Toelichting bij COM(2014)549 - Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU in 2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014DC0549

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2013 /* COM/2014/0549 final */


1.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2013

2.

1. Achtergrond bij het jaarverslag over de OTO-activiteiten


Het jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie (EU) wordt opgesteld in overeenstemming met artikel 190 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het doel van dit verslag is om een overzicht te geven van een aantal belangrijke maatregelen die tijdens het verslagjaar zijn getroffen.

3.

2. De bredere politieke context in 2013


In 2013 hebben de lidstaten aanzienlijke hervormingen opgestart en voortgezet om terug te keren naar duurzame economische groei en welvaart. De Europese Commissie trof belangrijke maatregelen ter verbetering en aanvulling van deze inspanningen. Zo werden onder meer de sociale partners actiever betrokken in het kader van het Europees semester. Daardoor is het herstel van de Europese economie sinds het begin van 2013 geleidelijk op gang gekomen, wat in het tweede kwartaal van 2013 duidelijker werd. Terwijl het herstel zich naar verwachting zal doorzetten, moet de Europese Unie blijven samenwerken om zijn mondiaal concurrentievermogen te versterken.

Ondanks het aanhoudende moeilijke economische klimaat van het afgelopen jaar heeft de EU door positieve structurele trends in werking te stellen vooruitgang geboekt met het verwezenlijken van de doelstellingen van Europa 2020. Deze trends betroffen onder meer het verhogen van het opleidingsniveau, het tot stand brengen van een meer duurzame energiemix, het verminderen van de koolstofintensiteit van de economie en de EU dichter bij haar streefcijfer van 3 % voor investeringen in O&I brengen.

Om de positie van Europa als mondiale speler te versterken en de economische groei weer op de rails te krijgen, is investering in onderzoek en innovatie (O&I) van cruciaal belang. Daarom bleef O&I centraal staan op de EU-agenda voor het creëren van slimme banen en groei en bleef het een middelpunt vormen bij EU-investeringen.

Horizon 2020, dat eind 2013 werd opgestart, is het financiële instrument ter uitvoering van het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief 'Innovatie-Unie''. Het nieuwe kaderprogramma is ontworpen om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en economische welvaart te bevorderen door financiering van kwalitatief hoogstaande wetenschap, technologie en innovatie.

4.

3. Horizon 2020


Na de reeks trilaterale onderhandelingen tussen de EU-instanties werd het Horizon 2020-pakket zowel op 21 november 2013 door het Europees Parlement, als op 3 december 2013 door de Raad van de Europese Unie met een duidelijke meerderheid aangenomen.

Het nieuwe EU-kaderprogramma[1], dat voor 2014-2020 een EU-begroting heeft van 79,2 miljard EUR in lopende prijzen, breekt met het verleden door een ingrijpende vereenvoudiging die bredere deelname, integratie van onderzoek en innovatie en een probleemgerichte aanpak mogelijk maakt. Horizon 2020 zal helpen de kloof tussen onderzoek en de markt te overbruggen en de excellentie verder te versterken, en biedt daarmee belangrijke mogelijkheden om nieuwe kennis en technologische doorbraken om te zetten in innovatieve diensten en producten van een hoog niveau.

Het nieuwe programma is bij uitstek geschikt om publieke en particuliere financieringsbronnen te combineren, met als doel de innovatieve bedrijven in Europa te stimuleren.

· Er is gezorgd voor meer particuliere investering om belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en tegelijkertijd het Europese industriële concurrentievermogen te stimuleren. Op 10 juli 2013 heeft de Commissie voorstellen gedaan voor een aantal publiek-private en publiek-publieke partnerschappen die deel uitmaken van het pakket investeringen in innovatie[2]. Deze partnerschappen zullen een van de belangrijkste elementen van Horizon 2020 vormen: met een begroting van ruim 20 miljard EUR zal de samenwerking tussen de particuliere sector, de EU en de lidstaten grootschalige en langdurige innovatieactiviteiten mogelijk maken.


Er zijn maatregelen getroffen ter compensatie van het tekort aan beschikbare financiële middelen in Europa, dat een belangrijk obstakel vormt voor het op de markt brengen van innovaties. De risicodelende financieringsfaciliteit, die door de Europese Commissie en de groep van de Europese Investeringsbank gezamenlijk is opgezet, heeft ervoor gezorgd dat de EIB voor elke miljard euro van de EU-begroting 12 miljard euro aan leningen toekent, en meer dan 30 miljard euro aan definitieve investeringen voor O&I. Sinds 2007 heeft dit geleid tot 40 miljard EUR aan extra middelen voor onderzoek- en innovatieactiviteiten die anders niet zouden zijn gefinancierd. In overeenstemming met de „mainstreaming”-aanpak van Horizon 2020 zijn er maatregelen voorzien om een adequaat ondersteuningssysteem op te zetten waarvan met name kmo's zullen profiteren, en waarmee hun toegang tot de financieringsmogelijkheden van het gehele programma beter zal worden. Het nieuwe specifieke kmo-instrument ondersteunt de meest innovatieve ideeën van Europese kmo’s die blijk geven van een sterke ambitie op het gebied van ontwikkeling, groei en internationalisering. Binnen de doelstelling van 20 % van de algehele financiering van de maatschappelijke uitdagingen en de specifieke doelstelling Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën is 5 % toegekend voor de oproep tot het indienen van voorstellen tijdens de periode 2014/2015 en 7 % voor de totale looptijd van het programma.

Naast de politieke besluitvorming, heeft de Commissie de nodige voorbereidingen op de uitvoering van het nieuwe programma getroffen.

a) Werkprogramma’s voor 2014-2015 in het kader van Horizon 2020

Op 10 december 2013 heeft de Europese Commissie het eerste werkprogramma in het kader van Horizon 2020 aangenomen. De Commissie gaf de financieringsprioriteiten voor de komende twee jaar aan, en bood daarmee onderzoekers en bedrijven een grotere zekerheid dan ooit tevoren wat betreft de richting van onderzoeks- en innovatiemogelijkheden in de EU. De oproep tot het indienen van voorstellen werd op 11 december 2013 gepubliceerd. Hieronder enkele van de voornaamste aspecten.

Speciale aandacht gaat uit naar kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), in het bijzonder via een nieuw, specifiek instrument. Alleen al in 2014 zullen kmo's in het kader van deze nieuwe, exclusieve regeling 253 miljoen EUR aan subsidies kunnen aanvragen. Zoals voorzien in de oproepen tot het indienen van voorstellen voor 2014/2015 is een totale begroting van bijna 20 miljoen EUR bestemd voor individuele subsidies van de Europese Onderzoeksraad (bijna 14 miljoen EUR) en voor Marie Skłodowska-Curie-acties (bijna 7 miljoen EUR), ter bevordering van opleiding en mobiliteit van onderzoekers. Om de innovatiekloof te helpen aanpakken, omvatten de verbredende maatregelen oproepen voor „Leerstoelen van de Europese onderzoeksruimte," (34 miljoen EUR), maatregelen voor teamvorming (12 miljoen EUR) in 2014 en twinning (74 miljoen EUR) in 2015.

5.

b) Vereenvoudigde toegang


Op 4 december 2013 werd een nieuwe versie van het deelnemersportaal voor onderzoek en innovatie opgestart, met een verbeterde IT-capaciteit, modernere technologie en een gereorganiseerde en vereenvoudigde navigatie, alsmede een verder ontwikkelde indeling en inhoud. De nieuwe online handleiding voor deelnemers aan het Horizon 2020-programma, de „Horizon 2020 Online Manual”, werd in samenwerking ontwikkeld om het inzicht in de processen van het programma te vergroten. De handleiding is vanaf elk onderdeel van het deelnemersportaal[3] goed toegankelijk; gebruikers worden rechtstreeks naar het relevante hoofdstuk in de handleiding doorverwezen.

6.

4. De Innovatie-Unie


De Innovatie-Unie heeft binnen de Europa 2020-strategie een centrale plaats gekregen, teneinde het innoverend vermogen van Europa te bevorderen. Door meer in O&I te investeren, belanghebbenden te mobiliseren en innovatie in belangrijk Europees, nationaal en regionaal beleid te integreren, slaagt de Innovatie-Unie erin een momentum rond innovatie te creëren.

De Innovatie-Unie is een strategie met een grote reikwijdte, die erin slaagt het innovatie-ecosysteem van Europa te veranderen door een groot aantal elementen die daarop van invloed zijn, aan te pakken. Er is uitstekende vooruitgang geboekt bij de verwezenlijking van elk van de prioriteiten van de Innovatie-Unie.

De kennisbasis versterken en fragmentatie verminderen: de kennisbasis in Europa wordt versterkt, met name dankzij de start van Horizon 2020, de toespitsing van Europese fondsen voor regionale ontwikkeling op intelligente specialisatiestrategieën, de ondersteuning voor de ontwikkeling van vaardigheden, en de vooruitgang met de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte (zie punt 5). Ideeën op de markt brengen: er zijn grote inspanningen geleverd om in hulpmiddelen te voorzien die een meer innovatievriendelijke bedrijfsomgeving in Europa kunnen helpen creëren, zoals het eenheidsoctrooi en de herziene richtlijnen inzake overheidsopdrachten, die betere innovatiemogelijkheden bieden. Er zijn instrumenten om financiering te vergemakkelijken, met name in het kader van Horizon 2020, die vruchten beginnen af te werpen, waaronder sterkere schuld- en eigenvermogensfaciliteiten en het paspoort voor durfkapitaal.

Terwijl openbare interventie in het verleden meestal werd toegepast om het aanbod van onderzoek en nieuwe kennis te stimuleren, wordt deze methode steeds vaker gebruikt om de vraag naar innovatie te stimuleren, o.a. met instrumenten als precommerciële overheidsopdrachten, innovatie-vriendelijke regelgeving en het vaststellen van normen. Zo werd onder meer de aanschaf van innovatie vergemakkelijkt, werd er een screeningmethode voor het effect van regelgeving op innovatie ontwikkeld en getest, werd het actieplan voor eco-innovatie opgestart, en werd de normstelling gemoderniseerd en versneld.

Sociale en territoriale cohesie maximaliseren: de Innovatie-Unie heeft zich ook de taak gesteld om de territoriale en sociale cohesie aan te pakken. Zo zijn er, als voorafgaande voorwaarden voor investeringsprioriteiten in het kader van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, strategieën voor slimme specialisatie vastgesteld, met als doel ​​betere innovatieprestaties in de Europese regio's en lidstaten te bevorderen, zonder in te boeten op kwaliteit. De sterkere nadruk op innovatie van de sociale en publieke sector zorgt voor een verdere uitbreiding en een grotere maatschappelijke impact van innovatie, evenals een nieuwe instelling met betrekking tot wie de belanghebbenden zijn van de innovatie en wie er een belangrijke speler kan zijn in de verandering van de EU. Momenteel neemt in het bijzonder de impuls voor innovatie van de publieke sector toe, waarin de acties verder gingen dan oorspronkelijk van de Innovatie-Unie werd verwacht. De Europese innovatiepartnerschappen (EIP’s) voorzien in een nieuwe benadering van EU-onderzoek en innovatie. Er zijn vijf EIP’s opgericht op de belangrijke gebieden, te weten actief en gezond ouder worden, water, landbouw, grondstoffen en slimme steden. Ze bevinden zich nu allemaal in de uitvoeringsfase. De prioriteiten zijn vastgesteld, er zijn een groot aantal partners van zowel de vraag- als de aanbodzijde van innovatie aangetrokken en de eerste resultaten beginnen te komen. Zo zijn bijvoorbeeld goede praktijken, praktische hulpmiddelen voor reproductie, en gegevensverzamelingen van de bewezen impact en toepassingen van geïntegreerde diensten in kaart gebracht.

Een groep deskundigen heeft de vooruitgang beoordeeld en de algehele prestaties van de EIP’s geëvalueerd. De groep heeft geconcludeerd dat het EIP het juiste middel is om toekomstige economische groei en welvaart in Europa te stimuleren. Hun aanbevelingen betreffen verbeteringen die in de huidige EIP’s kunnen worden doorgevoerd en belangrijke veranderingen in de oprichting en organisatie van toekomstige EIP’s.

De externe impact van onze beleidsmaatregelen vergroten: ook de mondiale dimensie van innovatie is in aanmerking genomen. Er zijn verschillende initiatieven ontplooid om de aantrekkelijkheid van Europa als onderzoeks- en innovatiebestemming te vergroten, en de partnerschappen tussen de EU en haar lidstaten zijn versterkt door betere definiëring van de prioriteiten bij de samenwerking met derde landen, waaronder de ontwikkeling van mondiale onderzoeksinfrastructuren. Op weg naar verwezenlijking: de vooruitgang van onderzoeks- en innovatieprestaties in Europa en de lidstaten is in het kader van de geïntegreerde economische coördinatie (het „Europees semester”) gevolgd door middel van het Innovatie-Uniescorebord[4], het verslag over het concurrentievermogen van de Innovatie-Unie en de nieuwe prestatie-indicator voor innovatie. De nieuwe indicator maakt gebruik van vier indicatoren van de outputs en de soorten bedrijfsactiviteiten in het Innovatie-Uniescorebord, die zijn gegroepeerd in drie componenten (octrooien, werkgelegenheid in kennisintensieve activiteiten en het concurrentievermogen van kennisintensieve goederen en diensten), en van een nieuwe manier van meten van de werkgelegenheid bij snelgroeiende ondernemingen in innovatieve sectoren.

Het toezicht zal door middel van de beleidsondersteuningsfaciliteit in het kader van Horizon 2020 worden voortgezet. De uitwisseling van beste praktijken en kennis is eveneens door de EU vergemakkelijkt.

In de afgelopen jaren heeft er een belangrijke verschuiving in de juiste richting plaatsgevonden, waardoor de prestatiekloof wat betreft innovatie met onze belangrijkste concurrenten verder is gedicht. Uit het meest recente Innovatie-Uniescorebord blijkt dat de EU er sinds 2008 in is geslaagd om bijna de helft van de prestatiekloof op het gebied van innovatie met de VS en Japan te dichten. De kloof met Zuid-Korea wordt echter steeds groter en China is op hoog tempo bezig zijn achterstand in te halen. Daarom moeten de EU, haar lidstaten en andere belanghebbenden blijven samenwerken om het Europese ecosysteem voor innovatie te verbeteren.

7.

5. De Europese onderzoeksruimte (EOR)


Naar aanleiding van de goedkeuring van de mededeling van de Commissie inzake „Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoeksruimte” (EOR-mededeling) van 17 juli 2012 en de oprichting van het EOR-monitoringmechanisme om de voortgang van de uitvoering van de EOR te controleren, zette de Commissie de consolidatie van het EOR-monitoringmechanisme gedurende 2013 voort. De Commissie werkte nauw samen met de nieuw opgerichte ad-hocwerkgroep voor toezicht van het Comité Europese Onderzoeksruimte (CEOR), met het oog op de verfijning van de EOR-indicatoren en bijbehorende gegevensverzamelingsmethoden, met name de EOR-enquête.

Het werk aan EOR-monitoringmechanisme resulteerde in september 2013 in de goedkeuring van het eerste EOR-voortgangsverslag, dat een momentopname bevat van de situatie in de lidstaten en een aantal geassocieerde landen en de basis legt voor een volledige evaluatie van de vorderingen in het volgende jaar[5]. Het EOR-voortgangsverslag voor 2013 is in september 2013 besproken tijdens de zittingen van de Raad Concurrentievermogen, waar de behoefte aan snellere structurele hervormingen van de nationale systemen en beter toezicht op de vorderingen van de EOR opnieuw is onderstreept. De verspreiding van het EOR-voortgangsverslag voor 2013 voorzag in een evaluatie van de geboekte vorderingen in de doelgebieden, zoals open en eerlijke werving van onderzoekers of optimale circulatie van wetenschappelijke kennis.

Bovendien benadrukte de in 2013 aangenomen jaarlijkse groeianalyse voor 2014[6] de noodzaak voor de lidstaten om hervormingen in overeenstemming met de EOR-mededeling door te voeren, en konden het EOR-monitoringmechanisme en het voortgangsverslag hierdoor volledig in de beleidscyclus van het Europees semester worden geïntegreerd.

De tenuitvoerlegging van de EOR-mededeling op het niveau van belanghebbenden in onderzoeken is bevorderd middels de uitbreiding en versterking van het belanghebbendenplatform. In juli 2013 heeft een zesde organisatie[7] zich bij het platform gevoegd. De zes belanghebbendenorganisaties[8] en de Commissie ondertekenden op 13 december 2013 een gezamenlijke verklaring. Alle organisaties bevestigden opnieuw hun gezamenlijke verbintenis om de doelstellingen van de EOR te verwezenlijken. Aan het einde van 2013 brachten alle belanghebbenden verslag uit over de vorderingen die waren gemaakt bij de nakoming van hun verbintenissen om de EOR te realiseren, waarna ze hun inbreng verwerkten in het EOR-voortgangsverslag voor 2013.

Het EOR-manifest, een onlangs gelanceerd initiatief van het Europees Parlement dat leden van het Europees Parlement en belanghebbenden in onderzoek samenbrengt, gaf ook een nieuwe impuls aan de uitvoering van de EOR-maatregelen op het gebied van de nationale autoriteiten en belanghebbenden in onderzoek.

8.

6. Internationale samenwerking


2013 was het eerste volledige jaar voor de tenuitvoerlegging van de mededeling „Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie: een strategische benadering”[9]. In lijn met de Innovatie-Unie heeft de strategie tot doel de topkwaliteit en aantrekkelijkheid van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, evenals haar economische en industriële concurrentievermogen te versterken, mondiale maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, en het externe beleid van de Unie te ondersteunen. Met dit oogmerk werd de strategie tijdens het interinstitutionele debat in het wetgevingspakket Horizon 2020 opgenomen. Het pakket omvat een beleid voor associatie met Horizon 2020, gericht op uitbreidings-, EVA- en nabuurschapslanden. In 2013 zijn onderhandelingen met een aantal landen begonnen. De parafering van de overeenkomst met Israël volgde in december.

Het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIC) heeft zijn reglement van orde herzien en gestroomlijnd teneinde de internationale samenwerkingsactiviteiten van en met de lidstaten beter te coördineren. Het panel voor onderzoek en innovatie van het Oostelijk Partnerschap is overeengekomen om samen aan een gezamenlijke strategie voor samenwerking te werken. Tijdens de beleidsdialoog op hoog niveau over wetenschap, technologie en innovatie tussen de EU en Afrika in november 2013, hebben de partijen ingestemd om een gezamenlijk gefinancierd en gezamenlijk in eigendom gehouden onderzoek- en innovatiepartnerschap voor de lange termijn op te bouwen, dat in de eerste plaats gericht is op voedsel- en voedingszekerheid en duurzame landbouw.

In mei vond in Galway de bijeenkomst op hoog niveau „De Atlantische Oceaan: een gedeelde bron” plaats, hetgeen leidde tot de ondertekening van de Verklaring van Galway door de EU, Canada en de VS en de oprichting van de trans-Atlantische alliantie voor onderzoek op oceanografisch gebied.

In de VS werden samen met de lidstaten en geassocieerde landen drie „Destination Europa”-conferenties georganiseerd ter bewustmaking van de topkwaliteit van Europees onderzoek en de in Europa beschikbare carrière- en financieringsmogelijkheden voor onderzoekers uit de hele wereld.

In overeenstemming met het doel van het bevorderen van een gelijk speelveld voor samenwerking en het aanpakken van randvoorwaarden die de samenwerking belemmeren, vond in november 2013 in Peking de eerste samenwerkingsdialoog op hoog niveau over Innovatie met China plaats. Er was sprake van een gemeenschappelijk belang bij het stimuleren van voorspelbare, transparante en efficiënte randvoorwaarden op het gebied van innovatie. Ook werd er een gespecialiseerde werkgroep voor samenwerking op het gebied van onderzoek ingesteld om succesvolle praktijken in Europa en China te identificeren en te bevorderen.

Het EU-Rusland Jaar van de Wetenschap ging in november met succes van start. Dit evenement op hoog niveau gaf beide partijen de mogelijkheid om hun inzet voor de wetenschaps- en technologiesamenwerking tussen de EU en Rusland te benadrukken.

9.

7. Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO)


Het GCO is de interne wetenschappelijke dienst van de Europese Commissie en is de enige dienst van de Commissie die met rechtstreeks onderzoek belast is. De opdracht van het GCO is het EU-beleid tijdens de gehele beleidscyclus van onafhankelijke, op bewijs gebaseerde wetenschappelijke en technische ondersteuning te voorzien. Het GCO zoekt in nauwe samenwerking met beleidsbepalende directoraten-generaal naar oplossingen voor de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen en stimuleert innovatie door nieuwe methodes, instrumenten en normen te ontwikkelen en zijn kennis te delen met de lidstaten, de wetenschappelijke gemeenschap en internationale partners.

In 2013 gaf het GCO gehoor aan een ​toenemend aantal verzoeken van diensten van de Commissie voor wetenschappelijke beleidsondersteuning met betrekking tot de prioriteiten van de EU, met name in verband met het ontwerp van de EU voor slimme groei in het kader van de Europa 2020-strategie. Het GCO verleende directe wetenschappelijke ondersteuning op thematische beleidsterreinen waaronder financiële stabiliteit en de economische en monetaire unie; de interne markt, groei, werkgelegenheid en innovatie; een koolstofarme economie, efficiënter gebruik van hulpbronnen en klimaatverandering; energie en vervoer; landbouw en voedselzekerheid; gezondheid en bescherming van de consument; de informatiemaatschappij en de digitale agenda; volksgezondheid en openbare veiligheid, nucleaire veiligheid en beveiliging.

Om haar toenemende verantwoordelijkheden op efficiënte wijze te beheren, heeft het GCO voor een meer multidisciplinaire en sectoroverschrijdende benadering gekozen door het eerste GCO-werkprogramma (2014-2015) in het kader van de Horizon 2020-strategie uit te werken. Dit werkprogramma is gebaseerd op een nieuw ontworpen voortschrijdend plan en een verder uitgesplitste projectstructuur. Een combinatie van sterkere innovatie en nieuwe internationale partnerschappen draagt bij aan het oplossen van dringende mondiale problemen, zoals klimaatverandering, gezondheid, voedselzekerheid en armoede. De verbeterde betrekkingen en netwerken van het GCO met de EU en internationale partners zijn cruciaal voor wereldwijde wetenschappelijke topkwaliteit.

Teneinde het beleid met degelijk wetenschappelijk bewijs en een gedegen analyse te kunnen onderbouwen, zijn moderne infrastructuur voor wetenschappelijke activiteiten, gegevens van kwaliteit en de juiste analytische instrumenten vereist. Als voorbeeld daarvan werd er bij de vestiging van het GCO te Ispra (Italië) een nieuw, milieuvriendelijk en energie-efficiënt wetenschapsgebouw geopend.

10.

8. Tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma


In 2012 schreef de Europese Commissie in het kader van het zevende kaderprogramma (KP7) de grootste serie oproepen tot het indienen van voorstellen ooit uit. Om de overgang naar Horizon 2020 te vergemakkelijken, werd er sterk gericht op maatregelen die een breed scala aan activiteiten integreren die potentieel een hoge impact kunnen creëren. In 2013 zijn ongeveer 45 oproepen tot het indienen van voorstellen afgerond met een totale indicatieve begroting van 4,9 miljard EUR. In totaal werden er circa 20 000 in aanmerking komende voorstellen ingediend, waarvan bijna 3 000 voor financiering werden geselecteerd. Dat betekent dat bijna 15 % van de voorstellen steun heeft gekregen.

Bij de in aanmerking komende voorstellen waren in totaal 67 630 deelnemers betrokken. De totale projectkostprijs bedroeg meer dan 34 miljard EUR en de totale aangevraagde EU-bijdrage bijna 28 miljard EUR. Bij de geselecteerde voorstellen waren in totaal 12 702 deelnemers betrokken. De totale projectkostprijs bedroeg bijna 6 miljard EUR en de totale aangevraagde EU-bijdrage meer dan 4 miljard EUR. Het algehele slagingspercentage was 18,78 % wat betreft de aanvragers die steun hebben ontvangen en 15,96 % wat betreft de aangevraagde EU-bijdrage.

11.

9. Vooruitzichten voor 2014


De Commissie blijft zich inzetten voor de uitvoering van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. De Commissie werkt momenteel aan de tenuitvoerlegging van de mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake onderzoek en innovatie als bronnen van toekomstige groei getiteld „Onderzoek en innovatie: de bronnen van toekomstige groei”.[10]

Voor de ontwikkeling van het Horizon 2020-werkprogramma voor 2016-2017 zal de Commissie bredere raadpleging van en bespreking met de lidstaten als een van de prioriteiten beschouwen. De Commissie zal ook rekening houden met nieuwe informatie met betrekking tot wetenschappelijke, technologische, economische, markt- en maatschappelijke trends en prognoses, alsmede met huidige en nieuwe beleidsbehoeften, om haar concurrentievoordeel te vergroten en nieuwe kansen te kunnen grijpen.

In 2014 zal de Commissie ook verder werken aan de verwezenlijking van de Innovatie-Unie. De Commissie zal de „Stand van zaken rond de Innovatie-Unie 2010-2014”, alsmede de resultaten en de belangrijkste bevindingen presenteren. In het licht van de aanhoudende crisis is het echter van belang dat Europa zich blijft inspannen om de Innovatie-Unie werkelijkheid te laten worden.

Het EOR-voortgangsverslag voor 2013 is in september 2013 tijdens de zittingen van de Raad Concurrentievermogen besproken en zal de weg effenen voor de goedkeuring van de conclusies van de Raad over de EOR in 2014. Na de publicatie van het voortgangsverslag voor 2014, dat in september wordt uitgegeven, zal de Commissie een conferentie organiseren. Er zal een volledige evaluatie plaatsvinden van de bij de tenuitvoerlegging van de EOR geboekte vooruitgang door middel van de EOR-enquête voor 2014, bedoeld om uitvoeringsmaatregelen te identificeren die nodig zijn om een interne markt voor onderzoekers, kennis en technologie te voltooien. De EOR-enquête voor 2014 zal een cruciale rol spelen bij het identificeren van gebieden waarin vorderingen zijn gemaakt en waarvoor nog verdere inspanningen vereist zijn.

Verder is de Commissie een EU-brede raadpleging van alle belanghebbenden gestart over de lessen die kunnen worden getrokken en over de belangrijkste factoren die de Commissie kunnen helpen om de volgende fasen van de groeistrategie na de crisis voor de periode 2015-2020 vorm te geven. Begin 2015 zal de Commissie concrete voorstellen indienen.

[1] ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/news

[2] Op 15 april 2014 goedgekeurd door het Europees Parlementen op 6 mei 2014 door de Raad van de Europese Unie.

[3] ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop

[4] ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation

[5] De EOR-enquête voor 2013 omvatte de feiten en cijfers waaruit de verschillende niveaus van vooruitgang op weg naar de voltooiing van de EOR bleken, die uitdrukking gaven aan nationale prioriteiten. Zie ec.europa.eu/research/era/era-progress-2013

[6] COM(2013) 800 definitief.

[7] De Conference of European Schools for Advanced Engineering Education and Research (CESAER) voegde zich op 17 juli 2013 door middel van een eenzijdige verklaring aan de Commissie als zesde belanghebbendenorganisatie bij het belanghebbendenplatform.

[8] Deze belanghebbendenorganisaties zijn: De European Association of Research and Technological Organisations (EARTO), de Vereniging van Europese universiteiten (EUA), de League of European Research Universities (LERU), NordForsk, Wetenschappelijk Europa en CESAER.

[9] COM(2012) 497.

[10] COM(2014) 339.