Toelichting bij COM(2016)22 - Standpunt EU voor de WTO over het verzoek van Jordanië om een WTO-ontheffing met betrekking tot de overgangsperiode voor de afschaffing van zijn uitvoersubsidieprogramma

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel heeft tot doel het standpunt vast te stellen dat de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zal innemen over het verzoek van Jordanië om een WTO-ontheffing met het oog op verlenging tot en met 31 december 2018 van de overgangsperiode van artikel 27, lid 2, onder b), van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (SCM-overeenkomst) voor de afschaffing van het Jordaanse uitvoersubsidieprogramma. In juli 2007 heeft de Algemene Raad de overgangsperiode voor deze maatregel reeds verlengd tot en met 31 december 2015. Jordanië heeft zijn verzoek tot vrijstelling ingediend op basis van artikel IX. 3 van de WTO-overeenkomst. 

Het verzoek tot vrijstelling zou leiden tot de derde verlenging van de overgangsperiode om de subsidieregeling geleidelijk af te schaffen. De eerste verlenging werd toegekend in 2001, waardoor de overgangsfase duurde tot eind 2007. Deze periode werd in juli 2007 een tweede keer verlengd toen onder meer Jordanië nog een verlenging voor de afschaffing van de subsidieregelingen kreeg toegekend tot en met 31 december 2015. In dat besluit werd verklaard dat geen verdere verzoeken om verlenging konden worden ingediend, maar op dat moment waren de huidige omstandigheden in de regio niet te voorzien.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Op grond van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Raad, wanneer in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam een besluit met rechtsgevolgen moet worden vastgesteld, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen. De verlening van een ontheffing aan Jordanië om de overgangsperiode voor de afschaffing van het Jordaanse uitvoersubsidieprogramma te verlengen tot en met 31 december 2018 valt onder die bepaling, aangezien het besluit wordt genomen door een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam (de Algemene Raad of Ministeriële Conferentie van de WTO) en het besluit van invloed is op de rechten en verplichtingen van de Europese Unie.

3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

De Commissie wordt gemachtigd om namens de EU een standpunt in te nemen tot ondersteuning van het verzoek van Jordanië om een WTO-ontheffing met het oog op verlenging van de overgangsperiode voor de afschaffing van het Jordaanse uitvoersubsidieprogramma tot en met 31 december 2018, voor zover nodig om Jordanië in staat te stellen om een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van inkomstenbelasting te verlenen voor winsten uit de uitvoer van bepaalde producten in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018. Door deze verlenging krijgt Jordanië de nodige tijd om een geheel nieuw, met de WTO-praktijk verenigbaar programma ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen te ontwerpen en in te voeren.

Tot en met 31 december 2018 zal Jordanië de bestaande kmo's voordelen in het kader van het programma blijven toekennen en tevens proberen het hoofd te bieden aan de economische, financiële en politieke problemen en uitdagingen die voortvloeien uit de veranderlijke situatie in de regio, de toestroom van vluchtelingen, de aanhoudende gevolgen van de wereldwijde financiële crisis en de daarmee samenhangende crisis in de eurozone. Jordanië is ook van mening dat een verlenging zijn industrie zou helpen om het hoofd te bieden aan de grote instabiliteit in de regio, die een weerslag heeft op de toegang tot de traditionele markten in de buurlanden en op de doorvoerroutes naar de internationale markten. In zijn verzoek merkt Jordanië ook op dat de door de regering genomen hervormingsmaatregelen en de infrastructuurprojecten – met inbegrip van de ontwikkeling van alternatieve gastoevoer – naar verwachting pas ten vroegste vanaf 2018 positieve effecten zullen hebben op het concurrentievermogen van de privésector in Jordanië.

Volgens Jordanië zal de verlenging van de overgangsperiode voor de geleidelijke afschaffing van de subsidieregeling tot en met 31 december 2018 geen afbreuk doen aan de belangen van andere leden, die niet voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen. Jordanië heeft ook aangegeven niet van plan te zijn om nog verdere verlengingen na die datum aan te vragen.

De EU onderkent de economische problemen die het gevolg zijn van de buitengewone en unieke regionale politieke omstandigheden waarmee Jordanië te kampen heeft, met inbegrip van de aanzienlijke instroom van vluchtelingen uit buurlanden en de daarmee gepaard gaande financiële lasten, de verstoring van het handelsverkeer met regionale partners zoals Irak en Syrië en de extra kosten als gevolg van de verstoring van de traditionele energievoorziening vanuit Egypte en van de doorvoerroutes door Syrië naar Turkije.

Voor de EU heeft de handhaving van het uitvoersubsidieprogramma naar alle waarschijnlijkheid geen significante economische gevolgen. Het Jordaanse aandeel in de wereldhandel is zeer gering (0,04 % in 2013). De bilaterale handelsbalans tussen de EU en Jordanië is zeer sterk in het voordeel van de EU: de uitvoer van goederen vanuit de EU naar Jordanië is goed voor 92 % van de in totaal 4,0 miljard EUR aan bilaterale goederenhandel in 2014. Tegelijkertijd staan de Jordaanse producten niet wezenlijk in concurrentie met de uit de EU uitgevoerde producten op de markten van derde landen.

In het licht van deze overwegingen kan de EU zich in de Algemene Raad van de WTO aansluiten bij de groeiende consensus ten gunste van het ontheffingsverzoek.