Toelichting bij COM(2015)586 - Wijziging van Verordening (EU) 806/2014 met het oog op de instelling van een Europees depositoverzekeringsstelsel - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2015)586 - Wijziging van Verordening (EU) 806/2014 met het oog op de instelling van een Europees depositoverzekeringsstelsel. |
---|---|
bron | COM(2015)586 |
datum | 24-11-2015 |
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
1.1.Motivering en doel van het voorstel
In 2012 heeft de Commissie om de instelling van een bankenunie verzocht om de banksector op gezondere voet te brengen en het vertrouwen in de euro te herstellen als onderdeel van een langeretermijnvisie voor economische en budgettaire integratie 1 . De bankenunie zou moeten worden ingevoerd door het toezicht naar het Europese niveau te verschuiven en een geïntegreerd kader voor bankencrisisbeheer in te voeren en, even belangrijk, een gemeenschappelijk systeem voor depositobescherming. De twee eerste stappen zijn al bereikt met de invoering van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) en het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM), maar er is nog geen gemeenschappelijk systeem voor depositobescherming ingevoerd.
In het verslag van de vijf voorzitters 2 en de follow-upmededeling van de Commissie 3 is een duidelijk plan uiteengezet om de economische en monetaire unie (EMU) te verdiepen, met inbegrip van stappen om de risico's voor de financiële stabiliteit verder te beperken. Het voltooien van de bankenunie is een onontbeerlijke stap in de richting van een hechte EMU. Voor de eenheidsmunt is een verenigd en volledig geïntegreerd financieel systeem primordiaal om het monetair beleid doeltreffend door te geven, de risico's passend over de lidstaten te diversifiëren en algemeen vertrouwen in het bankwezen van de eurozone te bewerkstelligen.
In het verslag van de vijf voorzitters wordt met name voorgesteld om op de lange termijn een Europees depositoverzekeringsstelsel in te voeren als de derde pijler van een volwaardige bankenunie, naast bankentoezicht, dat via het GTM verloopt, en bankenafwikkeling, die via het GAM verloopt.
In het verslag van de vijf voorzitters wordt opgemerkt dat, aangezien de huidige opzet met nationale depositogarantiestelsels kwetsbaar blijft voor grote plaatselijke schokken, een gemeenschappelijke depositogarantie het weerstandsvermogen van de bankenunie tegen toekomstige crises zou vergroten.
De Commissie heeft in haar follow-upmededeling van 21 oktober aangekondigd dat zij vóór het einde van 2015 een wetgevingsvoorstel zou indienen over de eerste stappen naar een Europees depositoverzekeringsstelsel om een meer Europees systeem te creëren, dat losstaat van de nationale overheden, zodat de financiële stabiliteit wordt bevorderd, de burgers er zeker van kunnen zijn dat de veiligheid van hun deposito’s niet afhankelijk is van de geografische locatie ervan, en gezonde banken niet door hun plaats van vestiging worden gestraft.
De Commissie heeft overeenkomstig het verslag van de vijf voorzitters aangegeven dat bij een eerste stap in de richting van dit meer gemeenschappelijke stelsel wordt gebruikgemaakt van een herverzekeringsbenadering, waarin met de verschillende financieringsniveaus in de nationale stelsels en het moreel risico rekening wordt gehouden. Er zou een gezamenlijk depositoverzekeringsfonds worden opgericht, dat onder de auspiciën van de bestaande gemeenschappelijke afwikkelingsraad zou worden beheerd. Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou verplicht zijn voor de lidstaten van de eurozone en openstaan voor de lidstaten buiten de eurozone die zich bij de bankenunie willen aansluiten.
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou over een aantal jaren geleidelijk evolueren van een herverzekeringsstelsel naar een volledig gemutualiseerd medeverzekeringsstelsel. Gelet op de inspanningen om de EMU te verdiepen, in combinatie met het werk voor de invoering van overbruggingsfinancieringsregelingen voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (hierna 'het afwikkelingsfonds' genoemd) en voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk budgettair vangnet, is deze stap noodzakelijk om de koppeling tussen banken en overheden in de afzonderlijke lidstaten te beperken door middel van stappen in de richting van risicodeling tussen alle lidstaten van de bankenunie, waardoor de bankenunie versterkt wordt bij het bereiken van haar hoofddoelstelling. De risicodeling ten gevolge van stappen ter versterking van de bankenunie moet echter vergezeld gaan van risicoverminderende maatregelen die erop gericht zijn de koppeling tussen banken en overheden meer rechtstreeks te verbreken.
1.2.Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied
Deze voorgestelde verordening is in samenhang met bestaand beleid.
Na de instelling van het GTM bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad 4 en van het GAM bij Verordening (EU) nr. 806/2014 5 , is het Europees depositoverzekeringsstelsel het antwoord op het feit dat het toezicht van de Unie en de afwikkeling van banken in de deelnemende lidstaten, enerzijds, en de doeltreffendheid en de geloofwaardigheid van de nationale depositogarantiestelsels in geval van faillissement van diezelfde banken overeenkomstig Richtlijn 2014/49/EU inzake de depositogarantiestelsels 6 (hierna 'de DGS-richtlijn' genoemd), anderzijds, niet op elkaar aansluiten.
Deze voorgestelde verordening is gebaseerd op het bestaande kader van nationale depositogarantiestelsels, dat bij de DGS-richtlijn is vastgesteld. Het depositogarantiekader zou in de lidstaten die aan het Europees depositoverzekeringsstelsel deelnemen, dankzij deze voorgestelde verordening eenvormiger worden toegepast, doordat de besluitvormings-, toezichts- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot het depositogarantiekader aan de afwikkelingsraad worden toegekend.
1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou ertoe bijdragen dat de koppeling tussen de gepercipieerde begrotingssitutie van de afzonderlijke lidstaten en de financieringskosten van banken die in die lidstaten actief zijn, wordt beperkt en dus de koppeling tussen overheden en banken helpen te verbreken. Dit zou het weerstandsvermogen van de banksector tegen toekomstige crises vergroten en bijdragen tot de algemene doelstelling van financiële stabiliteit waarop het economisch en monetair beleid van de Unie gestoeld is. De risico's zouden ruimer gespreid zijn, waardoor de financiële stabiliteit niet alleen in de betrokken lidstaat groter wordt maar ook in de andere deelnemende en niet-deelnemende lidstaten, omdat er zich minder besmettingseffecten kunnen voordoen. Daarnaast zal het helpen het speelveld in de interne markt opnieuw gelijk te maken doordat gezonde banken minder concurrentienadeel lijden door hun plaats van vestiging. In een omgeving van financiële stabiliteit wordt kredietverschaffing door de financiële instellingen aan de ruimere economie gestimuleerd doordat de financiële instellingen minder financieringskosten moeten dragen, waardoor groei en werkgelegenheid worden aangezwengeld en het concurrentievermogen van de economie van de Unie vergroot.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
2.1.Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordening is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond hiervan kunnen maatregelen voor de onderlinge aanpassing van nationale bepalingen worden vastgesteld die de instelling en de goede werking van de interne markt tot doel hebben.
De voorgestelde verordening beoogt de integriteit te handhaven en de interne markt beter te doen werken. De eenvormige toepassing van een gemeenschappelijke reeks voorschriften inzake depositobescherming, samen met toegang tot een Europees depositoverzekeringsfonds (hierna 'het depositoverzekeringsfonds' genoemd) dat door een centrale overheid wordt beheerd, zou bijdragen tot het ordentelijk functioneren van de financiële markten van de Unie en de financiële stabiliteit in de Unie. De belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden zouden worden weggenomen terwijl significante vervalsingen van de mededinging worden voorkomen, ten minste in die lidstaten die het toezicht en de afwikkeling van kredietinstellingen en de bescherming van deposanten op Europees niveau delen.
Artikel 114 van het VWEU is daarom de juiste rechtsgrondslag.
2.2.Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
Krachtens het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel mag de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve verantwoordelijkheid vallen, slechts optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
In de huidige situatie, waarin de depositogarantiestelsels louter nationaal blijven, zijn ze kwetsbaar voor grote lokale schokken en blijft er een sterke interactie tussen banken en hun nationale overheid bestaan. Die situatie ondermijnt de homogeniteit van de depositobescherming en kan ertoe bijdragen dat de deposanten geen vertrouwen hebben.
Voorts kunnen grote verschillen in de nationale bescherming van deposanten, die afhangt van lokale specifieke kenmerken en financiële beperkingen, de integriteit van de interne markt ondermijnen.
Alleen een optreden op Europees niveau kan ervoor zorgen dat de deposanten in de interne markt passende depositoverzekering genieten, en de koppeling tussen de nationale depositogarantiestelsels en de financiële positie van de respectieve overheden verzwakken.
Het GTM zorgt voor een gelijk speelveld in het toezicht op banken en vermindert het risico van respijt. Het GAM zorgt ervoor dat wanneer een bank faalt, de herstructurering tegen de laagste kosten kan plaatsvinden, de belastingbetalers adequaat worden beschermd en schuldeisers en kredietinstellingen overal in de interne markt eerlijk en gelijk worden behandeld zonder te worden gestraft vanwege hun plaats van vestiging. In dezelfde geest is het passend dat de Unie wetgevingsmaatregelen neemt om de regelingen in te stellen die nodig zijn om de deposito's van kredietinstellingen te beschermen die onder het bereik van de bankenunie zouden vallen.
Voorts zou het Europees depositoverzekeringsstelsel grote schaalvoordelen met zich meebrengen en negatieve externaliteiten voorkomen die uit louter nationale besluiten en fondsen kunnen voortvloeien.
2.3.Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Volgens het in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het EU-optreden niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.
In de bankenunie worden bankentoezicht en -afwikkeling op hetzelfde bestuursniveau uitgeoefend. Er kunnen spanningen ontstaan als een Europese afwikkelingsautoriteit tot de liquidatie of afwikkeling van een bank zou besluiten zonder dat zij ervoor kan zorgen dat de deposito's in dat proces worden beschermd, waardoor risico's voor de financiële stabiliteit zouden ontstaan. De recente crisis heeft immers laten zien dat er behoefte bestaat aan snelle en doortastende maatregelen die met financieringsregelingen op Europees niveau gepaard gaan. Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou ervoor zorgen dat dezelfde regels op dezelfde manier worden toegepast om deposito's in alle deelnemende lidstaten te beschermen. Met voldoende reservefinanciering kunnen problemen bij een individuele bank minder snel uitmonden in een verlies aan vertrouwen in het gehele bankwezen van de lidstaat of van andere lidstaten waar de markten soortgelijke risico's bespeuren.
Door de extra rechtszekerheid, de in de context van de bankenunie op elkaar afgestemde prikkels en de economische baten van centrale en eenvormige bescherming van deposanten voldoet de voorgestelde verordening aan het evenredigheidsbeginsel.
2.4.Keuze van instrumenten
Een geleidelijk gecentraliseerde toepassing van de in de DGS-richtlijn vastgestelde voorschriften voor depositogarantie door een gemeenschappelijke autoriteit van de Unie in de deelnemende lidstaten is alleen mogelijk wanneer de voorschriften voor de instelling en werking van het Europees depositoverzekeringsstelsel in de lidstaten rechtstreeks toepasselijk zijn en daarmee uiteenlopende interpretaties in de lidstaten worden voorkomen. Dit en het feit dat op het niveau van de bankenunie een depositoverzekeringsfonds wordt opgericht, dat moet worden beheerd door een raad waarin alle leden van de bankenunie vertegenwoordigd zijn, maken van een verordening het passende rechtsinstrument.
3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
3.1.Wat is het probleem en waarom is het een probleem?
In de bankenunie blijft depositoverzekering louter nationaal, waardoor de nationale depositogarantiestelsels kwetsbaar blijven voor grote lokale schokken en de begrotingen van de lidstaten blootgesteld blijven aan de risico's in hun banksector. Daardoor kunnen de volledige voordelen van de interne markt en van de bankenunie niet worden gerealiseerd en kunnen het vertrouwen van de deposanten en de rechten van vestiging van kredietinstellingen en deposanten negatief worden beïnvloed.
Er zijn in alle lidstaten depositogarantiestelsels ingevoerd, zoals door de DGS-richtlijn wordt vereist. Die hebben al wel enkele gemeenschappelijke aspecten wat hun belangrijkste kenmerken en werking betreft, maar sommige aspecten vallen nog altijd onder de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten. De lidstaten kunnen ook, na goedkeuring door de Europese Commissie, de streefbedragen voor de beschikbare financiële middelen verlagen.
De verschillen in de financieringsniveaus en de omvang van de 38 bestaande depositogarantiestelsels in de EU kunnen het vertrouwen van deposanten negatief beïnvloeden en zouden de werking van de interne markt kunnen schaden.
3.2.Waarom zou de EU moeten optreden?
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou de bankenunie aanvullen naast het bankentoezicht en de bankenafwikkeling. Het zou zowel de kwetsbaarheid van deposanten bij banken voor grote lokale schokken verminderen als de koppeling tussen banken en hun nationale overheid verder beperken. Voorts vallen in een systeem waarin de verantwoordelijkheden voor bankentoezicht en bankenafwikkeling worden gedeeld, de omstandigheden waarin op een nationaal depositogarantiestelsel een beroep kan worden gedaan, al niet langer onder nationale zeggenschap. Zowel Richtlijn 2014/59/EU (de richtlijn herstel en afwikkeling van banken) als Verordening (EU) nr. 806/2014 (de GAM-verordening) bevat bepalingen waardoor in het kader van afwikkeling middelen van een depositogarantiestelsel kunnen worden gebruikt. De instelling van een gemeenschappelijk systeem, ook voor depositoverzekering, is dan ook een logische volgende stap in de voltooiing van de bankenunie, en stemt aansprakelijkheid en controle beter op elkaar af.
3.3.Wat kan worden bereikt?
In een kwantitatieve analyse is nagegaan hoe doeltreffend een volledig gemutualiseerd Europees depositoverzekeringsstelsel mogelijke uitbetalingen aankan. Uit de analyse blijkt dat het aantal en de omvang van de banken waarvoor het depositoverzekeringsfonds uitbetalingen zou aankunnen in het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel voor alle lidstaten aanzienlijk toenemen in vergelijking met de nationale depositogarantiestelsels.
Voorts blijkt uit de analyse dat het verwachte tekort van een uitbetaling, uitgedrukt als een percentage van het streefbedrag, voor het Europees depositoverzekeringsstelsel lager zou zijn dan voor om het even welk van de nationale depositogarantiestelsels.
De bovenstaande beoordelingen zijn gemaakt onder de aanname dat het Europees depositoverzekeringsstelsel geen aanvullende bijdragen van de banken zou verlangen, maar dat de bijdragen van de banken die voor de opbouw van de nationale fondsen zijn gepland, in plaats daarvan voor de opbouw van het Europees depositoverzekeringsstelsel zouden worden gebruikt. Uit de resultaten blijkt dat als hetzelfde bedrag aan middelen voor een gemeenschappelijk Europees depositogarantiestelsel beschikbaar wordt gesteld, dit een efficiëntere bescherming en een efficiënter gebruik van middelen zou opleveren dan het behoud van louter nationale depositogarantiestelsels.
3.4.Wat zijn de verschillende opties om de doelstellingen te bereiken?
Inhoudsopgave
- 3.4.1.Huidige financieringsniveaus in het opzet van het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 3.4.2.Bereik van het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 3.4.3.Bijdragen
- 5.1.1.Geleidelijke evolutie van het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 5.1.2.Bereik van het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 5.1.3.Algemene beginselen met betrekking tot het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 5.2.1.Herverzekering
- 5.2.1.1.Verstrekken van financiering in de herverzekeringsfase
- 5.2.1.2.Verliesdekking in de herverzekeringsfase
- 5.2.2.Medeverzekering
- 5.2.3.Volledige verzekering
- 5.2.4.Waarborgen voor dekking door het Europees depositoverzekeringsstelsel
- 5.4.1.Procedure die tot het verstrekken van financiering leidt
- 5.4.2.Procedure na financiering
- 5.5.1.Algemene budgettaire bepalingen en administratieve bijdragen
- 5.5.2.Vooraf te betalen bijdragen aan het depositoverzekeringsfonds
- 5.5.2.1.Streefbedragen van het depositoverzekeringsfonds
- 5.5.2.2.Verrekening op het niveau van de deelnemende depositogarantiestelsels
- 5.5.3.Buitengewone achteraf te betalen bijdragen
- 5.5.4.Aanvullende financiële middelen voor het depositoverzekeringsfonds
- 5.5.5.Europees depositoverzekeringsstelsel - besluitvorming
Uit de beoordeling blijkt dat het Europees depositoverzekeringsstelsel zou starten op basis van de erg heterogene financieringsniveaus van de nationale depositogarantiestelsels. Dit impliceert dat het Europees depositoverzekeringsstelsel in zijn beginfase liquiditeitssteun moet verstrekken, omdat de lokale depositogarantiestelsels anders nog altijd bijna uitsluitend van nationale alternatieve financieringsmiddelen zouden afhangen. Ten tweede moet het Europees depositoverzekeringsstelsel zodanig worden opgezet dat wordt voorkomen dat stelsels die nog niet met de voorafgaande inning van middelen zijn begonnen, onevenredige voordelen genieten, en dat prikkels om dat in de toekomst evenmin te doen worden vermeden.
Er wordt verwacht dat de verschillen in financieringsniveaus niet langer een probleem zouden vormen wanneer de depositogarantiestelsels hun verplichtingen in de DGS-richtlijn inzake de voorafgaande opbouw van middelen zijn nagekomen. Uit de analyse blijkt dat een gemeenschappelijk systeem efficiënter zou werken, d.w.z. een hoger beschermingsniveau zou bieden zonder dat de totale bijdragen moeten worden verhoogd. Het zou ook beter geplaatst zijn om de blootstelling van de lidstaten aan hun binnenlandse bankwezen te verminderen.
Uit de analyse blijkt dat (i) de risicoweging van de bijdragen de verdeling van de financiële last over de banken van een bepaalde banksector verandert, (ii) de beoordeling van het risico van een bepaalde bank ten opzichte van de banken van de bankenunie in plaats van ten opzichte van de banken van de nationale banksector of de banksector van het depositogarantiestelsel wellicht het niveau van de door die individuele bank te betalen bijdrage zal veranderen. Er bleek echter niet dat een groep van banken zou worden bevoordeeld of benadeeld.
De waarschijnlijkheid dat een depositogarantiestelsel middelen moet mobiliseren om de deposanten te vergoeden, neemt toe met het risico van die bank. Het voorstel wil dus de bijdragen naar risico aanpassen, wat een voortzetting is van het beginsel dat al in de DGS-richtlijn is vastgelegd.
Ten tweede blijkt uit de analyse dat de vergelijkingsgroep een effect heeft op de bijdragen die door individuele instellingen worden betaald. In de herverzekeringsfase van het Europees depositoverzekeringsstelsel, waarin de risico's grotendeels op het nationale niveau blijven, wordt het risicoprofiel van een individuele bank dus bepaald ten opzichte van de rest van haar nationale bankwezen. Zodra het Europees depositoverzekeringsstelsel een systeem wordt met hoofdelijke aansprakelijkheid op het niveau van de bankenunie, wordt het risicoprofiel van een individuele bank bepaald ten opzichte van alle banken in de bankenunie. Dit zou ervoor zorgen dat het Europees depositoverzekeringsstelsel voor de banken en de nationale depositogarantiestelsels globaal kostenneutraal blijft, en dat bij de bepaling van de risicoprofielen van banken in de opbouwfase van het depositoverzekeringsfonds complicaties worden voorkomen.
3.5.Grondrechten
De voorgestelde verordening heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten andere dan die van de verordening en de richtlijn die zij wijzigt, en die aan bod zijn gekomen in de toelichting van Verordening (EU) nr. 806/2014 tot instelling van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Voor zijn functies in verband met het Europees depositoverzekeringsstelsel zou de afwikkelingsraad volledig worden gefinancierd met administratieve bijdragen van de kredietinstellingen die bij de deelnemende depositogarantiestelsels zijn aangesloten. Dit betekent dan weer dat er voor de functies in verband met het Europees depositoverzekeringsstelsel geen bijdrage uit de EU-begroting nodig is. De aanvullende personele middelen van de afwikkelingsraad, namelijk 22 voltijdequivalenten in de vorm van posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen in jaar negen, nadat de fase van volledige verzekering is bereikt, zijn afgestemd op de taken waarmee de afwikkelingsraad door de voorgestelde verordening wordt belast. Op dezelfde wijze als voor de oprichting van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad vallen de ambten die voor de uitbreiding van de taken van dit nieuwe orgaan nodig zijn, buiten het bereik van het streefdoel van 5 % personeelsvermindering dat in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad COM(2013) 519 van 10 juli 2013 is vastgelegd.
Voor zijn functies in verband met het Europees depositoverzekeringsstelsel zou de afwikkelingsraad volledig worden gefinancierd met administratieve bijdragen van de kredietinstellingen die bij de deelnemende depositogarantiestelsels zijn aangesloten. De aanvullende middelen van de afwikkelingsraad zijn afgestemd op de taken waarmee hij door de voorgestelde verordening wordt belast.
5. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL
5.1.Een Europees depositoverzekeringsstelsel
Dit voorstel beoogt de instelling van een Europees depositoverzekeringsstelsel door middel van een wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 (de GAM-verordening). Deze wijziging zou niet raken aan de regels inzake de werking van het GAM.
De voorgestelde wijziging van de GAM-verordening stelt het Europees depositoverzekeringsstelsel in in drie opeenvolgende fasen (artikel 2, lid 2): een herverzekeringsstelsel, een medeverzekeringsstelsel en een stelsel van volledige verzekering. Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou in alle fasen worden beheerd door de afwikkelingsraad samen met de deelnemende depositogarantiestelsels of, wanneer een depositogarantiestelsel niet zichzelf beheert, de nationale aangewezen autoriteit die verantwoordelijk is om het betrokken deelnemende depositogarantiestelsel te beheren (artikel 2, lid 2, tweede alinea). Het depositoverzekeringsfonds maakt deel uit van het Europees depositoverzekeringsstelsel. Het zou worden gespijsd met bijdragen die rechtstreeks aan de afwikkelingsraad verschuldigd zijn en betaald worden door de banken, en door de deelnemende depositogarantiestelsels worden berekend en in rekening gebracht.
Het Europees depositoverzekeringsstelsel is van toepassing op alle depositogarantiestelsels die officieel zijn erkend in een deelnemende lidstaat en op alle kredietinstellingen die bij een dergelijk stelsel zijn aangesloten. De deelnemende lidstaten zijn die welke de euro als munt hebben en de andere lidstaten die een nauwe samenwerking met de Europese Centrale Bank tot stand hebben gebracht om aan het GTM deel te nemen (artikel 4, lid 1).
Omdat de door het Europees depositoverzekeringsstelsel geboden dekking beperkt is tot de wettelijke functies van de depositogarantiestelsels op grond van de richtlijn, d.w.z. uitbetalingen aan deposanten en bijdragen aan afwikkeling, is het Europees depositoverzekeringsstelsel van toepassing op alle stelsels die in beginsel met uitbetalingsgebeurtenissen kunnen worden geconfronteerd of kunnen worden verzocht aan een afwikkelingsprocedure bij te dragen. Dit omvat wettelijke depositogarantiestelsels, institutionele protectiestelsels en contractuele stelsels die officieel door een lidstaat als depositogarantiestelsel zijn erkend (artikel 1, lid 2, van de DGS-richtlijn). Hun erkenning als depositogarantiestelsel is onafscheidelijk verbonden met hun verplichtingen deposanten te vergoeden ingeval deposito's onbeschikbaar zijn, en bij te dragen aan afwikkelingsprocedures.
De rechten en verplichtingen die deelnemende depositogarantiestelsels binnen het Europees depositoverzekeringsstelsel hebben, zijn die van de aangewezen autoriteit wanneer het depositogarantiestelsel niet door een particuliere entiteit maar door de aangewezen autoriteit zelf wordt beheerd (artikel 2, lid 2, tweede alinea). Dit houdt rekening met de discretionaire bevoegdheid die de lidstaten hebben met betrekking tot de invoering, de erkenning en het beheer van depositogarantiestelsels op nationaal niveau (zie artikel 2, lid 18, van de richtlijn).
Indien de nauwe samenwerking van een lidstaat buiten de eurozone geschorst of beëindigd is, zijn de deelnemende depositogarantiestelsels die in die lidstaat officieel erkend zijn en de kredietinstellingen die bij die depositogarantiestelsels zijn aangesloten, niet langer door de GAM-verordening gedekt, noch voor het GAM noch voor het Europees depositoverzekeringsstelsel (artikel 4). Alleen in het geval van beëindiging heeft elk van deze depositogarantiestelsels ook recht op een deel van de beschikbare financiële middelen waarover het depositoverzekeringsfonds op het ogenblik van beëindiging beschikt. Deze aanspraak dient om de respectieve depositogarantiestelsels te voorzien van de middelen die ze nodig hebben om aan hun financieringsverplichtingen op grond van de richtlijn te voldoen. Er is een methode voor de berekening van het deel waarop de respectieve depositogarantiestelsels aanspraak kunnen maken. Gelet op de in artikel 11, lid 5, onder a), van de DGS-richtlijn vastgestelde lagere drempel voor voldoende financiering kan een depositogarantiestelsel van het depositoverzekeringsfonds niet meer eisen dan wat nodig is opdat zijn beschikbare financiële middelen twee derde van zijn streefbedrag bereiken. De afwikkelingsraad zou met akkoord van die lidstaat een besluit vaststellen over de modaliteiten en voorwaarden voor de overdracht van middelen aan de respectieve depositogarantiestelsels binnen drie maanden.
In artikel 6 zijn de algemene beginselen vastgesteld die zowel op het GAM als op het Europees depositoverzekeringsstelsel van toepassing zijn. Die beginselen spelen wanneer de afwikkelingsraad of de andere overheden en organen discretionaire bevoegdheid hebben bij het vaststellen van een besluit of andere maatregel.
Noch de afwikkelingsraad noch een deelnemend depositogarantiestelsel mag entiteiten (met inbegrip van depositogarantiestelsels en hun aangesloten banken), deposanten, investeerders of andere in de Unie gevestigde schuldeisers discrimineren op grond van hun nationaliteit of plaats van bedrijf (artikel 6, lid 1). Deze regel is een fundamenteel beginsel van het recht van de Unie en van bijzonder belang op de financiële markten waar transacties tussen partijen van verschillende nationaliteiten en met verschillende plaatsen van bedrijf zeer veel voorkomen.
De afwikkelingsraad en de deelnemende depositogarantiestelsels moeten alle maatregelen, voorstellen of beleid nemen met volledige inachtneming en zorg voor de eenheid en integriteit van de interne markt (artikel 6, lid 2). De financiële versnippering wegnemen is een belangrijke reden voor de bankenunie en de autoriteiten die het Europees depositoverzekeringsstelsel beheren, moeten grondig het effect van alle discretionaire maatregelen of besluiten die zij overwegen, beoordelen in het licht van de werking van de interne markt.
De leden 3 tot en met 5 van artikel 6 over de behandeling van groepen zijn niet van toepassing in het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel, maar artikel 6, lid 6, belet dat de afwikkelingsraad binnen het Europees depositoverzekeringsstelsel besluiten vaststelt waardoor de lidstaten buitengewone publieke financiële steun moeten verstrekken, of waardoor hun budgettaire soevereiniteit en verantwoordelijkheden in het gedrang komen.
In het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel kan de afwikkelingsraad besluiten vaststellen die tot de deelnemende depositogarantiestelsels zijn gericht (artikel 74 septies). De deelnemende depositogarantiestelsels moeten daaraan voldoen, maar op grond van artikel 6, lid 7, kunnen zij de te nemen maatregelen verder specificeren, zolang die maatregelen aan het betrokken besluit van de afwikkelingsraad voldoen.
5.2.De verschillende fasen van het Europees depositoverzekeringsstelsel
In de drie fasen, herverzekering, medeverzekering en volledige verzekering, zou het Europees depositoverzekeringsstelsel zowel financiering verstrekken als de verliezen van deelnemende depositogarantiestelsels dekken.
De door het Europees depositoverzekeringsstelsel verstrekte financiering komt tegemoet aan de initiële liquiditeitsbehoefte van een depositogarantiestelsel om de deposanten binnen de in de richtlijn vastgestelde uitbetalingstermijn te vergoeden (normaal gezien zeven werkdagen), maar ook om tijdig te voldoen aan het verzoek om bijdrage aan een afwikkelingsprocedure. De financiering moet door het deelnemende depositogarantiestelsel aan de afwikkelingsraad worden terugbetaald.
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou ook in alle fasen de verliezen dekken die het deelnemende depositogarantiestelsel uiteindelijk lijdt doordat het de deposanten vergoedt of aan afwikkeling bijdraagt. Een uiteindelijk verlies van een deelnemend depositogarantiestelsel is normaal gezien kleiner dan de vergoedingen die het aan de deposanten betaalt, of zijn bijdrage aan afwikkeling. Na een uitbetalingsgebeurtenis kan het depositogarantiestelsel de vorderingen tot terugbetaling van (gedekte) deposito's die deposanten op de gefaalde bank hadden en die aan hem zijn overgedragen in zoverre het die deposanten heeft vergoed, innen (artikel 9, lid 2, eerste zin, van de DGS-richtlijn). Als een bank insolvent wordt en die vorderingen daardoor niet volledig worden voldaan, wordt het uiteindelijke verlies van het depositogarantiestelsel echter nog verminderd met alle opbrengsten uit de insolvente boedel.
Als een depositogarantiestelsel aan afwikkeling heeft bijgedragen, kan zijn verlies kleiner zijn dan het bedrag van die bijdrage, met name als het bedrag dat het depositogarantiestelsel als bijdrage verschuldigd is, op basis van een volgende waardering wordt verminderd (artikel 109, lid 1, vierde alinea, juncto artikel 75 van de richtlijn herstel en afwikkeling banken).
Het Europees depositoverzekeringsstelsel dekt geen verliezen door middel van aanvullende betalingen aan het deelnemende depositogarantiestelsel. In plaats daarvan wordt het bedrag van de initiële financiering dat het deelnemende depositogarantiestelsel moet terugbetalen, verminderd met het deel van de verliezen dat door het Europees depositoverzekeringsstelsel wordt gedekt.
Het niveau van de verstrekte financiering en het deel van het verlies dat door het Europees depositoverzekeringsstelsel wordt gedekt, stijgt in elke fase.
In de herverzekeringsfase, die volgens het voorstel drie jaar zal duren, kan het Europees depositoverzekeringsstelsel beperkte financiering aanbieden en een beperkt deel dekken van het verlies van een deelnemend depositogarantiestelsel dat met een uitbetalingsgebeurtenis wordt geconfronteerd of verzocht is aan afwikkeling bij te dragen (artikel 41 bis).
In de initiële fase van herverzekering is de dekking beperkt tot afwikkelingsprocedures die door de afwikkelingsraad worden gevoerd (artikel 41 bis, lid 2, en artikel 79). Louter nationale afwikkelingsprocedures worden alleen door medeverzekering en volledige verzekering gedekt.
Er zou in de herverzekeringsfase financiering worden verstrekt als het deelnemende depositogarantiestelsel een tekort aan liquiditeit heeft (artikel 41 bis, lid 2). Het proces om te bepalen of er sprake is van een tekort aan liquiditeit, verschilt naargelang (a) het deelnemende depositogarantiestelsel met een uitbetalingsgebeurtenis wordt geconfronteerd of (b) aan afwikkeling moet bijdragen.
(a)In een uitbetalingsgebeurtenis heeft een deelnemend depositogarantiestelsel (artikel 41 ter, lid 1) een tekort aan liquiditeit als het bedrag van de gedekte deposito's in de falende bank hoger is dan het totaal van (a) het bedrag van de beschikbare financiële middelen die het deelnemende depositogarantiestelsel hypothetisch zou moeten hebben, gelet op het in artikel 41 undecies vastgestelde financieringstraject, en (b) het bedrag van de buitengewone (achteraf te betalen) bijdragen die het deelnemende depositogarantiestelsel binnen drie dagen te rekenen vanaf de uitbetalingsgebeurtenis kan innen.
Het bedrag van de gedekte deposito's dat voor de berekening van het tekort aan liquiditeit wordt gebruikt, bestaat alleen uit in aanmerking komende deposito's tot het standaarddekkingsniveau van 100 000 EUR of het equivalent daarvan in de nationale munteenheid (artikel 6, lid 1, van de DGS-richtlijn). Tijdelijke hoge saldi in de zin van artikel 6, lid 2, van de DGS-richtlijn of bedragen die het depositogarantiestelsel overeenkomstig de artikelen 7 of 8 van de DGS-richtlijn in mindering kan brengen voordat de deposanten worden vergoed, zijn normaal gezien nog niet bekend op het moment van de uitbetalingsgebeurtenis en blijven daarom buiten beschouwing. Het gebruik van het hypothetische niveau van de beschikbare financiële middelen in plaats van het werkelijke niveau moet ervoor zorgen dat een deelnemend depositogarantiestelsel er minder toe wordt aangezet zijn verplichting om volgens een precies financieringstraject vooraf te betalen bijdragen te innen, niet na te komen. Ten slotte vormen buitengewone (achteraf te betalen) bijdragen (artikel 10, lid 8, van de richtlijn), in zoverre ze binnen een erg korte termijn kunnen worden geïnd, een aanvullende bron van liquiditeit die het tekort aan liquiditeit van een deelnemend depositogarantiestelsel zou kunnen verkleinen. De periode van drie dagen is een passend evenwicht tussen de doelstelling dat eerst de liquiditeitsmiddelen van het depositogarantiestelsel moeten worden uitgeput, en het feit dat de deposanten binnen zeven werkdagen na de uitbetalingsgebeurtenis moeten worden vergoed.
(b)In een afwikkelingszaak (artikel 41 ter, lid 2) is het tekort aan liquiditeit het bedrag dat het deelnemende depositogarantiestelsel aan de afwikkeling moet bijdragen, minus het bedrag van de beschikbare middelen waarover het deelnemende depositogarantiestelsel hypothetisch zou moeten beschikken gelet op het in artikel 41 undecies vastgestelde financieringstraject. Het hypothetische niveau van de beschikbare financiële middelen is de enige liquiditeitsbron dat het deelnemende depositogarantiestelsel moet aanspreken om zijn tekort aan liquiditeit te verkleinen. In een afwikkelingszaak hoeft het deelnemende depositogarantiestelsel niet op korte termijn achteraf te betalen bijdragen te innen, omdat artikel 10, lid 8, van de DGS-richtlijn tot uitbetalingsgebeurtenissen beperkt is.
Indien het deelnemende depositogarantiestelsel een tekort aan liquiditeit heeft, kan het bij het depositoverzekeringsfonds financiering aanvragen tot ten hoogste 20 % van dat tekort. De overblijvende 80 % van het tekort aan liquiditeit moet met andere financieringsbronnen worden gedekt. Door bij de berekening van het tekort aan liquiditeit het hypothetische niveau van de beschikbare financiële middelen in aanmerking te nemen, maakt het Europees depositoverzekeringsstelsel het voor deelnemende depositogarantiestelsels die op het moment van een uitbetalingsgebeurtenis meer financiële middelen ter beschikking hebben dan nodig, mogelijk om voor hun (technisch) tekort aan liquiditeit financiering van het Europees depositoverzekeringsfonds te verkrijgen en om hun aanvullende middelen te gebruiken om (een deel van) de overblijvende 80 % van hun tekort aan liquiditeit te dekken. De door het Europees depositoverzekeringsstelsel verstrekte financiering is begrensd.
In de herverzekeringsfase verstrekt het Europees depositoverzekeringsstelsel niet alleen financiering voor een tekort aan liquiditeit, maar in een tweede stap ook 20 % van het verliesexcedent van de deelnemende depositogarantiestelsels. Het concept verliesexcedent verschilt naargelang het deelnemende depositogarantiestelsel met een uitbetalingsgebeurtenis wordt geconfronteerd of verzocht is aan afwikkeling bij te dragen.
In een uitbetalingsgebeurtenis (artikel 41 quater, lid 1) lijdt het deelnemende depositogarantiestelsel een verliesexcedent als het totale bedrag dat het aan de deposanten heeft terugbetaald (artikel 8 van de DGS-richtlijn) meer bedraagt dan de som van (a) het bedrag dat het in insolventieprocedures heeft geïnd met betrekking tot de depositovorderingen die het door vergoeding van de deposanten heeft verkregen (artikel 9, lid 2, eerste zin, van de DGS-richtlijn), (b) het bedrag van de beschikbare financiële middelen waarover het deelnemende depositogarantiestelsel hypothetisch zou moeten beschikken gelet op het in artikel 41 undecies vastgestelde financieringstraject, en (c) het bedrag van de buitengewone (achteraf te betalen) bijdragen die het deelnemende depositogarantiestelsel binnen een jaar na de uitbetalingsgebeurtenis kan innen.
Terwijl het tekort aan liquiditeit op basis van het bedrag van de gedekte deposito's (in aanmerking komende deposito's tot 100 000 EUR) wordt berekend, kan de berekening van het verliesexcedent, die later in de herverzekeringsprocedure plaatsvindt, worden gebaseerd op de werkelijke bedragen die aan de deposanten zijn terugbetaald. Dit bedrag wordt verminderd met de opbrengsten die het deelnemende depositogarantiestelsel uit de insolvente boedel heeft ontvangen. Daarenboven wordt ook het hypothetische bedrag van de beschikbare financiële middelen waarover het deelnemende depositogarantiestelsel op het moment van de uitbetalingsgebeurtenis had moeten beschikken, in mindering gebracht. Ten slotte wordt verondersteld dat het deelnemende depositogarantiestelsel het bedrag van de achteraf te betalen bijdragen die het op grond van de DGS-richtlijn binnen een jaar na de uitbetalingsgebeurtenis mag innen, heeft kunnen ontvangen. Dit is 0,5 % van de totale gedekte deposito's van haar aangesloten banken (artikel 10, lid 8, van de DGS-richtlijn met de achteraf te betalen bijdragen die binnen een termijn van drie dagen na de uitbetalingsgebeurtenis werden geïnd). Het bedrag dat daarvan het resultaat is, is het verliesexcedent van het deelnemende depositogarantiestelsel.
In een afwikkelingszaak (artikel 41 quater, lid 2) is het verliesexcedent het bedrag dat het deelnemende depositogarantiestelsel aan de afwikkeling moet bijdragen minus de som van:
(a)het bedrag dat hem kan zijn terugbetaald nadat bij een volgende waardering is vastgesteld dat zijn bijdrage lager had moeten zijn dan initieel door de afwikkelingsautoriteit was gevraagd 7 , en
(b)het bedrag van de beschikbare financiële middelen waarover het deelnemende depositogarantiestelsel zou moeten beschikken gelet op het in artikel 41 undecies vastgestelde financieringstraject.
Ook hier hoeft het deelnemende depositogarantiestelsel geen achteraf te betalen bijdragen te innen, omdat artikel 10, lid 8, van de DGS-richtlijn tot uitbetalingsgebeurtenissen beperkt is.
De verliesdekking van 20 % van het verliesexcedent wordt toegepast door op het bedrag van de financiering dat het deelnemende depositogarantiestelsel aan het Europees depositoverzekeringsstelsel moet terugbetalen, het bedrag van de verliesdekking in mindering te brengen. Ook de door het Europees depositoverzekeringsstelsel verstrekte verliesdekking is begrensd.
Na de initiële herverzekeringsfase van drie jaar worden de deelnemende depositogarantiestelsels door het Europees depositoverzekeringsstelsel medeverzekerd gedurende een periode van vier jaar. De deelnemende depositogarantiestelsels kunnen bij het depositoverzekeringsfonds zowel financiering als verliesdekking aanvragen ingeval zij met een uitbetalingsgebeurtenis worden geconfronteerd of verzocht zijn aan afwikkeling bij te dragen (artikel 41 quinquies). Het Europees depositoverzekeringsstelsel verstrekt nu ook financiering voor, en dekt verliezen uit, bijdragen aan nationale afwikkelingsprocedures.
Het verschil met de herverzekeringsfase is dat financiering wordt verstrekt en verlies wordt gedekt vanaf de 'eerste euro' en dat het door het Europees depositoverzekeringsstelsel gedragen deel geleidelijk zou stijgen in de loop van de periode van medeverzekering.
Het Europees depositoverzekeringsstelsel verstrekt financiering voor een percentage van de liquiditeitsbehoefte van de deelnemende depositogarantiestelsels die ten gevolge van een uitbetalingsgebeurtenis of een verzoek om bijdrage aan afwikkeling is ontstaan. Het dekt ook hetzelfde percentage van het verlies dat het deelnemende depositogarantiestelsel uiteindelijk door die gebeurtenissen lijdt. Het aandeel zou in het eerste jaar van de medeverzekeringsfase 20 % zijn en zou elk volgend jaar met 20 procentpunten stijgen, om in het laatste jaar van medeverzekering 80 % te bereiken.
In geval van een uitbetalingsgebeurtenis is de liquiditeitsbehoefte gelijk aan het totale bedrag van de gedekte deposito's van de falende bank, d.w.z. in aanmerking komende deposito's tot 100 000 EUR (artikel 41 septies, lid 1). Het verlies wordt bepaald door de opbrengsten van het deelnemende depositogarantiestelsel uit de insolvente boedel in mindering te brengen (artikel 41 octies, lid 1).
In een afwikkelingszaak is de liquiditeitsbehoefte gelijk aan het bedrag van de bijdrage die door de afwikkelingsraad respectievelijk de nationale afwikkelingsautoriteit wordt gevraagd (artikel 41 septies, lid 2). Het verlies wordt bepaald door het verschil in mindering te brengen dat aan het deelnemende depositogarantiestelsel had kunnen worden betaald, nadat bij een volgende waardering is vastgesteld dat de initiële bijdrage lager had moeten zijn (artikel 41 octies, lid 2).
Er zou geen plafond zijn voor het verstrekken van financiering of verliesdekking.
Na een medeverzekeringsfase van vier jaar zouden de deelnemende depositogarantiestelsels volledig verzekerd zijn door het Europees depositoverzekeringsstelsel. De volledige verzekering verstrekt volledige financiering van de liquiditeitsbehoefte en dekt alle verliezen die ontstaan door een uitbetalingsgebeurtenis of een verzoek om bijdrage aan afwikkeling. Het mechanisme is hetzelfde als in de medeverzekeringsfase, maar het Europees depositoverzekeringsstelsel dekt nu een aandeel van 100 %.
Het voorstel voorziet in waarborgen tegen onjuiste of ongerechtvaardigde toegang tot het Europees depositoverzekeringsstelsel door de nationale depositogarantiestelsels. Ze zullen worden uitgesloten als ze hun verplichtingen uit hoofde van de verordening of de nationale wetgeving waarbij belangrijke bepalingen van de richtlijn worden omgezet, niet zijn nagekomen, of indien de betrokken lidstaat heeft nagelaten die artikelen juist om te zetten (artikel 41 decies). Ze zullen slechts door het Europees depositoverzekeringsstelsel worden gedekt als hun beschikbare financiële middelen ten minste gelijk zijn aan het geharmoniseerde financieringstraject dat in de verordening is vastgesteld (artikel 41 undecies). Dit moet ervoor zorgen dat alleen deelnemende depositogarantiestelsels die hun eigen verplichtingen ter vermindering van het risico op het niveau van het Europees depositoverzekeringsstelsel zijn nagekomen, de bescherming daarvan kunnen genieten. De afwikkelingsraad kan besluiten een deelnemend depositogarantiestelsel niet voor dekking door het Europees depositoverzekeringsstelsel in aanmerking te laten komen via specifieke stemprocedures.
5.3.Staatssteunbeoordeling
De vergoedingsbetalingen van een depositogarantiestelsel aan de deposanten vormen geen staatssteun, maar zijn bijdrage aan afwikkeling, die weliswaar bedoeld is om ervoor te zorgen dat deposanten toegang blijven hebben tot deposito's, vormt voor de instelling in afwikkeling een voordeel. De bijdrage kan dus als staatssteun worden beschouwd, die mogelijk bij de Commissie moet worden aangemeld en door haar moet worden goedgekeurd. Wanneer de bijdrage uit middelen op Europees niveau komt (het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en het depositoverzekeringsfonds), geldt de staatssteunprocedure bij analogie (artikel 19).
5.4.Beheer van het Europees depositoverzekeringsstelsel
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou worden beheerd door de afwikkelingsraad samen met de deelnemende depositogarantiestelsels (of de aangewezen autoriteit die een deelnemend depositogarantiestelsel beheert). De procedure kan ruwweg worden verdeeld in een fase die tot het verstrekken van financiering leidt, en een fase nadat financiering is verstrekt.
De deelnemende depositogarantiestelsels moeten de afwikkelingsraad onverwijld inlichten zodra zij zich bewust worden van omstandigheden die wellicht tot een uitbetalingsgebeurtenis of een verzoek om bijdrage aan afwikkeling van de afwikkelingsraad zullen leiden (artikel 41 decies). Zij moeten de afwikkelingsraad een raming verstrekken van het verwachte tekort aan liquiditeit (herverzekeringsfase) of de verwachte liquiditeitsbehoefte (fasen van medeverzekering en volledige verzekering). Daardoor kan de afwikkelingsraad zich voorbereiden op het onmiddellijk verstrekken van financiering in het geval van een uitbetalingsgebeurtenis of een verzoek om bijdrage aan afwikkeling.
De deelnemende depositogarantiestelsels moeten een uitbetalingsgebeurtenis of een verzoek om bijdrage aan afwikkeling onmiddellijk aan de afwikkelingsraad melden (artikel 41 terdecies). Zelfs als de afwikkelingsraad zelf om bijdrage aan afwikkeling heeft verzocht (artikel 79), is die aanmelding nog altijd formeel nodig omdat de samenstelling van de afwikkelingsraad in het Europees depositoverzekeringsstelsel verschilt van zijn samenstelling in het GAM (zie hieronder) en de deelnemende depositogarantiestelsels niet verplicht zijn bij het Europees depositoverzekeringsstelsel financiering of verliesdekking aan te vragen. Samen met de aanmelding moet het deelnemende depositogarantiestelsel de afwikkelingsraad informatie verstrekken om te beoordelen of aan de relevante voorwaarden is voldaan (artikel 41 duodecies):
– het bedrag van de gedekte deposito's om het tekort aan liquiditeit of de liquiditeitsbehoefte te berekenen;
– de beschikbare financiële middelen op het moment van de uitbetalingsgebeurtenis of het gebruik in het kader van afwikkeling, om het niveau te bepalen van de beschikbare financiële middelen waarover het deelnemende depositogarantiestelsel op het moment van de uitbetalingsgebeurtenis of het gebruik in het kader van afwikkeling zou moeten beschikken, gelet op het in artikel 41 undecies vastgestelde financieringstraject;
– de raming van de buitengewone achteraf te betalen bijdragen die het binnen drie dagen na de uitbetalingsgebeurtenis of het gebruik in het kader van afwikkeling kan innen;
– alle andere materiële belemmeringen voor het deelnemende depositogarantiestelsel om aan zijn verplichtingen ten aanzien van de deposanten of de afwikkelingsautoriteit te voldoen en mogelijke oplossingen.
De afwikkelingsraad zou binnen de 24 uur bepalen of aan de voorwaarden voor het Europees depositoverzekeringsstelsel, die in artikel 41 bis (herverzekering), artikel 41 quinquies (medeverzekering) of artikel 41 nonies (volledige verzekering) zijn vastgesteld, voldaan is (artikel 41 terdecies, lid 1). De afwikkelingsraad bepaalt voorts, normaal gezien binnen dezelfde termijn, het bedrag aan financiering die hij aan het deelnemende depositogarantiestelsel zou verstrekken (artikel 41 terdecies, lid 2, tweede alinea).
Wanneer een of meer deelnemende depositogarantiestelsels gelijktijdig met verschillende uitbetalingsgebeurtenissen of aanwendingen in het kader van afwikkeling(sgebeurtenissen) worden geconfronteerd, kunnen de beschikbare financiële middelen van het depositoverzekeringsfonds mogelijk niet volstaan. In dat geval zou de financiering die elk deelnemend depositogarantiestelsel voor elke gebeurtenis zou kunnen verkrijgen, beperkt zijn tot een deel van de beschikbare financiële middelen van het depositoverzekeringsfonds, volgens een prorataberekening (artikel 41 terdecies, lid 3).
De afwikkelingsraad moet de deelnemende depositogarantiestelsels onmiddellijk meedelen of aan de voorwaarden voor dekking door het Europees depositoverzekeringsfonds voldaan is, en het bedrag van financiering dat het aan het deelnemende depositogarantiestelsel zou verstrekken. De deelnemende depositogarantiestelsels kunnen binnen 24 uur om een herziening van het besluit/de besluiten van de afwikkelingsraad verzoeken, waarover de afwikkelingsraad binnen 24 uur besluit (artikel 41 quaterdecies).
De financiering zou onmiddellijk nadat de afwikkelingsraad het bedrag heeft bepaald, worden verstrekt en zal aan het deelnemende depositogarantiestelsel worden betaald in de vorm van een geldelijke bijdrage (artikel 41 quindecies). Wanneer de afwikkelingsraad het bedrag van de financiering verhoogt na op verzoek van het deelnemende depositogarantiestelsel zijn initiële besluit te hebben herzien, is dat bedrag verschuldigd zodra de afwikkelingsraad zijn besluit inzake het verzoek om herziening heeft vastgesteld.
Nadat financiering is verstrekt, moet de afwikkelingsraad het verliesexcedent (herverzekering) of het verlies (medeverzekering, volledige verzekering) van het deelnemende depositogarantiestelsel bepalen en toezien op het gebruik van de verstrekte financiering voor uitbetalingen aan deposanten of voor bijdrage aan afwikkeling, alsook op de inspanningen van het deelnemende depositogarantiestelsel om de depositovorderingen bij de insolvente boedel te innen.
Na een uitbetalingsgebeurtenis wordt het bedrag van het verlies(excedent) mettertijd duidelijk, aangezien het deelnemende depositogarantiestelsel de achteraf te betalen bijdragen zou innen en van tijd tot tijd opbrengsten uit de insolvente boedel zou ontvangen. In geval van een bijdrage aan afwikkeling, waarin het deelnemende depositogarantiestelsel geen achteraf te betalen bijdragen zou kunnen innen en het geen verhaal tegen derden kan uitoefenen, kan het verlies(excedent) al worden bepaald nadat het deelnemende depositogarantiestelsel de betaling van een verschil heeft ontvangen waarop het recht kan hebben nadat bij een volgende waardering is vastgesteld dat de initiële bijdrage lager had moeten zijn. De afwikkelingsraad moet daarom alleen bij een uitbetalingsgebeurtenis voortdurend de ontwikkeling van het verlies(excedent) beoordelen alvorens het definitieve verlies(excedent) te bepalen. Tegelijkertijd moet het deelnemende depositogarantiestelsel de afwikkelingsraad de ontvangen financiering terugbetalen in gedeelten die overeenstemmen met de achteraf te betalen bijdragen of de opbrengsten uit de insolvente boedel naarmate die het deelnemende depositogarantiestelsel ter beschikking worden gesteld (artikel 41 sexdecies).
Het verschil tussen de initiële financiering die het deelnemende depositogarantiestelsel van het depositoverzekeringsfonds ontvangt, en het bedrag aan financiering dat het uiteindelijk aan de afwikkelingsraad moet terugbetalen, levert het door het Europees depositoverzekeringsstelsel gedekte verlies(excedent) op.
Na een uitbetalingsgebeurtenis zou de afwikkelingsraad ook streng toezien op de uitbetalingsprocedure, en met name op het gebruik van de financiering die hij daartoe aan het deelnemende depositogarantiestelsel heeft verstrekt, alsook op de wijze waarop het deelnemende depositogarantiestelsel zijn depositovorderingen in de insolventieprocedure heeft behartigd. Het deelnemende depositogarantiestelsel moet met door de afwikkelingsraad vastgestelde regelmatige tussenpozen correcte, betrouwbare en volledige informatie verstrekken, met name over de uitbetalingsprocedure en over de uitoefening van de rechten waarin het in de insolventieprocedure is gesubrogeerd. Het deelnemende depositogarantiestelsel moet trachten de opbrengsten uit de insolvente boedel te maximaliseren. Nalatig gedrag van het deelnemende depositogarantiestelsel kan leiden tot schadevorderingen van de afwikkelingsraad, die echter ook kan besluiten, na het deelnemende depositogarantiestelsel te hebben gehoord, om zelf alle rechten uit te oefenen die voortvloeien uit de depositovorderingen waarin het deelnemende depositogarantiestelsel is gesubrogeerd. De afwikkelingsraad kan dan rechtstreeks de opbrengsten voor eigen rekening innen om daarmee zijn vordering tot terugbetaling van de aan het deelnemende depositogarantiestelsel verstrekte financiering te voldoen (artikel 41 octodecies).
5.5.Financiële bepalingen voor het Europees depositoverzekeringsstelsel
Voor de werking van het Europees depositoverzekeringsstelsel zijn financiële middelen nodig om de administratieve uitgaven te dekken en de deelnemende depositogarantiestelsels de nodige dekking (financiering en verliesdekking) te verstrekken.
De begroting bestaat momenteel uit twee delen: deel I voor het beheer van de afwikkelingsraad en deel II voor het afwikkelingsfonds.
De administratieve uitgaven van het Europees depositoverzekeringsstelsel zouden worden gedekt door bestaande administratieve bijdragen die in deel I van de begroting van de afwikkelingsraad worden geïnd, rekening houdend met de extra administratieve last die door het Europees depositoverzekeringsstelsel wordt veroorzaakt en het feit dat het toepassingsgebied ratione personae van het GAM en dat van het Europees depositoverzekeringsstelsel niet identiek zijn (artikel 65, lid 5).
Het depositoverzekeringsfonds zou worden opgenomen in een nieuw deel III van de begroting van de afwikkelingsraad. Zijn structuur van ontvangsten en uitgaven (artikel 60 bis) stemt overeen met die van deel II voor het afwikkelingsfonds (artikel 60) en wordt verder uitgelegd in punt 5.5.2 hieronder.
De algemene budgettaire bepalingen (artikelen 57, 58, 61 tot en met 64, en 66) zijn ook van toepassing op deel III van de begroting.
De afwikkelingsraad zou verantwoordelijk zijn voor het beheer van het afwikkelingsfonds en het depositoverzekeringsfonds en voor de belegging van hun middelen overeenkomstig de voorschriften van de GAM-verordening en de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen (artikel 75).
Het depositoverzekeringsfonds zou worden gevuld met vooraf te betalen bijdragen die door banken verschuldigd zijn en rechtstreeks door hen aan de afwikkelingsraad worden betaald, en die door de deelnemende depositogarantiestelsels namens de afwikkelingsraad worden berekend en in rekening gebracht (artikel 74 bis, lid 1). Die vooraf te betalen bijdragen zijn een andere verplichting dan de verplichting vooraf te betalen bijdragen te betalen aan de deelnemende depositogarantiestelsels overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, van de DGS-richtlijn. Om voor de banksector kostenneutraal te blijven, mogen de vooraf te betalen bijdragen die aan het depositoverzekeringsfonds worden betaald, echter op het niveau van het deelnemende depositogarantiestelsel worden verrekend (zie punt 5.5.2.2 hieronder) 8 .
De beschikbare financiële middelen van het depositoverzekeringsfonds moeten twee opeenvolgende streefbedragen bereiken (artikel 74 ter, leden 1 en 2): (a) een initieel streefbedrag van 20 % van vier negende van de som van alle nationale minimale streefbedragen tegen het einde van de herverzekeringsfase van drie jaar, en (b) een definitief streefbedrag gelijk aan de som van de minimale streefbedragen die de deelnemende depositogarantiestelsels op grond van de richtlijn moeten bereiken tegen het einde van de medeverzekeringsfase van vier jaar. De minimale streefbedragen zouden volledig geharmoniseerd zijn voor alle deelnemende depositogarantiestelsels. De minimale streefbedragen voor het depositoverzekeringsfonds en de deelnemende depositogarantiestelsels zouden samen lineair stijgen met een negende per jaar in de periode tot 2024.
De door banken vooraf te betalen bijdragen worden zo gelijk mogelijk in de tijd gespreid totdat het initiële of het definitieve streefbedrag bereikt is. Als de beschikbare financiële middelen na de herverzekeringsfase zijn gebruikt om financiering te verstrekken of verliezen te dekken en onder het initiële streefbedrag zijn gezakt, moeten ze worden verhoogd totdat het streefbedrag opnieuw bereikt is.
Elk jaar worden de vooraf te betalen bijdragen die door elke bank aan de afwikkelingsraad zijn verschuldigd en moeten worden betaald, in twee stappen bepaald: (a) de afwikkelingsraad bepaalt het totale bedrag van de vooraf te betalen bijdragen dat hij van de banken-leden van elk deelnemend depositogarantiestelsel mag vorderen (artikel 74 quinquies, lid 1) en (b) elk deelnemend depositogarantiestelsel berekent vervolgens op basis van het relevante totale bedrag dat door de afwikkelingsraad is bepaald, de bijdrage die door elk van zijn banken-leden is verschuldigd en moet worden betaald (artikel 74 quinquies, lid 2) en brengt dit bedrag namens de afwikkelingsraad in rekening.
Tijdens de herverzekeringsfase zou de risicogebaseerde vooraf te betalen bijdrage die door elk bank-lid aan het depositoverzekeringsfonds moet worden betaald, door het deelnemende depositogarantiestelsel worden berekend in verhouding tot al zijn andere banken-leden. Na de herverzekeringsfase zouden de risicogebaseerde vooraf te betalen bijdragen van elke bank worden berekend in verhouding tot alle banken binnen het bereik van het Europees depositoverzekeringsstelsel. Dit zou door de afwikkelingsraad worden gedaan, met bijstand van de deelnemende depositogarantiestelsels en op basis van een reeks risicogebaseerde methoden die in een gedelegeerde handeling van de Commissie worden vastgesteld.
De vooraf te betalen bijdrage die door het deelnemende depositogarantiestelsel namens de afwikkelingsraad in rekening wordt gebracht, moet door de bank rechtstreeks aan de afwikkelingsraad worden betaald, die het depositoverzekeringsfonds voor dat bedrag crediteert (en als ontvangst in deel III van zijn begroting).
Door dit voorstel kunnen de deelnemende lidstaten kostenneutraliteit bereiken voor de banken-leden van hun deelnemende depositogarantiestelsels. Zij kunnen besluiten dat de invoering van een afzonderlijke verplichting voor banken om de vooraf te betalen bijdragen aan het depositoverzekeringsfonds te betalen, verrekening op het niveau van het deelnemende depositogarantiestelsel rechtvaardigt. Bij het nemen van dat besluit moeten de lidstaten het evenredigheidsbeginsel in acht nemen en nagaan of het niveau van depositobescherming dat door de geleidelijke instelling van het Europees depositoverzekeringsstelsel wordt opgebouwd, een vermindering van de financiële middelen voor depositobescherming op het niveau van het deelnemende depositogarantiestelsel rechtvaardigt.
Artikel 74 quater, lid 4, voorziet in kostenneutraliteit: (a) de vooraf te betalen bijdragen die banken aan het depositoverzekeringsfonds betalen, tellen voor het streefbedrag dat het respectieve depositogarantiestelsel op grond van de richtlijn moet bereiken, (b) als een nationaal depositogarantiestelsel tegen het einde van de opbouwfase (3 juli 2024 of later) het precieze financieringstraject (artikel 41 undecies) heeft nageleefd en haar banken-leden alle bijdragen hebben betaald die aan het depositoverzekeringsfonds verschuldigd waren, vormen die bijdragen het bedrag aan bijdragen dat nodig is om het nationale streefbedrag van 0,8 % te bereiken en (c) deelnemende lidstaten kunnen hun depositogarantiestelsels toestaan om de bijdragen die hun banken-leden aan het Europees depositoverzekeringsstelsel hebben betaald, bij de berekening van het niveau van de bijdragen in aanmerking te nemen en/of om hun banken-leden uit hun beschikbare financiële middelen terug te betalen in zoverre die bijdragen hoger zijn dan de bedragen die in het precieze financieringstraject zijn vastgesteld.
Afhankelijk van het niveau van de beschikbare financiële middelen die het deelnemende depositogarantiestelsel al heeft geïnd, kan het ofwel zijn banken-leden vergoeden door lagere bijdragen te innen of door bijdragen die zij al van haar banken-leden heeft ontvangen, terug te betalen.
Vanaf het begin van de medeverzekeringsfase mag de afwikkelingsraad van de banken die bij de deelnemende depositogarantiestelsels zijn aangesloten, ook betaling vragen van buitengewone achteraf te betalen bijdragen, wanneer de beschikbare middelen van het depositoverzekeringsfonds niet volstaan voor financiering en verliesdekking. De nationale depositogarantiestelsels zouden verantwoordelijk blijven voor de inning van achteraf te betalen bijdragen bij de nationale banksector om hun nationale stelsel na een uitbetalingsgebeurtenis of een bijdrage aan afwikkeling aan te vullen.
Achteraf te betalen bijdragen zijn verschuldigd door banken en worden door hen rechtstreeks aan de afwikkelingsraad betaald en, tijdens de herverzekeringsfase, door het respectieve deelnemende depositogarantiestelsel berekend en in rekening gebracht namens de afwikkelingsraad. De afwikkelingsraad bepaalt het totale bedrag aan achteraf te betalen bijdragen dat hij van de banken-leden van elk deelnemend depositogarantiestelsel mag vorderen binnen de grenzen die in een gedelegeerde handeling van de Commissie worden vastgesteld. Het deelnemende depositogarantiestelsel berekent de achteraf te betalen bijdrage die door elk van zijn banken-leden verschuldigd is op basis van het totale bedrag dat door de afwikkelingsraad is bepaald, met toepassing van dezelfde risicogebaseerde methode die het toepast voor de berekening van de vooraf te betalen bijdragen op grond van artikel 10, lid 1, van de richtlijn.
Na de medeverzekeringsfase wordt de achteraf te betalen bijdrage die door elke bank verschuldigd is, door de afwikkelingsraad berekend op basis van de risicogebaseerde methoden die bij de gedelegeerde handeling van de Commissie zijn vastgesteld, die ook worden toegepast voor de berekening van de vooraf te betalen bijdragen na de medeverzekeringsfase. De deelnemende depositogarantiestelsels brengen de achteraf te betalen bijdragen in rekening namens de afwikkelingsraad.
Zowel in de medeverzekeringsfase als in de fase van volledige verzekering kan de afwikkelingsraad, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de betrokken bevoegde autoriteit, de betaling van de achteraf te betalen bijdrage door een individuele bank geheel of gedeeltelijk opschorten. De opschorting moet noodzakelijk zijn om de financiële positie van de bank te beschermen, mag niet langer duren dan zes maanden, maar kan op verzoek van de bank worden hernieuwd.
Bij een gedelegeerde handeling van de Commissie zullen de maximale bedragen worden vastgesteld die achteraf door het Europees depositoverzekeringsstelsel kunnen worden geïnd, rekening houdend met de nationale achteraf te betalen bijdragen.
Naast de vooraf en achteraf te betalen bijdragen mag de afwikkelingsraad aanvullende financiële middelen voor het Europees depositoverzekeringsfonds aantrekken. Om de financiering op het niveau van de deelnemende depositogarantiestelsels geleidelijk te vervangen, mag hij bij de depositogarantiestelsels die in niet-deelnemende lidstaten zijn erkend, om een lening verzoeken, die over dat verzoek overeenkomstig artikel 12 van de richtlijn een besluit kunnen vaststellen (artikel 74 octies). Om wederkerigheid te bereiken, mag de afwikkelingsraad op zijn beurt ook besluiten om leningen toe te kennen aan depositogarantiestelsels in niet-deelnemende lidstaten.
De afwikkelingsraad mag ook voor het depositoverzekeringsfonds andere alternatieve financieringsmiddelen bij derden aantrekken, met name als de middelen die de afwikkelingsraad door middel van vooraf en achteraf te betalen bijdragen kan innen, niet (onmiddellijk) beschikbaar zijn (artikel 74 nonies). Terugbetaalbare financieringsmiddelen moeten worden gerecupereerd door tijdens de looptijd vooraf en achteraf te betalen bijdragen te innen.
Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou door de afwikkelingsraad worden beheerd, zowel in zijn bestuursvergadering als in zijn plenaire vergadering. De bestuursvergadering zou voor de besluiten en taken in het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel en het GAM uit dezelfde leden bestaan. Voor de bijzondere taken van het Europees depositoverzekeringsstelsel zou een bijzondere samenstelling van de plenaire vergadering nodig zijn voor de vaststelling van besluiten die alleen op het Europees depositoverzekeringsstelsel betrekking hebben. De leden die in de plenaire vergadering de nationale afwikkelingsautoriteiten vertegenwoordigen, zouden worden vervangen door leden die de nationale aangewezen autoriteiten vertegenwoordigen.
Aan de plenaire vergadering zouden specifieke taken worden toegewezen.
Omdat sommige besluiten van de afwikkelingsraad relevant zijn voor de afwikkelingsraad als geheel of zowel voor het GAM als voor het Europees depositoverzekeringsstelsel, zouden ze worden genomen in een nieuwe gezamenlijke plenaire vergadering met specifieke vertegenwoordigers en stemprocedures.
Alle andere besluiten met betrekking tot het Europees depositoverzekeringsstelsel zouden in de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad worden genomen.
5.6.Andere voorschriften
De bepalingen over specifieke kwesties die op het GAM van toepassing zijn, zouden ook op de afwikkelingsraad van toepassing zijn wanneer hij zijn functies binnen het Europees depositoverzekeringsstelsel uitoefent: voorrechten en immuniteiten, talenregelingen, personeel en uitwisseling van personeelsleden, interne comités, beroepspanel, beroepen bij het Hof van Justitie, aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad, beroepsgeheim en uitwisseling van informatie, gegevensbescherming, toegang tot documenten, veiligheidsvoorschriften betreffende gevoelige of gerubriceerde informatie, rekenkamer.
De wijzigingen waarbij het Europees depositoverzekeringsstelsel wordt ingevoerd, zouden worden toegepast vanaf de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening.