Toelichting bij COM(2016)295 - Intrekking van Besluit 2010/401/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Cyprus

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 18.5.2016


COM(2016) 295 final

Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/401/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Cyprus


2.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/401/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Cyprus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 13 juli 2010 heeft de Raad, na een aanbeveling van de Commissie, bij Besluit 2010/401/EU 1 overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag besloten dat er in Cyprus een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat volgens de door de Cypriotische autoriteiten in april 2010 meegedeelde gegevens het overheidstekort in 2009 op 6,1 % van het bbp uitkwam, waarmee het boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp uitkwam. De bruto-overheidsschuld zou naar verwachting in 2010 ongeveer 62 % van het bbp belopen, waarmee deze boven de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp uitkwam.

Diezelfde dag heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad, op grond van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Cyprus gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2012 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie. Die aanbeveling van de Raad is openbaar gemaakt.

Op 27 januari 2011 was de Commissie tot de conclusie gekomen dat, op basis van de toentertijd beschikbare informatie, Cyprus maatregelen had getroffen waarmee voldoende vooruitgang werd geboekt in de richting van de correctie van het buitensporige tekort binnen de door de Raad vastgestelde termijnen. Op 11 januari 2012 heeft de Commissie bevestigd dat Cyprus effectieve maatregelen had getroffen met het oog op een tijdige en duurzame correctie van het buitensporige tekort.

De Cypriotische autoriteiten hebben om financiële bijstand van de Europese Unie, de lidstaten die de euro als munt hebben en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) verzocht om de economie van Cyprus opnieuw op een duurzaam groeipad te helpen brengen. Op 25 april 2013 heeft de Raad een besluit tot Cyprus gericht inzake specifieke maatregelen om de financiële stabiliteit en de duurzame groei te herstellen 2 . Tegelijk heeft het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) Cyprus een faciliteit voor financiële bijstand toegekend. In het kader daarvan is door de Cypriotische autoriteiten en de Commissie, die namens het ESM handelde, op 26 april 2013 een memorandum van overeenstemming over de specifieke economische beleidsvoorwaarden ondertekend.

Op 16 mei 2013 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad, geconcludeerd dat doeltreffende actie was ondernomen, maar dat er zich na de vaststelling van de herziene aanbeveling in 2010 onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan. Daarom oordeelde de Raad, na een aanbeveling van de Commissie, dat aan de in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1467/97 genoemde voorwaarden was voldaan en richtte hij een herziene aanbeveling tot Cyprus overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2016 een eind te maken aan de buitensporigtekortsituatie.

Op 6 september 2013 concludeerde de Commissie dat Cyprus doeltreffende actie had ondernomen om het buitensporige tekort tegen 2016 te corrigeren, zoals de Raad op 16 mei 2013 had aanbevolen.

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 472/2013 was Cyprus vrijgesteld van afzonderlijke verslaglegging in het kader van de buitensporigtekortprocedure en deed het verslag in het kader van zijn macro-economische aanpassingsprogramma.

In maart 2016 heeft Cyprus zijn driejarig macro-economische aanpassingsprogramma verlaten, dat onder meer de implementatie van een ambitieuze hervormingsagenda omvatte en heeft bijgedragen tot het verzekeren van financiële stabiliteit, het verbeteren van de overheidsfinanciën en het herstel van duurzame economische groei.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad 3 , tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsmede over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Op basis van ter kennis gebrachte gegevens dient de Raad een besluit te nemen over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgestelde drempel van 3% van het bbp niet zal overschrijden 4 .

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de door België gedane kennisgeving van april 2016 heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma 2016 en uit de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

– in 2015 beliep het totale overheidstekort 1,0% van het bbp, waardoor het tekort één jaar vóór de door de Raad vastgestelde termijn onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het bbp werd gebracht. Deze verbetering was het gevolg van inspanningen inzake begrotingsconsolidatie en de uitwerking van de eenmalige impact van maatregelen voor de stabilisatie van de financiële sector op het tekort van 2014.

– Het stabiliteitsprogramma 2016 dat het Cypriotische kabinet op 13 mei 2016 heeft ingediend, gaat uit van een overheidstekort van 0,4 % van het bbp in 2016 en van 0,5 % van het bbp in 2017. In de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie wordt gerekend met een nominaal saldo bij ongewijzigd beleid van -0,4% van het bbp in 2016 en van 0% van het bbp in 2017. Bijgevolg zal het tekort tijdens de prognoseperiode naar verwachting onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven.

– De Commissie is van oordeel dat het structurele saldo, d.w.z. het algemene overheidssaldo conjunctuurgezuiverd en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, over de periode 2013-2015 met 6,6 % van het bbp is verbeterd.

– De bruto schuldquote van de overheid is gestegen van 102,5% in 2013 tot 108,9% in 2015, als gevolg van de overheidssteun voor de financiële sector en de krimp van het nominale bbp. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal de totale overheidsschuld in 2016 stabiel blijven om in 2017 te dalen tot 105,4% van het bbp, in hoofdzaak als gevolg van een stijging van het nominale bbp.

Cyprus valt met ingang van 2016, het jaar na de correctie van het buitensporig tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en moet zorgen voor inachtneming van zijn middellangetermijndoelstelling, de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang boeken in de richting van de vervulling van het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van 7 juli 1997. Tegen deze achtergrond lijkt Cyprus zijn middellangetermijndoelstelling in 2016 te zullen halen, terwijl voor 2017 een lichte afwijking wordt verwacht. Het structurele saldo van Cyprus zal verder verslechteren dan hetgeen volgens de overgangsregel voor de schuld is toegestaan. In 2017 zullen verdere maatregelen nodig zijn.

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Cyprus gecorrigeerd en dient Besluit 2010/401/EU derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

3.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Cyprus is gecorrigeerd.

4.

Artikel 2


Besluit 2010/401/EU wordt ingetrokken.

5.

Artikel 3


Dit besluit is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel,

6.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) Besluit 2010/401/EU van de Raad van 13 juli 2010 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Cyprus (PB L 186 van 20.7.2010, blz. 30).
(2) Besluit 2013/236/EU van de Raad van 25 april 2013 gericht tot Cyprus inzake specifieke maatregelen om de financiële stabiliteit en de duurzame groei te herstellen (PB L 141 van 28.5.2013, blz. 32).
(3) Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz.

1).
(4) Overeenkomstig de "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's" van 3 september 2012. Zie:
ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance