Toelichting bij COM(2016)123 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad zijn voor 2016 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de Uniewateren en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Deze vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met andere beleidsgebieden van de Unie, met name op het vlak van milieu.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de nieuwe basisverordening voor het GVB.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het GVB is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag moet de Raad maatregelen vaststellen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

• In het voorstel wordt rekening gehouden met de feedback van belanghebbenden, adviesraden, nationale overheidsdiensten, vissersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel beoogt de wijziging van Verordening (EU) 2016/72 zoals hieronder beschreven.

Zandspiering is een kortlevende soort waarvoor het wetenschappelijke advies in de tweede helft van februari beschikbaar komt, terwijl de visserij al in april van start gaat. In Verordening (EU) 2016/72 van de Raad is de totale toegestane vangst (TAC) op nul vastgesteld. Deze moet derhalve worden gewijzigd overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de ICES van 22 februari 2016.

Hoewel de TAC's voor roggen in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k en van VII in bijlage IA niet van toepassing zijn op kleinoogroggen (Raja microocellata), staat in de voetnoten bij de desbetreffende vangstmogelijkhedentabellen dat vangsten van die soort afzonderlijk moeten worden gemeld. Die voetnoten moeten worden gecorrigeerd.

In bijlage IB moet de rapporteringscode voor andere soorten in de Groenlandse wateren worden gecorrigeerd zodat de vangsten correct kunnen worden gemeld. De vangstmogelijkhedentabel moet worden bijgewerkt en aangeven dat de tabel van toepassing is op alle bijvangsten in de Groenlandse wateren behalve grenadiervissen, waarvan de bijvangsten onder afzonderlijke vangstmogelijkhedentabellen vallen.

Na overleg met Noorwegen heeft de Unie ingestemd met de overdracht van 25 000 ton blauwe wijting in ruil voor Arctische kabeljauw en schelvis, leng en enkele andere soorten. Die afspraken moeten in de verordening inzake vangstmogelijkheden worden verwerkt.

In bijlage IB moeten de cijfers in de vangstmogelijkhedentabel voor kabeljauw in I en IIb worden gecorrigeerd om rekening te houden met de quotatoewijzing overeenkomstig Besluit 87/277/EEG van de Raad.

In bijlage IF moet een rapporteringscode worden toegevoegd zodat de bijvangsten van Atlantische slijmkop in SEAFO-deelsector B1 correct kunnen worden gemeld.

De Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) heeft in 2016 op haar vierde jaarvergadering een TAC voor Chileense horsmakreel vastgesteld. Die TAC moet in de verordening worden opgenomen.

In bijlage VIII zijn het aantal vismachtigingen voor Venezolaanse vaartuigen die in de wateren van Frans-Guyana op snappers vissen, en het maximumaantal vaartuigen dat op enig moment in het gebied aanwezig mag zijn, niet vastgesteld. Totdat het wetenschappelijk advies voor het bestand is bijgewerkt, moeten de aantallen op het niveau van 2015 blijven.