Toelichting bij COM(2015)487 - Wijziging van Verordening (EU) 2015/104 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2015/104 zijn voor 2015 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Deze vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn. Het voorstel heeft tot doel Verordening (EU) 2015/104 te wijzigen zoals hieronder wordt uiteengezet.

Op 19 januari 2015 heeft de Raad bij Verordening (EU) 2015/104 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Op basis van het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) dat beschikbaar was toen de vangstmogelijkheden werden vastgesteld, is bij die verordening de totale toegestane vangst (TAC) voor sprot en bijvangsten in wateren van de Unie van ICESsector IIA en ICESdeelgebied IV voor 2015 vastgesteld op 227 000 ton.

Volgens het advies voor sprot in de Noordzee, dat de ICES op 30 juni 2015 voor de periode juli 2015juni 2016 heeft uitgebracht, mogen de gewenste vangsten voor die periode in totaal 506 000 ton bedragen. Het positieve advies is vooral terug te voeren op een ongekend hoge rekrutering, nieuwe mortaliteitsramingen en een update van de in het model ingevoerde gegevens.

Aangezien de vaststelling van de vangstmogelijkheden in de Europese Unie jaarlijks plaatsvindt, moeten de vangstmogelijkheden van 2015 worden gewijzigd in de zin van een gedeeltelijke verhoging van de TAC voor sprot. Deze gedeeltelijke verhoging van de vangstmogelijkheden voor 2015 zal in aanmerking worden genomen in het voorstel betreffende de vangstmogelijkheden voor 2016.

Volgens het meest recente advies van de ICES bevindt het haringbestand in ICESsector IIIa zich binnen veilige biologische grenzen als omschreven in artikel 4, punt 18, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en met het oog op de toepassing van artikel 15, lid 8, van die verordening.

Het haringbestand in sector VIIa ten zuiden van 52° 30' NB en VIIg,h,j,k (Ierse Zee, Keltische Zee en zuidwesten van Ierland) is in 2015 gebenchmarkt en het beoordelingsmodel is gewijzigd. Naar aanleiding van de benchmark wordt het bestand anders ingeschat en volgens het advies kan de TAC voor 2016 aanzienlijk worden verhoogd. Aangezien deze visserij in het najaar plaatsvindt, zou het de visserijsector goed uitkomen – en het bestand geen schade toebrengen – als de vangstmogelijkheden al in 2015 in beperkte mate worden verhoogd. Deze gedeeltelijke verhoging van de vangstmogelijkheden voor 2015 zal in aanmerking worden genomen in het voorstel betreffende de vangstmogelijkheden voor 2016.

De TAC voor kever in ICESsector IIIa en de wateren van de Unie van sector IIa en deelgebied IV is van toepassing van 1 januari tot en met 31 oktober 2015. Aangezien het ICESadvies pas in het laatste kwartaal van 2015 wordt uitgebracht, moet de periode van toepassing van deze TAC tot eind 2015 worden verlengd om te voorkomen dat van 1 november tot en met 31 december 2015 geen TAC voor dit bestand zou gelden.

Als gevolg van de onderhandelingen met Noorwegen kan nu een TAC van 1500 ton voor roodbaars in de Noorse wateren van I en II worden vastgesteld. In het voorstel van de Commissie is rekening gehouden met dit akkoord en worden zowel de quota van de betrokken lidstaten als dat van de EU vastgesteld.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Dit voorstel is in overeenstemming met het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met andere beleidsgebieden van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt.

Evenredigheid

Het voorstel wordt gedaan in het kader van de in artikel 43, lid 3, VWEU bedoelde bevoegdheden en gaat niet verder dan wat nodig is om de met die bepaling beoogde doelstellingen te halen.

Keuze van het instrument

Het Verdrag voorziet in een verordening van de Raad.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel is gebaseerd op het wetenschappelijk advies van de ICES en vanwege de beperkte effecten van het voorstel hoeven de belanghebbenden niet formeel te worden geraadpleegd.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het voorstel is gebaseerd op het wetenschappelijk advies van de ICES.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op het wetenschappelijk advies van de ICES en is in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.