Toelichting bij COM(2015)501 - Standpunt EU bij de Wereldhandelsorganisatie over goedkeuring voor een unilaterale, ruime preferentiële behandeling voor dienstverleners uit de minst ontwikkelde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Het voorgestelde besluit van de Raad wordt genomen in het kader van de ontheffing voor diensten van de WTO ten behoeve van de minst ontwikkelde landen (MOL's). De ontheffing voor diensten 1 maakt het voor WTO-leden mogelijk unilaterale handelspreferenties voor diensten te verlenen aan de MOL's en vereist de goedkeuring door de Raad voor de Handel in Diensten van gemelde preferenties die worden verleend ten aanzien van andere maatregelen dan die beschreven in artikel XVI van de GATS ("markttoegang").

Op 23 juli 2015 keurde de Commissie een voorstel goed voor een besluit van de Raad 2 tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de Raad voor de Handel in Diensten van de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen inzake de goedkeuring van door andere WTO-leden gemelde preferenties met betrekking tot diensten en dienstverleners uit de minst ontwikkelde landen die niet beschreven staan in artikel XVI van de GATS ("markttoegang").

Het voorgestelde besluit van de Raad stelt het door de Europese Unie in de Raad voor de Handel in Diensten in te nemen standpunt vast teneinde te kunnen verzoeken om goedkeuring voor de preferentiële behandeling die verder gaat dan alleen markttoegang die de Europese Unie unilateraal wil verlenen aan diensten en dienstverleners uit MOL's. 

De voor MOL's bedoelde behandeling is voorbereid op basis van een benadering die aan de leden van de WTO meegedeeld werd tijdens een bijeenkomst op hoog niveau van de Raad voor de Handel in Diensten op 5 februari 2015 en een verklaring van voornemen tot melding die naar de WTO is gezonden op 30 juli 2015.

• Consistentie met bestaande beleidsbepalingen in het beleidsgebied en met ander beleid van de Unie

Tijdens de negende Ministeriële Conferentie van de WTO in Bali, die plaatsvond van 3 tot 6 december 2013, heeft de Europese Unie zich aangesloten bij de consensus over de goedkeuring van een besluit over het operationeel maken van de ontheffing voor diensten voor MOL's 3 . De EU zal zich inzetten voor het welslagen van de komende tiende Ministeriële Conferentie van de WTO in december 2015 in Nairobi en voor het boeken van vooruitgang in de onderhandelingen over de ontwikkelingsronde van Doha en in de uitvoering van het Bali-pakket, waaronder de MOL-elementen. Het voorgestelde besluit van de Raad maakt deel uit van het uitvoeringsproces van het Bali-pakket.

Door de economische ontwikkeling van MOL's te ondersteunen via de preferenties die uit hoofde van de ontheffing verleend worden, zal er bijgedragen worden aan het bewerkstelligen van de doelstellingen van het Verdrag dat stelt dat de Unie een bijdrage levert tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel en een gemeenschappelijk beleid bepaalt en uitvoert om de duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden te bevorderen 4 . Deze voorgestelde melding zal eveneens bevorderlijk zijn voor het afronden van een deel van de onderhandelingen over de Doha-ontwikkelingsagenda inzake diensten.

2. RECHTSGROND, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrond



De rechtsgronden voor het voorgestelde besluit van de Raad zijn artikel 91, artikel 100 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Ingevolge artikel 218, lid 9, van het VWEU moet de Raad, wanneer in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam een handeling met rechtsgevolgen moet worden vastgesteld, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de goedkeuring van die handeling in dat lichaam. Hoewel de melding van de preferenties die de Unie wil verlenen aan MOL’s geen rechtsgevolgen heeft, zou ze wel verbintenissen inhouden die verder gaan dan alleen markttoegang, die goedkeuring vereisen in de Raad voor de Handel in Diensten, waarvoor dit besluit op grond van artikel 218, lid 9, aangewezen is. De beoogde preferenties houden verband met verplichtingen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten en kunnen betrekking hebben op alle dienstensectoren, waaronder vervoer. Daarom valt het voorgestelde besluit binnen het toepassingsgebied van artikel 91, artikel 100 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, van het VWEU.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.