsprocedure.
1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
miljoen EUR | ||||||||
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Totaal | |
1. Slimme en inclusieve groei | 63 973 | 66 813 | 69 304 | 72 342 | 75 271 | 78 752 | 82 466 | 508 921 |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 16 560 | 17 666 | 18 467 | 19 925 | 21 239 | 23 082 | 25 191 | 142 130 |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 47 413 | 49 147 | 50 837 | 52 417 | 54 032 | 55 670 | 57 275 | 366 791 |
2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 59 303 | 59 599 | 59 909 | 60 191 | 60 267 | 60 344 | 60 421 | 420 034 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 43 779 | 44 313 | 44 624 | 44 859 | 44 885 | 44 912 | 44 937 | 312 309 |
3. Veiligheid en burgerschap | 2 179 | 2 246 | 2 378 | 2 514 | 2 656 | 2 801 | 2 951 | 17 725 |
4. Europa als wereldspeler | 8 335 | 8 749 | 9 143 | 9 432 | 9 825 | 10 268 | 10 510 | 66 262 |
5. Administratie | 8 721 | 9 076 | 9 483 | 9 918 | 10 346 | 10 786 | 11 254 | 69 584 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 7 056 | 7 351 | 7 679 | 8 007 | 8 360 | 8 700 | 9 071 | 56 224 |
6. Compensaties | 29 | – | – | – | – | – | – | 29 |
Vastleggingskredieten: | 142 540 | 146 483 | 150 217 | 154 397 | 158 365 | 162 951 | 167 602 | 1 082 555 |
Totaal betalingskredieten: | 135 866 | 141 901 | 144 685 | 142 771 | 149 074 | 153 362 | 156 295 | 1 023 954 |
In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2014 was het eerste begrotingsjaar waarop het nieuwe MFK voor de periode 2014-2020 betrekking had. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2014 bedroeg 142 540 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,06 % van het bni, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 135 866 miljoen EUR, oftewel 1,01 % van het bni.
Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van die nieuwe bepalingen is de mogelijkheid om (in uitzonderlijke omstandigheden) van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik te maken. Op die manier kan voor een bepaald jaar gebruik worden gemaakt van kredieten boven de maxima, met de daarbij behorende verminderingen in andere jaren om het totale bedrag aan betalingen en vastleggingskredieten over de gehele periode 2014-2020 niet te laten stijgen. De marge voor onvoorziene uitgaven is in 2014 gebruikt om in 3 168 miljoen EUR aan betalingskredieten boven het betalingsplafond voor 2014 te kunnen voorzien.
De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR).
Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:
Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei
Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:
• concurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;
• economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.
Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
Rubriek 2 omvat gemeenschappelijke beleidslijnen voor landbouw en visserij, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en milieu, meer bepaald Natura 2000.
Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap
Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.
Rubriek 4 - Europa als wereldspeler
Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.
Rubriek 5 — Administratie
Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.
Rubriek 6 — Compensaties
Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.
1.2.BELEIDSTERREINEN
Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.
Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.
1.3.JAARLIJKSE BEGROTING
Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.
De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
• vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
• betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
Herkomst van de kredieten
De belangrijkste bron van kredieten is de goedgekeurde begroting van de Unie van het lopende jaar. Daarnaast bestaan nog andere soorten kredieten die voortvloeien uit de bepalingen van het Financieel Reglement. Het gaat om kredieten die afkomstig zijn van voorgaande begrotingsjaren of uit externe bronnen.
– Begrotingskredieten van de oorspronkelijk goedgekeurde begroting en de gewijzigde begrotingen
– Van vorig jaar overgedragen kredieten
– Bestemmingsontvangsten, bestaande uit terugbetalingen, EVA-kredieten, ontvangsten van derden/andere landen, werkzaamheden voor derden en wederopgevoerde kredieten na terugbetaling van voorschotten.
Samenstelling van de totale beschikbare begroting
– Oorspronkelijk goedgekeurde begroting = kredieten goedgekeurd in jaar n–1;
– Gewijzigde goedgekeurde begrotingen;
– Aanvullende kredieten = bestemmingsontvangsten + van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten en na vrijmakingen wederopgevoerde kredieten.
2. TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU
2.1.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.
De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.
Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.
Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de EER. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
• de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en
• het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
• het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
• de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten en
• de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2014 en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2013. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.
De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
2.2.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014
Begrotingsoverschot van 1,4 miljard EUR:
– Het overschot is voornamelijk terug te voeren op de ontvangstenzijde (1,2 miljard EUR), op overbesteding van douanerechten (0,5 miljard EUR) en op extra, niet in de begroting opgenomen boeten (0,6 miljard EUR);
– Het kleine overschot aan de uitgavenzijde (142 miljoen EUR) is hoofdzakelijk terug te voeren op de andere instellingen aangezien het uitvoeringspercentage van de Commissie vrijwel 100 % is;
– De resterende 110 miljoen EUR aan overschot is terug te voeren op wisselkoerswinsten.
Ontvangsten:
– De ontvangsten, ten bedrage van 143,9 miljard EUR, vielen 4,9 miljard EUR hoger uit dan de definitief goedgekeurde begroting, voornamelijk als gevolg van de bestemmingsontvangsten onder de rubrieken 5 en 6 — zie tabel 4.1 hieronder;
– De ontvangsten uit geldboeten van 4,2 miljard EUR zijn gebruikt om de toegenomen behoefte aan betalingskredieten te financieren;
– Er was in 2014 sprake van een uitermate hoge herziening aan eigen middelen op basis van het bni (9,5 miljard EUR) voor de periode tot 2002. Dit had echter geen noemenswaardige invloed op de begrotingsontvangsten voor 2014 omdat de bedragen effectief zijn aangepast tussen de lidstaten (sommigen zullen terugbetalingen ontvangen, anderen zullen moeten betalen) en omdat de meeste bedragen bovendien tot 2015 zijn uitgesteld.
Uitgaven:
– De initiële betalingskredieten (135,5 miljard EUR) waren uitzonderlijk laag: 6 % lager dan de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. De gewijzigde begrotingen zorgden uiteindelijk voor een verhoging van de definitief goedgekeurde kredieten tot 139 miljoen EUR — zie tabel 5.1;
– Het totaal aan betalingen bedroeg 142,5 miljard EUR (2013: 148,5 miljard EUR) - zie tabel 5.3;
– De onderbesteding van betalingen (na overdrachten) is met 32 miljoen EUR een van de laagst genoteerde, waaruit blijkt hoe strikt de aan betalingskredieten opgelegde beperkingen zijn.
Vastleggingen en RAL:
– De beschikbare vastleggingskredieten ten belope van 149,9 miljard EUR werden slechts toegepast op een algemeen niveau van 76 % en een groot bedrag aan kredieten werd overgedragen of geherprogrammeerd naar 2015 — zie tabel 5.2;
– De nog betaalbaar te stellen vastleggingen ("RAL") zijn aanzienlijk gedaald van 222,4 miljard EUR eind 2013 tot 189,6 miljard EUR eind 2014 — zie tabel 5.9. Dit weerspiegelt het lage uitvoeringspercentage van de vastleggingen aan het begin van de nieuwe programmeringsperiode: als alle kredieten voor de nieuwe programma's in 2014 zouden zijn vastgelegd, dan waren de nog betaalbaar te stellen vastleggingen in 2014 op hetzelfde niveau gebleven als in 2013.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
3. TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.
Afstemmingsposten — Ontvangsten
De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.
De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
Afstemmingsposten — Uitgaven
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.
De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
4. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
miljoen EUR | |||||||||||
Titel | Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvangsten als | Nog te ontvangen | ||||||
Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting | Definitief goedgekeurde begroting | Lopend jaar | Overgedragen | Totaal | Op rechten huidige jaar | Op overgedragen rechten | Totaal | % van de begroting | |||
1. | Eigen middelen | 133 960 | 128 388 | 128 853 | 46 | 128 899 | 128 841 | 25 | 128 867 | 100,37 % | 32 |
3. | Overschotten, saldi en aanpassingen | – | 5 101 | 10 507 | – | 10 507 | 5 100 | – | 5 100 | 99,98 % | 5 407 |
4. | Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de unie | 1 275 | 1 275 | 1 248 | 12 | 1 260 | 1 240 | 11 | 1 251 | 98,14 % | 8 |
5. | Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen | 54 | 54 | 578 | 21 | 599 | 563 | 15 | 578 | 1075,46 % | 21 |
6. | Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie | 60 | 60 | 3 267 | 228 | 3 496 | 3 120 | 105 | 3 225 | 5374,97 % | 271 |
7. | Achterstandsrente en geldboeten | 123 | 3 973 | 2 206 | 10 416 | 12 622 | 1 131 | 3 475 | 4 607 | 115,95 % | 8 016 |
8. | Opgenomen en verstrekte leningen | 2 | 153 | 46 | 255 | 301 | 43 | 254 | 297 | 193,72 % | 3 |
9. | Diverse ontvangsten | 30 | 30 | 15 | 10 | 25 | 13 | 2 | 15 | 50,01 % | 10 |
Totaal | 135 505 | 139 034 | 146 721 | 10 988 | 157 709 | 140 052 | 3 888 | 143 940 | 103,53 % | 13 769 |
miljoen EUR | |||||||||||
Detail titel 1: Eigen middelen | |||||||||||
Hoofdstuk | Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvangsten als | Nog te ontvangen | ||||||
Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting | Definitief goedgekeurde begroting | Lopend jaar | Overgedragen | Totaal | Op rechten huidige jaar | Op overgedragen rechten | Totaal | % van de begroting | |||
11. | Suikerheffingen | 125 | (90) | (69) | – | (69) | (69) | – | (69) | 77,12 % | – |
12. | Douanerechten | 16 186 | 16 174 | 16 485 | 46 | 16 531 | 16 473 | 25 | 16 499 | 102,01 % | 32 |
13. | Btw | 17 882 | 17 690 | 17 746 | – | 17 746 | 17 746 | – | 17 746 | 100,32 % | – |
14. | Bni | 99 767 | 94 614 | 94 863 | – | 94 863 | 94 863 | – | 94 863 | 100,26 % | – |
15. | Correctie van begrotingsonevenwichtigheden | – | – | (172) | – | (172) | (172) | – | (172) | 0,00 % | – |
Totaal | 133 960 | 128 388 | 128 853 | 46 | 128 899 | 128 841 | 25 | 128 867 | 100,37 % | 32 |
miljoen EUR | |||||||||||
Detail titel 3: Overschotten, saldi en correcties op eigen middelen | |||||||||||
Hoofdstuk | Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvangsten als | Nog te ontvangen | ||||||
Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting | Definitief goedgekeurde begroting | Lopend jaar | Overgedragen | Totaal | Op rechten huidige jaar | Op overgedragen rechten | Totaal | % van de begroting | |||
30. | Overschot van het voorgaande begrotingsjaar | – | 1 005 | 1 005 | – | 1 005 | 1 005 | – | 1 005 | 100,00 % | – |
31. | Btw-saldi | – | (81) | (284) | – | (284) | (79) | – | (79) | 97,59 % | (205) |
32. | Bni-saldi | – | 4 176 | 9 825 | – | 9 825 | 4 212 | – | 4 212 | 100,87 % | 5 613 |
34. | Aanpassing i.v.m. niet-participatie in het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken | – | – | (2) | – | (2) | (2) | – | (2) | 0,00 % | – |
35. | Correctie voor het Verenigd Koninkrijk – aanpassing | – | – | (18) | – | (18) | (18) | – | (18) | 0,00 % | – |
36. | Correctie voor het Verenigd Koninkrijk - tussentijdse berekening | – | – | (19) | – | (19) | (19) | – | (19) | 0,00 % | – |
Totaal | – | 5 101 | 10 507 | – | 10 507 | 5 100 | – | 5 100 | 99,98 % | 5 407 |
4.2.UITVOERING VAN ONTVANGSTEN
5. Overzicht van de ontvangsten in 2014
Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 20 november 2013 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 135 505 miljoen EUR, voor 133 960 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.
In 2014 werden zeven gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Daarmee rekening gehouden bedroeg het totaal aan definitief goedgekeurde ontvangsten voor 2014 139 034 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 128 388 miljoen EUR (dus 5 572 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. De grotere behoefte aan financiering van betalingskredieten werd voornamelijk gedekt door inkomsten uit boeten. Bovendien zorgde het overschot van het vorige begrotingsjaar en de buitengewone inkomsten uit btw- en bni-aanpassingen van voorgaande jaren voor een aanzienlijke vermindering van de aanvullende bijdrage van het bni van de lidstaten.
In de gewijzigde begrotingen nr. 2 en nr. 3/2014 waren voor in totaal 3 850 miljoen EUR aan aan ondernemingen opgelegde boeten en daarmee verband houdende rente opgenomen die bekend waren toen de dienovereenkomstige ontwerpen van gewijzigde begroting werden opgesteld. Op 31 december 2014 werden andere geldboeten definitief, ofwel na een definitief arrest ofwel omdat de ondernemingen geen beroep instelden tegen nieuwe besluiten inzake geldboeten.
Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU belopen in totaal 3 225 miljoen EUR. De belangrijkste bedragen betreffen het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.
Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt voornamelijk doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd bij het opstellen van gewijzigde begroting nr. 4/2014 (verlaging met 646 miljoen EUR volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2014). Bij de gewijzigde begroting nr. 6/2014 werden de begrotingsramingen opnieuw gewijzigd om rekening te houden met het werkelijke ritme van inning. Ze werden daarom verhoogd met 420 miljoen EUR.
De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.
De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke herzieningen voor de bni die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang. Om het hoofd te bieden aan de buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december een voorstel van de Commissie (Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 van de Raad van 18 december 2014) goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR.
Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met gewijzigde begrotingen nummers 2 tot en met 7/2014, die op 17 december 2014 zijn goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassingen van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van btw en bni vinden elk jaar op de eerste werkdag van december plaats.
6. Ontvangsten uit eigen middelen
De grote meerderheid van ontvangsten komt voort uit eigen middelen. Dit is vastgelegd in artikel 311 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt: 'De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd.' Het grootste deel van de begrotingsuitgaven wordt uit de eigen middelen gefinancierd.
De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:
1) De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. Deze eigen middelen zijn verschuldigd door marktdeelnemers en worden geïnd door de lidstaten in naam van de EU. Toch behouden de lidstaten 25 % (20 % vanaf 2014) als vergoeding voor hun inningskosten. Douanerechten worden geheven op de invoer van producten die uit derde landen komen, tegen tarieven die gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk douanetarief. Suikerheffingen worden door de suikerproducenten betaald om de uitvoerrestituties voor suiker te financieren. De traditionele eigen middelen zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
2) De eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. Hetzelfde percentage wordt geheven op de geharmoniseerde grondslag van elke lidstaat. De btw-grondslag die in aanmerking dient te worden genomen, wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen.
3) De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU. De bni-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 75 % van de ontvangsten uit eigen middelen.
De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2007). Voor de periode 2014-2020 is een nieuw besluit tot vaststelling van het systeem van eigen middelen van de EU vastgesteld (EMB 2014: Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014). Het EMB 2014 treedt (naar verwachting begin 2016) in werking zodra het door alle lidstaten is geratificeerd volgens hun grondwettelijke voorschriften. Tot dan blijft het EMB 2007 geldig. Wanneer het besluit in werking treedt, zal er in het begrotingsjaar rekening worden gehouden met de terugwerkende effecten (het EMB 2014 is per 1 januari 2014 van toepassing).
7. Traditionele eigen middelen
Traditionele eigen middelen: elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen.
• in de 'normale' boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;
• in de 'specifieke' boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Voor de specifieke boekhouding zenden de lidstaten de Commissie een kwartaaloverzicht toe, met daarin:
• het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd,
• de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,
• rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) in het betrokken kwartaal,
• de geschrapte bedragen (die overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening nr. 1150/2000 niet ter beschikking kunnen worden gesteld),
• de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,
• het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of het door de lidstaat aangewezen orgaan. De lidstaten houden als inningskosten 25 % (20 % overeenkomstig het EMB 2014) van de traditionele eigen middelen in. De voorwaardelijke rechten op eigen middelen worden aangepast naargelang het waarschijnlijk is dat zij zullen worden geïnd.
8. Bni- en btw-middelen
De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van het EMB 2007. Het uniforme percentage is vastgesteld op 0,30 %, met uitzondering van de periode 2007-2013, waarin het percentage was vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni. Volgens het EMB 2014 blijft het percentage op 0,3 %, met uitzondering van de periode 2014-20 waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld
De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten. De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de btw- en bni-grondslagen die tijdens de opstelling van het ontwerp van begroting worden gemaakt. Die ramingen worden later bijgesteld. Dit gebeurt tijdens het betrokken begrotingsjaar via een gewijzigde begroting. De werkelijke gegevens met betrekking tot de btw- en bni-grondslagen zijn beschikbaar tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De Commissie berekent de verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (bijgestelde) ramingen. Deze btw- en bni-saldi, die positief of negatief kunnen zijn, worden voor de eerste werkdag van december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar in kwestie door de Commissie bij de lidstaten afgeroepen. De Raad heeft op 18 december 2014 Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 vastgesteld, op grond waarvan de lidstaten de beschikbaarheid van de bedragen van btw- en bni-saldi kunnen uitstellen tot de eerste werkdag van september van het volgende jaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. De eerder berekende saldi worden dan aangepast en het verschil wordt tegelijk met de btw- en bni-saldi voor het vorige begrotingsjaar afgeroepen.
Bij het verrichten van controles van btw-overzichten en bni-gegevens kan de Commissie tegen de lidstaten voorbehoud formuleren ten aanzien van bepaalde punten, die gevolgen kunnen hebben voor hun bijdragen aan eigen middelen. Die punten van voorbehoud kunnen bv. gebaseerd zijn op een gebrek aan aanvaardbare gegevens of de noodzaak een passende methodiek te ontwikkelen. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
9. VK-correctie
Dit mechanisme vermindert de stortingen van eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk in verhouding tot de 'begrotingsonevenwichtigheid' ten nadele van dit land en vermeerdert de stortingen van eigen middelen van de andere lidstaten in dezelfde mate. Het mechanisme ter correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk is ingesteld door de Europese Raad van Fontainebleau (juni 1984) en het daaruit voortvloeiende eigenmiddelenbesluit van 7 mei 1985. Het doel van dit mechanisme was de begrotingsonevenwichtigheid ten nadele van het Verenigd Koninkrijk te compenseren door een vermindering van de door dit land aan de EU af te dragen middelen. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).
10. Brutovermindering
De Europese Raad van 15 en 16 december 2005 concludeerde dat Nederland en Zweden in de periode 2007-2013 brutoverminderingen in hun jaarlijkse bni-bijdragen zullen genieten. Het EMB 2007, dat deze conclusies weerspiegelt, voorziet erin dat de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland met een brutobedrag van 605 miljoen EUR en de jaarlijkse bni-bijdrage van Zweden met een brutobedrag van 150 miljoen EUR wordt verminderd, uitgedrukt in prijzen van 2004. De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdrage op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) en dat Oostenrijk uitsluitend voor de periode 2014-2016 in aanmerking komt voor een brutovermindering van de jaarlijkse bni-bijdrage. Denemarken, Nederland en Zweden komen in aanmerking voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage ten belope van respectievelijk 130 miljoen EUR, 695 miljoen EUR en 185 miljoen EUR. Oostenrijk komt in aanmerking voor een brutovermindering van zijn jaarlijkse bni-bijdrage van 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van 2011). Deze bepalingen zijn opgenomen in het EMB 2014 en worden met terugwerkende kracht toegepast na de inwerkingtreding ervan.
11. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
11.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR | |||||||||||||
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | ||||||||||||
Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal aan kredieten | Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal aan kredieten | ||||||||
Rubriek MFK | Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goedgekeurde begroting | Over-drachten | Bestemmings-ontvangsten | bereikbaar | Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goedgekeurde begroting | Over-drachten | Bestemmings-ontvangsten | bereikbaar | |
1 | 2 | 3=1+2 | 4 | 5 | 6=3+4+5 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12=9+10+11 | ||
1. | Slimme en inclusieve groei | 63 986 | (0) | 63 986 | 150 | 3 474 | 67 611 | 62 393 | 3 470 | 65 863 | 289 | 3 548 | 69 699 |
1a. Concurrentiever-mogen voor groei en banen | 16 484 | – | 16 484 | 0 | 2 645 | 19 129 | 11 441 | 415 | 11 857 | 128 | 3 323 | 15 308 | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 47 502 | – | 47 502 | 150 | 830 | 48 482 | 50 951 | 3 055 | 54 006 | 161 | 224 | 54 392 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 59 267 | (76) | 59 191 | – | 2 105 | 61 296 | 56 459 | (500) | 55 959 | 35 | 1 968 | 57 962 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 43 778 | – | 43 778 | – | 1 724 | 45 502 | 43 777 | (1) | 43 776 | 13 | 1 724 | 45 514 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 2 172 | 0 | 2 172 | 3 | 81 | 2 256 | 1 677 | (17) | 1 660 | 10 | 78 | 1 747 |
4. | Europa als wereldspeler | 8 325 | 98 | 8 423 | 6 | 571 | 9 000 | 6 191 | 734 | 6 925 | 35 | 521 | 7 481 |
5. | Administratie | 8 405 | (1) | 8 405 | 1 | 765 | 9 171 | 8 406 | 0 | 8 406 | 772 | 862 | 10 040 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 532 | – | 3 531 | 1 | 399 | 3 931 | 3 532 | – | 3 531 | 452 | 492 | 4 475 | |
6. | Compensaties | 29 | – | 29 | – | – | 29 | 29 | – | 29 | – | – | 29 |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 456 | 29 | 485 | 18 | 74 | 577 | 350 | (157) | 193 | 270 | 74 | 536 |
Totaal | 142 640 | 50 | 142 690 | 179 | 7 070 | 149 939 | 135 505 | 3 530 | 139 034 | 1 410 | 7 050 | 147 495 |
11.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR | ||||||||||||||||
Gedane vastleggingen | Naar 2015 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||||
Rubriek MFK | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestem-mings-ontvangsten | Totaal | % | Bestemmings- ontvangsten | Over-drachten bij besluit | Totaal | % | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Bestemmings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10=9/1 | 11 | 12 | 13 | 14=11+12+13 | 15=14/1 | ||
1. | Slimme en inclusieve groei | 67 611 | 44 260 | 150 | 1 561 | 45 972 | 67,99 % | 1 913 | 8 480 | 10 392 | 15,37 % | 11 246 | – | 0 | 11 247 | 16,63 % |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 19 129 | 16 466 | 0 | 1 552 | 18 018 | 94,19 % | 1 092 | – | 1 092 | 5,71 % | 18 | – | 0 | 19 | 0,10 % | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 48 482 | 27 794 | 150 | 9 | 27 954 | 57,66 % | 820 | 8 480 | 9 300 | 19,18 % | 11 228 | – | – | 11 228 | 23,16 % | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 61 296 | 46 866 | – | 1 397 | 48 263 | 78,74 % | 708 | 2 866 | 3 575 | 5,83 % | 9 458 | – | – | 9 458 | 15,43 % |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 45 502 | 42 910 | – | 1 383 | 44 293 | 97,34 % | 341 | 868 | 1 209 | 2,66 % | 0 | – | – | 0 | 0,00 % | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 2 256 | 1 463 | 3 | 41 | 1 507 | 66,81 % | 40 | 254 | 294 | 13,02 % | 455 | – | – | 455 | 20,17 % |
4. | Europa als wereldspeler | 9 000 | 8 280 | 6 | 203 | 8 489 | 94,32 % | 368 | 136 | 504 | 5,60 % | 7 | – | 0 | 7 | 0,07 % |
5. | Administratie | 9 171 | 8 313 | 1 | 571 | 8 884 | 96,87 % | 195 | 4 | 199 | 2,17 % | 88 | – | – | 88 | 0,96 % |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 931 | 3 445 | 1 | 343 | 3 789 | 96,40 % | 56 | 4 | 60 | 0,00 % | 82 | – | – | 82 | 2,09 % | |
6. | Compensaties | 29 | 29 | – | – | 29 | 100,00 % | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | – | 0,00 % |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | – | 0,00 % |
9. | Speciale instrumenten | 577 | 45 | 18 | – | 64 | 11,06 % | 74 | 361 | 435 | 75,37 % | 78 | – | – | 78 | 13,57 % |
Totaal | 149 939 | 109 256 | 179 | 3 772 | 113 208 | 75,50 % | 3 297 | 12 101 | 15 399 | 10,27 % | 21 333 | – | 0 | 21 333 | 14,23 % |
11.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND
miljoen EUR | |||||||||||||||||
Gedane betalingen | Overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||||||
Rubriek MFK | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Over-drachten van rechts-wege | Over-drachten bij besluit | Bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Bestemmings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11=10/1 | 12 | 13 | 14 | 15=12+ 13+14 | 16=15/1 | ||
1. | Slimme en inclusieve groei | 69 699 | 65 730 | 267 | 1 686 | 67 683 | 97,11 % | 121 | 0 | 1 860 | 1 980 | 2,84 % | 12 | 22 | 2 | 36 | 0,05 % |
1a. Concurrentie-vermogen voor groei en banen | 15 308 | 11 740 | 108 | 1 483 | 13 331 | 87,09 % | 104 | 0 | 1 838 | 1 943 | 12,69 % | 12 | 20 | 2 | 33 | 0,22 % | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 54 392 | 53 990 | 159 | 203 | 54 352 | 99,93 % | 16 | – | 21 | 38 | 0,07 % | 0 | 2 | – | 2 | 0,00 % | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 57 962 | 55 050 | 33 | 1 502 | 56 584 | 97,62 % | 34 | 868 | 467 | 1 369 | 2,36 % | 7 | 2 | – | 9 | 0,02 % |
waarvan: marktgerela-teerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 45 514 | 42 891 | 12 | 1 383 | 44 287 | 97,30 % | 16 | 868 | 341 | 1 226 | 2,69 % | 0 | 1 | – | 2 | 0,00 % | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 1 747 | 1 648 | 8 | 55 | 1 711 | 97,94 % | 8 | 0 | 23 | 31 | 1,75 % | 4 | 2 | 0 | 5 | 0,31 % |
4. | Europa als wereldspeler | 7 481 | 6 880 | 29 | 297 | 7 206 | 96,32 % | 34 | 9 | 224 | 267 | 3,57 % | 2 | 6 | 0 | 8 | 0,10 % |
5. | Administratie | 10 040 | 7 643 | 697 | 480 | 8 819 | 87,84 % | 673 | 4 | 382 | 1 060 | 10,55 % | 86 | 75 | – | 161 | 1,61 % |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 4 475 | 3 027 | 402 | 300 | 3 729 | 83,33 % | 418 | 4 | 192 | 614 | 13,72 % | 82 | 50 | – | 132 | 2,94 % | |
6. | Compensaties | 29 | 29 | – | – | 29 | 100,00 % | – | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | – | 0,00 % |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | – | 0,00 % | – | – | – | – | 0,00 % |
9. | Speciale instrumenten | 536 | 157 | 270 | 38 | 465 | 86,70 % | 0 | 36 | 35 | 71 | 13,28 % | 0 | 0 | – | 0 | 0,02 % |
Totaal | 147 495 | 137 136 | 1 304 | 4 057 | 142 497 | 96,61 % | 870 | 917 | 2 991 | 4 778 | 3,24 % | 112 | 106 | 2 | 220 | 0,15 % |
11.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
miljoen EUR | ||||||||||
Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Vastleggingen van het jaar | |||||||||
Rubriek MFK | Van vorig jaar overgedragen vastleggingen | Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen | Betalingen | Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Vastleggingen tijdens het jaar | Betalingen | Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen | Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | |
1. | Slimme en inclusieve groei | 166 761 | (2 037) | (60 662) | 104 062 | 45 972 | (7 021) | (4) | 38 947 | 143 009 |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 29 657 | (808) | (8 167) | 20 681 | 18 018 | (5 164) | (4) | 12 850 | 33 532 | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 137 105 | (1 229) | (52 494) | 83 381 | 27 954 | (1 857) | (0) | 26 096 | 109 477 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 27 978 | (275) | (11 930) | 15 773 | 48 263 | (44 655) | (0) | 3 609 | 19 382 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 40 | (3) | (21) | 16 | 44 293 | (44 266) | – | 27 | 43 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 3 092 | (306) | (944) | 1 841 | 1 507 | (767) | – | 740 | 2 582 |
4. | Europa als wereldspeler | 23 285 | (721) | (5 490) | 17 075 | 8 489 | (1 716) | (1) | 6 772 | 23 846 |
5. | Administratie | 892 | (182) | (709) | 1 | 8 884 | (8 110) | (9) | 765 | 766 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 557 | (156) | (402) | – | 3 789 | (3 328) | (8) | 453 | 453 | |
6. | Compensaties | – | – | – | – | 29 | (29) | – | – | – |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 401 | (0) | (401) | – | 64 | (64) | – | 0 | 0 |
Totaal | 222 410 | (3 522) | (80 136) | 138 753 | 113 208 | (62 361) | (14) | 50 832 | 189 585 |
11.5.MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR | ||||||||||
Rubriek MFK | <2008 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | Totaal | |
1. | Slimme en inclusieve groei | 2 915 | 414 | 1 578 | 4 327 | 11 007 | 27 951 | 55 870 | 38 947 | 143 009 |
1a. Concurrentievermogen voor groei en banen | 255 | 211 | 1 260 | 2 274 | 3 001 | 5 451 | 8 230 | 12 850 | 33 532 | |
1b. Economische, sociale en territoriale samenhang | 2 660 | 203 | 318 | 2 053 | 8 007 | 22 500 | 47 640 | 26 096 | 109 477 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 338 | 50 | 93 | 116 | 193 | 3 524 | 11 459 | 3 609 | 19 382 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 0 | – | – | 0 | 0 | 9 | 7 | 27 | 43 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 14 | 31 | 73 | 158 | 261 | 497 | 807 | 740 | 2 582 |
4. | Europa als wereldspeler | 944 | 539 | 842 | 1 336 | 2 800 | 4 686 | 5 928 | 6 772 | 23 846 |
5. | Administratie | – | – | – | – | – | 0 | 1 | 765 | 766 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | – | – | – | – | – | – | – | 453 | 453 | |
6. | Compensaties | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
8. | Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | – | – | – | – | – | – | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 4 211 | 1 034 | 2 586 | 5 937 | 14 261 | 36 658 | 74 066 | 50 832 | 189 585 |
11.6.BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR | |||||||||||||
Toegestane | Betalingskredieten | ||||||||||||
Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | TOTAAL kredieten | Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | TOTAAL kredieten | ||||||||
Beleidsterrein | Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goedgekeurde begroting | Over-gedragen | Bestemmings-ontvangsten | bereikbaar | Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overdrachten | Definitief goedgekeurde begroting | Over-gedragen | Bestemmings-ontvangsten | bereikbaar | |
1 | 2 | 3=1+2 | 4 | 5 | 6=3+4+5 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12=9+10+11 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 213 | 20 | 233 | – | 118 | 351 | 297 | 2 | 300 | 8 | 121 | 429 |
02 | Ondernemingen en industrie | 2 536 | (10) | 2 526 | – | 228 | 2 754 | 2 105 | 60 | 2 165 | 14 | 308 | 2 486 |
03 | Mededinging | 94 | (1) | 93 | – | 6 | 100 | 94 | (1) | 93 | 8 | 6 | 107 |
04 | Werkg en sociale zaken | 13 839 | 90 | 13 929 | 168 | 581 | 14 678 | 11 622 | (341) | 11 280 | 51 | 191 | 11 522 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 58 047 | (22) | 58 025 | – | 2 117 | 60 141 | 55 635 | (518) | 55 117 | 22 | 1 981 | 57 120 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 2 867 | (7) | 2 860 | – | 71 | 2 931 | 1 003 | 1 | 1 004 | 6 | 80 | 1 089 |
07 | Milieu | 407 | 1 | 408 | – | 22 | 430 | 346 | 1 | 347 | 18 | 19 | 384 |
08 | Onderzoek en innovatie | 6 215 | (53) | 6 162 | – | 1 031 | 7 193 | 4 107 | (11) | 4 096 | 35 | 1 490 | 5 621 |
09 | Communicatie-netwerken, inhoud en technologie | 1 637 | (26) | 1 612 | – | 148 | 1 759 | 961 | 107 | 1 068 | 16 | 259 | 1 343 |
10 | Eigen onderzoek | 425 | (23) | 401 | – | 580 | 982 | 420 | (23) | 397 | 55 | 497 | 949 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 1 066 | (76) | 991 | – | 30 | 1 021 | 780 | 8 | 788 | 5 | 30 | 823 |
12 | Interne markt en diensten | 117 | 1 | 118 | 0 | 15 | 133 | 117 | (3) | 114 | 6 | 15 | 134 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 33 073 | 81 | 33 154 | – | 354 | 33 508 | 40 223 | 3 244 | 43 467 | 391 | 136 | 43 995 |
14 | Belastingen en douane-unie | 157 | 0 | 158 | – | 7 | 164 | 122 | 10 | 133 | 7 | 6 | 146 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 820 | 57 | 2 877 | – | 453 | 3 330 | 2 242 | 178 | 2 420 | 12 | 537 | 2 969 |
16 | Communicatie | 246 | 2 | 248 | – | 11 | 259 | 245 | 6 | 251 | 14 | 11 | 276 |
17 | Gezondheid en consumenten-bescherming | 618 | (2) | 616 | 1 | 26 | 643 | 567 | (13) | 553 | 12 | 25 | 590 |
18 | Binnenlandse zaken | 1 201 | 0 | 1 202 | 2 | 39 | 1 243 | 763 | 5 | 768 | 4 | 31 | 803 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 733 | (55) | 678 | 5 | 55 | 739 | 463 | 74 | 537 | 3 | 52 | 593 |
20 | Handel | 121 | (2) | 119 | – | 3 | 122 | 115 | 1 | 116 | 3 | 3 | 123 |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 5 084 | 121 | 5 204 | 1 | 263 | 5 469 | 3 658 | 286 | 3 944 | 26 | 222 | 4 192 |
22 | Uitbreiding | 1 520 | (45) | 1 475 | – | 13 | 1 488 | 904 | (12) | 892 | 5 | 12 | 908 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 1 006 | 158 | 1 164 | – | 75 | 1 240 | 851 | 564 | 1 415 | 8 | 75 | 1 498 |
24 | Fraudebestrijding | 78 | (2) | 77 | – | 1 | 77 | 75 | 0 | 75 | 9 | 1 | 84 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 194 | (0) | 194 | – | 11 | 205 | 195 | (0) | 195 | 15 | 11 | 221 |
26 | Administratie van de Commissie | 1 001 | (40) | 961 | 0 | 162 | 1 124 | 991 | (30) | 961 | 160 | 164 | 1 285 |
27 | Begroting | 96 | (11) | 84 | – | 8 | 92 | 96 | (11) | 84 | 7 | 8 | 99 |
28 | Audit | 12 | (0) | 12 | – | 1 | 12 | 12 | (0) | 12 | 1 | 1 | 13 |
29 | Statistiek | 132 | 0 | 132 | – | 14 | 146 | 152 | (21) | 131 | 6 | 22 | 160 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 450 | 44 | 1 494 | – | 2 | 1 495 | 1 450 | 44 | 1 494 | – | 2 | 1 495 |
31 | Taalkundige diensten | 388 | 3 | 391 | – | 87 | 478 | 388 | 3 | 391 | 20 | 87 | 498 |
32 | Energie | 933 | 24 | 958 | – | 128 | 1 086 | 588 | 68 | 656 | 5 | 144 | 805 |
33 | Justitie | 203 | 2 | 205 | – | 11 | 216 | 193 | (6) | 187 | 4 | 12 | 202 |
34 | Klimaatactie | 121 | 0 | 122 | – | 1 | 122 | 43 | 9 | 52 | 3 | 1 | 55 |
40 | Reserves | 456 | (179) | 277 | – | – | 277 | 150 | (150) | – | – | – | – |
90 | Overige instellingen | 3 532 | (0) | 3 531 | 1 | 399 | 3 931 | 3 532 | (0) | 3 531 | 452 | 492 | 4 475 |
Totaal | 142 640 | 50 | 142 690 | 179 | 7 070 | 149 939 | 135 505 | 3 530 | 139 034 | 1 410 | 7 050 | 147 495 |
12. BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
miljoen EUR | |||||||
Beleidsterrein | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en over-drachten | Definitief goed-gekeurde begroting | Aan-vullende kredieten | Totaal beschik-bare kredieten | Gedane vastleggingen | |
01 | Economische en financiële zaken | 213 | 20 | 233 | 118 | 351 | 236 |
02 | Ondernemingen en industrie | 2 536 | (10) | 2 526 | 228 | 2 754 | 2 608 |
03 | Mededinging | 94 | (1) | 93 | 6 | 100 | 97 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 13 839 | 90 | 13 929 | 750 | 14 678 | 10 312 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 58 047 | (22) | 58 025 | 2 117 | 60 141 | 47 789 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 2 867 | (7) | 2 860 | 71 | 2 931 | 2 879 |
07 | Milieu | 407 | 1 | 408 | 22 | 430 | 423 |
08 | Onderzoek en innovatie | 6 215 | (53) | 6 162 | 1 031 | 7 193 | 7 002 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 1 637 | (26) | 1 612 | 148 | 1 759 | 1 708 |
10 | Eigen onderzoek | 425 | (23) | 401 | 580 | 982 | 535 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 1 066 | (76) | 991 | 30 | 1 021 | 218 |
12 | Interne markt en diensten | 117 | 1 | 118 | 16 | 133 | 123 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 33 073 | 81 | 33 154 | 354 | 33 508 | 17 078 |
14 | Belastingen en douane-unie | 157 | – | 158 | 7 | 164 | 160 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 820 | 57 | 2 877 | 453 | 3 330 | 3 223 |
16 | Communicatie | 246 | 2 | 248 | 11 | 259 | 252 |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 618 | (2) | 616 | 27 | 643 | 624 |
18 | Binnenlandse zaken | 1 201 | – | 1 202 | 41 | 1 243 | 523 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 733 | (55) | 678 | 61 | 739 | 687 |
20 | Handel | 121 | (2) | 119 | 3 | 122 | 120 |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 5 084 | 121 | 5 204 | 264 | 5 469 | 5 353 |
22 | Uitbreiding | 1 520 | (45) | 1 475 | 13 | 1 488 | 1 440 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 1 006 | 158 | 1 164 | 75 | 1 240 | 1 187 |
24 | Fraudebestrijding | 78 | (2) | 77 | 1 | 77 | 77 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 194 | – | 194 | 11 | 205 | 198 |
26 | Administratie van de Commissie | 1 001 | (40) | 961 | 162 | 1 124 | 1 070 |
27 | Begroting | 96 | (11) | 84 | 8 | 92 | 89 |
28 | Audit | 12 | – | 12 | 1 | 12 | 12 |
29 | Statistiek | 132 | – | 132 | 14 | 146 | 140 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 450 | 44 | 1 494 | 2 | 1 495 | 1 493 |
31 | Taalkundige diensten | 388 | 3 | 391 | 87 | 478 | 444 |
32 | Energie | 933 | 24 | 958 | 128 | 1 086 | 990 |
33 | Justitie | 203 | 2 | 205 | 11 | 216 | 209 |
34 | Klimaatactie | 121 | – | 122 | 1 | 122 | 122 |
40 | Reserves | 456 | (179) | 277 | – | 277 | – |
90 | Overige instellingen | 3 532 | – | 3 531 | 400 | 3 931 | 3 789 |
Totaal | 142 640 | 50 | 142 690 | 7 249 | 149 939 | 113 208 |
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.
12.1.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR | ||||||||||||||||
Beleidsterrein | Gedane vastleggingen | Naar 2015 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||||
Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Bestemmings-ontvangsten | Over-drachten bij besluit | Totaal | % | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Bestemmings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % | ||
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10=9/1 | 11 | 12 | 13 | 14=11+12+13 | 15=14/1 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 351 | 233 | – | 3 | 236 | 67,1 % | 115 | – | 115 | 32,9 % | 0 | – | – | 0 | 0,1 % |
02 | Ondernemingen en industrie | 2 754 | 2 526 | – | 82 | 2 608 | 94,7 % | 146 | – | 146 | 5,3 % | 0 | – | – | 0 | 0,0 % |
03 | Mededinging | 100 | 93 | – | 3 | 97 | 97,2 % | 3 | – | 3 | 2,8 % | 0 | – | – | 0 | 0,1 % |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 14 678 | 10 139 | 168 | 5 | 10 312 | 70,3 % | 576 | 2 161 | 2 737 | 18,6 % | 1 629 | – | 0 | 1 629 | 11,1 % |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 60 141 | 46 400 | – | 1 389 | 47 789 | 79,5 % | 728 | 2 912 | 3 640 | 6,1 % | 8 712 | – | – | 8 712 | 14,5 % |
06 | Mobiliteit en vervoer | 2 931 | 2 854 | – | 25 | 2 879 | 98,2 % | 46 | – | 46 | 1,6 % | 6 | – | 0 | 7 | 0,2 % |
07 | Milieu | 430 | 407 | – | 16 | 423 | 98,3 % | 6 | – | 6 | 1,4 % | 1 | – | – | 1 | 0,3 % |
08 | Onderzoek en innovatie | 7 193 | 6 162 | – | 840 | 7 002 | 97,3 % | 191 | – | 191 | 2,7 % | – | – | – | – | 0,0 % |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 1 759 | 1 612 | – | 97 | 1 708 | 97,1 % | 51 | – | 51 | 2,9 % | 0 | – | – | 0 | 0,0 % |
10 | Eigen onderzoek | 982 | 401 | – | 134 | 535 | 54,5 % | 447 | – | 447 | 45,5 % | – | – | – | – | 0,0 % |
11 | Maritieme zaken en visserij | 1 021 | 216 | – | 2 | 218 | 21,4 % | 28 | 28 | 56 | 5,5 % | 746 | – | – | 746 | 73,1 % |
12 | Interne markt en diensten | 133 | 118 | 0 | 5 | 123 | 92,3 % | 10 | – | 10 | 7,5 % | 0 | – | – | 0 | 0,1 % |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 33 508 | 17 066 | – | 11 | 17 078 | 51,0 % | 343 | 6 481 | 6 824 | 20,4 % | 9 607 | – | – | 9 607 | 28,7 % |
14 | Belastingen en douane-unie | 164 | 157 | – | 2 | 160 | 97,2 % | 5 | – | 5 | 2,8 % | 0 | – | – | 0 | 0,0 % |
15 | Onderwijs en cultuur | 3 330 | 2 877 | – | 347 | 3 223 | 96,8 % | 106 | – | 106 | 3,2 % | 0 | – | – | 0 | 0,0 % |
16 | Communicatie | 259 | 246 | – | 6 | 252 | 97,3 % | 5 | – | 5 | 1,8 % | 3 | – | – | 3 | 1,0 % |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 643 | 604 | 1 | 19 | 624 | 97,0 % | 7 | 7 | 13 | 2,1 % | 6 | – | – | 6 | 0,9 % |
18 | Binnenlandse zaken | 1 243 | 508 | 2 | 13 | 523 | 42,1 % | 26 | 247 | 273 | 22,0 % | 447 | – | – | 447 | 36,0 % |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 739 | 661 | 5 | 21 | 687 | 93,1 % | 34 | 15 | 49 | 6,6 % | 2 | – | – | 2 | 0,3 % |
20 | Handel | 122 | 118 | – | 2 | 120 | 97,9 % | 2 | 0 | 2 | 1,4 % | 1 | – | – | 1 | 0,7 % |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 5 469 | 5 195 | 1 | 157 | 5 353 | 97,9 % | 107 | 7 | 114 | 2,1 % | 2 | – | – | 2 | 0,0 % |
22 | Uitbreiding | 1 488 | 1 434 | – | 6 | 1 440 | 96,8 % | 6 | 40 | 46 | 3,1 % | 1 | – | 0 | 1 | 0,1 % |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 1 240 | 1 163 | – | 24 | 1 187 | 95,8 % | 52 | – | 52 | 4,2 % | 1 | – | – | 1 | 0,1 % |
24 | Fraudebestrijding | 77 | 77 | – | – | 77 | 98,9 % | 1 | – | 1 | 1,0 % | 0 | – | – | 0 | 0,1 % |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 205 | 192 | – | 6 | 198 | 96,6 % | 5 | – | 5 | 2,5 % | 2 | – | – | 2 | 0,8 % |
26 | Administratie van de Commissie | 1 124 | 960 | 0 | 110 | 1 070 | 95,3 % | 52 | – | 52 | 4,6 % | 1 | – | – | 1 | 0,1 % |
27 | Begroting | 92 | 84 | – | 4 | 89 | 96,6 % | 3 | – | 3 | 3,4 % | – | – | – | – | 0,1 % |
28 | Audit | 12 | 12 | – | 0 | 12 | 96,6 % | 0 | – | 0 | 3,2 % | 0 | – | – | 0 | 0,2 % |
29 | Statistiek | 146 | 131 | – | 8 | 140 | 95,7 % | 5 | – | 5 | 3,7 % | 1 | – | – | 1 | 0,6 % |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 495 | 1 493 | – | – | 1 493 | 99,8 % | 2 | – | 2 | 0,1 % | 1 | – | – | 1 | 0,0 % |
31 | Taalkundige diensten | 478 | 391 | – | 53 | 444 | 92,9 % | 34 | – | 34 | 7,1 % | 0 | – | – | 0 | 0,0 % |
32 | Energie | 1 086 | 955 | – | 34 | 990 | 91,1 % | 94 | – | 94 | 8,6 % | 3 | – | 0 | 3 | 0,3 % |
33 | Justitie | 216 | 205 | – | 4 | 209 | 96,5 % | 7 | – | 7 | 3,2 % | 1 | – | – | 1 | 0,4 % |
34 | Klimaatactie | 122 | 121 | – | 0 | 122 | 99,4 % | 0 | – | 0 | 0,4 % | 0 | – | – | 0 | 0,2 % |
40 | Reserves | 277 | – | – | – | – | 0,0 % | – | 199 | 199 | 71,8 % | 78 | – | – | 78 | 28,2 % |
90 | Overige instellingen | 3 931 | 3 445 | 1 | 343 | 3 789 | 96,4 % | 56 | 4 | 60 | 1,5 % | 82 | – | – | 82 | 2,1 % |
Totaal | 149 939 | 109 256 | 179 | 3 772 | 113 208 | 75,5 % | 3 297 | 12 101 | 15 399 | 10,3 % | 21 333 | – | 0 | 21 333 | 14,2 % |
13. BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BETALINGEN
miljoen EUR | |||||||
Beleidsterrein | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en over-drachten | Definitief goed-gekeurde begroting | Aanvullende kredieten* | Totaal beschik-bare kredieten | Gedane betalingen | |
01 | Economische en financiële zaken | 297 | 2 | 300 | 129 | 429 | 306 |
02 | Ondernemingen en industrie | 2 105 | 60 | 2 165 | 322 | 2 486 | 2 237 |
03 | Mededinging | 94 | (1) | 93 | 14 | 107 | 96 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 11 622 | (341) | 11 280 | 242 | 11 522 | 11 403 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 55 635 | (518) | 55 117 | 2 003 | 57 120 | 55 766 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 1 003 | 1 | 1 004 | 85 | 1 089 | 1 037 |
07 | Milieu | 346 | 1 | 347 | 37 | 384 | 362 |
08 | Onderzoek en innovatie | 4 107 | (11) | 4 096 | 1 525 | 5 621 | 4 918 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 961 | 107 | 1 068 | 275 | 1 343 | 1 184 |
10 | Eigen onderzoek | 420 | (23) | 397 | 552 | 949 | 508 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 780 | 8 | 788 | 35 | 823 | 805 |
12 | Interne markt en diensten | 117 | (3) | 114 | 21 | 134 | 119 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 40 223 | 3 244 | 43 467 | 528 | 43 995 | 43 979 |
14 | Belastingen en douane-unie | 122 | 10 | 133 | 13 | 146 | 138 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 242 | 178 | 2 420 | 549 | 2 969 | 2 673 |
16 | Communicatie | 245 | 6 | 251 | 25 | 276 | 257 |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 567 | (13) | 553 | 37 | 590 | 571 |
18 | Binnenlandse zaken | 763 | 5 | 768 | 35 | 803 | 789 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 463 | 74 | 537 | 55 | 593 | 552 |
20 | Handel | 115 | 1 | 116 | 7 | 123 | 118 |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 3 658 | 286 | 3 944 | 248 | 4 192 | 4 133 |
22 | Uitbreiding | 904 | (12) | 892 | 17 | 908 | 898 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 851 | 564 | 1 415 | 83 | 1 498 | 1 430 |
24 | Fraudebestrijding | 75 | 0 | 75 | 9 | 84 | 75 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 195 | (0) | 195 | 26 | 221 | 199 |
26 | Administratie van de Commissie | 991 | (30) | 961 | 324 | 1 285 | 1 060 |
27 | Begroting | 96 | (11) | 84 | 14 | 99 | 88 |
28 | Audit | 12 | (0) | 12 | 1 | 13 | 12 |
29 | Statistiek | 152 | (21) | 131 | 28 | 160 | 139 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 450 | 44 | 1 494 | 2 | 1 495 | 1 493 |
31 | Taalkundige diensten | 388 | 3 | 391 | 107 | 498 | 445 |
32 | Energie | 588 | 68 | 656 | 149 | 805 | 733 |
33 | Justitie | 193 | (6) | 187 | 16 | 202 | 193 |
34 | Klimaatactie | 43 | 9 | 52 | 4 | 55 | 50 |
40 | Reserves | 150 | (150) | – | – | – | – |
90 | Overige instellingen | 3 532 | (0) | 3 531 | 944 | 4 475 | 3 729 |
Totaal | 135 505 | 3 530 | 139 034 | 8 460 | 147 495 | 142 497 |
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.
13.1.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR | |||||||||||||||||
Beleidsterrein | Gedane betalingen | Overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||||
Totaal beschik-bare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Over-drachten van rechtswege | Over-drachten bij besluit | Bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Bestemmings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % | ||
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11=10/1 | 12 | 13 | 14 | 15= 12+13 +14 | 16=15/1 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 429 | 293 | 7 | 5 | 306 | 71,2 % | 7 | – | 116 | 122 | 28,5 % | 0 | 1 | – | 1 | 0,3 % |
02 | Ondernemingen en industrie | 2 486 | 2 144 | 12 | 81 | 2 237 | 90,0 % | 18 | – | 227 | 245 | 9,9 % | 3 | 2 | – | 4 | 0,2 % |
03 | Mededinging | 107 | 87 | 7 | 3 | 96 | 90,0 % | 7 | – | 3 | 10 | 9,5 % | 0 | 0 | – | 1 | 0,5 % |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 11 522 | 11 226 | 48 | 129 | 11 403 | 99,0 % | 15 | 36 | 62 | 112 | 1,0 % | 4 | 2 | – | 6 | 0,1 % |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 57 120 | 54 224 | 20 | 1 522 | 55 766 | 97,6 % | 23 | 868 | 459 | 1 350 | 2,4 % | 2 | 2 | – | 4 | 0,0 % |
06 | Mobiliteit en vervoer | 1 089 | 997 | 5 | 35 | 1 037 | 95,2 % | 5 | – | 44 | 49 | 4,5 % | 2 | 1 | 0 | 2 | 0,2 % |
07 | Milieu | 384 | 330 | 18 | 15 | 362 | 94,5 % | 16 | – | 4 | 20 | 5,2 % | 1 | 0 | – | 1 | 0,3 % |
08 | Onderzoek en innovatie | 5 621 | 4 080 | 28 | 810 | 4 918 | 87,5 % | 16 | – | 680 | 696 | 12,4 % | – | 8 | – | 8 | 0,1 % |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 1 343 | 1 052 | 15 | 117 | 1 184 | 88,2 % | 16 | – | 142 | 158 | 11,7 % | 0 | 1 | 0 | 1 | 0,1 % |
10 | Eigen onderzoek | 949 | 353 | 47 | 108 | 508 | 53,6 % | 43 | – | 389 | 433 | 45,6 % | – | 8 | – | 8 | 0,8 % |
11 | Maritieme zaken en visserij | 823 | 782 | 4 | 19 | 805 | 97,8 % | 3 | – | 11 | 14 | 1,7 % | 3 | 1 | – | 4 | 0,5 % |
12 | Interne markt en diensten | 134 | 109 | 5 | 5 | 119 | 88,6 % | 4 | – | 10 | 14 | 10,1 % | 1 | 0 | – | 2 | 1,3 % |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 43 995 | 43 456 | 390 | 133 | 43 979 | 100,0 % | 11 | – | 3 | 14 | 0,0 % | 0 | 1 | – | 2 | 0,0 % |
14 | Belastingen en douane-unie | 146 | 128 | 6 | 3 | 138 | 94,7 % | 4 | – | 3 | 7 | 5,1 % | 0 | – | – | 0 | 0,2 % |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 969 | 2 405 | 11 | 257 | 2 673 | 90,1 % | 13 | – | 280 | 293 | 9,9 % | 1 | 1 | – | 2 | 0,1 % |
16 | Communicatie | 276 | 241 | 13 | 4 | 257 | 93,3 % | 10 | 0 | 7 | 17 | 6,2 % | 0 | 1 | – | 1 | 0,5 % |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 590 | 543 | 11 | 17 | 571 | 96,7 % | 10 | – | 8 | 18 | 3,0 % | 0 | 2 | 0 | 2 | 0,3 % |
18 | Binnenlandse zaken | 803 | 762 | 4 | 22 | 789 | 98,2 % | 3 | – | 8 | 12 | 1,5 % | 2 | 0 | – | 3 | 0,4 % |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 593 | 527 | 2 | 24 | 552 | 93,2 % | 4 | 6 | 29 | 39 | 6,6 % | 0 | 1 | – | 1 | 0,2 % |
20 | Handel | 123 | 113 | 3 | 2 | 118 | 95,9 % | 3 | – | 2 | 5 | 3,9 % | 0 | – | – | 0 | 0,3 % |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 4 192 | 3 917 | 23 | 193 | 4 133 | 98,6 % | 25 | – | 29 | 54 | 1,3 % | 1 | 3 | – | 5 | 0,1 % |
22 | Uitbreiding | 908 | 885 | 4 | 9 | 898 | 98,8 % | 6 | – | 3 | 9 | 1,0 % | 1 | 1 | 0 | 2 | 0,2 % |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 1 498 | 1 405 | 8 | 17 | 1 430 | 95,4 % | 7 | 3 | 58 | 68 | 4,5 % | 1 | 0 | 0 | 1 | 0,1 % |
24 | Fraudebestrijding | 84 | 68 | 6 | 0 | 75 | 88,6 % | 7 | 0 | 1 | 7 | 8,8 % | 0 | 2 | – | 2 | 2,7 % |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 221 | 180 | 13 | 5 | 199 | 90,1 % | 13 | – | 6 | 19 | 8,5 % | 2 | 1 | – | 3 | 1,4 % |
26 | Administratie van de Commissie | 1 285 | 833 | 150 | 77 | 1 060 | 82,5 % | 128 | – | 87 | 215 | 16,7 % | 1 | 10 | – | 11 | 0,8 % |
27 | Begroting | 99 | 79 | 6 | 3 | 88 | 89,2 % | 6 | – | 4 | 10 | 10,3 % | 0 | 0 | – | 1 | 0,5 % |
28 | Audit | 13 | 11 | 0 | 0 | 12 | 92,6 % | 0 | – | 0 | 1 | 6,7 % | 0 | 0 | – | 0 | 0,8 % |
29 | Statistiek | 160 | 126 | 5 | 8 | 139 | 86,9 % | 5 | – | 15 | 20 | 12,2 % | – | 1 | – | 1 | 0,8 % |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 495 | 1 493 | – | – | 1 493 | 99,8 % | 0 | – | 2 | 2 | 0,1 % | 1 | – | – | 1 | 0,0 % |
31 | Taalkundige diensten | 498 | 377 | 19 | 49 | 445 | 89,5 % | 14 | – | 38 | 52 | 10,4 % | 0 | 1 | – | 1 | 0,2 % |
32 | Energie | 805 | 650 | 4 | 79 | 733 | 91,0 % | 5 | – | 63 | 69 | 8,5 % | 1 | 1 | 2 | 4 | 0,4 % |
33 | Justitie | 202 | 183 | 3 | 7 | 193 | 95,1 % | 3 | – | 5 | 8 | 4,1 % | 1 | 1 | – | 2 | 0,8 % |
34 | Klimaatactie | 55 | 48 | 2 | 0 | 50 | 91,1 % | 3 | – | 1 | 4 | 6,4 % | 1 | 1 | – | 1 | 2,4 % |
40 | Reserves | – | – | – | – | – | 0,0 % | – | – | – | – | 0,0 % | – | – | – | – | 0,0 % |
90 | Overige instellingen | 4 475 | 3 027 | 402 | 300 | 3 729 | 83,3 % | 418 | 4 | 192 | 614 | 13,7 % | 82 | 50 | – | 132 | 2,9 % |
Totaal | 147 495 | 137 136 | 1 304 | 4 057 | 142 497 | 96,6 % | 870 | 917 | 2 991 | 4 778 | 3,2 % | 112 | 106 | 2 | 220 | 0,1 % |
13.2.BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN
miljoen EUR | ||||||||||
Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Vastleggingen van het jaar | |||||||||
Beleidsterrein | Van vorig jaar overgedragen vastleggingen | Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen | Betalingen | Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Vastleggingen tijdens het jaar | Betalingen | Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen | Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | |
01 | Economische en financiële zaken | 739 | (3) | (122) | 615 | 236 | (184) | – | 52 | 667 |
02 | Ondernemingen en industrie | 1 855 | (23) | (724) | 1 109 | 2 608 | (1 513) | (0) | 1 095 | 2 204 |
03 | Mededinging | 8 | (0) | (7) | – | 97 | (89) | – | 7 | 7 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 27 559 | (344) | (10 165) | 17 049 | 10 312 | (1 238) | (0) | 9 074 | 26 124 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 25 354 | (70) | (11 148) | 14 136 | 47 789 | (44 618) | (0) | 3 171 | 17 308 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 3 994 | (188) | (867) | 2 939 | 2 879 | (170) | (0) | 2 708 | 5 647 |
07 | Milieu | 1 055 | (22) | (245) | 788 | 423 | (117) | – | 306 | 1 093 |
08 | Onderzoek en innovatie | 12 907 | (161) | (3 551) | 9 194 | 7 002 | (1 367) | (3) | 5 631 | 14 826 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 2 823 | (42) | (1 000) | 1 781 | 1 708 | (184) | (0) | 1 524 | 3 305 |
10 | Eigen onderzoek | 202 | (21) | (122) | 59 | 535 | (386) | (0) | 149 | 208 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 2 360 | (202) | (683) | 1 475 | 218 | (122) | (0) | 96 | 1 571 |
12 | Interne markt en diensten | 21 | (3) | (14) | 3 | 123 | (105) | – | 19 | 22 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 112 172 | (1 033) | (43 087) | 68 052 | 17 078 | (892) | (0) | 16 185 | 84 237 |
14 | Belastingen en douane-unie | 106 | (5) | (65) | 36 | 160 | (73) | – | 86 | 122 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 387 | (58) | (989) | 1 341 | 3 223 | (1 684) | (0) | 1 539 | 2 879 |
16 | Communicatie | 125 | (9) | (92) | 24 | 252 | (165) | (0) | 86 | 110 |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 616 | (134) | (271) | 211 | 624 | (300) | – | 324 | 535 |
18 | Binnenlandse zaken | 1 992 | (141) | (431) | 1 421 | 523 | (358) | – | 165 | 1 586 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 770 | (42) | (367) | 360 | 687 | (185) | (1) | 501 | 862 |
20 | Handel | 21 | (1) | (13) | 7 | 120 | (105) | – | 15 | 22 |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 15 617 | (457) | (3 266) | 11 894 | 5 353 | (867) | (0) | 4 486 | 16 379 |
22 | Uitbreiding | 3 206 | (79) | (804) | 2 323 | 1 440 | (94) | (1) | 1 346 | 3 669 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 918 | (5) | (654) | 259 | 1 187 | (775) | (0) | 412 | 671 |
24 | Fraudebestrijding | 38 | (9) | (21) | 8 | 77 | (54) | – | 23 | 31 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 15 | (1) | (14) | – | 198 | (185) | – | 14 | 14 |
26 | Administratie van de Commissie | 201 | (11) | (177) | 13 | 1 070 | (883) | (0) | 187 | 201 |
27 | Begroting | 7 | (0) | (6) | – | 89 | (82) | – | 7 | 7 |
28 | Audit | 1 | (0) | (0) | – | 12 | (12) | – | 0 | 0 |
29 | Statistiek | 113 | (9) | (58) | 46 | 140 | (81) | – | 59 | 105 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | – | – | – | – | 1 493 | (1 493) | (0) | – | – |
31 | Taalkundige diensten | 20 | (1) | (19) | – | 444 | (426) | (0) | 18 | 18 |
32 | Energie | 4 434 | (274) | (648) | 3 512 | 990 | (85) | (0) | 904 | 4 416 |
33 | Justitie | 183 | (18) | (81) | 84 | 209 | (112) | – | 97 | 181 |
34 | Klimaatactie | 36 | (1) | (20) | 14 | 122 | (30) | – | 91 | 105 |
40 | Reserves | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
90 | Overige instellingen | 557 | (156) | (402) | – | 3 789 | (3 328) | (8) | 453 | 453 |
Totaal | 222 410 | (3 522) | (80 136) | 138 753 | 113 208 | (62 361) | (14) | 50 832 | 189 585 |
13.3.BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR | ||||||||||
Beleidsterrein | <2008 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | Totaal | |
01 | Economische en financiële zaken | 30 | – | 0 | 0 | 160 | 178 | 246 | 52 | 667 |
02 | Ondernemingen en industrie | 14 | 13 | 34 | 54 | 192 | 349 | 452 | 1 095 | 2 204 |
03 | Mededinging | – | – | – | – | – | – | 0 | 7 | 7 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 538 | 6 | 70 | 189 | 1 603 | 4 687 | 9 956 | 9 074 | 26 124 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 150 | – | 0 | 0 | 183 | 3 061 | 10 742 | 3 171 | 17 308 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 84 | 23 | 128 | 238 | 588 | 746 | 1 132 | 2 708 | 5 647 |
07 | Milieu | 28 | 49 | 84 | 105 | 146 | 174 | 201 | 306 | 1 093 |
08 | Onderzoek en innovatie | 62 | 86 | 226 | 477 | 1 288 | 2 840 | 4 216 | 5 631 | 14 826 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 16 | 13 | 54 | 82 | 183 | 516 | 917 | 1 524 | 3 305 |
10 | Eigen onderzoek | 5 | 5 | 2 | 4 | 4 | 11 | 29 | 149 | 208 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 160 | 1 | 7 | 10 | 43 | 514 | 739 | 96 | 1 571 |
12 | Interne markt en diensten | – | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 | 19 | 22 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 2 439 | 197 | 249 | 1 871 | 6 732 | 18 311 | 38 253 | 16 185 | 84 237 |
14 | Belastingen en douane-unie | – | – | – | 0 | 2 | 9 | 25 | 86 | 122 |
15 | Onderwijs en cultuur | 27 | 34 | 44 | 66 | 164 | 391 | 615 | 1 539 | 2 879 |
16 | Communicatie | – | 0 | 0 | 1 | 1 | 2 | 20 | 86 | 110 |
17 | Gezondheid en consumentenbescherming | 1 | 6 | 18 | 30 | 23 | 30 | 103 | 324 | 535 |
18 | Binnenlandse zaken | 12 | 23 | 53 | 120 | 217 | 425 | 571 | 165 | 1 586 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 4 | 6 | 13 | 23 | 44 | 108 | 162 | 501 | 862 |
20 | Handel | – | – | – | 0 | 0 | 2 | 4 | 15 | 22 |
21 | Ontwikkeling en samenwerking | 500 | 450 | 708 | 1 061 | 1 825 | 3 245 | 4 106 | 4 486 | 16 379 |
22 | Uitbreiding | 111 | 76 | 109 | 227 | 410 | 606 | 784 | 1 346 | 3 669 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 2 | 8 | 13 | 25 | 26 | 33 | 151 | 412 | 671 |
24 | Fraudebestrijding | 0 | 1 | 1 | 0 | 0 | 2 | 4 | 23 | 31 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | – | – | – | – | – | – | (0) | 14 | 14 |
26 | Administratie van de Commissie | – | – | – | 0 | 0 | 1 | 12 | 187 | 201 |
27 | Begroting | – | – | – | – | – | – | (0) | 7 | 7 |
28 | Audit | – | – | – | – | – | – | (0) | 0 | 0 |
29 | Statistiek | 1 | 0 | 0 | 1 | 4 | 12 | 28 | 59 | 105 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | – | – | – | – | – | – | 0 | (0) | – |
31 | Taalkundige diensten | – | – | – | – | – | – | (0) | 18 | 18 |
32 | Energie | 25 | 36 | 770 | 1 349 | 411 | 386 | 534 | 904 | 4 416 |
33 | Justitie | – | 0 | 1 | 2 | 11 | 18 | 52 | 97 | 181 |
34 | Klimaatactie | – | – | – | 0 | 1 | 3 | 11 | 91 | 105 |
40 | Reserves | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
90 | Overige instellingen | – | – | – | – | – | – | – | 453 | 453 |
Totaal | 4 211 | 1 034 | 2 586 | 5 937 | 14 261 | 36 658 | 74 066 | 50 832 | 189 585 |
13.4.UITVOERING VAN DE UITGAVEN 2014
Het jaar 2014 was het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020.
Vastleggingen:
In de oorspronkelijk goedgekeurde begroting voor alle instellingen, met uitzondering van speciale instrumenten, waren voor 142 184 miljoen EUR aan vastleggingskredieten opgenomen. Dit komt neer op een daling van 6 % in vergelijking met de definitieve begroting 2013 en een marge van 445 miljoen EUR onder het maximum van het MFK.
De definitief goedgekeurde begroting voor vastleggingen is in het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode uitgevoerd op een niveau van 76 %, met name door de vertraging bij de goedkeuring van de operationele programma's voor de fondsen onder gedeeld beheer. De wijzigingen via gewijzigde begrotingen hadden geen noemenswaardige invloed, met uitzondering van de mobilisatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie van 127 miljoen EUR. De totale uitvoering van 109 256 miljoen EUR liet 33 434 miljoen EUR ongebruikt. Dit zal volledig worden gecompenseerd door de herprogrammering van vastleggingen in verschillende fondsen onder gedeeld beheer en door de overdracht naar 2015.
De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR).
In 2014 heeft het lage uitvoeringspercentage van vastleggingen aan het begin van de nieuwe programma's geleid tot een daling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) van 32,8 miljard EUR, ofwel 15 %, die slechts tijdelijk beperkt is door de omvang van de geherprogrammeerde of overgedragen bedragen.
Betalingen:
De betalingskredieten werden na een besparing van 556 miljoen EUR op de ontwerpbegroting 2014 (met inbegrip van de nota's van wijzigingen 1 en 2) aanvankelijk vastgesteld op 135 505 miljoen EUR (met inbegrip van speciale instrumenten), hetgeen overeenkomt met 1 % van het bni van de EU. Dit kwam neer op een daling van 6 % (9 miljard EUR) ten opzichte van de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. Dit oorspronkelijke niveau van kredieten liet slechts een marge van 711 miljoen EUR onder het plafond van het MFK. Het maximum van de betalingen voor dit eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode is uitzonderlijk laag vastgesteld, namelijk meer dan 8 miljard EUR onder het in 2013 en 6 miljard EUR onder het in 2015 vastgestelde plafond. Het was van het begin af aan duidelijk dat de zware druk op de betalingen in het licht van het bedrag aan nog betaalbaar te stellen vastleggingen nog het hele jaar 2014 aan zou houden, vandaar de noodzaak om het bedrag aan vereiste kredieten te herzien, evenals het zeer actieve beheer van de begroting.
De nettoverhoging van betalingskredieten van operationele begrotingsonderdelen via gewijzigde begrotingen beliep 3 599 miljoen EUR. Daardoor overschreden de betalingskredieten aan het eind van het jaar de in het MFK vastgelegde maxima, wat mogelijk was door beroep te doen op de marge voor onvoorziene uitgvaven en het nieuwe en als laatste redmiddel fungerende speciale instrument om op onvoorziene omstandigheden te reageren. De Raad en het Parlement hebben het algemene overschrijvingsvoorstel van de Commissie afgewezen en hebben de voorgestelde verhogingen voor herschikkingen in de gewijzigde begrotingen gebruikt.
De totale besteding van de betalingskredieten beliep 137 136 miljoen EUR (142 883 miljoen EUR in 2013) tegen een percentage van 99 %. Zodra rekening is gehouden met de overdracht van betalingskredieten naar 2015, vervalt een totaal van 112 miljoen EUR. Van de betalingskredieten die van 2013 werden overgedragen, werd een bedrag van 106 miljoen EUR geannuleerd.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
14. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN
14.1.INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
miljoen EUR | ||||||||||
Instelling | Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvangsten als | Nog te ontvangen | |||||
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Definitief goedgekeurde begroting | Lopend jaar | Overgedragen | Totaal | Op rechten van lopend jaar | Op overgedragen rechten | Totaal | % van de begroting | ||
Europees Parlement | 156 | 156 | 173 | 24 | 197 | 170 | 4 | 174 | 111,97 % | 22 |
Europese Raad en Raad | 56 | 56 | 74 | 7 | 80 | 70 | 6 | 76 | 136,61 % | 4 |
Commissie | 135 167 | 138 697 | 146 066 | 10 957 | 157 023 | 139 403 | 3 878 | 143 280 | 103,30 % | 13 743 |
Hof van Justitie | 47 | 47 | 50 | – | 50 | 50 | – | 50 | 105,10 % | 0 |
Europese Rekenkamer | 20 | 20 | 20 | – | 20 | 19 | – | 19 | 98,42 % | – |
Europees Economisch en Sociaal Comité | 11 | 11 | 15 | – | 15 | 15 | – | 15 | 137,08 % | – |
Comité van de Regio's | 8 | 8 | 10 | – | 10 | 10 | – | 10 | 121,66 % | – |
Europese Ombudsman | 1 | 1 | 1 | – | 1 | 1 | – | 1 | 104,28 % | – |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 1 | 1 | 1 | – | 1 | 1 | – | 1 | 78,02 % | – |
Europese Dienst voor extern optreden | 37 | 37 | 313 | – | 313 | 313 | – | 313 | 835,12 % | – |
135 505 | 139 034 | 146 721 | 10 988 | 157 709 | 140 052 | 3 888 | 143 940 | 103,53 % | 13 769 |
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.
Wat de EDEO betreft zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (208 miljoen EUR) (2013: 210 miljoen EUR) en het EOF (56 miljoen EUR) (2013: 59 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.
14.2.INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
Vastleggingskredieten
miljoen EUR | |||||||||||||||
Gedane vastleggingen | Overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||||
Instelling | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Van bestemmings-ontvangsten | Over-drachten bij besluit | Totaal | % | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Bestemmings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10=9/1 | 11 | 12 | 13 | 14=11 +12+13 | 15=14/1 | |
Europees Parlement | 1 804 | 1 738 | 1 | 37 | 1 775 | 98,4 % | 12 | – | 12 | 0,6 % | 18 | – | – | 18 | 0,0 % |
Europese Raad en Raad | 587 | 485 | – | 29 | 513 | 87,4 % | 24 | – | 24 | 4,1 % | 50 | – | – | 50 | 0,0 % |
Commissie | 146 008 | 105 811 | 178 | 3 429 | 109 418 | 74,9 % | 3 242 | 12 097 | 15 339 | 10,5 % | 21 251 | – | – | 21 251 | 0,0 % |
Hof van Justitie | 358 | 352 | – | 1 | 352 | 98,6 % | 1 | – | 1 | 0,4 % | 4 | – | – | 4 | 0,0 % |
Europese Rekenkamer | 134 | 132 | – | – | 132 | 98,7 % | – | – | – | 0,1 % | 2 | – | – | 2 | 0,0 % |
Economisch en Sociaal Comité | 133 | 123 | – | 4 | 127 | 95,4 % | 1 | – | 1 | 0,4 % | 6 | – | – | 6 | 0,0 % |
Comité van de Regio's | 89 | 86 | – | 2 | 88 | 98,5 % | – | – | – | 0,1 % | 1 | – | – | 1 | 0,0 % |
Europese Ombudsman | 10 | 10 | – | – | 10 | 97,9 % | – | – | – | 0,0 % | – | – | – | – | 0,0 % |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 8 | 8 | – | – | 8 | 96,9 % | – | – | – | 0,0 % | – | – | – | – | 0,0 % |
Europese Dienst voor extern optreden | 808 | 513 | – | 272 | 784 | 97,1 % | 18 | 4 | 22 | 2,7 % | 2 | – | – | 2 | 0,0 % |
149 939 | 109 256 | 179 | 3 772 | 113 208 | 75,5 % | 3 297 | 12 101 | 15 399 | 10,3 % | 21 333 | – | – | 21 333 | 0,0 % |
Betalingskredieten
miljoen EUR | ||||||||||||||||
Gedane betalingen | Overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||||
Instelling | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goedgekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Over-drachten van rechtswege | Over-drachten bij besluit | Van bestemmings-ontvangsten | Totaal | % | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Bestem-mings-ontvangsten (EVA) | Totaal | % |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11=10/1 | 12 | 13 | 14 | 15=12 +13+14 | 16=15/1 | |
Europees Parlement | 2 168 | 1 460 | 256 | 26 | 1 742 | 80,4 % | 278 | – | 108 | 386 | 17,8 % | 18 | 22 | – | 40 | 1,8 % |
Europese Raad en Raad | 635 | 435 | 39 | 29 | 503 | 79,2 % | 50 | – | 24 | 74 | 11,7 % | 50 | 8 | – | 58 | 9,2 % |
Commissie | 143 020 | 134 108 | 902 | 3 758 | 138 768 | 97,0 % | 452 | 913 | 2 799 | 4 164 | 2,9 % | 29 | 56 | 2 | 88 | 0,1 % |
Hof van Justitie | 374 | 335 | 14 | 1 | 349 | 93,5 % | 17 | – | 1 | 18 | 4,9 % | 4 | 2 | – | 6 | 1,6 % |
Europese Rekenkamer | 145 | 124 | 9 | – | 134 | 92,4 % | 8 | – | – | 8 | 5,4 % | 2 | 2 | – | 3 | 2,2 % |
Economisch en Sociaal Comité | 141 | 115 | 6 | 3 | 125 | 88,2 % | 8 | – | 1 | 9 | 6,3 % | 6 | 2 | – | 8 | 5,5 % |
Comité van de Regio's | 96 | 79 | 6 | 2 | 86 | 89,4 % | 8 | – | – | 8 | 8,2 % | 1 | 1 | – | 2 | 2,5 % |
Europese Ombudsman | 10 | 9 | 1 | – | 10 | 93,7 % | 0 | – | – | 0 | 3,7 % | – | – | – | – | 2,6 % |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 9 | 7 | – | – | 7 | 82,2 % | 1 | – | – | 1 | 10,1 % | – | – | – | 1 | 7,7 % |
Europese Dienst voor extern optreden | 897 | 464 | 70 | 239 | 773 | 86,2 % | 49 | 4 | 57 | 110 | 12,3 % | 2 | 11 | – | 13 | 1,5 % |
147 495 | 137 136 | 1 304 | 4 057 | 142 497 | 96,6 % | 870 | 917 | 2 991 | 4 778 | 3,2 % | 112 | 106 | 2 | 220 | 0,1 % |
14.3.INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN
miljoen EUR | |||||
Agentschap | Definitief goedgekeurde begroting | Vastgestelde rechten | Ontvangen bedragen | Nog te ontvangen | Financiering van de Commissie (beleidsterrein) |
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators | 11 | 11 | 11 | – | 06 |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken | 16 | 13 | 13 | 0 | 18 |
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart | 162 | 145 | 137 | 8 | 06 |
Frontex | 98 | 87 | 87 | (0) | 18 |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding | 18 | 17 | 17 | 0 | 15 |
Europese Politieacademie | 9 | 9 | 9 | 0 | 18 |
Europees Agentschap voor chemische stoffen | 33 | 37 | 37 | 0 | 02 |
Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding; | 60 | 59 | 59 | 0 | 17 |
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving | 15 | 16 | 16 | – | 18 |
Europese Bankautoriteit | 34 | 34 | 34 | 0 | 12 |
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen | 22 | 22 | 22 | 0 | 12 |
Europees Milieuagentschap | 43 | 53 | 52 | 1 | 07 |
Europol | 84 | 85 | 85 | 0 | 18 |
Europese Autoriteit voor effecten en markten | 33 | 32 | 32 | – | 12 |
Communautair Bureau voor visserijcontrole | 9 | 9 | 9 | – | 11 |
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid | 80 | 80 | 80 | 0 | 17 |
Europees Instituut voor gendergelijkheid | 7 | 7 | 7 | – | 04 |
Toezichthoudende Autoriteit Galileo | 25 | 358 | 358 | – | 06 |
Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie | 551 | 551 | 551 | 0 | 08 |
EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust) | 34 | 34 | 34 | 0 | 33 |
eu.LISA | 65 | 57 | 57 | – | 18 |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid | 58 | 58 | 58 | 0 | 06 |
Harmonisatiebureau voor de interne markt | 194 | 196 | 196 | 0 | 12 |
Europees Geneesmiddelenbureau | 282 | 311 | 272 | 39 | 02 |
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging | 10 | 10 | 10 | – | 09 |
Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) | 4 | 4 | 4 | – | 09 |
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten | 21 | 21 | 21 | – | 18 |
Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor | 26 | 26 | 26 | 0 | 06 |
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk | 15 | 15 | 15 | – | 04 |
Europees Instituut voor innovatie en technologie | 175 | 167 | 167 | – | 15 |
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie | 56 | 48 | 47 | 1 | 15 |
Europese Stichting voor opleiding | 20 | 21 | 21 | 0 | 15 |
Communautair Bureau voor plantenrassen | 15 | 13 | 13 | – | 17 |
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden | 21 | 21 | 21 | 0 | 04 |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur | 47 | 47 | 47 | – | 15 |
Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie | 24 | 25 | 25 | – | 06 |
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad | 36 | 36 | 36 | 0 | 08 |
Uitvoerend Agentschap Onderzoek | 52 | 52 | 52 | 0 | 08 |
Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten | 7 | 7 | 7 | – | 17 |
Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk | 13 | 14 | 14 | 0 | 06 |
2 486 | 2 809 | 2 759 | 50 |
miljoen EUR | ||||
Soort ontvangst | Definitief goedgekeurde begroting | Vastgestelde rechten | Ontvangen bedragen | Nog te ontvangen |
Subsidie van de Commissie | 1 593 | 1 566 | 1 565 | 0 |
Inkomsten uit heffingen | 557 | 603 | 558 | 45 |
Overige inkomsten | 335 | 640 | 635 | 5 |
2 486 | 2 809 | 2 759 | 50 |
14.4.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
miljoen EUR | ||||||
Agentschap | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | ||||
Totaal beschik-bare kredieten | Gedane vast-leggingen | Over-gedragen naar 2015 | Totaal beschik-bare kredieten | Gedane betalingen | Over-gedragen naar 2015 | |
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators | 11 | 10 | 0 | 16 | 13 | 3 |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken | 16 | 13 | 0 | 16 | 11 | 2 |
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart | 184 | 136 | 45 | 191 | 125 | 63 |
Frontex | 99 | 97 | 2 | 130 | 94 | 33 |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding | 19 | 18 | 0 | 20 | 17 | 2 |
Europese Politieacademie | 9 | 8 | 0 | 10 | 8 | 2 |
Europees Agentschap voor chemische stoffen | 115 | 111 | 0 | 127 | 112 | 11 |
Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding | 61 | 61 | 0 | 72 | 59 | 12 |
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving | 16 | 16 | 0 | 16 | 15 | 1 |
Europese Bankautoriteit | 34 | 34 | – | 38 | 32 | 5 |
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen | 22 | 22 | 0 | 27 | 21 | 6 |
Europees Milieuagentschap | 66 | 59 | 7 | 70 | 48 | 22 |
Europol | 86 | 85 | 0 | 95 | 86 | 6 |
Europese Autoriteit voor effecten en markten | 33 | 33 | – | 39 | 32 | 6 |
Communautair Bureau voor visserijcontrole | 9 | 9 | – | 11 | 9 | 1 |
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid | 80 | 80 | 0 | 87 | 78 | 8 |
Europees Instituut voor gendergelijkheid | 7 | 7 | 0 | 10 | 8 | 2 |
Toezichthoudende Autoriteit Galileo | 2 095 | 693 | 1 402 | 407 | 150 | 257 |
Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie | 1 169 | 1 169 | – | 573 | 507 | 38 |
EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust) | 34 | 34 | 0 | 39 | 34 | 4 |
eu.LISA | 59 | 49 | 10 | 72 | 54 | 15 |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid | 60 | 56 | 2 | 61 | 53 | 5 |
Harmonisatiebureau voor de interne markt | 420 | 246 | – | 458 | 239 | 40 |
Europees Geneesmiddelenbureau | 282 | 266 | 0 | 316 | 251 | 47 |
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging | 10 | 10 | 0 | 11 | 10 | 1 |
Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) | 4 | 4 | – | 5 | 4 | 1 |
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten | 22 | 22 | 0 | 28 | 21 | 7 |
Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor | 26 | 25 | 0 | 28 | 24 | 3 |
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk | 17 | 16 | 2 | 22 | 16 | 5 |
Europees Instituut voor innovatie en technologie | 236 | 223 | 8 | 179 | 165 | 2 |
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie | 56 | 45 | – | 59 | 43 | 4 |
Europese Stichting voor opleiding | 23 | 22 | 0 | 23 | 21 | 2 |
Communautair Bureau voor plantenrassen | 17 | 16 | – | 15 | 13 | 0 |
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden | 22 | 21 | 1 | 26 | 21 | 5 |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur | 47 | 46 | – | 52 | 46 | 6 |
Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie | 24 | 22 | – | 26 | 20 | 4 |
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad | 36 | 36 | – | 38 | 36 | 2 |
Uitvoerend Agentschap Onderzoek | 52 | 51 | – | 54 | 50 | 4 |
Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten | 7 | 7 | – | 8 | 7 | 1 |
Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk | 13 | 13 | – | 14 | 12 | 1 |
5 600 | 3 890 | 1 481 | 3 488 | 2 563 | 638 |
miljoen EUR | ||||||
Soort uitgave | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | ||||
Totaal beschik-bare kredieten | Gedane vast-leggingen | Over-gedragen naar 2015 | Totaal beschik-bare kredieten | Gedane betalingen | Over- gedragen naar 2015 | |
Personeel | 941 | 914 | 1 | 955 | 909 | 17 |
Administratieve uitgaven | 387 | 363 | 11 | 465 | 346 | 99 |
Beleidsuitgaven | 4 272 | 2 613 | 1 469 | 2 067 | 1 309 | 522 |
5 600 | 3 890 | 1 481 | 3 488 | 2 563 | 638 |
14.5.BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN
miljoen EUR | ||||
Europese Unie | AGENT-SCHAPPEN | Uitsluiting van subsidies voor agent- schappen | TOTAAL | |
Ontvangsten van het begrotingsjaar | 143 940 | 2 759 | (1 565) | 145 134 |
Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar | (137 136) | (2 049) | 1 565 | (137 620) |
Betalingen ten laste van kredieten uit bestemmingsontvangsten | (4 057) | (300) | – | (4 357) |
Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten | (1 787) | (402) | – | (2 189) |
Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1 | 25 | 157 | – | 182 |
Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten | 336 | (235) | – | 101 |
Wisselkoersverschillen voor het jaar | 110 | (2) | – | 108 |
1 432 | (73) | – | 1 358 |
Om alle relevante begrotingsgegevens voor de agentschappen te kunnen verstrekken, zijn in de geconsolideerde jaarrekeningen afzonderlijke verslagen opgenomen over de uitvoering van de individuele begrotingen van de traditionele geconsolideerde agentschappen.