Toelichting bij COM(2015)552 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 15 juli 2015 en 20 augustus 2015, heeft België verzocht om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de btw te mogen blijven vrijstellen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 3 september 2015 van het verzoek van België in kennis gesteld. Bij brief van 4 september 2015 heeft de Commissie België meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaald plafond blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Krachtens artikel 285 van de btw-richtlijn mogen lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van artikel 14 van Richtlijn 67/288/EEG 1 van de Raad, vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen met een omzet die niet hoger is dan 5 000 EUR. België heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor de toegepaste drempel bijzonder laag was; in 2012 bedroeg deze 5 580 EUR.

In 2012 heeft België om een derogatie verzocht, teneinde de btw-verplichtingen voor kleine ondernemingen te vereenvoudigen en de inning van de btw door de nationale belastingdienst te vergemakkelijken. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU 2 van 22 december 2013 heeft de Raad België gemachtigd tot 31 december 2015 vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR. Deze maatregel is facultatief voor belastingplichtigen. België heeft nu om een verlenging van deze maatregel verzocht.

Hoewel België vrijstelling mocht verlenen tot een omzet van 25 000 EUR, heeft het echter, als eerste stap, vanaf 1 april 2014 een lagere drempel van 15 000 EUR ingevoerd. Uit de door België verstrekte informatie blijkt dat het aantal belastingplichtigen met vrijstelling van btw in het kader van de regeling voor kleine en middelgrote ondernemingen hierdoor in 2014 met 18 942 eenheden (van 79 190 tot 98 132 of 23,9 %) is toegenomen. Ten opzichte van het totale aantal belastingplichtigen komt dit neer op een toename van 7,4 % tot 11,4 %. Budgettair vertegenwoordigde de maatregel, gerekend vanaf de datum waarop deze drempel werd ingevoerd, 0,0074 % van de totale btw-inkomsten in 2014. Geëxtrapoleerd naar het hele jaar 2014 zou dit neerkomen op 0,0188 % van de totale btw-inkomsten.

België is daarom van mening dat de derogatiemaatregel tot vereenvoudiging heeft geleid, zowel voor de belastingplichtigen als voor de belastingdienst, en wil bijgevolg de drempel verhogen tot het oorspronkelijk toegestane maximum van 25 000 EUR vanaf 2016. Dit zal volgens België de administratieve lasten verlichten voor nog een aantal kleine bedrijven die er, zoals vermeld, nog steeds voor kunnen kiezen om de normale btw-regels te blijven toepassen. Tegelijkertijd zou de maatregel nog altijd geen noemenswaardig effect hebben op het totale bedrag van de btw-opbrengsten in het stadium van het eindverbruik.

Aangezien België niet om een hogere dan de reeds toegestane drempel verzoekt, kan de derogatie worden verlengd zonder materiële wijzigingen. Daarom wordt voorgesteld de derogatie te verlengen tot 31 december 2018 of, indien deze vroeger valt, de datum van inwerkingtreding van een richtlijn waarin een drempelbedrag wordt vastgesteld voor de jaaromzet waaronder een belastingplichtige van de btw kan worden vrijgesteld.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn reeds soortgelijke derogaties toegestaan. Polen 3 mag een drempel toepassen van 30 000 EUR, Litouwen 4 een drempel van 45 000 EUR, Letland 5 en Slovenië 6 een drempel van 50 000 EUR, Italië 7 en Roemenië 8 een drempel van 65 000 EUR.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De maatregel is in overeenstemming met de EU-doelstellingen voor kleine bedrijven zoals die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie: 'Denk eerst klein' - Een 'Small Business Act' voor Europa 9 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadplegingen van belanghebbenden

Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die bedrijven met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van vele btw-verplichtingen ontheft, met nog eens drie jaar te verlengen, en kan aldus de administratieve lasten verlichten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting omdat België een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie verstrijkt automatisch op 31 december 2018.